• No results found

Scriptiehandleiding opleiding MA Educatie in de Taal- en Cultuurwetenschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scriptiehandleiding opleiding MA Educatie in de Taal- en Cultuurwetenschappen"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptiehandleiding opleiding MA Educatie in de Taal- en Cultuurwetenschappen

Specialisatie Engels Specialisatie Frans Specialisatie Latijn en Grieks Specialisatie Nederlands

December 2018

(2)

2

Voorwoord

Deze handleiding beschrijft de belangrijkste stappen van het begin tot het einde van de masterscriptie.

Omdat deze masterscriptie binnen de opleiding functioneert als het vakinhoudelijke deel van een afstudeertraject waarbij ook het vak Praktijkonderzoek 2 betrokken is, begint de tekst met een uitleg over dit afstudeertraject.

Daarna volgen korte toelichtingen over de aan de masterscriptie verbonden leerdoelen, over de functie van de belangrijkste stappen, en over de vaste procedures rond het scriptieproces.

Bij deze handleiding horen vijf bijlages. Daarin vind je voorbeelden van belangrijke documenten in het scriptieproces, te weten de scriptieovereenkomst, het scriptiewerkplan, de titelpagina, het

beoordelingsformulier en de Verklaring inzake oorspronkelijkheid.

Deze handleiding is vastgesteld 3 december 2018

(3)

Inhoudsopgave

1. Het afstudeertraject

2. Wat is een Masterscriptie; leerdoelen en eindtermen 3. Vorm

4. Omvang en tijdsbesteding

5. Onderwerpkeuze, toewijzing begeleider, ingangseisen 6. Scriptieovereenkomst en scriptiewerkplan

7. Begeleidingsgesprekken

7.1 Begeleidingsvorm en frequentie 7.2 Vertraging

8. Eind/inleverdatum scriptie 9. Beoordeling

9.1 Samenstelling eindcijfer; beoordelingsformulieren 9.2 Beoordelingscriteria

10. Fraude 11. Geschillen 12. Afronding

12.1 Afstudeerprocedure 12.2 Eindbeoordeling 12.3 Archivering 12.4 Auteursrecht Bijlagen

1. Master scriptieovereenkomst

2. Scriptiewerkplan (bijlage bij scriptieovereenkomst) 3. Voorbeeld titelpagina

4. Beoordelingsformulier

5. Voorbeeld verklaring inzake oorspronkelijkheid (Nederlands- en Engelstalig)

(4)

4

1. Het afstudeertraject in de master

In het laatste semester van de opleiding werk je aan je afstudeeronderzoek (24 ec). Dit

afstudeeronderzoek bestaat uit twee onderdelen: de vakinhoudelijke scriptie (18 ec) en het vak Praktijkonderzoek 2 (6 ec). In het ene onderdeel (de vakinhoudelijke scriptie) leg je je

wetenschappelijke proeve van bekwaamheid af; in het andere deel (het vak Praktijkonderzoek 2) laat je zien hoe je het thema van je scriptieonderzoek kunt verbinden aan de onderwijspraktijk. Met andere woorden: je vakinhoudelijke scriptieonderzoek krijgt altijd een didactische uitbreiding die je in de praktijk onderzoekt en toetst.

Als je je afstudeeronderzoek met een voldoende afsluit, laat je daarmee zien dat je geslaagd bent in de missie van de opleiding: je bent in staat om de onderwijspraktijk rond jouw schoolvak te onderzoeken en kunt die onderwijspraktijk vervolgens verbeteren op basis van nieuwe inzichten die je hebt

opgedaan met behulp van theorievorming binnen de wetenschappelijke discipline van jouw

specialisatie. De vakinhoudelijke theorievorming is dus van groot zelfstandig belang en tegelijkertijd instrumenteel voor het onderzoeken en verbeteren van de onderwijspraktijk.

Hoewel Masterscriptie en Praktijkonderzoek 2 gescheiden vakken zijn, ieder met de eigen afronding en leerdoelen, betekent deze opzet voor je masterscriptie dat je vanaf het begin met de onderwijspraktijk rekening moet houden. Het meest direct komt dat tot uiting bij de onderwerpkeuze voor je

masterscriptie: je moet voor je scriptie een vakinhoudelijk onderwerp kiezen dat relevant is voor de onderwijspraktijk. Ook de onderzoeksvraag die je voor je scriptieonderzoek formuleert moet gericht zijn op het vinden van antwoorden die verder onderzoekbaar zullen zijn in de onderwijspraktijk.

