• No results found

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden. Nevens eenige Stichtelycke Zede-Zangen, die op d' aangenaamste Voizen der Psalmen en andere Liederen gepast zijn. · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden. Nevens eenige Stichtelycke Zede-Zangen, die op d' aangenaamste Voizen der Psalmen en andere Liederen gepast zijn. · dbnl"

Copied!
248
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

Hieronymus Sweerts

bron

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden. Hieronymus Sweerts, Amsterdam 1673

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/swee002inne01_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

III

Privilegie.

DE Staten van Holland ende West-Vrieslant, Doen te weten. Alsoo ons vertoont is by Hieronymus Sweerts, Boekdrucker, wonende tot Amsterdam, dat hy Suppliant voor desen hebbende ingestelt seker kleyn Tractaatje op het subject van de

verrichtinge des H. Avontmaals, geintituleert Ziel-tochten, ende 't selve by verscheyde personen zijnde nagedrukt, doch in vele respecten vitieus en voornamentlik ontrent de geallegeerde passagies vande Heilige Schriftuer, soo soude hy Suppliant wel genegen zijn 't selve wat gedresseert ende geaugmenteert in het licht te geven, daar by gevoegt noch een ander Tractaatje geintituleert Zede-zangen, en also hy Suppliant beducht was dat het een ende 't andere (daer van het laeste tot noch toe niet en was gemeen gemaakt) mochten werden nagedrukt, soo keerde hy Suppliant zig tot Ons, verzoekende dat het Onse goede geliefte zijn mochte hem Suppliant te vergunnen Octroy tot het drucken van de voorszeide Ziel-tochten en Zede-zangen voor den tijd van vijftien Iaren ende voorts in optima forma. Zo ist, Dat Wy de sake ende 't versoeck voorszeid overgemerkt hebbende ende genegen wesende ter bede van den Suppliant uyt Onse rechte wetenschap, souveraine macht en aucthoriteyt den Suppliant geconsenteert ende geoctroyeert hebben, consenteren ende octroyeren den selven by desen ten eynde hy het voorszeide Boeck geintituleert Ziel-tochten en Zede-zangen, gedurende den tijt van vijftien eerst-komende Iaren binnen Onsen Lande van Hollant ende West-Vrieslant, alleen sal mogen drucken, doen drucken, uytgeven ende verkoopen. Verbiedende allen ende eenen yegelijcken het selve Boeck in eeniger manieren naar te drucken, ofte elders naargedruckt, in den selven Onsen Lande te brengen, te verhandelen ofte verkoopen, op verbeurte van de naar gedruckte ingebrachte ofte verhandelde exemplaren, ende daerenboven een boete van drie hondert guldens, te appliceren een derde part voor den Officier die de calange doen sal, het tweede derde part voor den Arme daar de zake zal voorvallen, ende het overige derdepart voor den Suppliant. Alles in dien verstande, dat Wy den Suppliant met desen Onsen Ocroye willende gratificeren tot verhoedinge van sijne schade, door het nadrucken van het voorszeide Boeck, daar door in eenige deelen verstaan den inhouden van dien te aucthoriseren ofte te advouëren. Ende veel min het selve onder Onse protectie ende bescherminge, eenig meerder credit, aansien ofte reputatie te geven; Nemaar den Suppliant in cas daar in yets onbehoorlijks soude mogen influeren, alle het selve tot sijnen laste sal gehouden wesen te verantwoorden. Tot dien eynde wel expresselijck begerende dat by aldien hy desen Onsen Octroye voor het Selve Boeck zal willen stellen, daar van gene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie sal mogen maken, nemaar gehouden sal wesen, het selve Octroy in 't geheel ende sonder omissie daar voor te drucken ofte doen drucken, op poene van het effect van dien te verliesen. Ende ten eynde den Suppliant desen Onsen consente ende Octroye moge genieten als naar behooren; Lasten Wy ulien ende eenen yegelijcken die desen aangaan mach, dat sy den Suppliant van den inhoude van desen doen laten ende gedoogen rustelijck, vredelijck, ende volkomentlijck genieten ende gebruycken, cesserende alle beleth ende wederseggen ter contrarie. Gedaan in den Hage onder Onsen Grooten Zegele hier aan doen hangen den 27. Maert in 't Iaar ons Heeren duysent ses hondert drie ende seventig.

Ter Ordonnantie van de Staten,

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(3)

Herb. van Beaumont.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(4)

IV

Privilegie.

DE Staten Generael der Vereenigde Nederlanden, Allen den genen die desen sullen sien ofte hooren lesen, Saluyt; Doen te weten, Dat Wy geconsenteert, geaccordeert, ende Geoctroyeert hebben, gelijck Wy consenteeren, accorderen ende Octroyeren by desen aen Hieronymus Sweerts, Boeckdrucker tot Amsterdam, omme voor den tijd van vijftien achter-een-volgende Iaren, met seclusie van allen anderen, binnen dese Geunieerde Provincien, Lantschappen, Steden ende Leden van dien, te mogen doen drucken, venten ende verkoopen, seker Boeckjen geintituleert H. Sweertius, Ziel-tochten op 't H. Avontmael, en Stichtelijcke Zede-zangen: Verbiedende allen ende eenen yegelijken Ingesetenen van de voorszeide Vereenigde Nederlanden, Landtschappen, Steden ende Leden van dien, binnen den voorszeiden tijt van vijftien naest-komende Iaren, 't voorszeide Boekjen in 't geheel ofte ten deele na te drucken, doen na-drucken uytgeven ende verkoopen, ofte elders soo na-gedruckt binnen d' opgemelte Landen te brengen, om verkocht te werden, op de verbeurte van alle de na-gedruckte Exemplaren, ende daerenboven van een somme van drie hondert Carolus guldens, t' appliceren daer van een derdendeel ten behoeve van den Officier die de calange doen sal, het tweede derdendeel ten behoeve van den Armen, ende het resterende derdendeel ten behoeve van den voorszeide Hieronymus Sweerts, behoudelijk nochtans, dat den selven Sweerts gehouden sal zijn, op desen Onsen Ocroye te versoecken oock t' obtineren attache van die Provincie of Provincien, daer hy 't voorszeide Boeckjen sal willen doen drucken, venten ende verkoopen. Gedaen ter Vergaderinge van de Hoogh-gemelte Staten Generael, in den Hage den

ses-en-twintigsten April sestien hondert drie-en-tseventigh.

Ysbr. van Vierssen, vt.

Ter Ordonnantie van de selve, H. FAGEL.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(5)

V

Aan de hoogweerdige, wijse, zeer Godtvruchtige, D. Samuel Coop à Groen, en D. Cornelius Dankerts.

Getrouwe verkondigers der Alder-Christelikste Gereformeerde Religie, t' Amsterdam.

Hooggeleerde H

EEREN

, en Trouhertige N

EVEN

,

IK neme heden de vrymoedigheyt van dese mijne vermeerderde Z

IEL

-

TOCHTEN

over 't A

VONTMAAL

, die slechs in weynig eenvoudige Rijm-regelen bestaan, aan UE. op te offeren, en U E. daer neven tot Beschermheeren der zelve te versoeken. 'k Heb een gedeelte van deze te voren zonder mijnen naam uytgegeven; om dat de geringheyt mijnes werks, en de viezigheyt dezer eeuwe my bekent was: maar hebbe daar door verzoorzaakt, dat waanwijze Verbeteraars en gewinzuchtige Druckers dezelve aangerant, verfoeyelick verandert, en zeer elendig gerabraakt hebben; ja zo, datze nergens de mijne komen te gelijken: 't welk my bewogen heeft dezelve nu voor de derdemaal te vermeerderen, en aldus met Privilegie te herdrucken; op dat alzo dien quaden nadruk, die alreeds ses malen herdrukt, en in veeler handen geraakt is, mochte gestuyt worden. En wetende

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(6)

VI

hoe grooten liefde U Edele beyde tot de Poëzy zijt dragende, heb ik de vrymoedigheyt genomen om Uwe Edeles doorluchte namen in 't voorhooft dezer geringe

Z

IEL

-

TOCHTEN

te plaatzen, en U Edele tot Beschermers der zelve te verzoeken: niet twijffelende of het ontzag dat al de werelt aan zulke ziel-roerende Predikers schuldig is, zal een ieder doen te rugge deyzen om deze Rijmen weder aan te randen; 't welk het oogwit is van hem die om verschoning bidt, en zich zelven met hert en ziel betuyt te zijn,

Hooggeleerde Heeren, en Trouhertige Neven, Uwe Es. Geringste Dienaar

HIERONYMUS SWEERTS.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(7)

VII

Op de Ziel-tochten en Zede-zangen van Hieronymus Sweerts.

