Vraag nr. 172 van 8 april 1998
van mevrouw PATRICIA CEYSENS
Kinderopvang – Werkgeversbijdrage voor ambte-naren
Naar aanleiding van de financiële moeilijkheden warmee het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten geconfronteerd wordt, zal met ingang van 1 januari 1999 in het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers de werkgeversbijdrage van 0,05 % voor kinderopvang geïnstitutionaliseerd worden. Omdat het stelsel totnogtoe uitsluitend wordt gefi-nancierd met bijdragen afkomstig van het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers, besliste de federale regering dat het Fonds enkel nog finan-cieel tegemoetkomt in de kosten van opvang van kinderen die gezinsbijslag genieten in het kader van de sociale zekerheid voor werknemers. E v e n-wel kan de Koning de kring van rechtgevende kin-deren uitbreiden in de mate dat, ter dekking van bijkomende uitgaven, compenserende geldmidde-len aan het Fonds worden toegewezen.
De federale regering besloot in haar ministerraad van 6 maart 1998 voor de ambtenaren van de fede-rale overheid een werkgeversbijdrage van 0,05 % in te voeren. De opbrengst komt ten goede van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten. Dankzij deze maatregelen zullen ook kinderen van federale ambtenaren een financiële tegemoetko-ming in de kostprijs van hun opvang kunnen genie-ten.
De vraag rijst of de Vlaamse regering bereid is tot een gelijkaardige maatregel voor de ambtenaren van de Vlaamse administratie. Er dient op gewezen te worden dat meermaals de minister van We l z i j n , de heer Luc Martens, en meerdere parlementsle-den van zowel meerderheid als oppositie de bevoegdheid van het Fonds om kinderopvang te subsidiëren betwisten, aangezien de V l a a m s e Gemeenschap bevoegd is voor de reglementering en subsidiëring van kinderopvang en sinds kort ook een reglementering heeft uitgewerkt inzake buitenschoolse opvang.
1. Heeft de minister reeds stappen ondernomen om ook voor de ambtenaren van de V l a a m s e administratie een 0,05 % werkgeversbijdrage in te voeren, zodat deze ambtenaren eveneens een financiële tegemoetkoming in de kosten van de opvang van hun kinderen kunnen genieten ? 2. Indien de minster niet bereid is om een
dergelij-ke werkgeversbijdrage in te stellen, in weldergelij-ke
mate doet de regering dan inspanningen om de kinderen van deze ambtenaren tegen eenzelfde kostprijs als die van hun federale collega's te laten opvangen ?
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op de analoge vraag nummer 171 van 8 april 1998 van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen.