• No results found

Hebr. 12.6

+

Nu dan, ô Hemel-Arts, 't hert dat g' uyt liefde pijnt,

+

2 Cor. 12.7

+

Dat offer ik u op; trekt gy er uyt de doornen,

+

Ps. 51.14

+

En stort daar in u troost, de zalf der uytverkoornen;

+

Psal. 16.11.

+

Zo leeft mijn ziel vol vreugt in glory sonder eynd.

Opwecking voor trage zielen

die nalatig zijn om tot het Heylig Avontmaal te komen.

+

Eph. 5.14

+

OP, Trage zielen, wie gy zijt;

+

Ies. 52.2

+

Schud eens de boejens van uw voeten.

+

Psa. 95.1,2

+

Komt, gaat met ons den Kruys-Heer moeten.

+

Heb. 3.7,8

+

Op, op nu: Heden is het tijt.

+

1 Kon. 18.21

+

Wat hinkt g' op d' een en d' andre zy?

+

1 Ioa. 2.15

+

Is 's werelts vreugt en ydelheden De rechte Godt, so volg' er treden: Maar is 't JEHOVA, blijf ons by.

+

Handl. 9.18

+

Licht eens de vliesen van uw oog.

+

Gal. 3.1

+

Hoe laat gy u so hels betov'ren,

+

Hebr. 3.13

+

En door bedrog uw ziel verov'ren,

+

Col. 3.1,2

+

Dat gy niet eens siet naar om hoog?

+

Deut. 6.21

+

De helsche Pharo schijnt het rijk

+

Eph. 2.2,3

+

Van uwe zielen te bewoonen, Dat gy geen Godsdienst wilt betoonen,

+

2 Pet. 2.22

+

Maar dus blijft leggen in den slijk.

+

Psal. 34 9

+

Och kondt g' eens proeven, laffe mensch,

+

1 Pet. 2.3

+

Hoe zoet en vriend'lik is de Heere,

+

Luc. 15.16

+

Gy soudt geen werelts draf begeeren,

+

Psal. 40.9

+

Maar CHRISTIwil was al uw wensch.

XLII

+

Psal. 39.7

+

Doch nu, helaas, gy legt en wroet

+

Phil. 3.19

+

In aardsch'en vleeschelijke dingen,

+

Psal. 4.7

+

En acht dees yd'le beuselingen Veel hooger als het hoogste goet.

+

Gal. 5.24

+

Hoe kondt gy Christi eygen zijn,

+

2 Tim. 2.19

+

En sijn gesalfden Name dragen,

+

1 Joa. 2.15

+

Die in de werelt schept behagen, En slechs zijt Christenen in schijn?

+

Hos. 2.1,18

+

Gy zijt uw JESUStot een blaam, Gy die sijn trou niet wilt ontfangen,

+

Iac. 4.4

+

Maar aan des werelts hoer blijft hangen, En u derft noemen naar sijn naam.

+

1 Pet. 3.18.

+

Kom, siet eens wat uw Jesus lijdt, Om op uw ziel sijn Naam te schrijven: En wilt gy hier aan schuldig blijven

+

Ies. 57.11

+

Dat gy 't niet eens gedachtig zijt?

+

Luc. 22.44

+

Uw Zaligmaker swemt in 't bloet,

+

1 Ioa. 3.16

+

En kan met lust uyt liefde sterven,

+

Ps. 116.3.8.

+

Op dat gy hellen-angst soudt derven,

+

1 Pet. 1.4

+

En erven 't opper-eeuwig goet:

+

1 Cor. 11.23.24.25.26.

+

En wil dat gy gedachtenis

Hier van door broot en wijn sult houden; Op dat gy noyt vergeten soude

+

Hoogl. 8.6

+

Hoe groot sijn liefde t' achten is.

En is dit, mensch, is dit te veel?

+

Open. 19.15

+

Hoe! sal dien Vorst Godts wijnpers treden,

+

Ioa. 19.34

+

Dat speer en nag'len door sijn leden

+

Mat. 27.29

+

En doornen gaan tot 't beckeneel.

+

Mat. 26.39

+

Zal hy de kelk van vloek en wee,

+

Mat. 27.34

+

En gal en edik willig drincken;

+

Psal. 69.3

+

Zal hy, tot in den afgront, sincken,

+

Mat. 11.28

+

Om u te krijgen rust en vree?

XLIII

+

Spr. 1.24

+

En sult gy mensch noch weyg'rig zijn,

+

Jes. 17.10

+

En desen JESUSso vergeten

+

Matth. 26.26,27.

+

Dat gy geen bete broots wilt eten, Of nuttigen een mont vol wijn?

O smaatheyt die geen weerga kent!

+

Deut. 32.6

+

Is dit uw Heer met dank ontmoeten?

+

Heb. 10.29.

+

O neen! gy treedt sijn bloet met voeten,

+

Luc. 10.16

+

En hoont den Vader die hem zendt.

+

Ps. 2.11,12

+

Wel vreest sijn gramschap, kust sijn Zoon:

+

1 Cor. 5.7

+

Leer noch den zuurdeeg uyt te roeyen,

+

Job 42.6

+

En d' oude dwaasheyt te verfoeyen,

+

Luc. 15.7,10

+

Zo brengt gy vreugde voor Godes throon.

+

Spr. 9.3

+

Maar laas, schoon elk genodigt wort,

+

Luc. 14.18

+

De Trage zoekt altijt verschoning:

+

Matt. 22.5.

+

Een huwlijksdag, of koop van woning, Maakt t' elckens vlijt en tijt te kort.

