• No results found

Bijlage 1 Het ontstaan van Linoleum en Forbo Linoleum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage 1 Het ontstaan van Linoleum en Forbo Linoleum "

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen

(2)

Inhoudsopgave bijlagen

Bijlage 1 Het ontstaan van Linoleum en Forbo Linoleum

Bijlage 2 Organigram Operations

Bijlage 3 Afbakeningsbeslissingen

Bijlage 4 Ontwerpregels Deetman

Bijlage 5 Procesflowchart

Bijlage 6 Productieprocesschema

Bijlage 7 Productieprocesbeschrijving

Bijlage 8 Opleidingsplan trimafdeling

Bijlage 9 Korte beschrijving verbeterconcepten

(3)

Bijlage 1 Het ontstaan van Linoleum en Forbo Linoleum

Het ontstaan van linoleum

In 1865 ontdekte in Schotland een zekere Frederick Walton (1833-1928) bij toeval dat lijnolie, bij blootstelling aan zuurstof, gaat oxideren. Hij deed deze ontdekking op het moment, dat de toen zeer bekende vloerbedekking "Kamptulicion" erg duur werd. Deze vloerbedekking werd gemaakt van gemalen kurk, rubber en bepaalde gomsoorten. Frederick Walton bracht in de plaats van rubber, de geoxideerde lijnolie. Verder werden dezelfde grondstoffen gebruikt die in de Kamptulicion zaten. De drukweerstand van de nieuwe samenstelling was goed, maar de treksterkte bleef ver achter vergeleken met de

Kamptulicion. Dit kwam de fabricage niet ten goede. Hierop kwam Walton op het idee, om het nieuwe product op een drager te produceren. Dit werd de tot nu toe bekende jutedrager.

Frederick Walton is niet bij toeval op de naam linoleum gekomen. Hij heeft de naam afgeleid uit de Latijnse woorden van de vlasplant, die het zaad had waaruit lijnolie werd geperst. De Latijnse naam voor de vlasplant is Lium en de Latijnse naam voor olie is oleum.

Hieruit ontstond de naam linoleum.

Het ontstaan van Forbo Krommenie

In de loop der tijd ontstonden er diverse linoleumfabrieken in de wereld. Ook in Nederland en wel in Krommenie. De fabriek werd gebouwd aan de Nauernaschevaart naar

aanwijzingen van Frederick Walton. De oprichters van de fabriek hadden twee patenten van Frederick Walton gekocht. Op initiatief van P.H. Kaars Sijpesteijn, werd er in 1898 een linoleumfabriek gebouwd onder de firmanaam P.H. Kaars Sijpesteijn. De fabriek was in 1899 klaar. De firma P.H. Kaars Sijpesteijn was al in het bezit van een grote

stoomolieslagerij en een stoomzeildoekweverij, waarin ook de jute geweven kon worden.

Olie en jute zijn de hoofdbestanddelen naast de kleurstof en de kurkmeel. Hierdoor kon de fabriek zijn eigen bestanddelen vervaardigen. De linoleumfabriek in Krommenie startte met 40 werknemers, waaronder zeven Schotse vaklieden. Deze Schotse vaklieden waren nodig, om de Nederlanders de kunst van het linoleum maken bij te brengen. In Schotland maakte men al enkele jaren linoleum. De taal was een groot probleem, waardoor de overdracht van de vakkennis erg stroef ging.

De concurrentie was groot en de onderneming moest afnemers zien te vinden voor zijn

producten, wat in die tijd erg moeilijk was. 1903 was een kritiek jaar. In maart overleed de

heer P.H. Kaars Sijpesteijn Sr.. In september brandden de droogkamers en de drukkerij

geheel uit. Ondanks deze ramp werd besloten om de herbouw van de fabriek te realiseren en

