• No results found

Lezersinterpretaties bij het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd in de

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lezersinterpretaties bij het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd in de "

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MA-scriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Communicatiekunde

Lezersinterpretaties bij het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd in de

nieuwsgenres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’

De invloed van werkwoordstijden en nieuwsgenres vanuit bottom-up en top-down perspectief

Auteur: Begeleider:

J. (Janna) Sijtsma Dr. N.M. Stukker

1864068

2

e

beoordelaar:

Prof. dr. J.C.J. Hoeks Leide 6

9103 PC Dokkum +31620584447

janna_ssf@hotmail.com

Dokkum, maart 2018

(2)

Samenvatting

Dit onderzoek kijkt vanuit zowel een bottom-up perspectief als een top-down perspectief naar de relatie tussen taal en genre. Het bottom-up perspectief bestudeert de invloed van taal op genre. Verscheidende onderzoeken toonden al aan dat taalgebruik medebepalend is voor de interpretatie van een bepaald genre, maar ook genre kan een beïnvloedende factor zijn voor de interpretatie van taalgebruik, zo stelt Stukker (2016). In het huidige onderzoek wordt er daarom ook vanuit dit, onderbelichte, top-down perspectief gekeken naar de invloed van genre op taal.

Aan de hand van een experiment wordt gekeken naar de interpretatie van lezers bij het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) en de onvoltooid verleden tijd (OVT) in de nieuwsgenres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’. Meer kennis over de invloed van genrekenmerken op de interpretatie van taal en vice versa kan de schrijver helpen om het verhaal op een dusdanige manier te schrijven en in een bepaalde vorm te gieten passend bij de gewenste interpretaties die hij wil oproepen.

In totaal hebben er 154 jongeren, die een HBO- of WO-opleiding volgen of gevolgd hebben, in de leeftijd van 18-30 jaar deelgenomen aan het onderzoek. De teksten van het experiment bestonden uit vier verschillende tekstvarianten: een nieuwsbericht in de OTT, een nieuwsbericht in de OVT, een reportage in de OTT en een reportage in de OVT. De participanten moest aan de hand van deze tekstfragmenten aangeven in welke mate zij getransporteerd werden, zich konden identificeren met de personages en hoe aantrekkelijk en acceptabel ze de tekst vonden.

Vanuit het bottom-up perspectief is onderzocht of de werkwoordsvorm (OTT of OVT) van invloed is op de wijze waarop de lezer het nieuwsbericht of de reportage interpreteert. De OVT creëert een zekere afstand, waardoor de verwachting is dat de lezer deze werkwoordsvorm minder subjectieve betekenissen toekent dan wanneer de OTT wordt gebruikt. Daardoor zal de lezer, binnen een genre, meer betrokkenheid (uitgedrukt in de variabelen transportatie en identificatie) ervaren wanneer de OTT is gebruikt dan wanneer een genre in de OVT staat. Ook is naar het effect van het gebruik van de OTT of OVT op de waardering (uitgedrukt in de variabelen aantrekkelijkheid en acceptatie) van de lezer gekeken bij een nieuwsbericht of reportage. De verwachting was dat de OTT meer wordt gewaardeerd dan de OVT.

Uit het onderzoek blijkt dat de lezer, tegen de verwachtingen in, een even hoge betrokkenheid

(3)

ervaart bij zowel OTT als OVT. Dit was het geval bij zowel een nieuwsbericht, als bij een reportage. Wel zijn er significante verschillen gevonden wat betreft waardering: bij teksten geschreven in de OTT ervaart de lezer een hogere waardering dan bij teksten geschreven in de OVT. Dit was zowel het geval bij nieuwsberichten als reportages. Dit laatste resultaat bevestigt de bottom-up theorie: taal heeft invloed op de interpretatie van genre.

Vanuit het top-down perspectief is onderzocht of het genre van invloed is op de wijze waarop de lezer de OTT of OVT interpreteert. Taalgebruikers hebben kennis over genreconventies en deze kennis laten ze meespelen bij het interpreteren van een tekst. De verwachting is dat de lezer zowel de OTT als de OVT in het meer subjectieve genre ‘reportage’ subjectievere betekenissen toekent dan wanneer deze werkwoordsvorm wordt gebruikt in het meer objectieve genre ‘nieuwsbericht’. Hierbij is de verwachting dat zowel de OTT als de OVT in reportages leidt tot een meer betrokken lezer (transportatie en identificatie) dan in nieuwsberichten. Ook bij deze benadering is gekeken naar het effect van de beide genres op de waardering (aantrekkelijkheid en acceptatie) van de lezer bij het gebruik van de OTT en de OVT. De verwachting was dat de reportage meer wordt gewaardeerd dan het nieuwsbericht.

Het onderzoek bevestigt het top-down perspectief: de lezer ervaart in reportages zowel bij de OTT als de OVT een hogere betrokkenheid (transportatie en identificatie) dan in nieuwsberichten. Voor wat betreft waardering worden reportages aantrekkelijker gevonden dan nieuwsberichten. Dit geldt bij zowel bij het gebruik van de OTT als de OVT. Een omgekeerd effect is gevonden bij acceptatie: nieuwsteksten werden meer geaccepteerd dan reportages. Ook de laatstgenoemde verschillen bevestigen het top-down perspectief dat waardering afhankelijk is van het genre waarin de werkwoordstijd staat.

Bovenstaande gevonden significante resultaten tonen een tendens richting bottom-up effecten van werkwoordstijden en top-down effecten van genre, maar er zijn daarentegen geen top-down interactie-effecten van genre op de interpretatie van werkwoordstijden gevonden.

Er kan voorzichtig worden geconcludeerd dat wanneer schrijvers meer waardering willen

creëren, ze meer kans hebben dit te bereiken wanneer ze de OTT, en niet de OVT, gebruiken

en wanneer schrijvers meer betrokkenheid en aantrekkelijkheid willen genereren ze het genre

reportage kunnen verkiezen boven nieuwsbericht. Bij acceptatie werkt dit juist de andere kant

op. Daar is het aan te raden dat schrijvers, wanneer ze een meer acceptabelere tekst willen

creëren, de vorm nieuwsbericht verkiezen boven reportage.

(4)

Voorwoord

Voor u ligt mijn Masterscriptie waarin experimenteel onderzoek wordt gedaan naar de invloed van werkwoordstijd en genre, binnen nieuwsteksten, op de interpretaties van de lezer. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de Masteropleiding Communicatiekunde, gevolgd aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Alweer een aantal jaren geleden ben ik begonnen met de Bachelor Romaanse Talen en Culturen.

Ik koos voor de richting Franse Taal en Cultuur om de simpele reden dat ik het Frans een zeer mooie taal vond. Sinds het begin van mijn opleiding heb ik de taalkundige aspecten van de studie het meest interessant gevonden. Zo is het schrijven van teksten één van de dingen die ik graag doe. Het was daarom geen verrassing dat ik het onderwerp voor mijn Bachelorscriptie zocht in de taalkundige hoek. Tijdens mijn Master Communicatiekunde heb ik het vak ‘Taal &

Tekstoptimalisatie’ van mevrouw Stukker gevolgd. Ik heb zowel de inhoud van de lessen als de manier van lesgeven van mevrouw Stukker altijd als leuk ervaren. Hierdoor was het kiezen van een richting voor mijn Masterscriptie snel gemaakt.

Na het afronden van mijn Mastervakken ben ik uit Groningen vertrokken om in Amsterdam stage te gaan lopen. Ik ben er tijdens deze periode achter gekomen welke dingen ik zoek, maar vooral ook de dingen die ik niet zoek, in een toekomstige baan. Na deze stageperiode ben ik begonnen met mijn scriptie. Zoals velen is dit proces niet zonder slag of stoot gegaan. Door persoonlijke redenen is het proces niet verlopen zoals ik op voorhand had gehoopt, maar op dit moment kan ik alleen maar ontzettend blij zijn dat het me is gelukt.

Ik zou graag een aantal mensen willen bedanken die mij hebben gesteund en hebben geholpen tijdens dit proces. Allereerst mevrouw Stukker die mij altijd goed heeft begeleid. Heel erg bedankt voor alle gesprekken en goede feedback. Ook een woord van dank aan mijn tweede begeleider meneer Hoeks. Daarnaast wil ik mijn moeder bedanken, die mij altijd wilde helpen en me bleef steunen tot het einde. En natuurlijk mijn vriendinnen, die altijd wel een manier vonden om me te motiveren.

Dokkum, maart 2018

Janna Sijtsma

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 1

1. Inleiding ... 5

1.1 Genre en genreconventies ... 5

1.2 Aanleiding onderzoek ... 6

1.3 Doel en relevantie onderzoek ... 7

1.4 Onderzoeksvragen ... 9

1.5 Leeswijzer ... 9

2. Theoretisch kader ... 11

2.1 Narratieve genres ... 11

2.1.1 Communicatieve doelen van narratieve genres ... 11

2.2 Het bottom-up perspectief ... 13

2.2.1 Taalkenmerken van narratieve genres ... 14

2.3 Het top-down perspectief ... 19

2.3.1 Nieuwsgenres ... 20

2.3.2 Communicatieve doelen en kenmerken van nieuwsgenres ... 21

2.4 Waardering van werkwoordstijd en nieuwsgenre ... 23

2.5 Verwachte uitkomsten bottom-up en top-down onderzoek ... 24

3. Methode ... 26

3.1 Onderzoeksdesign en procedure ... 26

3.2 Participanten ... 27

3.3 Materiaal ... 27

3.3.1 Genremanipulatie ... 28

3.3.2 Tekstmanipulatie ... 31

3.4 Transportatie ... 33

3.5 Identificatie ... 34

3.6 Waardering ... 36

3.7 Aanvullende factoren ... 36

3.8 Meetinstrumenten ... 36

4. Resultaten ... 38

4.1 Betrouwbaarheid vragenclusters ... 38

4.2 Bottom-up perspectief: hoofdeffecten van werkwoordstijd op betrokkenheid en waardering ... 38

4.3 Top-down perspectief: hoofdeffecten van genre op betrokkenheid en waardering ... 39

4.4 Interactie-effecten van genre en werkwoordstijden ... 39

4.5 De invloed van leeservaring en genrekennis op betrokkenheid en waardering ... 40

5. Conclusie en discussie ... 41

5.1 Conclusie ... 41

5.1.1 Hoofdeffecten van werkwoordstijden ... 41

5.1.2 Hoofdeffecten van genre ... 43

5.1.3 Interactie-effecten ... 44

5.1.4 Leeservaring en genrekennis ... 44

5.2 Discussie ... 45

Literatuur ... 47

Bijlage I: voorbeeld lay-out van het experiment ... 50

Bijlage II: overzicht van het materiaal ... 56

Bijlage III: transportatieschaal van Green en Brock (2000) ... 79

(6)

1. Inleiding

1.1 Genre en genreconventies

Een genre wordt vaak omschreven als een onderscheidend teksttype (Chandler, 1997). Elk genre bestaat uit een eigen set van verschillende situationele factoren, namelijk: de verschillende participanten, de relatie tussen deze participanten, het gebruikte medium, de wijze waarop de tekst is geschreven, de setting, de communicatieve doelen en het onderwerp (Biber

& Conrad, 2009). Van de situationele factoren wordt het communicatieve doel gezien als het belangrijkste criterium om genres van elkaar te onderscheiden (Rasmussen & Engberg, 1999).

De informatie wordt in een dusdanige vorm gegoten, zodat deze het beste bij het beoogde doel past (Asbreuk & De Moor, 2007). Door de verscheidenheid aan doelen die een schrijver kan hebben, bijvoorbeeld de lezer informeren, overtuigen of amuseren, kan de informatie in tal van verschillende vormen worden geplaatst. Bij de realisatie van het communicatieve doel kunnen verschillende elementen een belangrijke rol spelen, waaronder inhoud en structuur, linguïstische kenmerken en (soms) grafische vormgeving (Schuurs & De Groot, 2013).

Het toepassen van genrekennis (Steen, 2011) of genreconventies (Schuurs & De Groot, 2013) door schrijvers heeft tot gevolg dat het voor lezers gemakkelijker is om te herkennen met wat voor soort genre ze te maken hebben (Asbreuk & de Moor, 2007). Een genre wordt namelijk gebaseerd op, vaak ongeschreven, regels die zowel door de lezer als de schrijver, bewust of onbewust, worden herkend en als kader worden gebruikt bij het interpreteren of schrijven van een tekst. Door deze gedeelde verwachtingen tussen de schrijver en de lezer wordt genre een samengesteld concept dat met tekstconventies medieert tussen beide partijen (Chandler,1997).

Het huidige onderzoek focust zich op de linguïstische kenmerken van genres. Taal speelt een

belangrijke rol in genre. Een romanschrijver zal voor ander taalgebruik kiezen dan een

journalist die een artikel schrijft voor een krant. Bij een nieuwsbericht verwacht de lezer

objectiviteit, terwijl bij een roman de lezer meer subjectiviteit, als een persoonlijke ervaring,

wil ervaren. De schrijver kan met behulp van taalgebruik zijn communicatieve doel(en)

realiseren, bijvoorbeeld het creëren van meer betrokkenheid van de lezer bij de tekst. Een van

de manieren om dit te bewerkstelligen is bijvoorbeeld door vanuit de eerste persoon te

schrijven. Door middel van taalgebruik kan de schrijver reguleren in hoeverre een lezer

'meekijkt', 'meevoelt' en 'meeleeft' met het verhaal (transportatie: Green & Brock, 2000, zie

(7)

paragraaf 2.1.1) en in welke mate de lezer zich verbonden voelt met één of meerdere personages (identificatie: Green, 2006, zie paragraaf 2.1.1).

1.2 Aanleiding onderzoek

Onderzoek naar de relatie tussen taal en genre heeft voornamelijk plaatsgevonden vanuit een bottom-up perspectief. Dat wil zeggen dat bepaald taalgebruik wordt gekoppeld aan een specifiek genre in de hoop dat dit zal leiden tot de, door de schrijver, verwachte interpretaties van de lezer. Taal wordt dus afgestemd op de context. Naast het gegeven dat taalgebruik medebepalend is voor de interpretatie in de verschillende genres, kan genre ook een beïnvloedende factor zijn voor de interpretatie van taalgebruik, zo stelt Stukker (2016). Vanuit deze, onderbelichte, top-down benadering, bepaalt de context de interpretatie van een tekst.

Het is interessant om de redeneerlijn van zowel de bottom-up als top-down onderzoeken door te trekken naar specifiek taalgebruik en specifieke genres. Een goede basis voor verder onderzoek vormen de uitkomsten van het corpusonderzoek van Stukker (2016). Haar onderzoek richtte zich op de invloed van genrekenmerken op de interpretatie van individuele taalconstructies. Ze analyseerde het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) in verschillende narratieve (verhalende) nieuwsgenres, namelijk nieuwsbericht en reportage.

Werkwoordstijden zijn interessante gevallen om te onderzoeken in dit verband, omdat werkwoordstijden verschillende functies kunnen vervullen in een tekst. Over het algemeen maken narratieve genres gebruik van de onvoltooid verleden tijd (OVT). De OVT, in tegenstelling tot de OTT, wordt ook wel gezien als prototypisch werkwoord wanneer het een verhalend genre betreft (Stukker, 2016). Kenmerkend voor de OVT is het creëren van een zekere afstand. Verhalende genres beschrijven gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. De schrijver is alwetend en blikt, op een retrospectieve manier, terug op de gebeurtenissen. Nieuwsgenres zijn een speciaal soort verhalend genre, omdat de verhalen meestal nog een vervolg in het heden hebben en niet fictief zijn (Stukker, 2016). In nieuwsgenres wordt vaak zowel de onvoltooid tegenwoordige tijd als de onvoltooid verleden tijd gebruikt (Onrust et al. 1993) (Asbreuk & De Moor, 2013). Nieuwsgenres zijn geschikt bij onderzoek naar het verschil in interpretatie tussen de OTT en de OVT: de nieuwsgenres kunnen op een natuurlijke wijze worden gemanipuleerd: de verschillende werkwoordsvormen leiden niet tot een onnatuurlijke tekst.

 

(8)

1.3 Doel en relevantie onderzoek

Het doel van het huidige onderzoek is de gedachte van Stukker, dat niet alleen taal van invloed is op genre, maar dat ook genre van invloed is op taal, empirisch te toetsen in een experimenteel onderzoek. Het huidige onderzoek zal plaatsvinden vanuit zowel een bottom-up als een top- down perspectief.

Vanuit het bottom-up perspectief zal worden gekeken of de interpretatie van de lezer bij het gebruik van de OTT of de OVT verschillend is binnen eenzelfde nieuwsgenre (figuur 1).

Fig. 1: bottom-up perspectief

De vraag is hier of de werkwoordsvorm (OTT of OVT) van invloed is op de wijze waarop de lezer het nieuwsbericht of de reportage interpreteert. De OVT creëert een zekere afstand, waardoor de verwachting is dat de lezer deze werkwoordsvorm minder subjectieve betekenissen toekent dan wanneer de OTT is gebruikt. Daardoor zal de lezer, binnen een genre, meer betrokkenheid (transportatie en identificatie) ervaren wanneer de OTT is gebruikt dan wanneer een genre in de OVT staat.

Nieuwsbericht  of   Reportage

OVT OTT

(9)

Vanuit het top-down perspectief zal worden onderzocht of er sprake is van verschillende interpretaties door de lezer bij het gebruik van de OTT of OVT tussen de verschillende nieuwsgenres (figuur 1).

