Vraag nr. 174 van 26 juni 1997
van de heer FRANCIS VERMEIREN Informatietechnologiecentrum – Opzet
De Vlaamse regering heeft op haar vergadering van 27 mei jongstleden besloten om in het kader van het Actieprogramma Informatietechnologie een Informatietechnologiecentrum (IT) op te rich-t e n . Voor de werking van dirich-t cenrich-trum is in een steunbedrag van 50 miljoen voorzien, gespreid over een periode van 3 jaar.
Het IT-centrum moet onderzoeksresultaten en nieuwe ontwikkelingen inzake informatietechnolo-gie verspreiden onder de Vlaamse bedrijven. 1. Welke bedrijven krijgen toegang tot deze
resul-taten ? Onder welke voorwaarden mogen zij deze resultaten aanwenden ? Op welke basis kunnen de bedrijven gebruik maken van deze resultaten ?
2. Is het de bedoeling dat het IT-centrum metter-tijd zelfbedruipend wordt ?
3. Werd er reeds een beslissing genomen over de vestigingsplaats van genoemd centrum ?
4. Heeft men reeds enig idee van de personeels-formatie die er nodig zal zijn om het centrum te runnen ?
Antwoord
Doelgroepen van bedrijven en gebruiksvoorwaar -den inzake resultaten
De oprichtingsvoorwaarden bepalen dat de activi-teiten van het Informatietechnologiecentrum wor-den gedefinieerd volgens een concreet bedrijfsplan met precieze, meetbare doelstellingen en perfor-m a n t i e - i n d i c a t o r e n . Deze indicatoren worden bij de start vastgelegd en moeten toelaten de goede werking van het centrum na te gaan.
Bij de uitwerking hiervan zal het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het We t e n s c h a p p e l i j k -Technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT) er onder andere over waken dat het doelpubliek van het IT-centrum een zo ruim mogelijke groep van bedrijven blijft. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde "horizontale" en "verticale" acties van het IT-centrum.
Bij de eerste ligt de focus op algemene, h o o f d z a k e-lijk collectief georiënteerde informatie- en advies-verstrekking inzake IT. Dit impliceert onder ande-re het opzetten van eigen en publieke informatie-netwerken rond externe expertises en rond beschikbaarheid van bestaande en geteste techno-l o g i e ë n , de coördinatie van vormings- en optechno-lei- oplei-dingsinitiatieven en de organisatie van themada-g e n . Bij de verticale acties profileert het IT- c e n-trum zich als begeleider van voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) naar een geïntegreerde oplossing van hun probleem, n i e t zozeer door zelf oplossingen uit te werken, m a a r door de KMO's te begeleiden bij de keuze tussen de optie voor bestaande en geteste technologieën en eventuele doorverwijzing naar derden.
Omdat IT-diffusie zich niet enkel moet richten naar IT-verwante sectoren maar ook naar meer tra-ditionele sectoren, opteert het IT-centrum voor een zo ruim mogelijke doelgroep voor de horizontale a c t i e s. Gezien de aard van deze acties betreft het hier geen verspreiding van bedrijfseigen informa-t i e, en is een maximale verspreiding noodzakelijk. Dit zal onder meer gerealiseerd worden met e-mails en nieuwsbrieven binnen en buiten het IT-domein.
Tegelijk worden voor de verticale acties meer spe-cifieke doelgroepen uitgekozen (onder andere de machine- en apparatuurbouwers) ; deze sectoren zijn op dit moment uitermate receptief voor inno-vatie via IT, en kunnen hierdoor een belangrijk competitief voordeel verwerven. Zij hebben echter behoefte aan een centraal aanspreekpunt als pro-b l e e m o p l o s s e r, wat het IT-centrum wil aanpro-bieden. Er is evenwel geen formele beperking op aard of type van bedrijf om bij het IT-centrum te rade te g a a n . Vermits het IT-centrum optreedt als begelei-der van concrete implementatieprojecten, moet het bedrijfsplan volgens de gestelde voorwaarden expliciet in mechanismen voorzien opdat het IT-centrum zou terugtreden bij elke belangrijke marktverstoring.
Zelfbedruipend karakter op termijn ?
Een van de belangrijke voorwaarden bij de imple-mentatie is het gedetailleerd uitwerken van het k o s t e n p l a n . De huidige ramingen voorzien alles-zins een toename van de inkomsten van het cen-trum ten gevolge van de dienstverlening in de loop van de eerste 3 jaar.
De praktijk zal moeten uitwijzen tijdens de opstartfase van 3 jaar welke de commerciële waar-de is van waar-de activiteiten van het centrum. Op basis
hiervan zal moeten worden beoordeeld of het IT-centrum na de opstartfase geheel of gedeeltelijk zelfbedruipend moet of kan zijn.
Vestigingsplaats
Er is nog geen definitieve beslissing genomen over de vestigingsplaats. Er werd wel geadviseerd dat zij voldoende autonomie zou uitstralen ten aanzien van bestaande kenniscentra en toch voldoende interactie met de bestaande kenniscentra zou toe-l a t e n . Aangewezen toe-lijkt de huur van bureauruimte in een researchpark.
Personeelsformatie
Qua personeelsbezetting kan worden gesteld dat het IT-centrum een "slanke" organisatie moet zijn, aangezien zij slechts als drempelverlager het "sur-plus" zal leveren in nauwe samenwerking met alle andere bestaande organisaties actief in het domein en in het bijzonder met de oprichtende kenniscen-t r a , hekenniscen-t Inkenniscen-teruniversikenniscen-tair Micro-Eleckenniscen-tronica Cen-trum (IMEC) en het Wetenschappelijk en Te c h-nisch Centrum van de Metaalverwerkende Nijver-heid (WTCM).
Het IT-centrum zelf zal 4 adviseurs, elk met com-plementaire kennis binnen verschillende informa-tie- en communicatietechnologiedomeinen (ITC), en 1 voltijdse secretariaatsondersteuning in dienst n e m e n . Het zal worden bestuurd door een raad van b e s t u u r, waarvan een deelgroep ook de functie van stuurgroep op zich zal nemen.