ICK, die, de Ziel-zucht ongewent Soo David-lijck te hooren singen, Eerbiede, SWEERTS, uw' eerstelingen Als Psalmen van 't Niew Testament, Beklaegh in 't Boeck niet, nu 't gemein is En elck ter goeder uer bekent,

Dan dat soo groot'en werck soo klein is, En 't eerste Dicht soo dicht aen 't end.

CONSTANTER.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(8)

VIII

Aen den zoet-vloejenden, stichtelijcken, en hersenrijcken dichter Hieronymus Sweerts, op sijn Innerlijcke Ziel-tochten.

Anagramma.

HIERONYMUS SWEERTS.

UW HERSEN-RYM IS SOET.

VRiend SWEERTS, vermits uw Rijm soet uit uw hersen vloeit, Als Rijm of morgendauw, die 't jonge kruit besproeit,

Soo voert uw eige Naam dit vonnis u te moet.

En seit door Letter-keer; uw HERSEN-RYM IS SOET.

Wat isser soeter dan de tochten van de ziel,

Door hersen-rijm getokt, van d' aard' en 't aardsch gekriel, Tot Jesus, dat hy voor, en aan, en na sijn disch,

Haar feestelik onthaal, en heugelik verfrisch?

Uw HERSEN-RYM IS SOET. Men siet daer in veel weerts, Soo dat men wordt geraakt als door de scherpt' eens SWEERTS, Eens SWEERTS, welk soet en sacht ons geeft een liefde streek, Die d' ongevoel'ge ziel gevoelig maakt en week,

Ja door een heil'ge tocht soo sterk bewegen doet, Dat ieder Christen roept; UW HERSEN-RYM IS SOET.

W. SLUITER,

Herder van Christus Gemeinte te E

IBERGEN

.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(9)

IX

Op de geestelijcke gedichten van Hieronymus Sweerts.

GEweldenaers, die kuische Zang godinnen Zoo onbesuist mishandelt en onteert, En hen, in 't oog van yder geschoffeert, Noch vergt om hulpe in uw ontuchtigh minnen,

Als haddenze, in bordeelen opgevoet, Een' druppel van dat geil en eerloos bloet.

Komt leert van SWEERTS, door eedler geest gedreven, Geen ooren meer te schenden door uw dicht.

Noemt geen vermaek, als 't geen ons tevens sticht En onderwijst de plichten van het leven.

Wie anders in de Dichtkonst zich gewent, Heeft noit het wit dier hemelgaef gekent.

J: ANTONIDES van der GOES.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(10)

X

Op de Ziel-tochten en Zede-zangen van mijn vrint Hieronymus Sweerts.

MYn aendagt, opgerukt in uwe ZEDE-ZANGEN, Voelt sig van lust geprangt, om u gesang t' ontfangen Met roem en dankbaerheyt. Mijn geest in de open lugt Van uw gedagten, 't zy, daer gy tot Gode sugt,

Of daer gy vol van hoop den Sondaer doet verblyen;

Of daer gy singt, en leert te laten spelemeyen.

Wy leven in een tijt dat Godt den schender straf, Die de eerste raet, en daet, tot desen gruwel gaf, Daer elk in oreloogt, of oorlog wenscht te singen, Daer in elks digt-trompet van moortzieke oorlogs-klingen Van Lant-ontheystery, en Stadt-schofferen blaest,

Ja niet dan van verstaen, en Zegen-togten raest.

Gy singt ook Togt en Krijg, gants bloedig; en een segen Voor al wat leven wil, al stervende verkregen

Door die niet sterven kan. Uw konstig digt-penceel Maelt ons het AVONTMAEL, ô! levend tafereel, En leert ons na gebeen en opentlijk betreuren

Van 't meer en min misdoen, het hert, geen kled'ren scheuren,

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(11)

XI

In diepe nedrigheyt ten hoogen Disch te gaen, Daer God nu na den geest, en doen in wesen aen Geseten is, en ons sijn leden maekt, door 't geven

Van 't geen hy na den mensch wou, en mogt derven, 't leven.

De vreugt die Israël in onbegrijpbre pracht, In rode en gele zijde in reyner rammen vacht, In 't gloeyende gesteente en goude Cherubijnen Die in de velt-kerk op de Bont-kist groots verschijnen, Het hert ontroerde, die straelt ons uyt nedrigheyt En sedige ootmoet toe, daer Christus beelt in leyt.

Wech met hunne ommeslag, sy schorten hare leden Op 't Pascha, wy het hert uyt aertsche besigheden.

Sy offerden; ons wert van God geoffert. God Verandert om den mensch, in mensch, o! liefde tot Een onbegrijplijkheyt van Seraphins geklommen.

Gy die de hemel-lien, en geesten kunt verstommen, Verstomt my ook, en dult niet dat ik seg, dan, Hoe!

Lieft God den mensch so sterk, ja selfs ten bloede toe?

Vergeef my, SWEERTS, dat ik verrukt in de gepeynsen Van zo een wonderwerk, kom van mijn werk te deynsen.

Gy dan leert onze ziel, na 't lieflijk Disch-genot, Uytroepen, Heyl is u, ja heylig zijt gy Godt.

De lust die my 't begin deed van uw kerk doorbladen, Brengt my tot daer ik oor, en ogen kan verzaden In 't strelende gezicht, van ziel-zoet Maet-gezang, Verrukte zinnen, ach! hoe zijt gy in den prang Der Christenze Sireen, die u gehoor doet vangen.

Geen losse zegen-zee, maar Zedige Gezangen.

Elk misdaat voelt hier straf: elk misbruyk krijgt hier les.

Roemt Grieken op de deugt van hunnen Sophocles, Die in sijn Treurspels-vaars vol woord en krachtigheden Het Landt, de Stadt, het Hof, en al de Wereld-zeden En deugden leren kon; wy zeylen hooger pijl, En vinden hooger deugt in nederiger stijl.

Geen dreun van letterklank uyt konstrijk woord-schakeren, Hoewel uw vaersen dit, en meerder niet ontberen;

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(12)

XII

Maar saken vol van kruym verlusten oor en oog.

Uw wakk're herts-togt is geen vals toneel-vertoog, Daar 't konst en kennis heet te lacchen en te wenen Byna in eene stip van tijt; Gy kunt niet stenen Noch bly zijn dan daer u het zielen-wee of vreugt In tranen smelten doet, of hertelijk verheugt.

Zo zucht gy om 't gespot der felle lastermonden,

Door wien de Godtheyt van Godt JESUSwert geschonden.

Zo wert Godts goetheyt weer in stofrijk zang gehoort, Maar wijl mijn oog aldus uw ZEDE-ZANGna-spoort, Verswind mijn grage geest in 't zoet der by-gedichten, Gedicht in eensaemheyt, op voorval, en gesichten, Vol sin-toets. Maar wijl dit geen bladt bevatten kan Daar ik mijn Rijm in wring, zo weet' er dit noch van, Uw ZIEL-TOCHTtreft mijn ziel, en uwe ZEDE-ZANGEN, Heb ik met lust en dank (doet dit ook zo) ontfangen.

G. BIDLOO.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(13)

XIII

Op de innerlicke Ziel-tochten over 't H. Avontmaal.

In Maatzang uitgeboezemt door Hieronymus Sweerts.

MYn tochtig hart, belust om 't gadelooze Feest, Dat Jesus al van outs heeft ingewijt, te houden, Draaft in dit witte velt op hooger luit en leest Als ooit, en trotst den stijl en regel der aalouden;

Nu kan ik, eer ik in Godts Heyligdom verschijn, Van boven tot beneên my steeken in 't gesteente,

En als een Konings Bruyt, of aardtschen Serafijn, Gaan zitten in den rang der zuivere gemeente.

Zo kan ik heeden, aangeaassemt door den mont Der heil'ge Poëzy, my aan Godts taaffel zetten:

En als een levendt lit van 't eeuwig Heilverbont, My voeden door 't geloof met hemelsche banketten.

Dit weet ik SWEERTS, die hooge, en heil'ge Dichter, dank.

Zijn Avontmaalgezang, zo staatig opgezongen,

Leert my niet op te staan van 's Heeren Nachtmaalsbank, Eer my het dankdicht uit den boezem is ontsprongen.

Op zulken Feestgezangk en Goddelijken trant, Zal ik de hoogtijt van mijns Heeren Nachtmaal houden,

Tot dat ik weer verschijn in 't hemels vaderlant, Daar deze Bruiloft nooit zal slijten, noch verouden.

H. WATERLOOS.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(14)

XIV

Verklaringe der Titel-Plaat.

DE heilig' AANDACHT, met een iver-vyer op 't hooft, Vest oogen, hert, en ziel op 't AVONTMAALdes HEEREN; En wil door 't Starren-kleet, en open' armen leeren,

Hoe graag sy was van d' aard' by 't heir dat Gode looft:

Maar ach! het vleesch blijft noch aan 's werelts kluyster vast, Die d' oude Edens-slang, vol zonden, heeft omvangen:

Doch eyndlijk krijgt sy noch haer opperste verlangen, En wordt, door 's hemels hulp, van dit gewelt ontlast.

Vermids uyt 's Heeren heir een dapp'ren krijgsman daalt, Die met de wapen-schilt van 't Kruyslam ne'er komt rucken, En met het sweert des Geests deez' keten slaat in stucken:

Waar door hy dus die ziel van d' aard' ten hemel haalt.

Haar waarde Zuster, en haar lieve Speelgenoot, Vermaken midlerwijl zich zelf in ZEDE-ZANGEN; En d' Engle-rey komt af, om deze te vervangen;

En vinden wederzijds haar vreugde zeer vergroot.

Het licht van Godes gunst doorstraalt de gantsche zaal:

Ja zelf de heyl'ge Geest daalt ne'er om hier te wonen.

Hy lieft de ZEDE-ZANGop alderhande toonen;

En laakt de Godtsdienst noit alleen om toon of taal.

H.Sw.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(15)

XV

Ontrent de verrichtinge des H. Avontmaals.

Belijdenis der zonden, om te gebruycken ter voorbereydinge voor 't H.

Avontmaal.

+Rom. 2.4.

+HEer Jesu, die zo lang met een geduldig oog

+Psal. 69.6

+Gezien hebt al mijn doen, en kent mijn overtreden,

+Eph. 6.18

+Tot u neem' ik mijn tredt door vyerige gebeden,

+Ps. 113.5,6

+Die in mijn ziele ziet, schoon dat gy zit omhoog.

+Joa. 3.29.

+Uw lieve Christenheyt, uw aangename Bruyt,

+Openb. 19.7,8,9.

+Is beezig om haar zelfs in 't Bruylofskleet te kleeden, Om, als geroepene, ter Feest des Lams te treden,

+Eph. 4.8.

+Daar gy deelt zielen-heyl en hemelgaven uyt.

+Psal 84.3

+En ziet, mijn hert dat treckt om mê daar heen te gaan,

+Jesa. 6.51.

+Om ook die hemelspijz' en zielen-troost t' ontfangen:

+Psa. 119.39.

+Doch als ik overdenk' mijn averechtsche gangen,

+Luc. 18.13.

+De grouw'len van mijn ziel, zo derv' ik 't niet bestaen.

+Open. 20.12.

+Want, Heer, als ik het boek van mijn Gewisse opsla,

+Ezec. 20.43.

+Helaas ik vind' my zelf zo vuyl, zo boos, zo schuldig,

+Neh. 9.17.

+Dat ik verwondert vraag, Hoe zijt gy zo geduldig?

+Psa. 89.33.

+Hoe lang spaart gy uw roe door eeuwige gena?

+2 Cor. 11.3.

+Want, Heer, het brooze vleesch, en 't looze ziel-serpent,

+Matt. 11.7.

+Heeft my gestuwt, gesleurt, dan hier, dan ginder henen;

+Spr. 7.21.

+Zo dat ik oor' en hert de werelt heb gaan leenen,

+Rom. 12.2.

+Schoon dat uw wille-keur mijn ziele was bekent.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(16)

XVI

+Psa. 86.14.

+'k Heb u mijn lieve Godt noit recht voor oog gehadt:

+Jer. 17.5.

+'k Heb op den vleeschen arm gebouwt, en u verlaten.

+Mat. 11.30.

+Uw jok was my een last: Ik minde 't geen gy haette:

+Deu. 32.15.

+Ik sloeg achter uit als ik wiert vet en gladt.

+Klaag. 4.16.

+Uw Priesters en haar dienst heb ik zeer kleyn geacht.

+Jes. 58.13.

+Ga, in de plaats van u op Rustdag te vereeren,

+Openb. 1.10.

+Was ik een dag-dief van dien grooten dag des Heeren;

+Pred. 6.12.

+Dewijl met ydel doen die dik is doorgebracht.

+Gen. 25.34.

+'k Heb, als een Ezau, meer het zonden-moes gezocht,

+Heb. 12.16.

+Als om mijn kinder-recht met iver te bewaren:

+Jer. 9.3.

+Ja 'k ben van dag tot dag in 't quaatdoen voortgevaren,

+1 Ko. 21.20.

+Als of ik had mijn zelf tot zondigen verkocht.

+Tit. 3.3.

+D' Afgunst, en Eygenbaat die woonden in mijn hert:

+Matt. 7.12.

+Dies deed' ik and'ren niet 't geen dat ik zelver wilde.

+Rom. 2.21.

+Ja 't quaat bedreef ik zelf daar 'k and'ren in bedilde;

+Gen. 4.4.5.

+En voer mijn naesten wel, dat heeft my diep gesmert.

+Jac. 4.11.

+'k Heb van mijn even-mensch een quaat gevoel gehad

+Luc. 18.9.

+En ik wou zijn geacht, meer als ik recht was waardig;

+Rom. 3.9.10.

+En laas mijn daagliks doen was noit te recht rechtvaardig,

+Eze. 33.31.

+Dewijl de win-zucht my in hert en nieren zat.

+Eze. 14.3,4.

+De Gelt-godt wiert by my een autaar opgerecht,

+Jac. 3.15.16.

+En d' armen deed ik, Heer, door karigheit, versmachten.

+Luc. 16.19.

+De pracht en hovaardy bewoonde mijn gedachten,

+Rom. 2.5.

+Zo dat ik heb een schat van tooren opgelegt.

+1 Joa. 2.6.

+O Jesu, hadd' ik doch uw voorbeelt nagetreen,

+Eph. 4.30.

+'k Had noit dien goeden Geest bedroeft nocht' uitgedreven;

+Ps. 132.14.

+Mijn lichaam was uw huys, mijn ziel uw lust gebleven:

+Jes. 1.6.

+Maar nu van top tot teen is 't vol afgrijslikheen.

+Spr. 1.10,19

+'k Heb 't lok-aas niet vermijdt, dat nu mijn ziel ontrust.

+Rom. 12.11

+'k Ben iverloos geweest in Godsdient en gebeden.

+1 Pet. 2.11.

+'k Was vleeschelik gezint, en vol begeerlikheden,

+2 Tim. 4.10

+Ja, dorst ik 't zeggen, Heer, de werelt was mijn lust.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(17)

XVII

+Jes. 40.31.

+De vleugels van geloov' en liefde ben ik quijt:

+Joan. 14.5.

+Hoe zoud'ik nu tot u, ô Jesu, konnen nad'ren?

+Gen. 3.7.

+'k Sta schandelijk voor u, en vind' geen vijgeblad'ren,

+Psa. 19.13.

+Wijl ik noch boozer ben als nu mijn mont belijdt.

+Zeph. 1.12.

+Dies zo uw fakkellicht mijn ziel eens recht doorstraalt,

+Ezech. 8.6.

+Gy zult een zonden-poel vol duizent grouwelen vinden:

+Mat. 15.14

+Gy zult mijn gangen zien als een der grofste blinden,

+1 Pet. 2.25.