(4)

zich dan vooral te gaan richten op de export. Aan het eind van het jaar 1904 werd de fabriek heropend en kon men weer linoleum gaan produceren. In 1923 was het noodzakelijk om te gaan uitbreiden. Dit gebeurde in Assendelft langs de spoorlijn Alkmaar-Amsterdam en weer aan de Nauernaschevaart. De nieuwe fabriek werd voornamelijk gebouwd voor de fabricage van inlaid. Dit was een soort linoleum, dat bestond uit verschillende uitgewalste figuren (patronen) linoleum van diverse kleuren, welke later in een bepaald patroon werden

ingelegd. In het begin werd dit met de hand ingelegd en bedrukt. Later gebeurde dit met een vlakdrukmachine. Na verloop van tijd werd de inlaid overbodig en ging men over op Linofelt en Marmoleum. Linofelt is een soort linoleum dat op een gebitumeerde viltpapierdrager is gekalanderd. Marmoleum is linoleumstof bestaande uit verschillende kleuren in verschillende verhoudingen per dessin. Dit product heeft ook een jutedrager. Door verschillende kleuren linoleumstof door elkaar te mengen en te kalanderen, ontstaat er een marmerstructuur. Hieruit ontstond de Marmoleum. In 1935 kreeg het linoleum een nieuwe impuls. Dit kwam doordat de chemische industrie nieuwe, zeer kleursterke, pigmenten begon te produceren. Dit hield voor de linoleum in, dat men de stof nu iedere gewenste kleur kon geven. Vooral door het titaanwit konden er veel lichter tinten gemaakt worden. In 1963 werd de oude fabriek gedeeltelijk verwoest door een felle brand in een aantal droogkamers. Door deze brand werd de nieuwe fabriek zeer versneld uitgebreid en gemoderniseerd. Tot de dag van vandaag wordt er nog steeds uitgebreid en er worden steeds weer nieuwe producten uitgevonden die men als vloerbedekking kan gebruiken. Maar de samenstelling van linoleum zal altijd uit natuurlijke producten bestaan.

Product en productenscala

De belangrijkste merken voor Forbo-Linoleum zijn Marmoleum en Artoleum. Deze worden volgens de Europese normstelling (C.E.N.) geproduceerd op basis van een homogeen mengsel van grondstoffen (EN670). Marmoleum kan onderverdeeld worden naar

Marmoleum Real, Marmoleum Fresco en Marmoleum Vivace. Artoleum kan onderverdeeld worden naar Artoleum Sierra, Artoleum Graphic, Artoleum Scala, Artoleum Piazza en Artoleum Passion. Marmoleum en Artoleum zijn in vele kleuren verkrijgbaar en worden beide van natuurlijke grondstoffen vervaardigd, te weten lijnolie, natuurlijke harsen, houtmeel, kalksteen, pigmenten en jute. Lijnolie, de voornaamste grondstof, wordt geperst uit het zaad van de vlasplant. Om de lijnolie te binden worden er natuurlijke harsen aan toegevoegd, die worden getapt uit pijnbomen. Houtmeel dient om de opname van pigmenten te verbeteren, om Marmoleum body te geven en om Artoleum een vlak oppervlak te geven.

Kalksteen is door de zeer fijne structuur een waardevolle grondstof voor bijna alle vloeren met een vlak uiterlijk. Ecologisch verantwoorde pigmenten zorgen voor de mooiste kleuren.

Voor de rug van zowel Artoleum als Marmoleum zijn tal van materialen geschikt. Forbo

(5)

kiest voor jute, het meest natuurlijke materiaal. Het homogene mengsel van grondstoffen wordt in twee lagen aangebracht op de jutedrager. De voordelen hiervan zijn:

De eerste laag gemengde grondstoffen egaliseren de jutedrager; de oneffenheden die natuurlijke garens aan het oppervlak van de producten kunnen veroorzaken worden hiermee afgedekt;

Door in twee lagen te produceren, wordt een compacter product gemaakt; dit leidt tot meetbaar betere resultaten ten aanzien van indrukgevoeligheid en bij mechanische belasting (b.v. de rolstoeltest).

Voor de rug van Marmoleum dual tegels wordt gebruik gemaakt van chloorvrij polyester.

Marmoleum en Artoleum zijn de hoofdcollecties van Forbo Linoleum. Deze beide producten worden wereldwijd verkocht. Marmoleum kent 107 kleurvarianten, die één keer per vier jaar worden samengesteld. Artoleum kent 56 kleurvarianten. Deze worden tevens één keer per vier jaar samengesteld. De Artoleumcollectie wordt per 1 januari 2003 vernieuwd. Het aantal varianten zal dan teruggebracht worden naar 27. Naast de Marmoleum- en

Artoleumcollectie, onderscheidt Forbo Linoleum nog de trendcollectie, marmofloor en

furniture linoleum. De trendcollectie kent 12 varianten en wordt voor 1 à 2 jaar samengesteld

voor de Nederlandse markt. Marmofloor is een toepassing van linoleum. Het linoleum wordt

hierbij geplakt op een houten plaat. Deze collectie kent 26 varianten. De order intake van

marmofloor zal echter per 1 maart 2003 stoppen. Tot slot bestaat de collectie furniture

linoleum uit 32 varianten. Dit product wordt gebruikt voor bijvoorbeeld deuren en tafels.

(6)
(7)

Bijlage 2 Organigram Operations

Operations

Industrial Accounting

Secretariaat

Engineering Productie &

Onderhoud

Logistiek Quality Assurance en Product Control

Proces- en productont- wikkeling

Design Studio

Inkoop Fabriek

Schotland

(8)

Systeemgrens Leden

SGRV

Bijlage 3 Afbakeningsbeslissingen

Personeel&

Organisatie

Operations Engineering

Operations Logistiek

Information &

communication services

Operations Productie/

Onderhoud

Sales

Marketing

Customer Service

Inkoop

Operations Design studio

Operations Proces- en product- ontwikkeling

International marketing

Operations

Quality Assurance

en Product Control

(9)
(10)
(11)

Bijlage 4 Ontwerpregels Deetman

1. Wanneer de complexiteit van het takenpakket hoog is, moet de taakverdelingsstructuur gedifferentieerd zijn. Als de complexiteit laag is, is minder differentiatie mogelijk.

2. Wanneer taken gekenmerkt worden door een hoge mate van bewerkingsonzekerheid, dienen beslissingen over de uitvoering van die activiteiten niet van de uitvoering zelf gescheiden te worden. Bij taken met een lage bewerkingsonzekerheid behoort afsplitsing van de regeltaken van de uitvoering wel tot de mogelijkheden.

3. Coördinatie van taken met een hoge bewerkingsonzekerheid zal voornamelijk via wederzijdse afstemming plaats moeten vinden. Als de bewerkingsonzekerheid laag is, is coördinatie waarbij de nadruk op planning en standaardisatie ligt, mogelijk.

4. Als het takenpakket gekenmerkt wordt door een hoge bewerkingsonzekerheid, dient de taakverdelingsstructuur minder gedifferentieerd te zijn. Als de bewerkingsonzekerheid laag is, is sterke differentiatie mogelijk.

5. Als taken een patroon van gepoolde afhankelijkheid vertonen, moet coördinatie via standaardisatie plaatsvinden. Bij een patroon van sequentiële afhankelijkheid is coördinatie door planning tevens nodig. Bij een patroon van wederzijdse afhankelijkheid moet men de taken daarbij nog via wederzijdse aanpassing coördineren.

6. Als taken een patroon van wederzijdse afhankelijkheid vertonen, moeten

coördinatiebeslissingen gedelegeerd worden naar de uitvoering. Dit houdt in dat groepsleden zonder belemmeringen met elkaar moeten kunnen communiceren.

7. Als taken van elkaar afhankelijk zijn, dienen deze zo gegroepeerd te worden dat de afhankelijkheden binnen groepen groter zijn dan die tussen de afzonderlijke groepen.

8. Als de variëteit aan producten en bewerkingsactiviteiten hoog is, dienen afdelingen rond gelijksoortige productiecategorieën gegroepeerd te worden. Als de variëteit laag is, zijn andere ordeningsprincipes mogelijk. (Niet van toepassing in dit onderzoek)

9. Bij een hoge variëteit dient de coördinatiebeslissing over de volgorde van producten of

bewerkingsactiviteiten gedelegeerd te worden. Als de variëteit laag is, is centrale coördinatie

mogelijk.

(12)

10. Als de grenstransactie-onzekerheid hoog is, dienen grenshandhaving-, allocatie en coördinatiebeslissingen niet van elkaar gescheiden te worden. In situaties waar de

grenstransactie-onzekerheid laag is, behoort scheiding van de drie regelbeslissingen wel tot de mogelijkheden.