Wat moet je je daarbij voorstellen? Twee voorbeelden:

 je zou kunnen kiezen voor een onderzoeksvraag die operationeel is, bijvoorbeeld gericht op

‘leerstrategieën bij vreemdetaalverwerving’. Het is dan bijvoorbeeld denkbaar dat het theoretisch onderzoek vraagtekens zet bij bepaalde tot nu toe gehanteerde leerstrategieën, en dat je Praktijkonderzoek 2 straks de vorm krijgt van het uittesten en toetsen van het effect of de invloed van deze en alternatieve strategieën in het vreemdetalenonderwijs;

 Je zou kunnen kiezen voor een meer taal- of literatuurwetenschappelijke onderzoeksvraag, bijvoorbeeld gericht op ‘perspectiefwisselingen bij filmadaptaties van literaire teksten’. Je vakinhoudelijk onderzoek naar filmadaptaties kan eventueel aan het licht brengen dat nieuwe inzichten in de wetenschap nog onvoldoende een plaats hebben gekregen in de lesmethodes in het voortgezet onderwijs. Binnen Praktijkonderzoek 2 kun je dan vervolgens verkennen en uittesten welke mogelijkheden er zijn om die inzichten in het VO-curriculum te

implementeren. Ook kunnen je onderzoeksresultaten aanleiding geven tot een meer directe interventie in de vorm van het ontwikkelen en uittesten van een lessenserie.

2. Wat is een Masterscriptie; leerdoelen en eindtermen

Uit de masterscriptie moet blijken dat je in het bezit bent van kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot je specifieke vakgebied. Deze vakkennis is ingebed in een breed cultureel en/of maatschappelijk kader. Ook bezit je theoretische en methodische inzichten op je vakgebied en kun je deze inzichten zelfstandig toepassen. Met je scriptie laat je bovendien zien dat je in staat bent volgens wetenschappelijke normen onderzoek te doen en een eigen visie op het bestudeerde materiaal te ontwikkelen. Op die manier kun je bijdragen aan het generen van nieuwe wetenschappelijke inzichten.

In je scriptie moet je verder laten zien dat je over een aantal algemene wetenschappelijke en maatschappelijke vaardigheden beschikt en die toepast. Deze vaardigheden zijn ontleend aan de

‘Dublin descriptoren’. De algemene leerdoelen van de scriptie zijn:

(5)

Kennis en inzicht

De student is in staat systematisch en doelgericht informatie te vergaren en te interpreteren.

Hij/zij kan wetenschappelijke en andere complexe teksten lezen, begrijpen en analyseren. De student verwerft zo aantoonbare kennis en inzicht, die het niveau van de Bacheloropleiding overtreffen en/of verdiepen en is in staat om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën.

Toepassen kennis en inzicht

De student is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied. Hij/zij is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.

Oordeelsvorming

De student is in staat om grote lijnen te trekken en verbanden te leggen, die op relevante wijze worden ondersteund door een breed scala aan primaire en secundaire literatuur en eventueel primaire bronnen. Hij/zij is in staat zelfstandig, kritisch en integer stelling te nemen en verantwoording af te leggen voor deze stellingname.

Communicatie

De student is in staat om via mondelinge en schriftelijke presentaties een complexe problematiek helder en overzichtelijk over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten.

Combinatie van bovenstaande

De student is in staat een wetenschappelijke tekst te schrijven in duidelijke, doelmatige en academische taal en deze binnen de afgesproken termijnen te leveren.

Leervaardigheden

De student bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.

3. Vorm

Een scriptie wordt geschreven als een volwaardig zelfstandig onderzoeksverslag in de gebruikelijke wetenschappelijke vormgeving (volgens de richtlijnen van schriftelijk presenteren, zoals te vinden op de site ‘Werkbank academische vaardigheden’ www2.fgw.vu.nl/www/werkbanken/acva/), en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

- Inleiding met probleemstelling/onderzoeksvraag - Theoretisch kader

- Methode/ Verantwoording van de gekozen werkwijze - Resultaten

- Conclusie/ Antwoord op de onderzoeksvraag - Discussie

- Noten, bibliografie, bronvermeldingen

- Eventuele afbeeldingen (inclusief bronvermeldingen) - Eventuele bijlagen (inclusief bronvermeldingen)

(6)

6

De titelpagina van de scriptie bevat de volgende gegevens:

- titel en waar relevant ondertitel scriptie - naam universiteit, faculteit en opleiding - naam student

- adres en telefoonnummer student

- e-mailadres student (VU-adres en privé-adres) - studentnummer

- naam begeleider - naam tweede lezer

- datum en jaar van afronding

Een voorbeeld van een titelpagina is te vinden in Bijlage 3.

4. Omvang en tijdsbesteding

De Masterscriptie omvat ca. 15.000 tot ca. 25.000 woorden, met mogelijke afwijkingen naar beneden en naar boven. De scriptie heeft een studielast van 18 studiepunten (ec.). Omgerekend is dat een belasting van ruim 12 weken fulltime studeren (504 uur).

5. Onderwerpkeuze, toewijzing begeleider, ingangseisen

- De specialisatie kan geschikte onderwerpen aanreiken. In andere gevallen kiest de student in eerste instantie zelf een onderwerp, in overeenstemming met de eisen binnen het

afstudeertraject (zie 1.). De student stuurt een voorlopige omschrijving van het voorstel naar de scriptiecoördinator. Indien gewenst kan de student daarbij een suggestie doen voor een begeleider bij wiens/wier onderzoek het scriptieonderwerp aansluit.

- De scriptiecoördinator zorgt voor toewijzing van docenten aan studenten, op basis van het scriptievoorstel of op basis van de afspraken die binnen een specialisatie zijn gemaakt.

- De ingangseisen voor de scriptie staan in de OER van de opleiding geformuleerd.

6. Scriptieovereenkomst en scriptiewerkplan

Proces

Zodra bekend is door welke docent een student begeleid gaat worden, stellen de docent-begeleider en student samen een scriptieovereenkomst op. In de scriptieovereenkomst verantwoordt de student ook de relatie tussen vakinhoudelijk onderzoek en praktijkonderzoek. De docent- begeleider toetst expliciet de relevantie van het voorgenomen vakinhoudelijke scriptie-onderzoek voor het vakdidactische praktijkonderzoek. Daartoe overlegt de docent-begeleider expliciet met de docent die begeleider is van het Praktijkonderzoek 2.

Het standaardformulier voor de scriptieovereenkomst is te vinden in Bijlage 1. Hierin worden de onderling gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd. Ook wordt in de overeenkomst vastgelegd wie de tweede lezer is; deze is in geen geval bij het wordingsproces van de scriptie betrokken. De begeleider is altijd verbonden aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de VU. De tweede lezer is een door de examencommissie goedgekeurde examinator. Daarnaast levert de student bij de begeleider een scriptiewerkplan in waarin de meer inhoudelijke gegevens vastgelegd worden.

Onderdeel van het scriptiewerkplan vormt de tijdsplanning. Het standaardformulier voor een werkplan is te vinden in Bijlage 2.

(7)

Nadat de scriptieovereenkomst en het werkplan zijn ondertekend door begeleider, tweede lezer en student, worden deze documenten verstuurd naar de scriptiecoördinator van de opleiding. De student en de docent-begeleider zijn verantwoordelijk voor een heldere en correcte invulling van de scriptieovereenkomst en het werkplan. De scriptiecoördinator controleert op hoofdlijnen of de scriptieovereenkomst en het werkplan volledig zijn en voert een beknopte inhoudelijke check uit.

Indien de coördinator onvolkomenheden tegenkomt, kan hij/zij de begeleidende docent en student verzoeken om de scriptieovereenkomst en/of het werkplan aan te passen en opnieuw te

ondertekenen. Als de scriptiecoördinator constateert dat een begeleidende docent erg vaak samenwerkt met dezelfde tweede lezer, kan hij/zij de docent verzoeken een andere tweede lezer aan te wijzen. Na aanpassing dienen de scriptieovereenkomst en het werkplan opnieuw ter goedkeuring aan de scriptiecoördinator te worden verzonden.