+Zo dat ik ben van u, mijn Heilant, afgedwaalt.

+Psa 38.19

+Dit al bekenn' ik U, en ben ter doodt bedroeft,

+Pred. 11.9.

+Dat ik met lust en rust die grouwlen heb bedreven,

+Psal. 95.9.

+Ja u getergt, mijn Godt, den oorspronk van mijn leven,

+Pred. 8.11.

+En ging te stouter voort, om dat uw straf vertoefd'.

+Klaag. 5.16

+Wee my dat ik zo swaar gezondigt heb voor u!

+Mat. 27.19

+O Joden spot met my; ik, die een Christen heette,

+Deut. 52.18

+Heb gantsch onchristelik mijn Godt mijn heil vergeten:

+Mat. 26.27.

+'k Verdien dat ider my nu ook in 't aanzicht spuw.

+Jesa. 9.5.

+Wel vriend'lijk Vrede-vorst, kan 't met uw recht bestaan?

+Eze. 16.5.

+Dat mijn bemorste ziel noch aan uw disch zou treden?

+Job 42.6

+Ik schrik zelf als ik zie mijn eigen vuyligheden,

+Heb. 4.13.

+Die ik voor u gezicht, Heer Jesu, heb begaan.

+Mar. 14.3.

+Ziet Jesu, lieve Heer! mijn Nardus-flesch is leeg:

+Psa. 38.4.6.

+'k Heb niet als zond' en stank te leggen aan uw voeten.

+Mich. 6.6.

+Waar mede zal ik u, mijn Heylant, dan ontmoeten,

+Ies. 55.10,11

+'t En zy gy in my stort dat u te hagen pleeg?

+Luc. 24.32.

+Och Jesu, steek mijn hert door ootmoet in den brant!

+Mich. 5.1.

+Kom, Heerscher van mijn ziel, laat uw genade geuren!

+Mat. 15.22

+Erberm u over my! ontsluyt uw liefde-deuren!

+Psal. 51.12

+Hervorm mijn booze hert, gy hebt het in uw hant.

+Mar. 10.46

+Want, Heere, Bartimeus is noit zo blint geweest,

+Ope. 3.17,18

+Als ik ben aan de ziel; maar opent gy mijn' oogen,

+Jer. 31.19

+Dat sy de leelikheyt der zond' aanschouwen mogen,

+Mat. 26.75

+Opdat ik die beschrey met lichaam en met geest.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(18)

XVIII

+Psa. 51.13

+Doch stoot my nimmer wech ben ik niet zoo 't behoort:

+Phil. 3.9

+Ik koom niet om mijn zelf rechtveerdig te betuygen;

+Psal 99.5

+Maar voor uw voetschabel ootmoedig neer te buygen,

+Psa. 6.9.10

+Dewijl gy na 't geschrey van swakke sondaars hoort.

+Spr. 9.6

+Doch, Heer, ik ben bereyt mijn zonde af te gaan,

+Psa. 16.7,8

+En wil my aan uw raadt gewillig overgeven,

+Luc. 10.26

+Voldoende wat uw hant heeft in uw wet beschreven,

+Phil. 4.13

+Wanneer gy my, ô Godt, met krachten by wilt staan.

+Gen. 3.7

+Want nu gy dus, ô Godt, my d' oogen open doet,

+Ezr. 9.6.

+Derv' ik van schrik en schaamt die niet ten hemel wenden.

+Job 15.15,16

+'k Ben walgelijk voor u; mijn ziel is vol elenden.

+Spr. 5.3,4

+Och Godt, het zonden-zoet verkeert in zielen-roet.

+Mat. 14.31

+Kom Jesu, reyk de handt, op dat mijn zondens-last

+Joan. 1.16

+My niet ter hell' en drukt. O heylbron van genade,

+Zach. 13.1

+Laat doch mijn vuyle ziel in uwe stroomen baden,

+Openb. 3.20

+En neemt my weder aan, en maak my tot uw gast.

+Open. 19.15

+Gy immers hebt voor my Godts toorne-pers getreen,

+Rom 5.10

+Als ik uw vyant was: zoudt gy my nu verstoten

+Jes. 55.6

+Nu ik u biddend' zoek, met droefheyt overgoten,

+Joa. 6.37

+Zo was uw goetheyt uyt. Neen lieve Jesu neen.

+Klaag. 3.24

+Ik hoop op uw gena; dewijl gy die belooft

+Spr. 28.13

+Aan hun die met berou haar zonden recht belijden:

+Hand. 11.23

+En ik neem' heylig voor, mijn swakheyt te bestrijden,

+Jes. 35.10

+Op dat uw heyl, ô Godt, mach rusten op mijn hooft.

+Ps. 63.3,4

+Wel glory-rijke Godt, wel vriendelijke Heer,

+Heb. 4.16

+Straf my niet dat ik dies met vryheyt toe zal treden.

+Rom. 6.13

+Ik offer u mijn ziel, mijn hert, en al mijn leden,

+Ioa. 14.16

+En wensch dat uwen Geest die eeuwiglijk regeer.

+Spr. 9.2,4

+Ik ga dan naar uw disch; en bidd', ô Jesu, daal

+Psa. 34.19

+In mijn verslagen ziel; laat ik u daar ontfangen,

+Psal. 2.12

+En gun dat ik u steeds mach kussen met verlangen,

+Openb. 19.7

+Tot ik u heel geniet in 't eeuwig vreugde-maal.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(19)

XIX

Eer men na des Heeren Tafel gaat.

't Is we'er de tijt, mijn ziel, van 't groot en heylig Feest,

+1 Cor. 11.23,24.

+De Bruyloft die u 't Lam bevolen heeft te houden, Op dat gy aan sijn doot en liefde dencken zoude.

+Psal. 36.9

+Om steeds verheugt te zijn, ja droncken na den Geest.

Godt zit hier zelf voor-aan, en roept met luyder stem,

+Jes. 55.1

+O al gy dorstige, kom hier, ik zal u geven De wateren van heyl, de wijn en melk van 't leven,

+Psal. 23.3

+Die u verquikt op reys na 't schoon Jerusalem.

+Apoc. 22.17.

+Wat toeft gy dan, mijn ziel, wijl Godt u zelver nood?

Is 't traagheyt? Neen. Is 't zond'? Recht moogt gy dan vertoeven.

+1 Cor. 11.28,29

+O ziele tree niet toe, of wilt u eerst beproeven:

Want wie onweerdig eet, die eet de wisse doot.

+Luce 5.8

+O Godt wat is my bang! 'k zie mijn onweerdighet.

+Matt. 25.5

+'k Ben, als een dwase maagt, in zondenslaap gevallen.

+Jac. 3.2

+Van tien geboden, Heer, hebb' ik niet een van allen

+Gal. 3.10

+Recht ongeschent bewaart: dies is my vloek bereyt.

Zoud' ik, ô Jesu, dan noch treden aan uw Disch?

+Joa. 13.30

+Zoud' ik, als Judas, noch de hant ter schotel steken En grijpen na de beet? O Heer gy soudt het wreken:

+1 Cor. 11.27

+Wijl sulk een aan uw bloet en lijden schuldig is.

+Psal. 5.7

+Gy trekt den huychelaar het valsch mom-aansicht af.

+Jer. 17.10

+Gy proeft my 't hert' en nier: mijn dencken, doen, en pogen,

+Heb. 4.13

+Dat al, ô Godt, is niet verduystert voor uw' oogen.

+Psal. 50.21,22.

+Gy swijgt en houdt u stil, maar laas tot grooter straf.

Nochtans, ô groote Godt, schoon uw gerechtigheyt, My blixemt voor het oog, ter straffe van de zonden;

Het schricken evenwel blijft aan de Hoop verbonden,

+Exo. 34,6,7

+Mids uw barmhertigheyt noit zondaar is ontseyt.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(20)

XX

En als ik hier op oog, mijn ziele staat verbaast,

+Matth. 22.3,13.

+En is als radeloos waar heen sy haar sal wenden:

Gy straft so wel die 't Maal versuymen, als die 't schenden;

+Jer. 18.7,8

+En zijt tot toornen traag, maar tot vergeven haast.

+Prov. 23.26

+Dies koom ik noch, ô Heer, en legg' u 't herte voor,

+Luc. 18.13.

+Aansiet het, groote Godt, met oogen der genade.

+Psa. 42.2.

+Het schreeuwt gelijk een kind' van angsten overladen,

+Ps. 119.176

+Om 't water van u gunst, dus afgedwaalt van 't spoor.

+Psa. 77.10.

+Hebt gy genaad', ô Godt, en deelt gy die niet uyt?

+Jes. 64.8.

+Houd gy die voor den mensch, uw maaksel, opgesloten?

Of sal mijn zonden-schult my daar van nu verstooten?

+Rom. 5.20

+Is 't deze, Heer, die my uyt uw' genade sluyt?

+Eze. 33.11.

+Gy immers hebt geseyt, gesworen met een eedt, Zo waarlik als ik leef, 'k wil dat geen zondaar sterve;

Maar dat hy sich bekeer, en 't eeuwig leven erve:

+Luc. 15.21

+Wel, Heer, neem my dan aan dien 't sondigen is leet.

+Ps. 130.32

+Heer, so gy op de waag van uw gerechtigheyt Wilt soeken na 't gewicht van ons vervloekte sonden;

+Dan. 5.27

+Wie sal, als Belsazar, niet zijn te licht bevonden?

+Psal. 143.3

+Wien sal uw vriend'lik oog niet eeuwig zijn ontseyt?

+Ephes. 2.3

+Zie, Heer, een kint des doots, dat self sijn vonnis velt,

+Psa. 42.8

+Dat in sijn ziele voelt een afgront van misdaden,

+Luc. 15.19

+Dat smeekt u om pardon, om 't leven uyt genaden.

+2 Cor. 2.7

+Ontferm, ontfermt u Heer, wijl 't hert in tranen smelt!

+Psal. 51.9

+Is u de ziel te swart? neem, Heer, een Ysop-rank, En dopz' in 't bloet uw's Zoons, dat salse witter wassen

+Jes. 1.18

+Als sneeuw of wolle zijn: en dan, dan sal 't my passen

+Mar. 7.28

+De kruymels van uw Disch te samelen met dank.

+Psa. 51.11,12,13

+Wendt dies uw aangesicht van mijne zonden af, En laat uw' goeden Geest op nieu we'er in my wonen:

+2 Pet. 1.14

+'k Zal, Vader, als een kint my voorts gehoorsaam toonen:

En maken niet meer so schuldig aan uw straf.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(21)

XXI

+Heb. 4.16

+Wel, ziele toef dan niet, ga met vrymoedigheyt;

Gy hebt een viend'lik Godt, die 't quade niet wil wreken:

+Jes. 42.3

+Hy sal 't gekrookte riet niet morselen noch breken:

+Eze. 18.32

+Voor zondaars vol berouw is desen Disch bereyt.

+Joa. 19.30

+Geloof, mijn ziel, geloof dat Jesus heeft voldaan,

+Mat. 20.22

+Hy dronk de kelk van vloek, uw zonden allegader:

Dies gy geen grammen Godt, maar een versoenden Vader

+2 Cor. 6.17,18.

+Te moet treedt, die hier zit vol liefde boven aan.

Ga heen dan, ô mijn ziel, hy spreyt sijn' armen uyt,

+Cant. 1.2.

+Hy sal u met een kus seer vriend'lik welkoom heten:

En als gy aan sijn Disch sult zijn ter ne'er geseten,

+Jes. 25.6.

+Zal hy met spijz' en drank u toeven als sijn Bruyt.

Gebedt voor 't ontfangen des H. Avontmaals.

+Joa. 1.16

+O Vriendelijke Godt! ô Spring-bron van gena!

Dewijl' aan uwen Disch wort laaffenis gevonden,

+Mat. 11.28

+Zo komt mijn ziel tot u beballast door de zonden,

+1 Joa. 2.1

+En soek mijn troost by dien voor wien ik schuldig sta.

+Jes. 44.3

+Daal nu, ô Heyl'ge Geest, in zegen, op my neer,

+Eph. 3.17

+Gun dat ik in mijn ziel mijn Jesus mach ontfangen;

+Colos. 2.14

+En dat ik al mijn schult mach aan sijn kruyce hangen,

+1 Cor. 15,55

+En over hell' en doot op heden triumfeer.

+Joa. 14.23

+O Zaligmaker kom, kom woont dus in mijn hert,

+Luce 17.5

+Versterk mijn kranke Hoop, vermeer mijn swak Gelove:

Ontsteek mijn Liefde-vyer, en wilt de pijl uytdoven

+Eph. 6.16

+Die van des duyvels boog op my geschoten wert.

+Psal. 85.9

+O Heere toef doch niet, spreek vrede tot mijn ziel:

+1 Reg. 17.16

+Vult my, uw leege kruyk, met oly der genade:

+Mich. 7.19

+En stop den afgront toe van alle mijn' misdaden,

+Gal. 5.17

+En denk niet tot wat quaat dat wel mijn vlees verviel.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(22)

XXII

+Act. 11.26

+Maar denk, ô Jesu denk, wy zijn naar u genoemt;

+Rom. 4.11

+Dies bidd' ik, reyk my toe de zegelen van 't leven:

+Matt. 9.2

+Zegt tot mijn ziel, O zoon uw zonden zijn vergeven.

+Rom. 3.24

+Behoudt so door gena die gy door recht verdoemt.

+Eze. 36.36

+En ruk, Heer, uyt mijn borst al wat 'er u mishaagt;

+Ef. 4.22.24

+Vermoort daer d' ouden mensch, en doet den nieuwen leven.

+Psal. 73.24

+Geleyt my door uw raadt. Wilt my den keursteen geven

+Apoc. 2.17

+Die ider lieveling van u, ô Jesu, draagt.

Gun dat ik eenmaal nu de soetigheden smaak

+Joan. 6.58

+Die in dees hemel-spijs zijn heylsaam opgesloten:

+Jes. 61.3

+Gun dat mijn droeve ziel met troost wort overgoten, En dat gy Jesus blijft mijn glory en vermaak.

+Matt. 5,6

+Kom, Heer, verzadigt dus mijn hongerige ziel:

+Matt. 7.7

+Ik koom, ik klopp', en bidd': Doet in gena doch open.

+Jes. 55.1

+Gun dat ik nu om niet de melk en wijn mach koopen,

+Jes. 1.18

+Tot reyniging van 't vleesch, dat diep in zonden viel.

Wel Heere Jesu, ziet ik tree na 't Heyligdom,

+Psal. 81.11

+Vervult gy mijnen mont, vervrolikt gy mijn' nieren,

+Apoc. 19.9

+Gun my alhier uw heyl, en laat my namaals vieren

+Apo. 22.20

+Uw eeuwig glory-feest. Kom Heere Jesu kom!

In 't nad'ren tot de Tafel.

+Cant. 2.5

+MYn Godt, de flaauwe ziel, hoewel niet recht bereyt, Die port de voeten aan om tot uw Disch te treden:

+Exod. 33.13,15

+Hebb' ik genaed', ô Godt, so ga uw aansicht mede, En stelle my gerust, en strem mijn' treurigheyt.

+Ps. 51.10,19

+O Jesu siet om leeg met uw genadig oog!

+Jes. 66.2.

+Verbreek de beenen niet die beevend' tot u nad'ren.

+Lev. 13.45

+Och mijn melaatsche ziel schreumt selver te vergad'ren

+Luce 18.13

+In 't weerdige gedrang, geheyligt van omhoog.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(23)

XXIII

+Matt. 9.12

+Maar, Jesu, wijl gy zijt alleen de Medicijn,

+Jes. 61.1,2

+De Trooster van mijn ziel, die zelver door uw Boden

+Luc. 14.16,17.

+My tot dit heylig Feest so vriendelijk doet nooden, Hoe soud' ik, ô mijn Godt, hier in noch suymig zijn?

+Gen. 21.16

+Nochtans mijn dorre ziel die schreyt als Hagars kint:

+Cant. 3.1

+Ik soek, maar kan, helaas, de troostbron noch niet vinden.

+1 Pet. 5.8

+De Satan poogt mijn ziel door wanhoop te verslinden:

+Rom. 16.20

+Help Jesu! eer sijn macht mijn krachten overwint.

