Vraag nr. 347 van 10 juli 1997
van mevrouw GERDA RASKIN Composteringsinstallaties – Geurhinder
Composteringsinstallaties blijken, ondanks de toe-gepaste technieken, een bron van geuroverlast te zijn voor de omgeving. Uit de ervaring met twee installaties in V l a a m s - B r a b a n t , met name in Leu-ven en in Grimbergen, blijkt dat ook de vestigings-plaats niet steeds oordeelkundig werd gekozen, zodat de geuroverlast een groot aantal omwonen-den treft.
1. Bestaan er voor de verschillende composte-ringsinstallaties gegevens met betrekking tot geurhinder ?
2. Bestaan er in Vlaanderen of in het buitenland installaties waar de werking zonder geurhinder verloopt ?
3. Heeft de minister reeds initiatieven genomen om deze installaties, gezien hun hinderend k a r a k t e r, te verbieden wanneer er in een be-paalde straal bebouwing is ?
4. Heeft de minister reeds bepaalde eisen opge-legd betreffende de gebruikte technieken om geuroverlast tegen te gaan ?
Antwoord
1. Vooreerst verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag nr. 247 van 22 april 1997 betreffende de composteringsinstallatie in Leuven ( B u l l e t i n van Vragen en A n t w o o rden nr. 16 van 30 mei 1997, blz. 1526 – red.).
Vooraleer de vestigingsplaats van de composte-ringsinstallatie VLAR in Grimbergen te aan-v a a r d e n , werd ten behoeaan-ve aan-van de adaan-vies- en vergunningverlenende overheid een geurstudie g e ë i s t . Deze voorafgaandelijke geurstudie gaf aan dat de installatie kan worden geëxploiteerd met inachtneming van de voorschriften met betrekking tot geurhinder gebruikt in Neder-land.
Uit een evaluatie van de composteringseenheid van VLAR, uitgevoerd door de Vakgroep Orga-nische Chemie – Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen – Universiteit Gent in december 1996, blijkt dat zowel de GFT- (groente-, fruit- en tuinafval) als
de groencomposteringsinstallatie in Grimber-gen op een verantwoorde wijze wordt bedreven en dat,wat de geurhinder betreft,voldaan wordt aan de doelstellingen om niet meer dan 5 % van de tijd voor geuroverlast te zorgen bij de dichtstbijzijnde bebouwing.
Voor de GFT-composteringsinstallatie van Interleuven werd op basis van de opgedane ervaringen bij de vergunningsvoorwaarden, geëist dat de dimensionering van de biofilter zou worden bepaald volgens de capaciteit van de installatie. Deze dimensionering gebeurde door een erkend MER-deskundige (milieuef-fectrapport), discipline lucht. Daar de bouwkun-dige fase was afgesloten, werden drie supple-mentaire eisen naar temperatuur, vocht- en ammoniakgehalte gesteld.
2. Zoals eerder vermeld, werd als toetssteen voor de geurhinder de Nederlandse richtlijn NeR 3.5/98.9-1 gebruikt. Deze richtlijn legt wat de geurhinder betreft volgende afspraken vast. – De geurimmissieconcentratie ter plaatse van
de dichtstbijzijnde woonbebouwing of ande-re geurgevoelige objecten mag niet meer bedragen dan 6 ge/m3 als 98 percentiel. H e t
standaardpakket aan maatregelen moet wor-den toegepast.
– Indien de geurimmissieconcentratie ter plaatse van de dichtstbijzijnde woonbebou-wing of andere geurgevoelige objecten zich tussen 3 ge/m3 (als 98 percentiel) en 6 ge/m3
(als 98 percentiel) bevindt, moet door het volgen van de hindersystematiek (To e l i c h-ting 1.3.4.) uitsluitsel verkregen worden over het al dan niet aanvaardbaar zijn van het hinderniveau en de (eventueel) te nemen maatregelen.
Voor nieuwe inrichtingen geldt de waarde 3 g e / m3 (als 98 percentiel) als bovengrens en een
tussengebied van 1-3 ge/m3(als 98 percentiel).
Het is duidelijk dat, hoe gering ook, er steeds enige geurhinder aanvaard wordt.
3. Voornoemde installaties bevinden zich respec-tievelijk in het industriegebied en in een gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzie-n i nutsvoorzie-n g e nutsvoorzie-n . De aanutsvoorzie-nvaardbaarheid enutsvoorzie-n de inutsvoorzie-npasbaar- inpasbaar-heid van de projecten in de omgeving worden telkens weer op individuele basis onderzocht en beoordeeld, in het kader van de vergunningver-lening.
4. De betrokken bedrijven zijn uitgerust met een b i o f i l t e r. De installatie van VLAR (Vlaamse Maatschappij voor Afvalrecuperatie) in Grim-bergen wordt bijna permanent geëvalueerd door de voormelde vakgroep.
De installatie van Interleuven zal het voorwerp uitmaken van studie door dezelfde vakgroep.