11. Als de grenstransactie-onzekerheid hoog is en er is tevens sprake van een hoog

verstoringpotentieel, zullen regelbeslissingen daar genomen moeten worden waar de meest actuele kennis van de situatie aanwezig is. In veel gevallen is dit daar waar de uitvoering plaatsvindt. Als het verstoringpotentieel laag is, behoort scheiding van de regelbeslissingen van de uitvoering tot de mogelijkheden.

12. In situaties die gekenmerkt worden door een hoge grenstransactie-onzekerheid moet er sprake zijn van enige overlap tussen de taakgebieden van groepsleden of afdelingen. Als de

grenstransactie-onzekerheid laag is, is deze overlap minder noodzakelijk.

13. In situaties die gekenmerkt worden door een hoog tempo van technologische ontwikkelingen moeten afdelingen zo opgesteld zijn dat veranderingen geïntroduceerd kunnen worden zonder daarmee het gehele bewerkingssysteem te verstoren. Een opstelling van een aantal parallelle productielijnen heeft dan voordelen. Als het tempo van technologische ontwikkelingen laag is, behoort een minder flexibele organisatie tot de mogelijkheden (niet van toepassing in dit onderzoek).

14. Als het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoog is, zullen werknemers op meerdere taakgebieden inzetbaar moeten zijn en blijven. In situaties met een laag tempo van technologische ontwikkelingen behoort specialisatie op één vakgebied tot de mogelijkheden.

15. In kleine groepen dient de differentiatie in de taakverdeling beperkt te zijn. In grote groepen behoort een verdergaande differentiatie tot de mogelijkheden.

16. In grote groepen moet minder gebruik gemaakt worden van wederzijdse aanpassing als dominante coördinatievorm. In kleine groepen is het wel mogelijk om de werkzaamheden op efficiënte wijze via wederzijdse aanpassing te coördineren.

17. Naarmate de bewerkingsonzekerheid hoger is, dient de informatie ten behoeve van de taakuitvoering minder gedetailleerd te worden aangeleverd, dient er minder gebruik gemaakt te worden van formele procedures en moet de informatie meer mondeling worden

overgedragen.

(13)

18. Als activiteiten een patroon van gepoolde afhankelijkheid vertonen, moet de

informatieoverdracht schriftelijk plaatsvinden. Bij een patroon van sequentiële afhankelijkheid moet de informatieoverdracht schriftelijk plaatsvinden, zonodig aangevuld met een

mondelinge toelichting. Bij een patroon van wederzijdse afhankelijkheid moet de informatie- uitwisseling mondeling plaatsvinden. Informatie die met het oog op de toekomst belangrijk is, dient dan tevens vastgelegd te worden.

19. Het afhankelijkheidspatroon tussen de activiteiten moet bepalend zijn voor de keuze van de grenzen van de eenheden waarover beheersingsinformatie wordt verzameld. De grenzen zullen daar gelokaliseerd moeten zijn, waar de onderlinge afhankelijkheden tussen de onderscheiden groepen het laagst zijn (geen toegevoegde waarde in dit onderzoek).

20. Naarmate de grenstransactie-onzekerheid hoger is, moet er méér informatie verzameld worden over de toestand van een omgeving van een organisatie-eenheid, moet deze informatie sneller beschikbaar zijn, zal ze meer kwalitatief van aard en minder gedetailleerd moeten zijn.

21. Naarmate het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoger is, moet er meer informatie verzameld worden over ontwikkelingen in de omgeving van een organisatie- eenheid en zal deze informatie meer kwalitatief van aard en minder gedetailleerd moeten zijn (geen toegevoegde waarde voor het onderzoek).

22. Naarmate het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoger is, zal het

informatiesysteem zelf sneller aanpasbaar moeten zijn aan nieuwe situaties (geen toegevoegde waarde voor het onderzoek).

23. Naarmate de groep groter is, zal het informatiesysteem formeler van aard moeten zijn en zal er meer gebruik gemaakt moeten worden van onpersoonlijke coördinatiemechanisme.

24. Informatiesystemen moeten zo ontworpen worden dat ze in de eerste plaats informatie geven aan het punt waarop de besluiten op basis van die informatie genomen worden. Als de besluitvorming bij de storingsbron plaatsvindt, moet de bijbehorende informatie ook op dat punt aanwezig zijn.

25. Naarmate de bewerkingsonzekerheid hoger is, zal het opleidingsniveau van werknemers hoger

moeten liggen, zal de opleiding breder moeten zijn, moet er meer tijd uitgetrokken worden

voor bijscholing en moet men meer gebruik maken van de leermogelijkheden die het werk zelf

biedt.

