• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

53 AFZETTINGEN WTKG22 (3), 2001

Lapilli

LarsvandenHoek+Ostende

Weereen voorouder

Het is deze

hoge

ouderdom die dezefossielenzo

interes-sant maken. Immers

voorspelden

moleculair

biologen

dat

de

afsplitsing

tussenmens en

chimpansee

zo’n 6

miljoen

jaar geleden plaatsvond.

Deze fossielen zouden dusvan

kort nadie

afsplitsing zijn.

En daar

ligt

meteen ookhet

probleem,

wantkunnen wewel

opdatmoment de voor-ouders van

chimpansee

enmens

goed

vanelkaar onder-scheiden?Hetgrote

belang

vande vondst

ligt volgens mij

in het feit dat het de tweede

mogelijke

voorouder uit die

tijdsperiode is,

die dit

jaar

beschreven wordt. Eerder

scho-venPickfordenSenut Orrorin

tugensis

alskandidaatnaar voren

(lit.

1),

en

plaatsten Ardipithecus

op een

zijlijn.

Haile-Selassie doetnu een

poging

om

juist Ardipithecus

weer naarvorentehalen. En

zolang

die discussie

voort-duurt,

is het in ieder

geval duidelijk

datwehet nog niet weten.

Laatik afsluitenmeteen

positieve

noot. Waarde studie

vande spaarzame fossielenvan

mensachtigen

onsophet moment nietverder

lijkt

te

helpen,

zou het

goed zijn

om

meeraandachttebestedenaande fossielen die in dezelfde

aardlagen gevonden

worden. Die gevenimmerseenbeeld

vandewereld waarindeze

mensachtigen geleefd

hebben. HetteamwaarHaile-Selassiedeeltvanuitmaaktheeftdat

goed begrepen.

Want

tegelijkertijd

metde nieuwe vondst is in Nature eenartikel verschenenover de

omgeving

waarin

Ardipithecus

ramidus kadabba

geleefd

moet heb-ben

(lit. 7).

Nu maar

hopen

datdit voorbeeld

navolging

krijgt.

Krijgt

deCambrische

explosie

een knal?

“Het Cambriumwordt

gekenmerkt

door het voorkomenvan

explosief

leven.” De student die dit ooit in Utrecht

bij

een

eerstejaarstentamen

schreef,

had het

duidelijk

niet

begrepen.

Maar

hij blijkt

niet de

enige

te

zijn.

We

zijn

erallemaal welvan

overtuigd

dat de dieren uit het Cambriumgeen

neiging

tot

zelfontbranding

vertoonden,

zoals door deze student

gesuggereerd

werd. Maar verder

blijft

de Cambrische

explosie

een

hevig

dis-cussieonderwerp

tussenverschillende

wetenschappers.

En

daarbij gaat

heterniet alleenomhoe die

explosie

plaats-vond,

maarzelfsover de vraag ofer

überhaupt

wel

sprake

isvan een

explosie.

Waar draait het allemaal om? Aan het

begin

vanhet

Cam-brium vindenwe voorheteerstfossielenvandemoderne

diergroepen.

Fossielenvan

meercellige organismen

uit het Precambrium

zijn

zeldzaam. Weliswaar kennenwede

Ediacara

fauna,

maar die bestaat vooral uit

organismen

met eenweek lichaam, die

vrijwel

allemaaltoebehoren

aangroependie uitsluitend uit deze fauna’sbekend

zijn.

De

schelpen

en

pantsers

vantrilobietendie vanafhet

be-gin

van hetCambriumworden

gevonden,

tonen aan dat dieren hiervoorheteerstook hardeskeletdelenmaakten

en daardoorook

gemakkelijker

konden fossiliseren. Bo-vendien vinden we vanaf het

begin

van hetCambrium

sporenvan

bioturbatie,

het omwoelenvan het sediment door de bodembewoners dieop zoekwaren naarvoedsel. De

scherpe

grenstussende

schijnbaar

levenloze

lagen

van het Precambrium ende fossielhoudende

lagen

van het

Cambrium maken datwe

spreken

van een

explosie.