Fig.2: top-down perspectief

De vraag is hier of het genre van invloed is op de manier waarop de lezer de OTT of OVT interpreteert. De verwachting is dat de lezer de OTT in het meer subjectieve genre ‘reportage’

subjectievere betekenissen toekent dan wanneer deze werkwoordsvorm wordt gebruikt in het meer objectieve genre ‘nieuwsbericht’. Een dergelijke beïnvloeding ‘van boven af’ zou zich ook moeten voordoen bij de OVT. Dit laatste aspect is een uitbreiding van het onderzoek van Stukker (2016), die alleen de OTT analyseerde. Hierbij is de verwachting dat zowel de OTT als de OVT in reportages leidt tot een meer betrokken lezer (transportatie en identificatie) dan in nieuwsberichten.

Als deze vragen bevestigend worden beantwoord, dan roept dat de vraag op of de OTT en OVT in de verschillende genres wel dezelfde betekenis hebben, ofwel dezelfde interpretatie tot stand brengen van de verhaalgebeurtenis die ze beschrijven. Mocht blijken dat de werkwoordstijden OTT of OVT in beide genres leiden tot dezelfde interpretatie bij de lezer, dan is dat een aanwijzing tegen Stukker’s hypothese over de invloed van genrekenmerken op de interpretatie van werkwoordstijden.

Meer kennis over de invloed van genrekenmerken op de interpretatie van taal en vice versa kan een grotere bewustwording bij schrijvers opleveren. Wanneer blijkt dat taal, dat over het algemeen standaard wordt gehanteerd ten behoeve van het creëren van een bepaald genre, niet alleen de interpretatie van het genre bepaald, maar dat het genre ook de interpretatie van de taal beïnvloed, kan dit leiden tot andere interpretaties dan is bedoeld. Dit kan gevolgen hebben voor

Nieuwsbericht Reportage

OTT  of  OVT

(10)

de werkwijze van de schrijver. De schrijver zal bijvoorbeeld niet alleen rekening moeten houden met het doel van de tekst en de doelgroep, maar hij of zij moet zich er ook bewust van zijn dat de taal en het genre medebepalend kunnen zijn voor de wijze waarop de lezer de tekst

‘beleeft’.

1.4 Onderzoeksvragen

De volgende twee vragen staan in het onderzoek centraal:

1.   vanuit het bottom-up perspectief, met als uitgangspunt de werkwoordstijden: Wat is het effect van de OTT en de OVT op de interpretatie (betrokkenheid en waardering) van de lezer bij een specifiek nieuwsgenre (nieuwsbericht of reportage)?

2.   vanuit het top-down perspectief, met als uitgangspunt het genre: wat is het effect van de genres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’ op de interpretatie (uitgedrukt in betrokkenheid en waardering) van de lezer bij een specifieke werkwoordstijd (OTT of OVT)?

1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk bevat het onderliggend theoretische kader. Paragraaf 2.1 zal specifiek ingaan op narratieve genres: de communicatieve doelen, waaronder transportatie en identificatie, worden besproken (par. 2.1.1). Vervolgens bespreekt paragraaf 2.2 het bottom-up perspectief, waarin zal worden ingegaan op de taalkenmerken van narratieve genres (par. 2.2.1).

Het top-down perspectief wordt behandeld in paragraaf 2.3: de nieuwsgenres komen aan bod (par. 2.3.1) en de communicatieve doelen van de nieuwsgenres worden besproken (par. 2.3.2).

Het belang van tekstwaardering wordt onderstreept (par. 2.4). Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de te onderzoeken hypotheses (par. 2.5). Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de methodiek van het onderzoek, namelijk het onderzoeksdesign en de procedure (par. 3.1), de participanten (par. 3.2), het materiaal (par. 3.3), waaronder de genremanipulaties (par. 3.3.1) en de tekstmanipulaties (par. 3.3.2). Ook de operationalisaties van de begrippen transportatie (par.

3.4), identificatie (par. 3.5), waardering (par. 3.6) worden toegelicht. Paragraaf 3.7 beschrijft vervolgens de meetinstrumenten. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd: de betrouwbaarheid van de vragenclusters van de afhankelijke variabelen (par.

4.1), vanuit het bottom-up perspectief: de invloed van werkwoordstijd op betrokkenheid en

waardering (par. 4.2), vanuit het top-down perspectief: de invloed van genre op betrokkenheid

en waardering (par. 4.3), de interactie-effecten van genre en werkwoordstijden (par. 4.4) en ten

slotte wordt de invloed van leeservaring en genrekennis (par. 4.5) besproken. Hoofdstuk 5 bevat

de conclusie (par 5.1) en de discussie (par. 5.2) van het onderzoek. Allereerst worden er

(11)

conclusies getrokken wat betreft de hoofdeffecten van werkwoordstijden (par. 5.1.1). en de hoofdeffecten van genre (par. 5.1.2). Vervolgens worden de interactie-effecten besproken (par.

5.1.3). De overige bevindingen wat betreft leeservaring en genrekennis worden gepresenteerd

(par. 5.1.4) en tenslotte worden in de discussie de beperkingen van het onderzoek besproken en

worden er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek (par. 5.2).

(12)

2. Theoretisch kader 2.1 Narratieve genres

Het woord narratief is afgeleid van het latijnse narrare, wat betekent ‘vertellen'. Narratieve genres brengen informatie over. Voorwaarde is wel dat de informatie in een aan elkaar gerelateerde volgorde van gebeurtenissen moet zijn geplaatst met een oorzaak – gevolg verband. Er moeten tenminste twee aan elkaar gekoppelde gebeurtenissen plaatsvinden, wil het genre worden gedefinieerd als een narratief (Lacey, 2000).

Het narratieve genre is een veel voorkomend genre: teksten, televisie, radio, internet, romans, korte verhalen, films, reclames, tijdschriften, kranten, etc. (Lacey, 2000). Deze verscheidenheid aan narratieve genres leidt tot veel onderlinge verschillen. Een voorbeeld hiervan is een roman, gebaseerd op fictie, en een nieuwsbericht, gebaseerd op feiten.

Wel heeft elk narratief genre één belangrijk kenmerk gemeen, namelijk het creëren van betrokkenheid (Asbreuk & De Moor, 2007). De schrijver wil de lezer meenemen/ meeslepen in het verhaal. Dit meenemen/ meeslepen in een verhaal kan de schrijver bewerkstelligen door transportatie en identificatie.

2.1.1 Communicatieve doelen van narratieve genres

Het succesvol functioneren van een genre hangt af van het herkennen van verschillende situationele factoren door de lezer, waaronder het communicatieve doel. Een narratief genre heeft als doel dat de lezer betrokken raakt bij het verhaal. De lezer neemt kennis van het genre, herkent het genre als subjectief of objectief en raakt in meer of mindere mate betrokken bij de tekst. Betrokkenheid kan op verschillende manieren worden uitgedrukt. In dit geval gebeurt dat met behulp van transportatie en identificatie.

Transportatie

Een belangrijk kenmerk van een narratief genre is dat de lezer wordt meegezogen in het verhaal.

Inleving in een verhaal wordt ook wel transportatie genoemd.

Een hoge transportatie zorgt ervoor dat een verhaal meer wordt ervaren als een persoonlijke

ervaring (Fazio & Zanna, 1981). Het nastreven van een hoge transportatie kan ook worden

ingezet om de lezer te overtuigen. Het kan negatieve reacties op de inhoud van de tekst

(13)

verminderen en tegenargumenten terugdringen (Green & Brock, 2000). Er worden verschillende definities gehanteerd van het begrip transportatie. Green & Brock (2000) onderscheiden drie aspecten in hun definitie van transportatie, namelijk ‘imagery’ (meekijken),

‘feeling’ (meevoelen) en ‘attention’ (meeleven). Deze drie aspecten staan voor het oproepen van een duidelijk beeld, het raken van de lezer en meeleven met de personages. Bilandzic en Busselle (2008) hanteren een vergelijkbare definitie, maar voegen hier het begrip ‘narrative understanding’ aan toe. Hiermee wordt het begrijpen en onthouden van de verhaallijn door de lezer bedoeld, waarbij het realiteitsgehalte van het verhaal een rol kan spelen. In het huidige onderzoek wordt uitgegaan van de definitie van Green & Brock (2000). Zie paragraaf 3.4 voor de operationalisatie van transportatie in het huidige onderzoek. De begrippen ‘meekijken’ en

‘meevoelen’ zijn hiermee in verband gebracht. Het begrip empathie (‘meeleven’) behoort in vele onderzoeken bij identificatie. Ook in het huidige onderzoek is dit het geval.

Identificatie

Een ander belangrijk kenmerk van een narratief genre is dat de lezer een verbintenis voelt met één of meerdere personages uit een verhaal, ook wel identificatie genoemd (Green, 2006).

In de literatuur worden verschillende definities gegeven van identificatie met personages in een narratieve tekst. Volgens Slater & Rouner (2002) is er sprake van identificatie wanneer de lezer zichzelf vindt lijken op een personage of de mogelijkheid ziet tot een sociale relatie met een dergelijk persoon. Zij merken dan ook op dat identificatie een complex concept is waarbinnen verschillende aspecten te onderscheiden zijn, zoals gelijkenis en sympathie.

Volgens De Graaf, Sanders, Beentjes & Hoeken (2007) bestaat identificatie uit verschillende aspecten: het zichzelf in de plaats stellen van het personage, het geven om het personage en de waargenomen gelijkenis tussen personage en lezer. Deze aspecten bepalen samen de mate waarin identificatie optreedt. Identificatie bestaat dus niet uit één bepaalde relatie van de lezer tot een personage, maar het begrip is een combinatie van empathie (meeleven), sympathie (aardig vinden) en waargenomen gelijkenis. De mate waarin de lezer deze verbintenis voelt hangt af van zowel tekst- als lezerskenmerken (Bortolussi & Dixon, 2003). In het huidige onderzoek wordt uitgegaan van de definitie van De Graaf, Sanders, Beentjes & Hoeken (2007).

Het begrip ‘waargenomen gelijkenis’ wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Of iemand een

vergelijkbare situatie heeft beleefd is een vaststaand gegeven en kan niet worden beïnvloed

door taal of genre. Zie paragraaf 3.5 voor de operationalisatie van identificatie in het huidige

onderzoek.

(14)

2.2 Het bottom-up perspectief

Onderzoek naar de relatie tussen taal en genre heeft voornamelijk plaatsgevonden vanuit een bottom-up perspectief. Onderstaande onderzoeken zijn voorbeelden van onderzoeken die zijn uitgevoerd vanuit het bottom-up perspectief.

Grondelaers en Geeraerts (1998) keken naar de emotionele waarde van taal. Hierbij werd gekeken naar de rol van eufemisme in medische- en niet-medische contexten. Eufemisme wordt voornamelijk gebruikt wanneer er sprake is van een onaangename context of een taboe situatie.

Er wordt dan een onaangename kwetsende, specifieke term vervangen door een niet-specifieke term. In het onderzoek van Grondelaers en Geeraerts (1998) werd gekeken welke terminologie, enerzijds generieke en specifieke termen gerelateerd aan kanker, zoals respectievelijk ‘kanker’

en ‘borstkanker’, en anderzijds vage termen zoals ‘ziekte’, in welke context, medische of niet- medisch, het meest gebruikt is. Teksten uit het Belgische weekblad Knack werden vergeleken met teksten uit de Nederlandse kwaliteitskrant De Volkskrant. De resultaten bevestigden de verwachtingen: in een niet-medische context wordt vage terminologie verkozen boven generieke en specifieke terminologie. Een verklaring hiervoor is dat in een niet-medische context de betrokkenheid van de lezer groter is dan in een medische context. Ook schrijft de schrijver vaker over individuele gevallen. Expliciete verwijzingen naar kanker zijn irrelevant en worden daarom sneller als onaangenaam gezien. Een tweede resultaat toonde aan dat in medische contexten, daarentegen, meer gebruik werd gemaakt van generieke en specifieke terminologie. In deze context roepen deze termen geen beledigend effect op. Het gaat hier immers om vakjargon. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat het erg belangrijk is voor een schrijver om zijn of haar taalgebruik af te stemmen op de context. Wanneer dit niet zorgvuldig gebeurt kan dit negatieve effecten hebben op de lezer. Er ontstaan andere interpretaties dan gewenst, waardoor de communicatieve doelen van de schrijver in gevaar kunnen komen.

Van den Hoven (2007) deed onderzoek naar de opbouw van argumentaties in nieuwsteksten.

Hierbij keek hij naar de wijze waarop bepaalde tekstvormen causale relaties in een tekst

zichtbaar maken, waardoor de lezer weet dat het om een argumentatie gaat. Bij het onderzoek

naar deze tekstvormen let hij vooral op het gebruik van specifieke woorden die de causale

verbanden aangeven (omdat, doordat, want, vandaar, etc.). Het gebruik van deze woorden kan

een causale relatie meer expliciet maken. Verder keek hij naar de plaats van de causale relatie

binnen de argumentatiestructuur. De wijze waarop een argumentatie ‘verpakt’ is is bij de

(15)

onderzochte teksten sterk afhankelijk van de context (wel of niet deel uitmakend van de omringende argumentatieve hoofdstructuur). Hoe minder duidelijk de context rondom de argumentatie, hoe meer expliciet de causale relaties zichtbaar zijn en des te meer tekstvormen aanwezig zijn die de verwachtingen van de lezer sturen (bijvoorbeeld door de achterwaartse relatie: gevolg-oorzaak). Door rekening te houden met de context zorgt de schrijver er dus voor dat de argumentatiestructuur beter aansluit bij de behoeftes van de lezer. Dit zorgt ervoor dat de tekst beter te begrijpen is.

2.2.1 Taalkenmerken van narratieve genres

Vanuit het bottom-up perspectief wordt taal gezien als een belangrijke factor voor een meer of minder betrokken lezer. Met het taalgebruik kan het na te streven doel betrokkenheid worden gecreëerd (Green & Brock, 2000).

Prototypisch voor een narratief genre is het creëren van betrokkenheid met behulp van taalvormen die een subjectieve interpretatie oproepen bij de lezer. Het gebruik van perspectief is een veel gebruikte techniek in narratieve teksten en kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. Eén van die manieren is het toepassen van de directe rede, vrij indirecte rede, indirecte rede of impliciete rede (Sanders en Redeker, 1996). De verschillende redes brengen elk een andere mate van perspectief met zich mee. Zo leidt een directe rede tot een sterker perspectief (volgens de woordvoerder was de man "duidelijk aan het vluchten voor de politie") dan een impliciete rede (de politie verloor het spoor van de auto met het ontvoerde meisje. Iets later in de bossen zag een politieman een man die een meisje bij zich had). Hoe sterker het perspectief van een personage, des te subjectiever de tekst wordt (Pit, 2006).

Ook werkwoorden kunnen perspectief creëren. Naast de referentiële eigenschappen, hebben

werkwoordstijden een expressieve component. Volgens Fleischman (1990) kunnen

werkwoordstijden een (affectieve) afstand creëren tussen de schrijver en de gebeurtenissen,

objecten, plaatsen en, voornamelijk, personages in het verhaal. Er wordt verondersteld dat de

verleden tijd het personage distantieert van het 'hier en nu', wat een vermindering van de sterkte

van het perspectief tot gevolg heeft. Hoe meer de gebeurtenis in het verleden heeft

plaatsgevonden, des te moeilijker het is voor de lezer om het perspectief van de lezer aan te

nemen. De tegenwoordige tijd, daarentegen, vergroot de subjectiviteit van de personages (Pit,

2006).

(16)

Werkwoordstijden kunnen verschillende functies vervullen. Deze functies leiden tot verschillende gradaties van perspectief/ subjectiviteit.

Functies van de OVT en de OTT

Werkwoordstijden zijn belangrijk voor verhalende genres. Werkwoordstijden geven namelijk aan waar het verhaal zich bevindt ten opzichte van de spreeksituatie. In narratieve genres wordt er over het algemeen gebruik gemaakt van de OVT. Met de OVT worden gebeurtenissen aangeduid die in het verleden zijn gebeurd. De meeste verhalende genres rapporteren het verleden. Nieuwsgenres behoren echter tot een speciaal narratief genre, omdat dit genre actuele gebeurtenissen rapporteert. Vaak wordt de OVT gebruikt, maar het is niet ongewoon dat de gebeurtenis nog doorgaat op het moment van schrijven. Er wordt daarom in nieuwsgenres veelvuldig gebruik gemaakt van de OTT. Zowel de OVT als de OTT kunnen verschillende functies vervullen in een zin. Deze functies worden hieronder besproken.

Kenmerkend voor de OVT is het creëren van een zekere afstand. Deze afstand kan zowel temporeel als conceptueel van aard zijn. Temporele afstand wordt voornamelijk gecreëerd door aan te geven dat de gebeurtenissen plaatsvinden voordat het verhaal gepubliceerd wordt (Haeseryn et al. 1997). Deze temporele afstand komt voor bij nieuwsberichten (Stukker, 2016).

Vaak worden deze handelingen of werkingen in het verleden als niet voltooid respectievelijk voortdurend voorgesteld (1,2). Conceptuele afstand wordt opgeroepen wanneer er een abstracte, niet te definiëren, afstand tot het moment van lezen is. Dit komt voornamelijk voor bij fictieve verhalen, waar het verhaal in een andere werkelijkheid is geschreven (3) (Stukker, 2016). Daarnaast kan de OVT een beschrijving van de situatie geven (4). Ook komt deze werkwoordstijd voor in min of meer vaste formules (5). Daarnaast heeft de OVT ook een zogenaamde integratie functie. Dat wil zeggen dat de lezer het gelezene ziet als onderdeel van een groter geheel en niet als een losse gebeurtenis. De tekst in de OVT kan daarbij de functie van achtergrondinformatie (6) hebben. Tenslotte heeft de OVT een primair modale functie. In de modale functie wordt de OVT gebruikt om een niet-werkelijkheid (7) of om een voorzichtige omschrijving (8) te geven. (Haeseryn et al. 1997)

Voorbeelden van verschillende functies van de OVT (Haeseryn et al. 1997)

§   Temporele afstand:

(1) Marie kwam die ochtend nog bij ons langs.

(2) De trein vertrok precies op tijd.

(17)

§   Conceptuele afstand:

(3) Toen Kiera terug ging naar haar eigen tijdlijn, werd zij aangevallen door Liber8.

§   Beschrijving:

(4) Het was erg warm in de zaal. Er viel zelfs iemand flauw.

§   Vaste formules:

(5) Al wat men eens genoot, gaat nooit voorbij.

§   Integratiefunctie:

(6) Er ontstond een lange file op de A2. 's Morgens vroeg was er een ongeluk gebeurd.

§   Primair modale functie:

(7) Als ik geld had, ging ik op reis.

(8) Ik wou graag dat je met me meeging.

De OTT wordt gebruikt wanneer de situatie of het event gedeeltelijk of helemaal overlapt met de discourse situatie (Haesereyn, 1997). Deze functie wordt ook wel de clocktime functie genoemd. De samenval kan volledig zijn (1). Ook kan de werking in het verleden zijn begonnen en op het moment van spreken nog voortduren (2). Daarnaast kan de samenval gedeeltelijk zijn waarbij de zin een herhaalde werking uitdrukt (3) of een algemene uitspraak wordt gedaan (4).

De OTT krijgt een praesens historicum functie wanneer de werking en het referentiepunt voor het vertelmoment liggen. Bij de praesens historicum plaatst de schrijver bij een verhaal dat zich in de verleden tijd afspeelt een tekstfragment in de OTT om de tekst te verlevendigen en/ of om een argumentatie te benadrukken (5,6). Ook kan de OTT een handeling beschrijven die in de toekomst plaatsvindt. Hierbij is de voorwaarde dat uit de context en/ of situatie blijkt dat de werking in de toekomst zal plaatsvinden (7,8). Naast de clocktime functie, praesens historicum en de functie als beschrijving van een handeling in de toekomst wordt de OTT ook gebruikt bij het opsommen van feiten, die, afzonderlijk van de gebeurtenis, ook in een andere context kunnen worden gebruikt (9,10) en in gevallen waarin de tijd geen rol speelt (11) (Onrust, Verhagen & Doeve, 1993).

Voorbeelden van de verschillende functies van de OTT (Haeseryn et al. 1997)

§   Volledige of gedeeltelijke overlap in de tijd:

(1) We vertrekken, dag!

(2) We staan nu twee weken op de camping.

(3) Pas op voor de hond; hij bijt.

(4) Alle kinderen houden van ijs.

(18)

§   Praesens historicum:

(5) In 1584 wordt Willem de Zwijger te Delft vermoord.

(6) Vanmorgen om zeven uur gaat de telefoon. Ik was net wakker, ik denk: wat krijgen we nou?

§   Werking in de toekomst:

(7) Ik stap bij de volgende halte uit.

(8) Wij zijn voor het donker terug.

§   Weergave feiten:

(9) 754 is Bonifatius bij Dokkum vermoord.

(10) In 1989 valt de Berlijnse muur.

§   Tijd speelt geen rol:

(11) Bloed bevat rode en witte bloedlichaampjes.

Mogelijke relatie tussen werkwoordsvormen en de effecten van identificatie en transportatie De verschillende functies van werkwoordstijden, in dit geval de OTT en OVT, kunnen invloed hebben op de mate waarin communicatieve doelen van verhalen (transportatie en identificatie) worden gerealiseerd. Hieronder wordt uitgelegd welke verbanden worden verwacht bij het gebruik van de OTT of OVT op transportatie en identificatie.

Zoals al eerder aangegeven staat een betrokken lezer gelijk aan een lezer die een hoge transportatie ervaart. Ook zal de lezer, wanneer deze meer betrokken is, zich sneller identificeren met de personages. Om betrokkenheid bij de lezer te creëren kan specifiek taalgebruik worden ingezet, waaronder werkwoordvormen om met tijd de betrokkenheid te manipuleren (Andringa, 1996; Segal et al., 1997).

Een verhaal in de OTT heeft over het algemeen als effect een meer betrokken lezer. De OTT

roept bij de lezer het gevoel op 'erbij te zijn' (nearness). Dit leidt tot een sterker perspectief/ een

meer subjectieve interpretatie, waardoor de lezer meer betrokken raakt bij het verhaal (hoge

transportatie en identificatie). Wanneer de journalist meer afstand wil creëren (distance), kan

deze beter de verleden tijd toepassen (Asbreuk & De Moor, 2013). Dit leidt tot een minder sterk

perspectief/ een meer neutrale interpretatie, waardoor de lezer minder betrokken raakt bij het

verhaal (lage transportatie en identificatie). Om de communicatiedoelen transportatie en

identificatie te bereiken is het voor de schrijver nodig om een gevoel van ‘nearness’ te

bewerkstelligen. Het lijkt dan ook voor de hand te liggen dat schrijvers die aandacht en

betrokkenheid willen realiseren de OTT gebruiken.

(19)

Het creëren van betrokkenheid, en daarmee de mate van transportatie en identificatie, wordt bepaald door de verschillende functies van de werkwoordstijden OTT en OVT.

De verwachting is dat de functies van de OVT voornamelijk zullen leiden tot neutrale interpretaties. Dit betekent geen tot weinig betrokkenheid van de lezer en een lage score op transportatie en identificatie. De gebeurtenissen die de OVT beschrijft vinden voornamelijk plaats voordat het verhaal wordt geschreven. Deze 'distance' tot het moment van lezen, die zowel door de temporele als de conceptuele afstand kan worden bepaald, zal een niet sterk perspectief en dus een neutrale interpretatie van de tekst tot gevolg hebben. Ook de overige functies van de OVT zoals een situatie beschrijving, voorkomend in vaste formules en de integratie- en de primair modale functie zullen naar verwachting een neutrale interpretatie tot gevolg hebben. De eigenschappen van de grammaticale vorm zijn er namelijk niet op gericht om een bepaald effect te creëren waardoor de lezer meer betrokken raakt. Dit ondersteunt de bevindingen uit het onderzoek van Stukker (2016), waarin de OVT alleen een neutrale interpretatie functie heeft.

De functies van de OTT zullen naar verwachting leiden tot zowel neutrale als subjectieve interpretaties. De OTT die volledig of gedeeltelijk overlapt in de tijd wordt vaak als neutraal geïnterpreteerd. De praesens historicum, daarentegen, krijgt een subjectieve interpretatie, omdat deze functie van de OTT vaak voorafgegaan wordt door de OVT. Door het gebruik van de OTT treedt er een levendig effect op, waardoor de lezer het gevoel krijg erbij te zijn. De lezer voelt zich betrokken en voelt een hoge mate van transportatie en identificatie. De andere functies van de OTT: werking in de toekomst, weergave van feiten en gevallen waarin tijd geen rol speelt, zullen naar verwachting leiden tot neutrale interpretaties.

Stukker (2016) ging op basis van een contentanalyse na hoe de verschillende gebruikswijzen van de OTT waren verspreid over de nieuwsgenres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’. Uit haar bevindingen kwam naar voren dat, naast de clocktime functie, er ook een praesens historicum interpretatie aanwezig was in reportages. Het gebruik van de OTT met praesens historicum functie creëert in narratieve genres normaal gesproken een soort 'standing in the middle' effect, waardoor er een meer subjectieve ervaring ontstaat. Hierdoor verschuift de conceptuele afstand van de gebeurtenissen in de verleden tijd naar de vertelwereld in de tegenwoordige tijd. De functie van praesens historicum, die een subjectieve beleving kan oproepen, was in nieuwsberichten echter afwezig. Hier had de OTT alleen een clocktime functie.

De verschillende interpretaties van de OTT in de verschillende genres kunnen, vanuit een

(20)

bottom-up benadering, alleen verklaard worden wanneer er in de omgeving van de OTT ook andere woorden zitten die de interpretatie sturen, bijvoorbeeld subjectiviteitsmarkeringen.

Verwacht werd dat een praesens historicum-interpretatie samenhing met meer subjectiviteitsmarkeringen in de tekst. En dat een neutrale beschrijving samenhing met minder subjectiviteitsmarkeringen. Een reportage zou dus meer subjectiviteitsmarkeringen bevatten dan een nieuwsbericht. De bevindingen van Stukker (2016) tonen echter aan dat de verschillende interpretaties van de OTT in het onderzochte corpus niet correleerden met verschillende taalpatronen in de directe omgeving van de OTT-vorm. Dit houdt in dat de OTT van functie verandert zonder dat hier andere taalelementen bij betrokken zijn. Andere taalelementen zijn dus niet de oorzaak van de verschillende interpretaties van de werkwoordstijden. Deze bevinding geeft aanleiding om te denken dat genre van invloed is op de interpretatie van individuele taalelementen. Dit is in lijn met de bevindingen van Zwaan (1994) en Sanders (1997), die vonden dat genreverwachtingen invloed hebben op de interpretatie van een tekst.

