Vraag nr. 100 van 23 april 1998
van de heer MARC OLIVIER Adenomyose – Evolutie
Adenomyose is een vorm van endometriose, e e n gynaecologische aandoening gekenmerkt door de aanwezigheid van stukjes slijmvlies van de baar-moeder buiten de normale omgeving. De aandoning zou zich meer en meer voordoen in V l a a n d e-r e n . Op bepaalde diensten kwamen tien jaae-r gele-den slechts twee patiënten per jaar over de vloer, terwijl men nu met vier tot acht gevallen per week heeft te maken.
Deze vaststelling heeft niet alleen ongerustheid g e w e k t , maar ook het verlangen om de oorzaken te bepalen.
1. Beschikt de minister over cijfers die de belang-rijke toename van het aantal adenomyosepa-tiënten bevestigen ? Zo ja, kan zij deze cijfers meedelen ?
2. Heeft de minister zicht op de oorzaken van de-ze toename ?
3. Amerikaanse studies uit 1994 en de vaststelling dat de meeste patiënten tijdens hun puberteit in de nabijheid van de meest vervuilde centra woonden, wijzen op een band met dioxines. Kan de minister dit verband bevestigen ? 4. Wordt in Vlaanderen onderzoek uitgevoerd
naar de oorzaken van de toename van het aan-tal adenomyosepatiënten ? Zo neen, heeft de minister initiatieven genomen om daarvoor financiële middelen ter beschikking te stellen ?
Antwoord
1. Endometriose is een relatief frequente aandoe-ning. Van alle vrouwen in de vruchtbare leeftijd zouden 8 tot 15 % in enige mate last van endo-metriose ondervinden.
Echte epidemiologische onderzoeksgegevens over een toenemend voorkomen van adenomy-o s e, een bepaalde vadenomy-orm van endadenomy-ometriadenomy-ose met waarschijnlijk een specifieke pathogenese, z i j n mij voor Vlaanderen niet bekend. Wel houden sommige gynaecologische centra uiteraard cij-fers bij over het aantal behandelde patiënten. Vanuit de diensten van de Université Catholi-que de Louvain (UCL) kwamen er op die basis
onlangs inderdaad berichten in de pers over een i n c i d e n t i e s t i j g i n g. Ook uit de vakliteratuur blijkt dat de incidentie van ernstige vormen van endometriose de laatste decaden in "ontwikkel-de lan"ontwikkel-den" toenam.
2 en 3. De aetiologie van endometriose is zeker nog niet volledig uitgeklaard. Ook de relatie tussen dioxineblootstelling en het voorkomen van endometriose in de bevolking blijft hypo-t h e hypo-t i s c h . Op laborahypo-toriumschaal beshypo-taan er alvast argumenten om een dergelijke relatie aan te nemen, zij het dat de proeven gebeurden op een concentratieniveau dat normaal niet voor-komt in de leefomgeving. Zo werd bij vrouwelij-ke rhesusapen die via voedsel werden blootge-steld aan dioxines, in de tien daaropvolgende jaren endometriose vastgesteld. De laatste dosis waarbij deze effecten werden gezien, was 126 picogram/kilogram lichaamsgewicht/dag. De bij ons voorkomende mediane dagelijkse blootstelling aan dioxines vanuit het milieu wordt op 1 -2 picogram/kilogram lichaamsgewicht/dag geschat.
De Nederlandse Gezondheidsraad baseerde zijn advieswaarde voor maximaal toelaatbare dagelijkse inname van dioxines in belangrijke mate op dit onderzoeksgegeven inzake endome-triose. Een dergelijke opstelling, ingegeven van-uit een terecht gehanteerd voorzichtigheidsprin-cipe, resulteerde dus in een advieswaarde die bij naleving het potentieel risico van endometriose door dioxineblootstelling voorkomt. De advies-waarde bedraagt 1 picogram toxisch equivalent (TEQ)/kilogram lichaamsgewicht/dag en werd in Vlaanderen ondertussen ook als basis gebruikt voor het recente voorstel van richt-waarde voor dixoinedepositie. Ik zal niet nala-ten er mee voor te pleinala-ten dat deze richtwaarde in de reglementering wordt opgenomen.
4. Onderzoek naar endometriose gebeurt onder meer aan de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven).