• No results found

Vraag nr. 162 van 15 april 2005 van de heer CARL DECALUWE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 162 van 15 april 2005 van de heer CARL DECALUWE"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 162 van 15 april 2005

van de heer CARL DECALUWE

Investeringsprogramma's VHM – Goedkeuring

Op voorstel van de Vlaamse Huisvestings-maatschappij (VHM) keurt de minister jaarlijks het investeringsprogramma van de VHM goed. 1. Kan de minister een overzicht geven van de

tijd-stippen van de goedkeuring van de investerings-programma's door de raad van bestuur en de minister, en dit voor de laatste zes jaar ?

2. Wat is de oorzaak voor de verschillende tijdstip-pen ?

3. Welk percentage werd telkenmale uiteindelijk vastgelegd in de voorbije zes jaar ?

4. Wat is de oorzaak voor de verschillende percen-tages ?

5. Kan de minister per jaar een opsplitsing geven van de middelen per provincie, en dit voor de voorbije zes jaar, opgesplitst volgens nieuw-bouw, renovatie, … ?

6. Op basis van welke criteria worden de middelen per provincie verdeeld ?

Antwoord

Op voorstel van de Vlaamse Huisvestings-maatschappij (VHM) keurt de minister jaarlijks het investeringsprogramma van de VHM goed. 1. Kan de minister een overzicht geven van de

tijd-stippen van de goedkeuring van de investerings-programma's door de raad van bestuur en de minister, en dit voor de laatste zes jaar?

Als bijlage 1 vindt u een overzicht van de

tijd-stippen van goedkeuring van de investerings-programma's in de huursector voor de jaren van 1999 tot 2004.

Ik wil er op wijzen dat het investeringspro-gramma in de koopsector buiten beschou-wing wordt gelaten aangezien dit sinds 2002, met 2000 en 2001 als overgangsjaren, volledig

gericht is op het hypothecair krediet aan de kopers en er geen overheidssteun is voor de bouw van de woningen.

2. Wat is de oorzaak van de verschillende tijdstip-pen?

Het BVR van 06.07.1994 regelt de toekenning

van subsidies aan de VHM voor de financiering van haar investeringsprogramma.

Overeenkomstig art. 2 van het reglement dat in uitvoering van het bovenvermeld besluit door de raad van bestuur van de VHM werd opge-steld en op 29.06.1994 werd goedgekeurd door de Vlaamse ministers bevoegd voor huisvesting en voor financiën en begroting, stelt de VHM vóór 31 januari van het betrokken begrotings-jaar het éénjarig investeringsprogramma vast. Elk programma wordt vastgesteld door de raad van bestuur van de VHM en wordt ter goed-keuring voorgelegd aan de Vlaamse minister die bevoegd is voor huisvesting. Wijzigingen aan het jaarlijkse investeringsprogramma maken het voorwerp uit van diezelfde procedure. De tijdstippen voor de wijzigingen werden niet vastgelegd in het reglement. Normaliter wor-den de wijzigingen aan de raad van bestuur van de VHM voorgelegd in de maanden mei en sep-tember.

De oorzaken voor de verschillen in tijdstip van goedkeuring van het programma zijn divers. Vooreerst kan er een verschil optreden in het

tijdstip waarop een definitief voorstel door de VHM aan de bevoegde minister wordt overge-maakt. Dit speelt voornamelijk sedert 2002. In het verleden was gebleken dat nogal wat projec-ten zowel via het investeringsprogramma van de VHM als via het kanaal voor een subsidie SBR ingediend werden. Om dubbele program-matie te vermijden is er voor geopteerd door de Raad van Bestuur van de VHM eerst een werkdocument te laten vaststellen, dat dan, in overleg met de administraties Woonbeleid en Gesubsidieerde Infrastructuur, diende uitge-zuiverd te worden. Pas na uitzuivering wordt een definitief voorstel aan de minister overge-maakt.

(2)

voor-afgaandelijk aan de goedkeuring van het inves-teringsprogramma door de minister moeten worden ingewonnen, nl. een advies van de afde-ling Woonbeleid en een advies van de Inspectie van Financiën. De termijn waarbinnen deze adviezen worden verleend kan variëren.

3. Welk percentage werd telkenmale uiteindelijk vastgelegd in de voorbije zes jaar?

Voor wat betreft de vastleggingen, kan er een

onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de vastlegging van de middelen op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, en anderzijds de interne vastlegging binnen de VHM in functie van de voortgang van de werken.

Wat de vastlegging op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap betreft, worden de mid-delen jaarlijks voor 100% vastgelegd bij goed-keuring van het programma door de minister. De interne vastlegging op het

investeringspro-gramma van de VHM gebeurt normaliter bij

goedkeuring van de gunning van de werken door de VHM. In bepaalde jaren is deze vast-legging versneld genomen, nl. op het tijdstip van het indienen van de resultaten van de aan-besteding.

Algemeen kan gesteld worden dat het volle-dige investeringsvolume wordt vastgelegd. In optimale omstandigheden zou deze vastlegging moeten gebeuren in het jaar van programmatie zelf. Het is met het oog op een optimale vastleg-ging dat het investeringsprogramma twee maal per jaar wordt aangepast, en dit na overleg met de sociale huisvestingsmaatschappijen en de sectorarchitecten. Toch kunnen er nog ver-tragingen optreden, waardoor de vastlegging gebeurt in het jaar volgend op het programma-jaar, of in bepaalde gevallen meer dan een jaar later.

In de hiernavolgende tabel worden de cijfers weergegeven van de vastlegging van de midde-len in het jaar van programmatie zelf.

Tabel 1

jaar vastgelegd Totaal budget procent

1999 /74.177.204,21 /74.368.057,43 99,74% 2000 / 92.902.957,12 /121.395.714,91 76,53% 2001 /156.963.924,06 /220.310.412,27 71,25% 2002 /158.696.414,51 /205.310.412,27 77,30% 2003 /173.302.889,57 /223.615.068,45 77,50% 2004 /73.199.878,46 /226.969.294,48 32,25%

(3)

Tabel 2

jaar Versnelde vastlegging bedrag versnelde vastlegging

1999 Nee 2000 Nee 2001 Ja /74.089.673,00 2002 Ja /84.559.611,97 2003 Ja /103.950.288,28 2004 Nee

4. Wat is de oorzaak voor de verschillende percen-tages?

Tabel 3

jaar vastgelegd Totaal budget procent

1999 /74.177.204,21 /74.368.057,43 99,74% 2000 /92.902.957,12 /121.395.714,91 76,53% 2001 /82.874.251,06 /220.310.412,27 37,61% 2002 /74.136.802,54 /205.310.412,27 36,10% 2003 /69.352.601,29 /223.615.068,45 31,01% 2004 /73.199.878,46 /226.969.294,48 32,25%

Uit tabel 3 blijkt dat er in 2004 procentueel gezien geen daling is (zelfs een lichte stijging) van de vastlegging van de middelen t.o.v. 2003 als we uitgaan van het zelfde moment van de vastleggingen. De opmerkelijke daling in 2004 van de vastleggingen op het investeringspro-gramma in de huursector (tabel 1) heeft dus in grote mate te maken met het gewijzigd moment van de vastleggingen van de middelen.

Deze cijfers hebben dus enkel betrekking op het moment van de interne vastlegging binnen de VHM. Uiteindelijk worden alle programma's voor 100% vastgelegd.

U merkt verder dat de budgetten van het inves-teringsprogramma in de huursector op korte termijn ongeveer verviervoudigd zijn. Er blijkt een directe correlatie te zijn tussen de daling vanaf 2001 van de procentuele vastleggingen in het jaar van programmatie zelf en het totaal beschikbare investeringsbudget.

5. Kan de minister per jaar een opsplitsing geven van de middelen per provincie, en dit voor de voorbije zes jaar, opgesplitst volgens nieuw-bouw, renovatie, … ?

Als bijlage 2 vindt u deze gegevens. Het betreft

enkel de gegevens over de nieuwbouw, vervan-gingsbouw en renovatie.

6. Op basis van welke criteria worden de middelen per provincie verdeeld?

De verdeelsleutels die gebruikt worden werden

op 10.09.1996 door de raad van bestuur van de VHM goedgekeurd.

Bij de verdeling over de arrondissementen van de kredieten bestemd voor nieuwbouw, werd destijds rekening gehouden met drie factoren: − de spreiding van de gezinnen met een

(4)

omdat één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een sociale huurwoning is dat men geen woning mag bezitten. Deze methode geeft een goede indicatie van de spreiding van de gerechtigden. Het huurpa-trimonium werd hiervan afgetrokken omdat ook rekening moest worden gehouden met de dekkingsgraad1;

− de spreiding van de kandidaat-huurders op de wachtlijst (10% gewicht);

− de spreiding van de verwachte bevolkings-aangroei (40% gewicht).

Bij de verdeling van de kredieten bestemd voor vervangingsbouw, werd rekening gehouden met vier factoren:

− de spreiding van de gezinnen met een BNI van minder dan ¤ 18.592 zonder inkomsten uit onroerende goederen, verminderd met het patrimonium van de sociale huisvestings-maatschappijen (30% gewicht);

− de spreiding van de woningen van slechte kwaliteit (te vervangen of grondig te renove-ren) volgens de studie 'Een uitwendig onder-zoek naar de kwaliteit van de woningen in Vlaanderen' - hierna survey genoemd (40% gewicht);

− de spreiding van de kandidaat-huurders op de wachtlijst (10% gewicht);

− de spreiding van de verwachte bevolkings-aangroei (20% gewicht).

Aan de factor 'spreiding van woningen van slechte kwaliteit' werd de grootste gewicht gege-ven omdat de kwaliteit van de bestaande wonin-gen zeer belangrijk is.

De renovatiekredieten werden verdeeld vol-gens het aantal licht te renoveren woningen per maatschappij, verkregen door het percentage 'licht te renoveren' uit het survey toe te passen,

op het patrimonium van de sociale huisvestings-maatschappijen.

De verdeling van de kredieten over de verschil-lende activiteiten werd als volgt vastgelegd: 40% nieuwbouw, 40% vervangingsbouw en 20% renovatie. Per provincie wordt de verde-ling per activiteit aangepast in functie van de specifieke behoeften. N.a.v. de beslissing van de minister in oktober 2003 dat de sociale huisves-tingsmaatschappijen voor de renovatie van het eigen patrimonium niet langer aanspraak kun-nen maken op SBR-subsidies, is de verdeling op het investeringsprogramma als volgt aangepast: 45% nieuwbouw, 20% vervangingsbouw, 35% renovatie.

(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement , dienst Schriftelijke Vragen – red.)

______

1 De dekkingsgraad is de mate waarin het aanbod

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het oordeelkundig inplan- ten van de weguitrusting, het opleggen van snelheidsbeperkingen, het verbeteren van de leesbaarheid van de weg, … zijn acties waar- mee rond deze oorzaak

Deze projecten zijn reeds vastgelegd in het jaar 2004 en moeten derhalve niet meer opgenomen worden op het

Bij opname van een zaalwedstrijd door het televisieprogramma "Hands Up" moeten de betrokken ploegen (of de federatie) blijkbaar zelf extra betalen voor een tweede

– Te ondernemen stappen tot klassering: Op 1 april 2004 werd door de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht krachtens artikel 226 van het Verdrag tot

Omgekeerd kan een project sneller klaar zijn dan voorzien, zodat het niet op een globale lijst voor- komt die in het begin van het jaar wordt opge- maakt, maar toch een

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Buitenlands beleid en

2. Hoeveel van deze zwarte punten worden het komende jaar aangepakt, opgesplitst per pro- vincie en volgens de al dan niet historische aard van de vervuiling ?.. 3. Wat is de

De totale jaarlijkse vergoeding die door het district Haven van Antwerpen gevraagd wordt bedraagt 560,69 euro, jaarlijks geïndexeerd op basis van de index der