(14)

26. Als het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoog is, zal het opleidingsbeleid flexibiliteit van werknemers moeten stimuleren, centraal gecoördineerd moeten zijn en voor een groot deel extern plaatsvinden. Bij een laag tempo van nieuwe technologische

ontwikkelingen kan de opleiding zich over een langere termijn uitstrekken en grotendeels intern plaatsvinden.

27. Naarmate er meer gekozen is voor flexibele taakverdeling en/of delegatie van

regelbeslissingen, zal de opleiding van groepsleden veelzijdiger en breder moeten zijn.

28. Bij beoordeling van, van elkaar afhankelijke groepen, moeten de grenzen van de te beoordelen groep daar getrokken worden waar de onderlinge afhankelijkheden het kleinst zijn. Als activiteiten een projectmatig karakter hebben vindt beoordeling bij voorkeur plaats na afronding van een (deel)project. (geen onderwerp van onderzoek)

29. In situaties waar de bewerkingsonzekerheid laag is, kunnen arbeidsprestaties worden gedefinieerd in termen van observeerbare fysieke actie. Als taken noch extreem zeker, noch extreem onzeker zijn, kunnen prestaties gedefinieerd worden in termen van eindresultaten. In situaties waar de bewerkingsonzekerheid hoog is, zullen arbeidsprestaties gedefinieerd moeten worden in termen van de mening van deskundige observatoren.

30. Prestatiebeloningssystemen moeten gebaseerd zijn op evaluatie van die activiteiten, die, gegeven de gekozen verdeling van taken en beslissingen, bijdragen tot het bereiken van het groepsdoel. Dit brengt met zich mee dat het voor iedereen duidelijk moet zijn, waarop de beloning is gebaseerd en dat het tijdsinterval tussen de beoordeling van de prestatie en de consequenties hiervan, niet te groot moet zijn.

31. Naarmate de bewerkingsonzekerheid hoger is, zal de leider minder gebruik moeten maken van formele regels en meer van persoonlijke coördinatiemechanismen.

32. Naarmate de grenstransactie-onzekerheid hoger is, zal de groepsleider sneller bereikbaar moeten zijn voor overleg.

33. Naarmate er meer beslissingen aan de groep gedelegeerd zijn, zal het takenpakket van de

groepsleider minder operationele en meer ondersteunende activiteiten bevatten, wordt de rol

van bemiddelaar tussen groep en haar omgeving belangrijker en zal de leider meer gebruik

moeten maken van indirecte, op beïnvloeding gebaseerde macht.

(15)
(16)
(17)

Bijlage 6 Productieprocesschema

Voorraad lijnolie

Oxidatie Voorraad linoleum cement

Verestering Voorraad Kurkzeverij

houtmeel

Voorraad linoleumkorrels en jute

Kalanderen (Walsen)

Drogen

Trimmen

Verpakken + transport

Magazijn eindproduct Mengerijen

1 - 4

harsbreek installatie Voorraad

gomhars

(18)
(19)

Bijlage 7 Productieprocesbeschrijving

Bij de afdeling verestering wordt door middel van verestering het halffabrikaat ruwe tallolie gemaakt die geschikt is voor de oxidatie. In de oxidatie wordt vervolgens het halffabrikaat cement gemaakt, voor de productie van alle linoleumsoorten. De oxidatie van lijnolie vindt plaats op één afdeling en is een geïntegreerd, en tot voor kort batchgewijs proces. Recentelijk heeft men onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van continue oxidatie. Een deel van de oxidatie verloopt nu reeds via dit continue proces. Men werkt hier met 5-ploegendiensten.

In de kurkzeverij wordt een halfproduct gemaakt voor de mengerij, men zeeft hier kurk, die aangevoerd wordt in samengeperste balen en zakken. Kurk komt in de natuur voor als bast van de kurkeik. Deze bast wordt van de boom geschild en daarna vermalen.

Het mengerijgebouw bestaat uit zes etages. Op de vijfde etage wordt alle droge stof gewogen. Op de vierde verdieping wordt dit gemengd. Op de derde verdieping wordt het droge mengsel samengevoegd met het cement uit de oxidaties. Op de onderste drie verdiepingen wordt het eindmengsel drie keer door een worstenmolen gehaald om het product zo goed mogelijk te kneden en te mengen. Het wegen en mixen, het scratchen en het koelschudden van het product in de mengerij is een continu proces met een vaste routing. Alle drie de bewerkingen worden geïntegreerd uitgevoerd. Hierbij zijn vier

afdelingen beschikbaar, die min of meer hetzelfde werken. Mengerijen 1 en 2 produceren het

bovenvelstof voor kalander 2 & 4. In mengerij 3 worden alleen soorten linoleumstof geproduceerd die nodig zijn voor de productie van kalander 1. Mengerij 4 produceert voornamelijk ondergrondstof voor kalander 2 & 4. Wanneer er genoeg ondergrondstof in voorraad ligt kan deze mengerij ook

bovenvelstof voor kalander 2 & 4 produceren. Bij de mengerij wordt met een 3-ploegendienst gewerkt.

Het kalanderen is tevens een geïntegreerd proces waarbij drie afdelingen beschikbaar zijn die

hetzelfde werken. Kalander 1 wordt voor de trendcollectie en de furniture linoleumcollectie in werking gezet. Kalander 2 voor Marmoleum en Artoleum en kalander 4 voor Marmoleum. Het woord kalander is afkomstig van het Franse woord "calandre", en betekent samenstellen van walsen. Bij Forbo Linoleum wordt in de linoleumdivisie gekalanderd, met als doel een vlak en glad product van een bepaalde dikte. Hier wordt ook de juteonderlaag aangebracht. Bij kalander 2&4 wordt met een 3- ploegendienst gewerkt en bij kalander 1 met 2 ploegen.

In de droogkamers/klimaatkamers wordt het product vanaf de kalanders via een leidrol haaks omhoog

gevoerd. Via leidrollen en een trekrol wordt het weer omlaag gebracht. Zo vormt zich een lus. Het

(20)

drogen vindt batchgewijs plaats. Hiertoe zijn 50 droogkamers beschikbaar. De droogkamers zijn 15 meter hoog. Er kunnen verschillende hoeveelheden opgehangen worden, van 240 stuks tot 285 stuks lussen in drie lagen. Wanneer de droogkamer gevuld is wordt deze bijna in zijn geheel afgesloten en onder stoom met een temperatuur van 75°C gezet. Gedurende de eerste vier dagen blijven er nog drie dakluiken op een kleine kier open staan om te ventileren. Het aantal droogdagen verschilt per product en kan variëren tussen 7 tot 24 dagen.

De trimafdeling haalt het product vervolgens door middel van een uithaalwagen en een

motoruittrekwagen, over schuine pijpen, leidrollen en bevochtiger, door 2 lakmachines, 2 droogovens, trekrollen, zweeframen en een opwikkelstel uit de droogkamers. De standaard rollen worden per ongeveer 30 meter afgesneden en opgewikkeld. Voor het trimmen zijn drie lijnen aanwezig en werkt men met een 4-ploegendienst. Deze bewerking vindt ´continu´ plaats en het trimmen en verpakken is volledig geïntegreerd. Op de nazienafdeling worden afgekeurde rollen gecontroleerd en de goede stukken eruit gesneden en klaar gemaakt voor verzending naar het magazijn.

De rollen worden door middel van carriers van de trimafdeling via de monorail naar het magazijn

gereed product gebracht. Een deel van deze rollen wordt in het pinnenmagazijn opgeslagen. Hier

worden rollen volautomatisch door robotkranen opgeslagen en weer uitgevoerd als ze nodig zijn. Het

andere deel dat vanwege lengte, seriegrootte of omloopsnelheid niet efficiënt in het pinnenmagazijn

kan worden opgeslagen, gaat naar het boxpalletmagazijn. Deze worden handmatig in de stellingen

gezet en ook weer eruit gehaald. In het magazijn vindt ook vervoersvoorbereiding plaats. Hier komen

de vrachtwagens om de producten te halen.