2.3 Het top-down perspectief

Naast het gegeven dat taalgebruik medebepalend is voor de interpretatie in verschillende genres, kan ook genre een beïnvloedende factor zijn voor de interpretatie van taalgebruik. De context bepaalt de interpretatie van een tekst. Onderstaande onderzoeken zijn voorbeelden van onderzoeken die zijn uitgevoerd vanuit dit top-down perspectief.

Uit onderzoek van Zwaan (1994) is gebleken dat verwachtingen die lezers hebben over het genre waartoe een tekst behoort, invloed hebben op de wijze waarop de tekst wordt verwerkt en onthouden. Aan de hand van een tweetal experimenten werd onderzocht of de verwachtingen van de lezer van invloed zijn op het proces en product van tekstbegrip bij de genres nieuwsbericht en literair verhaal. Proefpersonen die dachten een fictioneel literair verhaal te lezen bleken meer aandacht te besteden aan de stijl van de tekst en minder aan de vraag hoe de tekstinhoud aansluit bij de werkelijkheid dan de proefpersonen die te horen kregen dat dezelfde tekst een nieuwsbericht was. Hiermee concludeerde Zwaan (1994) dat lezers informatie verschillend verwerken afhankelijk van hun verwachtingen op basis van een genre: eenzelfde taalgebruik in verschillende genres kan leiden tot verschillen in interpretatie.

Sanders (1997) heeft de invloed van context op de interpretatie van semantische en

pragmatische coherentierelaties onderzocht. Proefpersonen die zinsparen in een tekst lazen die

(21)

ofwel een duidelijke semantische relatie met elkaar hadden, of een duidelijke pragmatische, werden ook als zodanig beoordeeld, onafhankelijk van de context waarin ze stonden (argumentatief of descriptief). Wanneer het zinspaar ambigue was, dat wil zeggen dat het zowel kon worden opgevat als semantisch als pragmatisch, dan was de context bepalend voor de beoordeling.

2.3.1 Nieuwsgenres

Bij onderzoek naar verhalende genres worden de kenmerken van literaire genres als prototypisch gezien voor narratieve genres: informatieoverdracht, het beschrijven van aan elkaar gerelateerde gebeurtenissen met een oorzaak en gevolg verband (Lacey, 2000) en het creëren van betrokkenheid. Verhalende genres beschrijven vaak een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden in het verleden of fictief is en worden meestal om die reden in de verleden tijd (OVT) geschreven. Al deze kenmerken gelden ook voor nieuwsgenres. Echter, de narratieve genres nieuwsbericht en reportage zijn bijzonder, omdat de verhalen meestal nog een vervolg in het heden hebben en niet fictief zijn (Stukker, 2016). In nieuwsgenres wordt vaak zowel de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) als de onvoltooid verleden tijd (OVT) gebruikt (Onrust et al. 1993) (Asbreuk & De Moor, 2013).

Onderzoek van Sanders en Redeker (1993) ondersteunt het feit dat nieuwsteksten zich anders gedragen dan verhalende genres. Zij deden top-down onderzoek naar de waardering van neutrale en subjectieve vertelvormen in twee narratieve genres. Gekeken werd naar drie soorten perspectief (neutraal, subtiel en sterk) in nieuwsteksten en verhalen. Een sterk perspectief was geen probleem in verhalen, maar in nieuwsteksten werd dit als onacceptabel beoordeeld. De reden hiervoor is dat een sterk perspectief geen functionele eis was van een nieuwstekst.

Wat nieuwsgenres interessant maakt is dat binnen een nieuwsgenre verschillende soorten nieuwsgenres kunnen worden onderscheiden, met elk hun eigen genrekenmerken. Afhankelijke van de kenmerken van het genre kan de lezer meer of minder betrokken raken bij de tekst. De verschillende genrekenmerken van enerzijds het nieuwsbericht en anderszijds de reportage maakt het goed mogelijk om vanuit het top-down perspectief de invloed van een genres op de interpretatie van een werkwoordstijd te onderzoeken.

 

(22)

2.3.2 Communicatieve doelen en kenmerken van nieuwsgenres

Voor nieuwsgenres gelden de eerder besproken communicatieve doelen, waaronder transportatie en identificatie. De mate waarin deze doelen worden nagestreefd en gerealiseerd kan verschillend zijn tussen nieuwsgenres. Elk nieuwsgenre heeft zijn eigen kenmerken. Deze kenmerken zijn voor de lezer van belang om een genre te herkennen.

Ten behoeve van het top-down onderzoek is het van belang dat voor nieuwsgenres wordt gekozen die zich duidelijk onderscheiden in hun kenmerken. Om die reden is gekozen voor de nieuwsgenres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’. In onderstaande tabel worden de gangbare genrekenmerken van de genres nieuwsbericht en reportage besproken, die weer worden onderverdeeld in vier categorieën: de context inclusief het beoogde communicatieve doel, de inhoudelijke en structurele kenmerken van de tekst, de linguïstische kenmerken van een tekst en de vormgeving van de tekst (Schuurs & De Groot, 2013).

Tabel 1: genrekenmerken nieuwsbericht en reportage

Genreconventies Kenmerken nieuwsbericht Kenmerken reportage 1 De context inclusief

het beoogde communicatieve doel

§   Feitelijk, duidelijk, nauwkeurig, neutraal en bondig de lezer informeren

§   Nieuwswaarde (Asbreuk

& De Moor, 2013)

§   Interessant en relevant

§   Nieuwe, nog onbekende feiten

§   Geen commercieel karakter (Schuurs & De Groot, 2013)

§   Subjectief

§   Diepgang

§   Meerdere bronnen

§   Maatschappelijk probleem of een dramatische gebeurtenis terugbrengen tot menselijke proporties

§   Beschrijving vanuit belevenissen van een persoon die ze meemaakt (Asbreuk

& De Moor, 2007) 2 De inhoudelijke en

structurele

kenmerken van de tekst

§   Kop, lead met belangrijke nieuwsfeiten (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe), vervolg alinea's ondersteunen de feiten en bijzonderheden

§   Piramidale opbouw

(oprolbaar) (Schuurs & De Groot, 2013)

§   Een werkelijkheid achter de feiten

§   Onderwerp met probleem, ontwikkeling en oplossing (Asbreuk

& De Moor, 2007)

3 De linguïstische

kenmerken van een De actualiteit kan benadrukt

worden door OTT en VTT Meestal tegenwoordige tijd

(Asbreuk & De Moor, 2013)

(23)

De verschillende genreconventies zullen naar verwachting leiden tot verschillende

interpretaties van een tekst (Halliday, 1971, Zwaan, 1994, Zwaan & Rapp, 2006, Stukker, 2016).

Op basis van de genoemde conventies voor nieuwsberichten en reportages wordt de volgende verwachting uitgesproken over de invloed van de twee nieuwsgenres op de doelen transportatie en identificatie. Door een objectieve/ neutrale schrijfwijze, het geven van feitelijke informatie en het kort en bondig neerzetten van tekst zal bij nieuwsberichten niet op voorhand een hoge transportatie en identificatie worden nagestreefd en gerealiseerd. De kenmerken uit de eerste categorie (de context inclusief het beoogde communicatieve doel), genoemd bij reportage in tabel 1, lijken meer op de prototypische kenmerken van verhalende genres. Het toepassen van deze kenmerken, zoals subjectief, diepgang, een maatschappelijk probleem of een dramatische gebeurtenis terugbrengen tot menselijke proporties en de beschrijving vanuit belevenissen van een persoon die ze meemaakt, zullen daarom leiden tot een hoge transportatie en identificatie.

Voornoemde creëert de verwachting dat een reportage een hogere transportatie en identificatie bij de lezer oproept dan een nieuwsbericht.

Bovengenoemde verwachting wordt ondersteund door onderzoek van Bortolussi en Dixon (2003) waarin gekeken is naar de relatie tussen tekstkenmerken en identificatie. Een belangrijk tekstelement is de ‘transparantie’ van de personages in het verhaal. Wanneer de lezer inzicht heeft in het personage en zijn of haar gevoelens, gedachten en gedrag dan is het personage

‘transparant’ aldus Bortolussi en Dixon (2003). Transparantie bevordert de identificatie. Op grond van de genrekenmerken van een reportage zal een reportage eerder leiden tot

‘transparantie’ van de personage(s) en daarmee identificatie c.q. transportatie dan een meer feitelijk, kort en bondig geschreven nieuwsbericht.

tekst (Onrust et al., 1993) 4 De vormgeving van

de tekst

§   Aandachttrekkende kop

§   Lead (Schuurs & De Groot, 2013)

§   Lengte (één tot drie alinea's, maximaal 30 regels) (Asbreuk & De Moor, 2013)

Korte reportage heeft 600 woorden en lange reportage heeft 1200 woorden

(Asbreuk & De Moor, 2007)

(24)

2.4 Waardering van werkwoordstijd en nieuwsgenre

Het is interessant om te onderzoeken in hoeverre de lezer de verschillende werkwoordstijden en de verschillende nieuwsgenres waardeert. Onderzoek van Sanders en Redeker (1993) naar de waardering van neutrale en subjectieve vertelvormen in nieuwsteksten en verhalen, toont aan dat een sterke mate van perspectief een hogere tekstwaardering tot gevolg heeft. Dit zou voor het huidige onderzoek betekenen dat hoe meer ‘nearness’ er wordt gecreëerd, des te meer de lezer de tekst waardeert. Dat wil zeggen dat de lezer meer waardering voor de tekst zal hebben wanneer deze in de OTT geschreven is (in tegenstelling tot de OVT) en wanneer het een reportage betreft (in tegenstelling tot een nieuwsbericht).