Inhoud en doel

De scriptieovereenkomst biedt docent en student duidelijkheid over de begeleiding. Studenten weten wat zij mogen verwachten van de docent en wat er van henzelf wordt verwacht. Datzelfde geldt voor de docent. Het doel van de scriptieovereenkomst is onnodige studievertraging te voorkomen en uitkomst te bieden bij onduidelijkheden en/of problemen.

De scriptieovereenkomst bevat in ieder geval de volgende elementen:

- de begindatum en de geplande einddatum. Op de einddatum dient de student het eindproduct in te leveren. De einddatum kan worden bijgesteld indien beide partijen dit gewenst achten.

- naam van de begeleidende docent;

- naam van de tweede lezer;

- de omschrijving van het onderwerp;

- afspraken over de frequentie van de begeleidingsgesprekken;

- de termijn waarbinnen de docent en de tweede lezer het eindproduct nakijken (in de maanden juli en augustus zijn docenten verminderd beschikbaar voor begeleidingswerkzaamheden, tenzij daarover andere afspraken zijn gemaakt tussen student, begeleider en tweede lezer);

- de taal waarin de scriptie moet worden geschreven;

- eventuele aanvullende afspraken.

Het scriptiewerkplan structureert het nadenken over het onderwerp en de werkzaamheden van de student en inventariseert de activiteiten ten behoeve van de scriptie. Onderdeel van het

scriptiewerkplan vormt de tijdsplanning. Zowel docent als student dient zich aan deze planning te houden; zij zijn samen verantwoordelijk voor het bewaken van het traject.

7. Begeleidingsgesprekken

7.1 Begeleidingsvorm en frequentie

De student heeft recht op systematische begeleiding bij het maken van de scriptie. De begeleiding betreft in verschillende fases in ieder geval de volgende elementen:

- een advies over de keuze van het onderwerp en de afbakening daarvan;

(8)

8

- de goedkeuring van de opzet;

- aanwijzingen voor het herschrijven van voor verbetering vatbare onderdelen van de scriptie.

De frequentie van de feedbackmomenten wordt in het scriptiewerkplan vastgelegd. De student maakt met de begeleidende docent afspraken over de inlevertermijn van delen van de scriptie ten behoeve van de feedbackmomenten.

De begeleidend docent geeft schriftelijk commentaar (in de marge of apart) op ingeleverd werk.

Tijdens begeleidingsgesprekken geeft de docent een mondelinge toelichting op het schriftelijk commentaar en een advies over de vervolgactiviteiten. Soms zal een aantal feedbackmomenten via mailverkeer plaatsvinden. Begeleider en student maken hierover duidelijke afspraken.

De feedback van de begeleider moet herkenbaar zijn (anders is er geen mogelijkheid tot bijstelling), moet concrete aanknopingspunten opleveren voor toekomstig gedrag en wordt gegeven op een dusdanige manier dat de student zich niet onveilig voelt door het geleverde commentaar van de docent.

De begeleidende docent geeft maximaal eenmaal feedback op de eerste complete versie. Als

complete versie geldt een scriptie waarbij alle onderdelen van de scriptie – zoals de verklaring inzake oorspronkelijkheid – aanwezig zijn. De versie die daarna wordt ingeleverd, gaat naar de begeleider en de tweede lezer. Wanneer de scriptie daarna nog onvoldoende is, krijgt de student de kans deze versie nog te reviseren. Indien ook die versie onvoldoende is, kunnen de beoordelaars besluiten om een onvoldoende resultaat te registreren. In overleg met de student wordt bepaald of het nog zinnig is aan de scriptie verder te werken (na herinschrijving in een nieuw studiejaar) of dat de student beter aan een nieuwe scriptie kan beginnen.

7.2 Vertraging

Indien de docent geen materiaal heeft ontvangen of indien het materiaal niet op tijd is aangeleverd, vervalt de begeleidingsafspraak. Het afzeggen van begeleidingsafspraken door de student of docent gebeurt minimaal twee dagen van te voren, behoudens uitzonderlijke situaties.

Als een docent niet in staat is om zijn/haar verplichtingen na te komen (langdurige afwezigheid/ziekte etc.) wordt dit aan de student kenbaar gemaakt. De scriptiecoördinator zorgt in overleg met de leerstoelhouder van de betrokken docent voor een vervanger. Indien een student niet in staat is om zijn verplichting na te komen (langdurige afwezigheid/ziekte etc.) wordt dit aan de begeleidend docent kenbaar gemaakt. Vervolgens wordt het werkplan (en de scriptieovereenkomst) bijgesteld.

8. Eind/inleverdatum scriptie

In de scriptieovereenkomst staat vermeld wanneer de definitieve scriptie bij de begeleider wordt ingeleverd. In de scriptieovereenkomst staat ook vermeld hoeveel tijd er zit tussen inleveren en lezen door begeleider/tweede lezer.

Let op: tussen 1 juli en 15 augustus zijn docenten minimaal vier weken niet beschikbaar voor

begeleidingswerkzaamheden, houd hiermee rekening bij het maken van afspraken met de begeleider.

9. Beoordeling

9.1 Samenstelling eindcijfer; beoordelingsformulieren

Het eindcijfer van de scriptie is het gemiddelde cijfer van de beoordeling van de scriptiebegeleider en de tweede lezer. Bij een verschil van twee punten of meer tussen de beoordelingen wordt de

Examencommissie ingeschakeld. Deze zal dan een derde beoordelaar aanwijzen. Ook indien het

(9)

verschil in cijfer tussen de beoordeling van de begeleider(s) en de tweede lezer één punt bedraagt en dit verschil bepalend is voor de toekenning van voldoende of onvoldoende wordt de

Examencommissie ingeschakeld en zal door de Examencommissie een derde beoordelaar worden aangewezen. Het eindcijfer wordt in dat geval gevormd door het gemiddelde van de drie afzonderlijke beoordelingen (beoordeling door de begeleider, beoordeling door de tweede lezer, beoordeling door de derde beoordelaar). Daarbij geldt dat van de drie beoordelingen er maar één onvoldoende (lager dan 5.5) mag zijn. De Examencommissie geeft dit eindcijfer door aan de student.

De scriptiebegeleider en de tweede lezer vullen ieder onafhankelijk van elkaar een

beoordelingsformulier in. Dit formulier is bedoeld als hulp bij de beoordeling van de scriptie en bij het geven van feedback aan de student.

9.2 Beoordelingscriteria

De beoordelingscriteria voor de scriptie staan vermeld in het beoordelingsformulier. Het formulier is te vinden in Bijlage 4.

10. Fraude

Voorin de scriptie, na het titelblad en voor de inhoudsopgave, moet de student in een ondertekende verklaring inzake oorspronkelijkheid aangeven dat hij/zij de scriptie zelf heeft geschreven en adequaat verwezen heeft naar het werk van anderen dat erin aangehaald of ervoor gebruikt is. Een voorbeeld van deze verklaring is opgenomen als bijlage op VUnet en als bijlage 5 bij dit document. De docent voert, nadat de afgeronde scriptie is ingeleverd, een plagiaatcontrole uit.

De te volgen procedure bij vermoeden van fraude luidt voor elke opleiding als volgt: - Bij het vermoeden van fraude ter zake van een scriptie roept de verantwoordelijke docent de student bij zich en geeft hem/

haar de gelegenheid zich te verantwoorden. - Wanneer dit vermoeden bewaarheid wordt of wanneer er na dit onderhoud twijfel blijft bestaan over de toedracht, licht de docent in kwestie de examencommissie in over het gebeurde. De examencommissie neemt in beide gevallen de behandeling over. De werkwijze en bevoegdheden van de examencommissie in geval van fraude zijn te vinden in de Regels & Richtlijnen (zie VUnet).

11. Geschillen

Als een student niet tevreden is over de gang van zaken, neemt hij/zij zo spoedig mogelijk contact op met de begeleider. Als het contact met de begeleider niet het gewenste effect heeft, kan de student zich richten tot de studieadviseur of een klacht indienen via het klachtenformulier op VUnet (zie onder “Klacht indienen”).

12. Afronding

12.1 Afstudeerprocedure

De OER (A-deel) geeft de maximale nakijktermijn voor scripties weer. Kijk voor de

inleverprocedure van de scriptie en de daarbij horende data op VUnet, onder “afstuderen”.