DeCambrische

explosie kreeg

bekendheid

bij

het

grote

publiek

door het boek‘Wonderful life’ van

Stephan

J. Gould. In dat boek beschreef

hij

het onderzoekaan de fossielenvan de

Burgess Shale,

een

vindplaats

uit de

Rocky

Mountains. De

Burgess

Shale

gaf

eenhelenieuwe

kijk

op het leven in dezeeënvanhetCambrium. Doordat hier ook derestenvan dierenzonder hard skelet bewaard De

vorige Lapilli

washelemaal

gewijd

aan de

laatste

ontwikkelingen

op het

gebied

van

men-selijke

evolutie. Dat is en

blijft

een

beetje

een

frustrerend

onderwerp.

Aan deenekant omdatsteeds

dui-delijker

wordt datwe

eigenlijk

nogmaarheel

weinig

we-ten. Toenernogmaar eenpaar fossielen bekend waren,

was het

gemakkelijk

om daar even snel een stamboom doorheentetrekken. Maar de vondstennementoeenhet

wordterallemaalniet

gemakkelijker

op. En met de

toe-name van de vondsten neemt de hoeveelheid theorieën

exponentieel

toe, wathet allemaal

nog vermoeiender

maakt. Vooral omdat als

je gaat kijken

waardie vondsten

uitbestaan,de hoeveelheidmateriaal nog

altijd

bar tegen-valt. De

stelligheid

waarmeeideeën de wereld in worden

geslingerd,

stuitme

tegen

de borst. Alswehetersnelover

eens

zijn datje

aande handvan tweekiezenendrie

bot-fragmenten

geennieuwe

gazelle

soortkunnen

beschrij-ven,waaromzoudenwedan welmeteen

dergelijke

hoe-veelheideen aapmenskunnen definiëren.Maar zoalsik de

vorige

keeral

zei,

termenals

“sp.”,

“cf.” of “aff.”

lij-keneentaboe in de

paleoantropologie.

Ik hadmedus voorgenomenomgeen aapmensentoe te laten in deze

aflevering

van

Lapilli.

Maar

helaas,

we heb-bener weer eennieuweenik ontkomerdusevennietaan.

De

beschrijving

is

gebaseerd

op 11

fossielen, goed

voor een nieuwe ondersoortvan

Ardipithecus ramidus,

A.r.

kadabba

(lit. 3).

Nu is het

beschrijven

vanondersoorten

op zich al

vrij ongebruikelijk

in de

vertebratenpaleon-tologie,

laatstaanop zo’n schamele basis. Maar het feit dat dezefossieleneenheelstukouder

zijn

dan

Ardipithecus

ramidus,

zal zeker tot die

beslissing

hebben

bijgedragen.

Ardipithecus

ramidus is

gedateerd

op 4,4

miljoen jaar

geleden (lit. 6),

de nieuwe fossielen

zijn

tussende

5,2

en

5,8 miljoen jaar

oud.

(2)

AFZETTINGEN WTKG22(3), 2001 54

zijn, geeft

de

Burgess

Shaleeenveel

completer

beeldvan de biodiversiteit van het Cambrium dan de

gemiddelde

vindplaats.

In

zijn beschrijving

vanhet onderzoekvan

an-deren, gaf Gould,

zelfeen

gerenommeerd wetenschapper,

zijn eigen interpretatie

aan het

belang

van de

Burgess

Shale.

Hij legde

sterk de nadruk op de

merkwaardige

vor-mendie geenrecente verwantenhebben.

Hij

beargumen-teerde dat in het Cambrium het levenop aardeer

danig

op

los

experimenteerde,

waarbij

veelmeer

bouwplannen

ont-stonden danwe

nog

in de

huidige phyla

terug

kunnen

her-kennen. Daarmee

gooide hij

het lont in het kruitvatvande Cambrische

explosie.

Want in de

interpretatie

vanGould

wasdie veel

heviger

dantotop datmomentwerd aange-nomen.

Hetwaren

juist

de onderzoekerswaaroverGould

schreef,

zoals

Conway

Morrisen

Briggs,

die bezwaar maakten

te-gen de

interpretatie

van ‘Wonderful life’. Het valt

alle-maalwel mee,

volgens

deze

wetenschappers. Sommige

vandevormendie

volgens

Gouldvolstrekt nieuwwaren, konden wel

degelijk

in bekende

phyla

worden

onderge-bracht. En het aantal

diergroepen

datwealleen uit het

Cambriumkennen, maaktmaar eenbescheiden deel uit van de totale fauna. Deze felle discussie betekende wel

dat de Cambrische

explosie hoog

op de

wetenschappe-lijke agenda

kwamte staan.Nieuwe Cambrische

vindplaat-senuit Chinaen Groenland werdenmetargusogen

beke-ken.

Denieuwste

bijdrage

aande discussieoverde Cambrische

explosie

komt uit

Engeland.

In

Shropshire

is daareen

kreeftje gevonden

in het

Vroeg-Cambrium (lit. 5).

Het

fbs-sieltje

van een halve millimeter is de oudste vondstvan eenechte

kreeftachtige.

Het

gaat daarbij

om een

zoge-naamde

fosfatocopide.

Deze

diertjes

warenal bekend uit het

Cambrium,

maartotdusver alleen uit het Laat-Cam-brium.

Volgens Siveter,

Williamsen Waloszek die het

diertjebeschreven, pleit

de vondst

tegen

eenCambrische

explosie waarbij

alle

huidige diergroepen

pasaanhet

be-gin

van het Cambriumontstaan.

Fortey

sluit zich in

zijn

commentaar

op devondst daarhelemaal

bij

aan

(lit. 2).

De

wetenschappers

stellen dat het

diertje

eenevolutionair stadium

vertegenwoordigt,

dat aleen

lange geschiedenis

achter zich moethebben. Binnen het Cambriumzoute

weinig tijd zijn

om vanbasale

geleedpotige

teevolueren tot eenheuse

kreeftachtige.

En dat betekent dus dat die evolutie al in hetPrecambrium

begonnen

moet

zijn.

De

argumentatie

zit

goed

in

elkaar,

maarhoe

je

het ook

draait of

keert,

het

blijft

circumstantialevidence. Om het Precambrische bestaanvan

geleedpotigen onomstotelijk

aantetonen,zal

je

eenfossiel uit die

periode

moeten

vin-den. Voorstanders van een heuse Cambrische

explosie

kunnen deze vondst

eenvoudig

afdoen doortestellen dat het alleenmaaraantoont,hoe sterk die

explosie

was en

hoe snel de evolutie

verliep

aanhet

begin

vanhet

Cambri-um. Wantniemandweetiets overevolutiesnelhedenop een

aarde,

waarde verschillende

ecologische

niches

nog

nietwaren

ingenomen.

Uit latere

periode

wetenwe dat evolutiesoms heel snel kan gaan. Denkmaar aande

evo-lutieen

verbreiding

vande

zoogdieren

directnahet

uit-stervenvande dinosauriërs.Endat

gebeurde

ineenaards systeem dat alver was

uitgekristalliseerd.

Aan het

begin

vanhet Cambriumwasdeaardenog woesten

ledig.

Door-slaggevend

isde vondst uit

Engeland

dus

allerminst,

al-hoewelmeer en meer

wetenschappers

toch denken dater

toch al

enige ontwikkeling

geweestzal

zijn

voorhet

be-gin

vanhet Cambrium.

Daarbij

komt nogeens,dat de absolute

datering

die Siveter

etal.

bij

hun

Vroeg-Cambrische

vondst

geven, de

nodige

vragenoproept.Wanteenouderdomvan511

miljoenjaar

valt helemaal niet in het

Vroeg-Cambrium.

Met deze ouderdom is de vondst

jonger

dan de

Burgess

Shale, en maar eenpaar

miljoen jaar

ouder dan de oudst bekende

kreeftachtige

totdusver.Daarmee

lijkt

devondst veel

min-der

spectaculair

dan deauteurs voordoen. Een

bijdrage

aande discussieoverde Cambrische

explosie

is dit nieuwe

fossieltje

zeker. Aan de andere kant

lijkt

hetdat

het,

om maar

tegengas

tekunnen gevenaan de

explosietheorie,

enigszins

is

opgeblazen.

Mesozoïsch

(zoog)diertje

uit China

Slechts 2gramendaneenkleine 200

miljoen

jaar

na

je

dood wereldnieuws. Datwashetlot

van eenklein,

muisachtig wezentje

dat leefde

aanhet

begin

van het Jura.Devondstvan een

schedeltje

in China

kreeg

ruimschoots aandachtvande media. Het

diertje,

dateen

belangrijke stap vertegenwoordigt

in de

evolutievan de

zoogdieren, kreeg

denaamHadrocodium wui

(lit. 4).