Onderzoek van Land, Sanders, Lentz en Van Den Bergh (2002) ondersteunt deze gedachte. Zij keken naar de relatie tussen tekstkenmerken en begrip en waardering en lieten zien dat er een relatie is tussen stijl en waardering. De ‘stijldimensie’ bevatte een tweetal gemanipuleerde versies waarin er een verschil werd gecreëerd in de mate van betrokkenheid van de lezer bij de tekst. De identificatie-versie werd vergeleken met de distantie-versie. Tekstkenmerken, waaronder persoonlijke aansprekingen, perspectief, aanwezigheid personage en formuleringen in de tegenwoordige tijd, werden gemanipuleerd om de identificatie-versie te kunnen vergelijken met de distantie-versie. Uit dit onderzoek bleek dat een hogere stijlidentificatie leidde tot een hogere waardering dan een meer afstandelijke tekst, waarin de stijlidentificatie lager was.

Echter, in het onderzoek van Sanders en Redeker (1993) veroorzaakte het toepassen van sterk perspectief in verhalen geen problemen, maar werd dit in nieuwsteksten als onacceptabel beoordeeld. De reden hiervoor was dat een sterk perspectief geen functionele eis is van een nieuwstekst: objectiviteit staat voorop. Een reportage, daarentegen, wordt gekenmerkt door de subjectieve ervaring die het de lezer wil geven.

De resultaten van het onderzoek van Burgers en De Graaf (2013) ondersteunen deze bewering.

Zij deden onderzoek naar de relatie tussen het gebruik van ‘intensifiers’ (woorden die attentie

en ‘arrousal’ opwekken), de waargenomen taalintensiteit en de waardering van een

nieuwsbericht door de lezer. Uit hun experiment bleek dat het gebruik van ‘intensifiers’ de

geloofwaardigheid van het nieuwsbericht en daarmee de waardering aantastte.

(25)

Geconcludeerd kan worden dat op basis van de uitkomsten van bovenstaande onderzoeken het vooralsnog onduidelijk is hoe de lezer, in het huidige onderzoek, de verschillende werkwoordstijden zal waarderen. Aan de ene kant is gebleken dat meer ‘nearness’ leidt tot een hogere tekstwaardering, en dus kan leiden tot een hogere waardering van de OTT. Aan de andere kant wordt ‘nearness’ in nieuwsteksten vaak als onacceptabel beschouwd, waardoor dit juist het omgekeerde effect zal hebben en de OVT juist meer gewaardeerd wordt. Wat betreft het genre is de verwachting dat de betrokkenheid van de lezer bij het subjectievere genre

‘reportage’ leidt tot een hogere waardering dan bij het objectievere genre ‘nieuwsbericht’.

2.5 Verwachte uitkomsten bottom-up en top-down onderzoek

Geconstateerd is dat verschillende factoren bijdragen aan een grotere betrokkenheid en waardering van de lezer bij de tekst. Deze factoren kunnen zowel werkwoordsvormen als genrekenmerken zijn.

Bottom-up perspectief

In paragraaf 2.2.1 is aangegeven dat de werkwoordstijden OTT en OVT verschillende functies hebben in verhalende genres en dat deze functies kunnen leiden tot verschillende interpretaties.

Dit is gebaseerd op de aanname dat de OTT meer 'nearness' (betrokkenheid) creëert door middel van het plaatsen van een gebeurtenis in het hier en nu. De verwachting is dan ook dat de OTT zorgt voor een hogere betrokkenheid en waardering dan de OVT.

De onderzoeksvraag die bij dit bottom-up onderzoek centraal staat is:

Wat is het effect van de OTT en de OVT op de interpretatie (uitgedrukt in betrokkenheid en waardering) van de lezer bij een specifiek nieuwsgenre (nieuwsbericht of reportage)?

Deze vraag leidt tot de volgende hypothese: het gebruik van de OTT zorgt in zowel

nieuwsbericht als reportage voor een hogere betrokkenheid en waardering dan het gebruik van de OVT.

Top-down perspectief

In paragraaf 2.3.2 is uitgelegd dat, binnen de nieuwsgenres, de genres nieuwsbericht en

reportages uiteenlopende kenmerken hebben. Op basis van subjectieve genrekenmerken

behorend bij het genre reportage (subjectief, diepgang, gebeurtenis terugbrengen tot menselijke

(26)

proporties, beschrijving vanuit belevenissen van een persoon die ze meemaakt, een werkelijkheid achter de feiten) wordt verwacht dat er meer betrokkenheid en waardering plaatsvindt in reportages dan in nieuwsberichten (feitelijk, neutraal, bondig, geen commercieel karakter).

De onderzoeksvraag die bij dit top-down onderzoek centraal staat is:

Wat is het effect van de genres ‘nieuwsbericht’ en ‘reportage’ op de interpretatie (uitgedrukt in betrokkenheid en waardering) van de lezer bij een specifieke werkwoordstijd (OTT of OVT)?

Deze vraag leidt tot de volgende hypothese: in een reportage leidt zowel de OTT als de OVT tot een hogere betrokkenheid en waardering dan in een nieuwsbericht.

Wanneer beide hypotheses worden aangenomen betekent dit dat de interpretatie die de lezer

vormt niet een vaststaand gegeven is, maar afhangt van zowel taal- als genrekenmerken.

(27)

3. Methode  

3.1 Onderzoeksdesign en procedure

Het huidige experiment is uitgevoerd aan de hand van een objectieve kwantitatieve onderzoeksmethode. Deze onderzoeksmethode stelt de onderzoeker in staat om nauwkeurige informatie te verkrijgen. De participanten zijn bevraagd door middel van een online vragenlijst, waarvoor het online survey softwareprogramma Qualtrics is gebruikt. Bij deelname aan het experiment moesten de participanten in verschillende stappen de vragenlijst doorlopen.

Allereerst begonnen de participanten met het invullen van geslacht, leeftijd en hoogst genoten opleiding. Vervolgens kregen ze een korte uitleg over wat er van hen verwacht werd: “in dit onderzoek wil ik kijken hoe jij, als lezer, verschillende verhalende teksten ervaart”. Deze uitleg is met een reden erg algemeen gebleven. Wanneer de participanten op de hoogte zijn van het onderzoeksdoel, zoals manipulatie in genre en werkwoordstijd, kan dit de resultaten vertekenen doordat er dan vaak sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven. Na deze korte uitleg kregen ze een tweetal vragen die de leeservaring (frequentie van lezen) en de genrekennis (frequentie van het lezen van nieuwsteksten) in kaart bracht. Naast genre en werkwoordstijd, is de verwachting dat deze factoren een rol kunnen spelen bij de interpretatie van de lezer.

Wanneer een lezer meer genrekennis heeft zal deze bij de teksten naar verwachting het genre en de bijbehorende genreconventies eerder herkennen. Alvorens ze overgingen tot het lezen van de teksten, kregen de participanten de volgende instructie: “je krijgt straks één voor één 4 teksten te lezen. Lees deze teksten goed door. Na het lezen moet je deze teksten beoordelen.

Houd hierbij rekening dat het niet gaat om snelheid of om het onthouden van de inhoud. Je kunt helemaal niks fout doen. Succes!”. Na het lezen van iedere tekst klikten de participanten door naar de volgende pagina. Op die pagina kregen ze weer een andere instructie: “hieronder zie je een stukje uit de tekst die je zojuist hebt gelezen. De vragen die hierna volgen gaan allemaal over dit stukje tekst”. Onder deze instructie stond een tekstfragment, afkomstig uit de tekst die ze net hadden gelezen. De participanten werden gevraagd alleen dit tekstfragment te beoordelen. Onder het tekstfragment moesten ze aangeven in hoeverre ze bekend waren met het onderwerp van de gelezen tekst. Daarnaast moesten de participanten aangeven in welke mate zij transportatie ervaarden (par. 3.4), zich konden identificeren met de personages (par.

3.5) en in welke mate ze de tekst waardeerden (par. 3.6). Zie bijlage I voor een voorbeeld van de lay-out van het experiment, zoals de participanten deze te zien kregen.