(21)

Bijlage 8 Opleidingsplan trimafdeling

Functie Opleidingsniveau Kleuronder- scheidings- vermogen

Vakcursussen

& trainingen

Teamleider VAPRO B G - Leidinggeven

- Lakken - Milieuzorg

- Industrial Accounting Machinevoerder VAPRO B G - Effectief samenwerken

- Lakken - Milieuzorg

- Industrial accounting Algemeen

operator

VAPRO A (B) G - Lakken Bedieningsman 1 LBO/(VAPRO A) V - Lakken Bedieningsman 1

Recycling

LBO/(VAPRO A) G - Heftruckcursus (2) Bedieningsman 2 LBO V - Heftruckcursus (2)

Lakker/strijker LBO V - Lakken

Medewerker trimafdeling

V - Heftruckcursus (2)

(22)

Bijlage 9 Korte beschrijving verbeterconcepten

1

Poka-Yoke

Poka-Yoke omvat technieken die erop gericht zijn te voorkomen dat fouten gemaakt worden en dat gemaakte fouten snel ontdekt kunnen worden, met als doel de kwaliteit te bewaken. Het doel van Poka-Yoke is om fouten in het productieproces terug te dringen. Daarnaast stelt dit concept de organisatie in staat om snel en adequaat fouten die gemaakt zijn op te sporen.

Poka-Yoke is er op gericht om de oorzaak van fouten weg te nemen. Dit kan door verschillende aanpassingen in het proces gerealiseerd worden. In het proces zijn inspectiepunten ingericht. Als hier een defect aan het licht komt wordt de productielijn stilgelegd en wordt er gekeken wat de oorzaak van het defect is. Vervolgens worden er maatregelen genomen om te voorkomen dat dit defect zich opnieuw voordoet.

Voordelen van Poka-Yoke zijn:

Door het verminderen van fouten in het proces wordt tevens een kostenreductie gerealiseerd.

Kan dusdanig ingericht worden dat een medewerker zijn eigen kwaliteit kan meten en daar ook verbeteringen in kan doorvoeren.

Nadelen van Poka-Yoke zijn:

In de eerste fase van de invoering zullen veel fouten gevonden worden die aangepakt moeten worden. dit kan verstorend werken in productie. In een latere fase zullen het aantal verstoringen afnemen.

Single Minute Exchange of Dies (SMED)

´Single Minute Exchange of Dies (SMED) is een aanpak die tot doel heeft output- en kwaliteitsverliezen ten gevolge van machine omstelactiviteiten te reduceren door het verkorten van omsteltijden. De methode omvat een systematiek waarmee de werkzaamheden van het omstellen in kaart worden gebracht. Door deze werkzaamheden te analyseren kan worden nagegaan welke activiteiten kunnen worden uitgevoerd zonder dat de productie daarvoor onderbroken behoeft te worden. Ook wordt nagegaan hoe het af- en bijstellen na de feitelijke omstelling tot een minimum kan worden beperkt.

1 De korte beschrijving van concepten is deels overgenomen uit het onderzoek van Cap Gemini Ernst&Young Nederland naar “Trends in producerend Nederland” (Van Beeck e.a., 2002)

(23)

´De gebruikelijke manier om om te gaan met set-up is:

Het vergroten van vaardigheden van het set-uppersoneel Minimalisatie van productvariëteit

Combinatie van orders die dezelfde set-up vereisen Het hanteren van grote seriegroottes.

De eerste manier legt de set-upverantwoordelijkheid in de handen van een aantal opgeleide werknemers. De overige manieren minimaliseren het aantal set-up. Deze manieren om om te gaan met set-ups zijn acceptabel als er van uitgegaan wordt dat set-uptijd en set-upkosten onveranderlijk, inflexibel en niet voor verbetering vatbaar zijn. Maar als het doel is om productiekosten te minimaliseren en kwaliteit en klantenservice te maximaliseren, hebben bovenstaande manieren enkele nadelige gevolgen. De traditionele manieren staan productdiversiteit, kwaliteit en productieflexibiliteit in de weg om ten alle tijden het aantal set-ups te verminderen. Wanneer men echter set-uptijd beschouwt als variabel, flexibel en voor verbetering vatbaar, dan komt men tot een andere manier:

Verander de set-upprocedure! Een methode die hier de helpende hand kan bieden is Single Minute Exchange of Dies, kortweg SMED´ (Nicholas, 1998).

Voordelen van SMED zijn:

Goed te combineren met andere concepten;

Er zijn bedrijven die hun omsteltijd dankzij deze methode met een factor 10 verkleind hebben;

Door de benodigde omsteltijd te verminderen wordt het productieproces flexibeler.