+Luc. 14.16

+Zie, een verlooren zoon, in 's werelts draf gevoedt, Die nadert tot uw' Disch, en brengt dees klagte mede,

+vers 18

+'k Heb schriklik tegen u, ô Vader, overtreden,

+vers 20

+Maar doe my nu gena, en koom uw kint te moet.

+Jes. 65.15

+Och laat uw ingewand eens romm'len over my.

+Joa. 20.19

+Tree tot mijn ziele in, al is die deur gesloten:

+Jes. 40.1,2

+Gun datse voelt de troost van uwe gunstgenooten:

Op dat dit Eng'lebroot haar tot verquicking dy.

+Col. 3.1.2

+En houdt de teugel-reep van mijne sinnen vast,

Op dat geen aards gedacht' die doet van 't waardste scheyden

+Matt. 26.

+Maar laatz' u uyt den Hof op Golgotha geleyden,

+Luc. 22.44

+Daar gy so swomt in 't bloet, en storst door zondens last.

+Matt. 27.

+Mijn zonden, Jesu, zijn 't die daar uw heylig hooft,

+Joan. 19.18

+Uw handen, voet' en zijd' so deerelijk deurboorden,

+Matth. 27.22,23,46.

+Mijn zonden zijn 't die u als bitse beulen moordden, Die hebben u een wijl van 's Vaders gunst berooft.

Noch is 't u niet genoeg, ô Jesu overgoet,

+Gal. 3.13

+Dat gy dit all' om ons vervloekte hebt geleden,

+Matth. 28.18,19,20.

+Gy klimt niet hemelwaarts, of laat ons hier beneden De teekens daar 't geloof wort heerlik door gevoet.

+1 Cor. 11.27,28.

+Geef, lieve Jesu, geef dat wy die weerdiglijk Ontfangen t' onsen troost, en vastelik gelooven

+Ef. 1.13,14

+Dat dit de zegels zijn dat wy so wis hier boven

+Mat. 26.29

+Ook sullen na den Disch toe-treden in uw Rijk.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(24)

XXIV

+Luce 22.19

+Ik tree dan Tafelwaart, om onder wijn en broot

+1 Cor. 2.2

+U mijn gekruyste Godt, door reyn geloof t' ontfangen,

+Heb. 10.39

+En om u eeuwiglik, mijn Heylant, aan te hangen,

+en 2.14,15

+Die my het leven gaaft wanneer gy storft den doot.

In 't aanzitten.

NU zitt' ik voor uw oog, ô Jesu, aan uw Disch:

Och wilt my als een gast onthalen en ontfangen!

+Mat. 22.11,13.

+En is mijn ziel niet recht met feestgewaat omhangen, Och bandse daarom niet van u in duysternis.

+2 Cor. 1.12

+Ziet op de wil, mijn Godt. Zend my niet leeg weerom,

+Psal. 34.9

+Maar laat mijn droeve ziel dijn troost en goetheyt smaken:

+2 Cor. 5.17

+En wilt ons in uw Zoon tot nieuwe schepsels maken.

+Apoc. 3,20

+Kom hou so Feest met ons. Kom, lieve Jesu, kom.

Op 't ontfangen des broots.

+Joa. 6.33

+DIts levensbroot, mijn ziel, de spijs voor Christi Bruyt.

+Phil. 4.4

+Verheug u, gy ontfangt de trou van sijn genade:

+Joa. 14.23

+Hy selfs komt tot u in, en schenkt u sijn weldaden.

Bedenkt dit heyl, mijn ziel, en schey daar nimmer uyt.

Of anders:

+Joa. 20.28

+Mijn Heylant! ô hoe sterkt gy mijn geloove nu!

+Joa. 6.51

+Gy geeft my 't levensbroot, het zegel van genade.

+Joa. 1.12

+O Jesu, ik omhelz' uw bloedige weldaden.

+Tit. 2.14

+Gy geeft u selfs aan my, ik geef me we'er aan u.

Op 't ontfangen des wijns.

+Jes. 6.55

+VErhef u, ô mijn ziel! hier 's wijn by 't hemelsch broot.

Neemt, drinkt, en zijt gerust nu deez' u mach bestromen.

+Jes. 4.14

+Uw' Jesus is uw borg gy sult noit dorst bekomen.

Erkent dit heyl, mijn ziel: ga heen en melt sijn doot.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(25)

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(26)

XXV

Of anders:

+Zach. 13.8

+O Jesu, Heylfonteyn, hoe vriend'lik laaft gy my!

+Joa. 6.55

+Uw bloet is waarlijk drank, en recht Bethesda's stroomen,

+Jes. 1.18

+Mijn purp're ziel wort wit. Nu hoev' ik niets te schroomen,

+2 Cor. 5.14

+Mijn dootschult is voldaan; ik leve Jesu dy.

In 't Afgaan.

+Luc. 2.29,30.

+O Godt laat nu uw knecht in vrede henen gaan, Want 'k heb uw' Saligheyt gesien en self ontfangen:

+Cant. 1.4

+Ach trek mijn hert tot hem. O Jesu, mijn verlangen,

+Mat. 28.20

+Al ga ik van uw Disch, blijf gy by my voortaan.

Dankzegging naar 't ontfangen des H. Avontmaals.

+Ies. 6.13

+O Driemaal heyl'ge Godt, wat dank, wat prijs, wat eer,

+Ps. 116.12

+Zal mijn verheugt gemoet aan uwe goetheyt geven?

+Ioa. 6.51

+Gy hebt mijn ziel gegunt het broot van 't eeuwig leven,

+Gen. 3.6

+Die door een appelbeet lag in de helle neer.

+1 Cor. 13.1

+Och Jesu dat ik nu een tong der Eng'len had,

+Apoc. 19.1

+Om u, ô Hemel-Arts, 't Halleluja te singen!

+Heb. 2.14

+Gy red my door u doot. en geen der stervelingen

+Rom. 9.33

+Verlaat gy die u slechs maar door geloof omvat.

+Tit. 3.3,4,5

+Want, Heer, ik ben die geen die van u so verviel:

Nochtans gy deelt my tot uw goetheyt ongemeten:

+Luc. 10.24

+En Jesus, dien g' onthiel aan Vorsten en Profeten:

+Luc. 2.28

+Kreeg Simeon in d' arm, maar ik nu in de ziel.

+Luc. 2.13,14.

+Dies singt mijn hert van vreugt, gelijk de Engle-rey:

Eer zy u, groote Godt, in hemel en op aarde:

+Psal. 22.7

+Eer zy u dat gy my, een wormken sonder waarde,

+Phil. 3,20

+Nu schenkt het burgerschap van 's hemels burgery.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(27)

XXVI

+Psal. 56.14

+Gy hebt de strik des doots gebroken glat in twee.

+Hebr. 6.19

+Gy hebt mijn anker vast geworpen in den hemel.

+Rom. 8.38

+Geen duyvel, hel noch doot, noch onder-aards gewemel,

+Jes. 9.5

+Scheyt my van Jesu af, dien Vorst van alle vree.

+Psa. 31.20

+Hoe groot is 't heyl, mijn Godt,dat gy de sondaars geeft!

+Job 7.20

+Wat doen ik best tot dank, ô Groote Menschen-hoeder?

Dat gy dus vriend'lik my, mijn suster en mijn broeder,

+Ephes. 2.1

+Die doodt in sonden zijn, brengt daar men eeuwig leeft!

+Ps. 103.2,4

+U dank ik, ô mijn Godt, voor dese zielgena;

+Jes. 43.25

+En bidd' u, Denk niet meer aan mijn bedreven sonden:

+Psa. 143.10

+Gun dat uw goeden Geest steeds by my wert bevonden;

Op dat ik my, so dwaas, niet meer te buyten ga.

+2 Par.30.18

+Mijn slordig bruylofskleet hebt gy niet aengesien:

+Matt. 8.8

+En schoon ik ben onwaardt, gy zijt tot my gekomen:

+Luc. 15.19

+Ik, die als bastaart leef, ben van u aangenomen:

+1 Pet. 1.14

+Geef dat ik nu voortaan u als een sone dien.

+Jes. 54.10.

+En laat de soete smaak van deez' uw Troostfonteyn Noit wijcken van mijn ziel: Maar Jesu wilt my geven

+Luce 1.75

+Dat 'k hier door heyliglijk mach naar u voorbeelt leven;

+Matth. 7.21

+En u, mijn Heylandt, staag door weldoen dankbaer zijn.