(28)

Het experiment bevatte geen tijdslimiet, omdat het leestempo per participant verschillend kan zijn. De participanten konden hun voortgang bijgehouden aan de hand van een voortgangsbalk bovenaan de pagina.

3.2 Participanten

In zijn totaliteit hebben er 154 jongeren, die een HBO- of een WO opleiding volgen of gevolgd hebben, in de leeftijd van 18-30 jaar deelgenomen aan het onderzoek, waarvan de gemiddelde leeftijd 22.1 jaar was (SD = 2,6). Hiervan was er 78% vrouw. De onderzoeker heeft gebruik gemaakt van haar netwerk en heeft studenten op de campus van de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd om deelname. Verondersteld wordt dat jongeren in de leeftijdscategorie 18-30 een enigszins vergelijkbare ervaring hebben met de wijze waarop nieuws wordt gebracht. Om een zo homogeen mogelijke groep te bevragen is er gekozen voor jongeren met een HBO- of een WO-opleidingsniveau. Naar verwachting zal deze groep jongeren geen moeite hebben met het begrijpen van de nieuwsteksten, waardoor tekstbegrip de beoordelingen van de teksten niet in de weg zal staan.

3.3 Materiaal

Elke participant krijgt teksten met vier verschillende onderwerpen te lezen, namelijk:

1.   de situatie die ontstond nadat orkaan Katrina Amerika bereikt had;

2.   de discussie omtrent levensbeëindiging bij zeer zieke baby’s;

3.   de resultaten uit de armoedemonitor van Nederland;

4.   de veroordeling van een jeugdzorg voogd na de dood van Savanna, een door mishandeling overleden peuter.

De vier onderwerpen betreffen gebeurtenissen die niet recent hebben plaatsgevonden. Dit om op voorhand een te grote betrokkenheid van de lezer bij bepaalde gebeurtenissen uit te sluiten.

De oorspronkelijke teksten komen uit de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en de Volkskrant, verschenen in de jaren 2005/ 2006. De teksten in dit onderzoek zijn hier in de basis op gebaseerd, maar wel zodanig aangepast dat ze voldoen aan de eisen van het experiment.

Elk onderwerp bestaat uit vier verschillende varianten. Deze varianten zijn verschillend in genre en werkwoordstijd, te weten: nieuwsbericht in de OTT, nieuwsbericht in de OVT, reportage in de OTT en reportage in de OVT. Elke participant krijgt maar één van de vier varianten te lezen.

Zo krijgt een participant bijvoorbeeld van het eerste onderwerp (orkaan Katrina) het

(29)

nieuwsbericht in de OTT te lezen en van het tweede onderwerp (levensbeëindiging bij zeer zieke baby’s) het nieuwsbericht in de OVT te lezen, etcetera. Dit betekent dat er zestien verschillende combinaties mogelijk waren van tekstvariant en onderwerp. Met behulp van de randomizer van Qualtrics worden de teksten in een willekeurige volgorde aangeboden. Zo kan de schrijfstijl en structuur van het eerst aangeboden genre (bv. nieuwsbericht) de beoordeling van het als tweede aangeboden genre niet beïnvloeden (bv. reportage). Doordat elke participant maar één versie per onderwerp krijgt ontstaan er vier verschillende groepen participanten. Elke participant wordt door de randomizer van Qualtrics willekeurig in één van de vier groepen ingedeeld. Onderstaande tabel toont de verdeling van de vier groepen aan. De lichte afwijking in aantallen per groep heeft als reden dat er tien participanten uit het experiment zijn gehaald, omdat zij ofwel nauwelijks iets hadden ingevuld ofwel niet voldeden aan de leeftijdsgrens.

Tabel 2: verdeling van de vier groepen participanten

Onderwerp Groep 1 (N =

38)

Groep 2 (N

=35)

Groep 3 (N = 42)

Groep 4 (N = 39)

Orkaan Katrina Nieuwsbericht OTT

Nieuwsbericht OVT

Reportage OTT

Reportage OVT Levensbeëindiging

bij zeer zieke baby’s

Nieuwsbericht OVT

Nieuwsbericht OTT

Reportage OVT

Reportage OTT Resultaten

armoedemonitor

Reportage OTT

Reportage OVT

Nieuwsbericht OTT

Nieuwsbericht OVT

Veroordeling jeugdzorg voogd

Reportage OVT

Reportage OTT

Nieuwsbericht OVT

Nieuwsbericht OTT

3.3.1 Genremanipulatie

Hoewel de participanten tijdens het experiment niet expliciet te weten komen waar het

experiment daadwerkelijk om gaat, is het wel van belang dat ze bij het lezen van de teksten de

genres als zodanig herkennen. Schuurs & De Groot (2013) stellen dat de kans dat een tekst van

een bepaald genre succesvol functioneert wordt vergroot wanneer alle participanten in de

communicatieve situatie inzien dat de tekst tot het desbetreffende genre behoort en alle

betrokkenen de relevante situationele factoren herkennen, inclusief de rollen van de

participanten.

(30)

Bovenaan iedere tekst wordt daarom vermeld dat het gaat om een nieuwsbericht of reportage.

Dit gebeurt door boven de titel van de tekst het woord ‘Nieuwsbericht’ te plaatsen, wanneer het gaat om een nieuwsbericht, of ‘Reportage’, wanneer het gaat om een reportage. Boven elk tekstfragment, afkomstig uit diezelfde tekst, werd dit niet meer herhaald.

Het gebruik van de genreconventies (par. 2.3.2) maakt het voor de lezer gemakkelijk een

bepaald genre te herkennen. Om dit te bereiken zijn er verschillende aanpassingen aan de oorspronkelijke artikelen gedaan. De nieuwsberichten bestaan uit een vetgedrukte kop en een vetgedrukte lead, beginnend met een plaatsaanduiding. Daarnaast bestaat de lead uit alle, of een selectie van, de belangrijke nieuwsfeiten (wie, wat, wanneer, waarom, waar en hoe). De nieuwsberichten bestaan gemiddeld uit 5 à 6 alinea’s (M = 5,5 SD = 0,9) en 270 woorden (SD

= 45). De reportages hebben ook een vetgedrukte kop, maar geen vetgedrukte lead. Ze bestaan uit 4 à 5 alinea’s (M = 4,5, SD = 1,6) en 395 woorden (SD = 101). Het aantal woorden ligt hoger bij een reportage dan bij een nieuwsbericht, wat overeenkomt met het genrekenmerk dat een reportage over het algemeen langer is dan een nieuwsbericht.

Naast de vormgeving is er rekening gehouden met inhoudelijke genreconventies. In een nieuwsbericht wordt de tekst op een zo neutraal mogelijk wijze weergegeven. Een voorbeeld hiervan is onderstaand nieuwsbericht in de OTT over de orkaan Katrina die de kust van Amerika bereikte:

Nieuwsbericht

'Honderden' doden door Katrina

NEW YORK - De orkaan Katrina eist een paar honderd levens. Volgens een woordvoerder van de stad Biloxi aan de kust van Mississippi loopt het aantal slachtoffers 'in de honderden'.

De gouverneur van de staat, Haley Barbour, spreekt de verwachting uit dat het dodental in

Mississippi zal oplopen naar tachtig. Volgens de woordvoerder van Biloxi zijn er veel meer doden.

Veel inwoners van de kustplaats zijn verrast door een vloedgolf van negen meter hoog. De burgemeester van Biloxi, A. J. Holloway, spreekt over een tsunami.

(...)

Het nieuwsbericht geeft de informatie op een feitelijke en duidelijke manier weer, waarbij de

lead bestaat uit een selectie van de belangrijkste nieuwsfeiten (wie, wat, waar).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieronder volgen de uitgangen van de o.t.t mediumpassief van beide subgroepen van de tweede vervoeging en worden de werkwoorden αγαπηέκαη (bemind worden)

van de continuïteit mediumpassief van de werkwoorden met archaische vervoeging zijn de uitgangen: –νύκνπλ, -νύζνπλ, -νύληαλ, -νύκαζηε,

πιεξώζεθα, πιεξώζεθεο, … αγνξάζηεθα, αγνξάζηεθεο, … Hieronder worden bovenstaande werkwoorden vervoegd:. πιεξώζεθα ik werd betaald

Open en respectvol vertellen wie we zijn en waarvoor we staan, ook in de katholieke godsdienstlessen, is dat niet de eer- lijkste en oprechtste

2 Doorstreep de woorden die alleen een hoofdletter krijgen als ze het eerste woord van een zin zijn. Europa Fatima Azië Spaanse

The primary input to the system d is composed mostly of the desired signal s (in this case the pilot's speech) and partly of the noise signal n (in this case

Beide proeven zijn op een zo gunstig mogelijk tijdstip beoordeeld door zaadhandel, tuinders, N.A.K.G, voorlichtingsdienst, gebruiks- waarde-onderzoek en de gewasspecialist van

We concluderen dat de Vlaamse arbeidsmarkt tot voor kort aan de beterhand was, maar dat de kloof ten aanzien van het precrisisniveau nog niet gedicht is. Bovendien duiken er