Het eerste wat

opvalt

aanhet fossiel is dat hetzo

com-pleet

is. Het

schedeltje

is verrassend

gaaf. Nog

nietzo

lang geleden

werd het onderzoekaanMesozoïsche

zoog-dieren vooral

gedaan

aanlosse kiezen en

stukjes

kaak. Maar de laatste

tijd

wordenwesteeds vaker verwendmet veel

completer materiaal,

waaronderzelfs

complete

ske-letten.Datalles

geeft

eensteeds beterbeeldvande don-kere

dagen

van de

zoogdierevolutie,

toenonze

voorou-dersenhun naaste verwanteneenschaduwbestaan leid-den onder de

heerschappij

van de dinosauriërs. Een pe-riode die

overigens

wel tweederdevande totale

geschie-denisvande

zoogdieren bedraagt.

Als

je gaat kijken

naarde

beginperiode

van de

zoogdie-ren,

krijg je

automatisch temakenmet devraag “Wan-neerreken

je

eenfossiel tot de

zoogdieren?”

Met de

be-schrijving

vanHadrocodiumwui is ook die discussieweer

opgelaaid.

Hét kenmerkom

zoogdieren

aanteherkennen

is de

aanwezigheid

vanmelkklieren.Maar melk fossiliseert

niet. Een ander kenmerk

zijn

de harenvan

zoogdieren.

Maar ook deze

zijn

fossiel niet of

nauwelijks

terugte vin-den. Dusmoeten weop zoeknaarkenmerken die

terug

te vinden

zijn

in het skelet.

Een verschil tussenRecente

zoogdieren

en

reptielen

is de

aanwezigheid

van

gehoorbeentjes

in

zoogdieren.

Ofschoon

(3)

terug-AFZETTINGEN WTKG22(3), 2001 55

vinden,

kan dit kenmerk toch

gebruikt

wordenom een

afscheiding

te makentussenvroege

zoogdieren

en hun

voorouders. De

gehoorbeentjes

ontwikkelen zich

name-lijk

uit elementen in de onderkaak. Uit de structuur van

de onderkaak is daardooraftelezeninwelk evolutionair stadiumeen

zoogdierachtig reptiel

dan wel

vroeg zoog-dier zich bevindt. Als de onderkaak nog slechts uit één botbestaat,betekent dat Hat de

overige

elementen al

om-gevormd zijn

tot

gehoorbeentjes.

Het

probleem is, dat het

hier

gaat

om een

geleidelijke

ont-wikkeling.

Deachterste elementenvande onderkaak

wor-densteedskleiner, tot erslechts één kaakelement over-blijft. Bij

reptielen

scharniert éénvandeachterste botten

vande onderkaakmetde bovenkaak. Omdat dit bot in de

loop

van deevolutie

reduceert,

wordteen tweede

kaak-gewricht

ontwikkeld.Dit

gewricht

neemt

uiteindelijk

de rolvanhet

oorspronkelijke gewricht geheel

over.

Afhan-kelijk

vanmetwie

je praat,

wordt degrenstussen

reptie-len en

zoogdieren gelegd bij

het ontstaanvanhet tweede

gewricht,

het functioneelwordenvanhet tweede

gewricht

of hetmoment dat de onderkaak nog slechts uit één bot bestaat. Ik ben zelf

overigens

een

aanhanger

vande tweede

optie.

De vondstvanHadrocodium wui

werpt

weernieuw licht op de

ontwikkeling

van de onderkaak. Het

diertje

heeft

namelijk

eenkaak uitéénstuk.En dat

terwijl

heteen

slor-dige

50

miljoen jaar

ouder is dat de oudste bekende vondst

van een

dergelijke

kaak totnog toe,een Triconodon uit

het Laat Jura. Nu

blijkt

dus dat

sommige

soortendit

stadi-um al in het

Vroeg-Jura

bereikt hadden.Hadrocodium heeft

overigens

ook hetzelfde

type primitieve

gebit

als

Triconodon,

enzoudus in de conservatieve classificatie

geplaatst

worden binnen de

Triconodonta,

eenbekende groepvanMesozoïsche

zoogdieren.

Het is echter

opvallend

dat de

wetenschappers

die Hadro-codiumbeschrevenhet

diertje

helemaal niet in de zoog-dieren

plaatsen.

En dat

terwijl

het

juist kennelijk

al

volle-dig

ontwikkelde

gehoorbeentjes had,

wat

bij

een

indeling

naar destructuurvan deonderkaak notabenede meest

beperkende

definitievan

zoogdieren

is. Maar deze

paleon-tologen

komenmeteen

geheel eigen

definitievande zoog-dieren.