+Apoc. 1.5.

+Wel Jesu, gy die my gelieft hebt en bevrijt,

+1 Tim. 1.12,15

+U dank ik dat gy my hebt willen zalig maken:

En wijl gy my hier van de zegels hebt doen smaken.

+Apoc. 5.12.

+Zo zy u dank en eer van eeu tot eeuwigheyt.

A M E N .

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(28)

XXVII

Overdencking naar 't ontfangen des Avontmaals.

MYn ziel gy zijt ter Feest by Godes Zoon geweest,

+Psal. 34.9

+En hebt aldaar gesmaakt de vriendlikheyt des Heeren,

+Deut. 8.10,11.

+Schey niet, of wilt u eerst recht dankbaar tot hem keeren:

Want wie ondankbaar is leeft erger als een beest.

+Psa. 78.30,31.

+Als Isr'el Godt vergat, die 't spijsde met het Mann', Strak brant sijn toorne-vyer, en doet'er deerlijk sterven.

O ziele leer hier uyt, wilt gy Gods zegen erven?

Herkaau de spijs met dank: so komt g' in Canaan.

Het swijn en eert geen boom, als 't ekels leest van d' aart, Maar d' oester, die den dau des hemels heeft verkregen, Brengt schoone peerlen voort. O ziel zijt zo genegen.

Hebt gy Gods heyl gevat, ziet dat gy peerlen baart.

+Psal. 84.3

+O Godt! mijn ziel beswijkt in 't oogen op uw heyl.

+Mat. 27.51

+Zon, maan, ja berg en rotz mach sich te recht ontsetten,

+1 Cor. 15.55

+Dat zonde, hel, noch doot, uw goetheyt kan beletten:

+Rom. 8.39

+Maar dat uw liefde, ô Godt, is sonder maat of peyl.

+2 Sam. 7.18

+Wie ben ik, Heere, wie? en wats mijn Vaders stam,

+Psal. 8.5.6

+Dat gy mijn ziele kroont met so veel goedigheden?

+Psal. 36.9

+Gy voert my aan de beek van uw wellustigheden,

+1 Pet. 1.19

+Gy voedt my met de spijs van 't rechte suyver Lam.

+2 Sam. 9.8

+Wat was ik Heere meer als slechs een dooden hont?

+Matth. 16

+Wat beter als de vrou der boose Chananiten?

+Psa 23.5

+Nochtans gy komt mijn hooft met oly overgieten,

+Psal. 78.25

+Gy geeft my 't Engle-broot vol-op in mijn mont.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(29)

XXVIII

+Luc. 15.13,14

+Ben ik niet Heer die geen die als een boose zoon Uw goed'ren heb verquist in 't hoerhuys van de werelt?

+Cant. 3.9,10,11

+Die 't lustprieel uw's Bruyts, so goddelijk bepeerelt, Veracht hebt, schoon gy my daar vriendelik deed no'on?

En nochtans gy onthaalt my aan uw schoonen Disch,

+Rom. 8.32

+Gy schenkt my noch uw Zoon, met alle sijn weldaden:

+Psal. 103.8

+O al-vernoegsaam Godt! ô afgront van genaden!

+Galat. 6.3

+Wat is 't dat u beweegt, daar in my niets en is?

+Luc. 1.43

+Van waar komt my dit, Heer, dat gy noch tot my naart?

+Luc. 7.6

+Dat gy dus onder 't dak eens zondaars in wilt treden?

+Luc. 1.53

+Dat gy die leege ziel dus propt vol goedigheden?

+Ies. 41.14

+Dat gy de minste worm acht so veel eere waart?

+Psal. 8.5

+Beoogt gy noch iet goets in eenig sterveling?

+Tit. 3.3,5

+O neen: wy weten, Heer, 't is enckel welbehagen, 't Geen gy uyt liefd' alleen aan ons hebt opgedragen

+Eph. 1.4,5

+Eer hemel, aard' of mensch hun wezen oit ontfing.

+Psal. 103.1

+Juigt aard' en hemel, juigt: mijn ziele looft den Heer,

+vers 2

+Vergeet noit iet van 't goed dat hy u heeft bewesen,

+vers 3

+Uw zonden zijn verzoent, uw wonden zijn genesen,

+1 Ioa. 3.1

+Gy zijt Godts eygen kint: mijn ziel wat wilt gy meer?

+Psalm 32.1,2

+O mijn versoenden Godt! nu voel' ik recht dat gy De schulden wel verteert, maar niet de schuldenaren:

Want die ter hellen-gront van u vervallen waren,

+Esth. 5.2

+Reykt gy den scepter toe,en spreekt haar weder vry.

En dus graveert gy, Heer, in ons metaal gemoet

+Exod. 34.6,7

+De silben van uw' Naam, dat gy zijt seer genadig, Barmhertig, goedertier, lankmoedig en weldadig,

+Ies. 66.2

+Die voor een angstig hert de heylbron open doet.

Gy hebt mijn laffe ziel so vriendelijk gelaaft.

+Ier. 31.34

+Gy hebt mijn zonden al vergeten en vergeven.

+Ps. 116.6,7.

+Gy hebt my uyt de hel gevoert in 't eeuwig leven.

Gy hebt my met uw Rijk op desen dag begaaft.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(30)

XXIX

O alvoldoende Godt, hoe sal mijn tong te recht

+Ephes. 3.18,19

+De breette, lengd' en hoogt' van uwe liefd' afmalen?

Mijn ziel die siet zich blint aan uw' genadenstralen, Schoon sy verhemelt is door 't zalige gerecht.

Ik dank u, Heer, dat gy mijn ziele voelen doet

+Ies. 54.8

+Dien soeten hemel-troost van eeuwige genade.

+Psa. 116.12

+Maar, Jesu, hoe sal ik vergelden uw' weldaden, Dat gy dus met uw vleesch mijn mag're ziele voedt?

+Phil. 3.8

+Dat gy u hebt verneert in 't diepste van de hel,

+Ies. 53.5,10

+Om my, uw boose knecht, den hemel te verwerven?

Dat gy op 't galgenvelt hebt willig willen sterven, Op dat mijn ziel verkreeg het eeuwig-duerend wel?

+Psalm 116.13,14

+Ik sal de kelk des heyls opnemen: en mijn mont Zal in het openbaar uw' lof, ô Jesu, singen:

En ik sal in den rang van uwe lievelingen Betalen d' offergift dien ik aan u verbondt.

+Apocal. 5.9,10

+Gy hebt ons met uw' bloet uyt alle volk en taal Vrywillig vrygekocht, en aan Godt opgedragen Tot priesters, Koningen, en Heerschers na behagen:

+Ioa. 10.28

+En lijdt niet datter een uyt uwe schaapskooy dwaal.

Dies alles wat op aard', in zee en hemel sweeft, Moet eeuwig met mijn ziel verheerlicken en prijsen

+Apoc. 5.13

+Hem die den throon bezit: en lof en dank bewijsen Aan 't Lam dat sonder eynd' in glants en eere leeft.

Maar Jesu, 'k bid, dewijl gy my dus hoog vereert,

+Ioa. 15.16

+En tot uw lieveling hebt onverdient verkoren,

+Exod. 21.6

+Och wilt doch aan de post uw's huys' mijn' oor deurboren.

+Psa. 116.16

+Op dat mijn ziel geen dienst als d' uwen en begeert.

+Iudic. 17.4

+Of dan de werelt my, gelijk een Delila,

In heur onkuysche schoot soekt vriedlijk te verstrikken,

+1 Joan. 2.15,17

+Mijn ziel aan u verknocht sal voor heur vleyen schrikken, En volgen 't zalig spoor van uw' bevelen na.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(31)

XXX

+Rom. 8.35,39.

+De Vrees, de Hel, de Doot, de Droefheyt, en 't Gevaar, Mach dan vry voor mijn ziel heur netten open spreyen, 'k Weet, Jesu, dat my niets kan van uw' liefde scheyen:

+Psal. 91.2

+Gy blijft mijn borgt, mijn doel, met rotzsteen voor en naar.

+Psa. 118.17

+Wel aan dan, ô mijn ziel, maakt dat uw levens-tijt Aan een geschakelt zy van ware dankbaarheden:

+Psal. 84.8

+Gaat voort van deugt tot deugt. Laat af van overtreden:

+Hebr. 10,29

+Op dat de Geest niet treurt, noch Christus smaatheyt lijdt.

+Deut. 32.6

+Want zoudt gy, ô mijn ziel, so dwaas, so godtloos zijn, Dat gy van Christi hant de trou-ring zoudt ontfangen,

+Jac. 4.4

+En blijven aan uw boel, de werelt, tochtig hangen,

+Hos. 4.12

+En drijven hoerery, bedekt met kuyschen schijn?

+2 Cor. 6.15

+Neen, Godt en Belial en kan niet 't saam bestaan.

+Cant. 5.3

+Hebt gy uw' voeten eens in Christi bloet gewassen, Bezoetel die niet we'er in 's werelts modderplassen.

Is d' ouden rok eens uyt? wel trekze niet we'er aan.

+2 Petr. 2.20,22.

+Het swijn keert na den slijk, den hont tot sijn gebraak.

Maar hebt gy eens, mijn ziel, de werelt uytgespogen?

Gruw voor dat zielfenijn, al is 't met gout omtoogen,

+Gen. 2.17

+'t Zijn Edens appelen, de doot volgt op de smaak.

+Dan. 11.20

+Maar schrijf des Heeren wet aan uwe ziel-portaal,

+1 Cor. 3.16

+Gy sult sijn Tempel zijn: hy sal steeds by u woonen;

+Cant. 3.11

+En sal u tot sijn Bruyt op 't Feest der glory kroonen.

+Apoc. 19.9.

+Wel salig dien hy roept tot sulk een Avontmaal!

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(32)

XXXI

Ziel-verwondering over de Goddelijcke liefde.

+Hoogl. 5.1

+HOe vriendelijk, ô Godt, is nu mijn ziel onthaalt!

+1 Sam. 14.27,29.

+'k Ben, als een Jonathan, door uwe honigraten Verquikt, en recht gesterkt. Mijn geest is uytgelaten,

Om dat uw hemel-heyl is in mijn ziel gedaalt.

'k Bekenn', ô goede Godt, en roeme sonder endt, Dat ik aan 't liefde-maal mijns Heylands heb gezeten,

+Psal. 78.25,

+En daar het Eng'le-broot, 't verborgen Man gegeten,

+Openb. 2.17

+Dat niemant, als die 't krijgt, ten vollen eert en kent.

+Handl. 3.16

+En gy, ô Levens-vorst, ô Wonderlijke Godt,

+Jer. 9.5

+Hoe diep drukt gy uw macht in mijn amechte ziele!

+Psal. 2.12

+Ik vreesd' uw toorne-vyer zou my, na schult, vernielen,

+Eph. 5.2

+En ziet, uw liefde schenkt my 't allerhoogste lot.

+Psal. 39.8

+Wat soud'er langer zijn dat voorts mijn ziel begeert,

+Openb. 7.12

+Als dat ik eeuwig dank mijn groote Zaligmaker,

+Mat. 16.24

+En eyndloos poog te zijn mijn eygen-selfs-versaker,

+Ps. 139.21.

+Ja alles haat' en vloek wat u niet lieft en eert.

+Joa. 1.16

+Och Jesu, stort in my so veel genaed' en deugt,

+Luc. 20.36.

+Dat ik in 't Engle-school gedurig mach verkeeren, En daar de wonderen van uwe liefde leeren,

Op dat uw lijden my leydt tot de hoogste vreugt.

+1 Joa. 3.1

+'k Bekenn', als ik, ô Godt, uw liefde recht bedenk, Mijn ziel is gantsch verbaast en spoorloos opgetogen,

+1 Joa. 5.7

+Wijl ik de liefde-straal der Vryheyt zie voor oogen, Die van all' eeuwigheyt ons baarde dat geschenk.

Want als gy, groote Godt, het scheppen had in 't zin,

+Ps 103.14

+Wist gy hoe swak den mensch sou wesen in 't vermogen:

+Jer. 31.3

+Dies toonde gy uw liefd' en eeuwig mededogen, Eer dat het sterflik zaat had' weezen of begin;

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

(33)

XXXII

+Gal. 4.4

+Gy naamt een vast besluyt om uw Geliefde Zoon,

+1 Tim. 3.16

+Ter tijt van u bestemt, in 't vleesch te openbaren;

+Jes. 53.5,6,7

+Op dat also de schult der armste schuldenaren

Mocht vry gesproken zijn ter rechtbank van uw throon.

+Joa 17.5

+En Jesus, die met u gelijcke Majesteyt Van eeuwigheyt bezat, is so van liefd' ontsteken

Dat uyt sijn heyl'ge mont dees goude spreuk quam breken,

+Hebr. 10 7

+Tot uwen wil' ô Godt is al mijn lust bereyt.

O Vader, ik verdrenk in dese liefde-bron.

Ach Jesu, al mijn heyl, waar sal ik d' oorsaak vinden,

+Hoogl. 8.6

+Dat u het liefde-vyer so krachtig doet verslinden, Daar doch het zondig volk u niet vergelden kon!

+Ezech. 16 6

+Gy hebt d' elende van uw schepsel aangemerkt.

+Jer. 29.11

+En schoon 't uw vyand was, noch dacht gy tot haar vrede;

+Joa. 3.13

+En dese liefde trok u uyt den throon beneden,

+Mat. 26.37

+Daar gy, in hellen-angst, haar zaligheyt bewerkt.

Mijn Jesu, hoe doorboort my deez' uw liefdestraal!

+Spr. 23.26

+Geef dat ik u mijn hert tot wederliefde schenke,

+Psal. 40.6

+En laat my sonder eynd' uw goetheyt overdencken, Hoewel 't een doolhof is daar in ik steeds verdwaal.

+Matt. 1.18

+Want Jesu so ik slechts op uw geboorte let,

+Jes. 9.5

+Ik sie den Schepper in sijn schepsel opgesloten.

+Mich. 5.1

+De Vorst der eeuwigheyt wort een der tijtgenoten;

+Psal. 22.7

+Ja wort een man van smert, een worm, een knecht, een slet.

+Tit. 3.4

+Noch is 't u niet genoeg, ô mijn verliefde Godt!

+Joa. 15.13.

+Gy wilt, om onsent will', uyt enckle liefde sterven;

+Mat. 27.46

+Ja selfs de gulle gunst van uwen Vader derven,

+Hos. 13 14.

+Om dat de hel en doot sou hol zijn en in slot.

Hieronymus Sweerts, Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laat ons niet heffen 't hoofd te stout, wij zijn weer zwak, onz' arme paren gaan als wie naar zijne woning schouwt door vuur en brand terneergevaren:.. waar was ons huis, ons

Maar Baker, bedrieg jezelf niet, het kan anders uitvallen, want ik heb een kluchtige haan gekend, die op het Kraambezoek de Baker allenig riep en zei: ‘Baker, je zorgt zo

Uit de gelijkheid van denkrichting van de bewoners van Limburg is 't ook te verklaren, dat 't instinct van zelfverdediging langzamerhand is afgestompt. Geen enkele aanleiding

Dan nog houd 't Vaderland haar in zijn kring beslooten, 't Belang van mijn de Groot en zijn geliefd gezin, Duld niet, dat nog zijn gaê haar heil mag zien vergrooten,. Door 't

Hier daalt Gods eigen zoon, Van zijn' verheven troon;?. Om als een' Offeraar te staan, En zelf als offer op

niemand misgunt een ander zijn gestalte en schoonheid, want gelijk als het in de Geesten Gods toegaat, alzoo ook onder haar. Ook zoo hebben alle te gelijk de Goddelijke vreugde,

Hendrik Jacobz. Soetenboom, 't Kleyn lust-hofje vol van bruyloft-zangen, echt-liedekens, houwlijcx-baken en feest-gedichten.. twe herten door reine minne t'samen) so ist alsdan een

De Heere JESUS CHRISTUS, schoon men wel veel meer van Syn Bidden, dan van Syn Singen leest, (waarschynelyk, om dat dit met Syne diep verneederde staat, en stant van dienstbaarheid,