+

Jer. 1.6

+

En meenig zeyt; Ik ben te jong,

+

Jer. 4.22

+

Schoon oudt en stout om quaat te plegen,

+

Spr. 22.15

+

Doch is tot alles wel genegen

+

1 Joa. 2.16

+

Daar vleesch of werelt hem toe drong.

+

Spr. 22.6

+

Wel jonge, wilt gy in uw Lent'

+

Marc. 4.28

+

Voor Godt geen fiere bloemen dragen? Meynt gy uw JESUSte behagen

+

Jud. vs. 12.

+

Wanneer den Hefst u schudt en schendt?

+

Psal. 71.9

+

O neen! de winter van uw tijt

+

Pred. 12.1.

+

Is ook de winter van uw krachten.

+

Jer. 9.21

+

En wie weet, of de doodt sal wachten Tot gy eerst oudt geworden zijt.

Zoudt gy wel geerne in uw' jeugt,

+

Luc. 12.20.

+

Als Godt u riep om strak te sterven,

+

Joa. 3.36

+

Ook graag het eeuwig leven derven?

+

Spr. 3.5,6

+

Wel eet dan, dat gy leven meugt.

XLIV

+

2 Tim. 2.22

+

Prangt u de jeugt en 't vleesch te zeer, Leer die te meer by tijts beteuglen,

+

Jes. 40.31

+

Gy sult verkrijgen hemel-vleuglen, En krachten van dien stercken Heer.

+

Ti. 2.2,3

+

En gy, ô Ouden, die 't betaamt De jeugt te lichten door uw zeden, Ontwaak, en leer haar toe te treden,

+

Jer. 31.19

+

En toon dat u dit toeven schaamt.

+

Klaagl. 4.8

+

Voelt gy niet dat uw ziel verdort Die sonder spijz' en drank moet leven

+

Gen. 21.18.

+

Staat op, en wilt haar 't voedsel geven

+

Joa. 6.54

+

Daarze eeuwig door behouden wort.

+

Rom. 6.16,17.

+

Of zoekt gy langer slaaf te zijn, En voorts te dienen d' oude zonden, Zo geeft gy JESUSnieuwe wonden, En schopt om verr' uw medicijn.

Weet vry, ô Trage, wie gy zijt,

+

Matth. 25.5…13

+

Die slaaprig zuymt dees Disch te naken, Godt sal u eenmaal wacker maken, Wanneer gy hebt noch uur noch tijt.

+

Gen. 7.16. &c.

+

En zijt gy buyten Christi ark, Godts zundvloet sal u overstroomen; En gy sult heul noch troost bekomen Als gy zijt in dit worstelperk:

Want JESUSselver heeft geseyt,

+

Luc. 14.24.

+

Al wie mijn Avontmaal verachten Die sal ik eeuwig laten smachten,

+

Spr. 1.24.

+

En stoppen 't oor wanneer hy schreyt.

+

Matt. 5.29.

+

Wel, trage mensch, ruk uyt het oog Dat u belet dit heyl t' aanschouwen,

+

Jud. vs. 12.

+

Kom help de Liefde-maaltijt houwen

+

1 Cor. 11.23.

+

Van JESUSdie 't beveelt so hoog.

XLV

Gy zijt gereedt ter Feest te gaan By zondaars en by stervelingen;

+

2 Cor. 5.14

+

En sou sijn liefd' u ook niet dwingen? Zoudt gy u dit bevel ontslaan?

+

Gen. 17.14

+

Die 't teecken der Besnijdenis

Voor deez' in 't oudt Verbondt versmade, Was afgesneen van Godts genade. Denk of 't ook niet in 't Nachtmaal is?

Wel bindt de vleugels van geloof Den aan uw logg' en lode ziele:

+

Hebr. 12.12

+

Strijdt om uw traagheyt te vernielen,

+

Jes. 42.18

+

En houdt u langer niet als doof.

+

1 Chron. 13.14.

+

Maar denk, hoe Obed-Edoms huys Door Godes Bondt-kist is gezegent: Zo sal die ziel ook zijn bejegent Die dus gedenkt aan Christi kruys.

+

Jes. 61.3

+

En gy, ô Treurig mensch, die schrikt Om aan dit heylig Feest te treden;

+

Luc. 18.13

+

Gy zucht, en steent, en stort gebeden, Om dat gy niet zijt recht geschikt.

+

Hebr. 4.16

+

Kom tree maar toe: Leg al uw schult Alleen voor CHRISTIheylig' oogen,

+

Hebr. 4.15

+

Gy sult ontfangen mededogen

+

Joan. 19.30

+

Van hem die 't alles heeft vervult.

+

Matth. 5.4

+

Gewis hy sal u treurig hert

+

Joa. 1.16

+

Met sijn genaad' en troost vervullen,

+

Psal. 51.10

+

Dat uwe beend'ren juychen sullen,

+

Jes. 35.10

+

En zijn bevrijdt van zielen-smert.

+

1 Cor. 15.10

+

Want wie dat Godts gena verheft,

+

1 Pet. 5.5,6

+

En soekt sijn selven kleyn te maken,

+

Mat. 16.24

+

En 't al, om CHRISTUS,te versaken, Die heeft Godts wil en wit getreft.

XLVI

+

Jer. 8.22

+

Komt treedt dan na dit Gilead,

+

Matt. 9.12

+

Daar gy uw Zielen-arts sult vinden:

+

Jes. 61.1

+

Hy sal u troosten en verbinden,

+

Psal. 73.25

+

En zijn uw aardsch' en hemel-schat.

+

Openb. 19.9

+

En zijt gewis, die 't Maal des Lams Alhier met lust ootmoedig eten, Zal JESUSnimmermeer vergeten,

+

Matth. 8.11.

+

Op 't Feest van den Godt Abrahams.

U Y T .

XLVII