Nadeel van SMED is:

In de praktijk zal de omsteltijd blijven fluctueren, de gemiddelde omsteltijd daalt over het algemeen wel;

Total Productive Maintenance (TPM)

Total Productive Maintenance (TPM) is een concept dat tot doel heeft de effectiviteit van productiemiddelen te maximaliseren door een algeheel systeem van preventief onderhoud gedurende de totale technische levensduur van die productiemiddelen. TPM is in de loop der jaren uitgegroeid tot een brede en algehele filosofie om de productieprocessen continu te optimaliseren. TPM is een teamgerichte aanpak en betreft elk niveau en functie in de organisatie, van directie tot productievloer.

Het doel van TPM is om de winst te verhogen door middel van het elimineren van fouten die

veroorzaakt zijn door het uitvallen van de productiefaciliteiten, het terugdringen van de tijd die nodig

is voor het opstarten van de machinerie, de snelheid van de machines constant te houden, kleine

opstoppingen weg te nemen en de kwaliteit van het eindproduct te verhogen.

(24)

´De meest voor de handliggende oplossing om storingen te voorkomen, is het onderhoudsvrij ontwerpen van de installatie. In de praktijk is dit niet haalbaar en zal men er naar moeten streven bestaande productiemiddelen te verbeteren, opdat eenmaal opgetreden storingen niet meer voorkomen.

Om storingen te elimineren kunnen vijf soorten maatregelen genomen worden´ (Aalders, 1995).

Door middel van een systeem van autonoom en preventief onderhoud wordt de effectiviteit van machines verhoogd. Dit systeem gaat uit van een systematische aanpak waarbij voor elk onderdeel, afhankelijk van de functie en de consequenties als het uitvalt, een strategie wordt opgezet uit een combinatie van preventief en op conditie gebaseerd onderhoud. Een team van operators, onderhoudsmensen, ontwerpers en planners werken aan het maximaliseren van de algehele effectiviteit van de machinerie door actief en creatief te zoeken naar oplossingen voor de consequenties welke ontstaan door uitval van de machines. De operator krijgt de verantwoordelijkheid over een machine, en komt met ideeën voor verbetering.

Voordelen van TPM zijn:

Brede optimalisatie van het productieproces en verhoging van de productiviteit;

TPM stimuleert de communicatie tussen verschillende afdelingen.

Nadelen van TPM zijn:

Vereist veel training;

Er is veel tijd voor nodig om de bestaande onderhoudscultuur te veranderen;

Het kan 3 tot 5 jaar duren voordat de voordelen van het TPM concept zichtbaar worden.

De vijf maatregelen vormen het ´kaartenhuis´ waarop ´Zero-breakdowns´ rust (Bron: Aalders,

1999, pag. 99)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met deze ouderdom is de vondst jonger dan de Burgess Shale, en maar een paar miljoen jaar ouder dan de oudst bekende kreeftachtige tot dusver. Daarmee lijkt de vondst

Naarmate het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoger is, moet er meer informatie verzameld worden over ontwikkelingen in de omgeving van een organisatie-eenheid en

4 Als een autono- me drone beslissingen neemt die de bestuurder niet kon voor- zien of kan beïnvloeden, kan aansprakelijkheid mogelijk ver- schuiven naar de verkoper of fabrikant,

Die motivatie bleek niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats te bereiken door een beloning naar prestatie, maar moest worden bewerkstelligd door aandacht te besteden aan

Voor een vervolgonderzoek wordt aanbevolen om gerichtere secundaire data te zoeken en te analyseren om vast te kunnen stellen wat de impact is van de technologische

Regel 21: Naarmate het tempo van nieuwe technologische ontwikkelingen hoger is moet er meer informatie verzameld worden over ontwikkelingen in de omgeving van een organisatie-

Specifiek voor ondernemingen met een technologische basis is duidelijk gemaakt waarom technologische ontwikkelingen voor onzekerheid zorgen, met welke methoden en bronnen

qq 6 patiënten hadden geen zwangerschapswens, 2 patiënten hadden een hysterectomie ondergaan, een patiënt was prepuberaal. Deze zijn buiten de analyse gehouden. rr Er is sprake van