Zij

rekenen totdie groep alleen de

gemeenschap-pelijke

vooroudervande nog levende drie groepen

(eier-leggende zoogdieren,

buideldierenen

placentale

zoogdie-ren)

enal

zijn nakomelingen.

Dat iseenerg theoretische

benadering, waarbij je

eerst met

behulp

van een

cladogram

(verwantschapschema)

moet

bepalen

welke groepen wel en niettot de

zoogdieren gerekend

mogen worden. Om

een

dergelijk cladogram

te

maken,

moet

je

een heleboel

kenmerken vanzo veel

mogelijk zoogdieren

in de

com-puter

stoppen.

Het feit dat

juist

vanHadrocodiumeen

com-plete

schedel

gevonden

is,maakt het

mogelijk

omdit

dier-tje goed

in de

analyse

telatenmeedraaien.

Op

zichmaakt het

natuurlijk

niet uitof

je

Hadrocodium

nuwel of geen

zoogdier

noemt.Het

belangrijkste

nieuws is dat de onderkaak uit één stuk veel eerder voorkwam

danwe

altijd

dachten. Zelf vind ik het echter welzo

pret-tig

als

je

een

diergroep

kan

herkennen,

zonder

datje

hem eerstin de computermoetstoppen. Dus ik hougewoon vol

datje

zo’nbeestmetéén kaak

gewoontot de

zoogdie-renbehoort. Jammer toch dat melk niet wil fossiliseren.

Literatuur

1 Aiello,L.C. & M.Collard,2001.

Palaeoanthropology:

Ournewestoldest ancestor?Nature

410,

p.526-527. 2

Fortey,

R.,

2001

.TheCambrian

Explosion Exploded?

Science,

293 p. 438-439.

3 Haile-Selassie, Y.,2001. Late Miocene homonidsfrom the MiddleAwash,

Ethiopia.

Nature412,p. 178-181. 4

Luo, Z.X.,

A. W.

Crompton,

& A.-L. Sun, 2001. A NewMammaliaform ffom the

Early

Jurassic and

Evo-lution ofMammalian Characteristics Science

292,

p.

1535-1540

5

Siveter,

D.

J.,

M.

Williams,

& D.

Waloszek,

2001. A

Phosphatocopid

Crustacean with

Appendages

fromthe Lower Cambrian. Science

293,

p.479-481.

6 White, T.D.,G. Suwa & B.Asfaw, 1994.

Australopi-thecusramidus,a new

species

of

early

hominid from

Aramis, Ethiopia.

Nature

371,

p. 306-312.

7

Woldgabriel, G.,

Y.

Haile-Selassie,

P.R.

Renne,

W.K.

Hart,

S.H.

Ambrose,

B.

Asfaw,

G.

Heiken

& T.

White,

2001.

Geology

and

palaeontology

of the LateMiocene

Middle Awash

valley,

Afar

rift, Ethiopia.

Nature

412,

p. 175-178.

Larsvanden

Hoek-Ostende, Naturalis,

Postbus

9517,

2300 RA

Leidem,

email:

Hoek@naturalis.mnunl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar er is nog een ander punt: het openbaar aanbesteden door de gemeentes heeft geleid tot dumpprijzen, waarbij niemand meer gelooft dat een ondernemer nog een cent kan verdienen..

Mannen uit deze groep vinden makkelijker aansluiting met de arbeidsmarkt, onder andere doordat zij vaker kiezen voor meer technische opleidingen (Mechanica-Elektriciteit, Land-

Since in usual group theory Axiom 6 and its dual is true, where the norm function is order function, we have the following direct consequence:.

It is thus clear that if it is insisted upon that the benefit must exist ex contractu or ex lege in order to found the remedy in section 186(2)(a) of the LRA then a single

In addition to increased overall antibiotic use, our study uncovered significant trends in antibiotic usage patterns that have established within the private health sector

In september 2009 en 2010 werden door Radiotracking Spain in het uiterste zuiden van Spanje (La Janda, Tarifa) twee in het noor- den van België gezenderde Nachtzwaluwen

2 Kinderen jonger dan 2 ½ jaar mogen nog niet tot het speciaal onderwijs worden toegelaten, ook niet door middel van een ontheffing.. 3 Bij de aanvraag moet duidelijk worden

The most well-known example is the Korteweg-de Vries equation, where the Lenard operator generates an infinite series of Hamiltonian symmetries and an infinite series