12.2 Eindbeoordeling

De begeleider stelt de student op de hoogte van de beoordeling. De opleiding bepaalt zelf of dit

op mondelinge en/of schriftelijke wijze gebeurt. De beoordelingsformulieren vormen het

uitgangspunt van de informatievoorziening aan de student. Desgevraagd kan de student

(10)

10

beoordelingsformulier(en) en ingevuld voorblad inzien.

12.3 Archivering

De student zorgt er voor dat de begeleidende docent beschikt over de goedgekeurde, definitieve versie van zijn/ haar masterscriptie in digitale vorm als PDF. De docent stuurt deze versie, samen met het document met de beoordelingen (eveneens digitaal) naar het onderwijssecretariaat.

Daarnaast moet de door de docent goedgekeurde, definitieve versie van de masterscriptie door de student worden geüpload via http://www.ubvu.vu.nl/vunetid. Hierbij wordt ook gevraagd aan te geven of de scriptie door derden mag worden ingezien. De student levert hierbij een korte samenvatting van zijn/ haar scriptie in voor het digitale archief. Voor de verdere regels rond de afstudeerprocedures zij verwezen naar VUnet.

12.4. Auteursrecht

Het auteursrecht van de scriptie berust in principe bij de student. Van studenten wordt verwacht dat zij bij een eventuele publicatie van (een deel van) de scriptie vermelden dat de scriptie is geschreven binnen de opleiding X van de Vrije Universiteit Amsterdam, onder begeleiding van docent Y. Docent en student dienen hierover goede afspraken te maken. NB: de student is niet de eigenaar van data of corpora die door de begeleider ter beschikking zijn gesteld.

(11)

Bijlage 1: Masterscriptieovereenkomst

Student ...

Adres ...

Postcode/plaats ...

Telefoonnummer ...

Opleiding ...

Studentnummer ...

Begeleidend docent ...

(Naam + Leerstoelgebied)

...

Tweede lezer

(Naam + Leerstoelgebied) ……...

Omschrijving onderwerp ...

...

...

Taal van het eindproduct ...

Aantal studiepunten ….. ....18 ec... onderwijslast docent ..30 uur...

Begindatum ... einddatum ...

Inleverdatum werkplan ….. ...

Minimale aantal begeleidingsgesprekken ...

Maximale aantal begeleidingsgesprekken ………..

Afspraken over tussentijds in te leveren stukken ...

...

Termijn waarbinnen de begeleider het eindproduct nakijkt ...

Termijn waarbinnen de tweede lezer het eindproduct nakijkt ...

Aanvullende afspraken ...

...

Voor akkoord getekend:

Plaats en datum ...

... ... …………...

Handtekening handtekening handtekening

student begeleidend docent 2e lezer

(12)

12

Bijlage 2: Scriptiewerkplan (bijlage bij scriptieovereenkomst)

Naam student ...

Opleiding ...

Studentnummer ...

Naam begeleider ..…...………..

Leerstoelgebied ……...

Tweede lezer ...

Leerstoelgebied ….. ………….……….

Voorlopige titel ...

Onderwerp ...

...

Verantwoording ...

…………...

Probleemstelling ...

...

...

Aanpak gegevensverzameling/

Onderzoeksmethode ...

...

...

Voorlopige hoofdstukindeling ...

...

...

...

Voorlopige literatuurlijst (bijlage)

Tijdsplanning

• begindatum ...

• oriëntatiefase ...

• uitvoeringsfase ...

(inleverdata hoofdstukken) ...

...

• afrondingsfase ...

• geplande presentatie scriptie ...

• geplande afstudeerdatum ...

Opmerkingen ...…...

(13)

Bijlage 3: Voorbeeld titelpagina

Metafoorbewustzijn en

vocabulaireverwerving: een goed koppel?

Vrije Universiteit

Faculteit der Geesteswetenschappen

Master Educatie in de Taal en Cultuurwetenschappen, specialisatie ………

Anna Boode Koninginnelaan 88 1050 FF Amsterdam tel: 020 - 4662000 Studentnummer: 007007

E-mailadres: a.boode@student.vu.nl; a.boode@hotmail.com Begeleider: Prof. dr. P. Martínez

Tweede lezer: Dr. S.M. Bakker Juni 2018

(14)

14

Bijlage 4: beoordelingsformulier voor Masterscriptie

Naam student: ……….

Studentnummer: ………

Opleiding en afstudeerrichting ………

Titel scriptie: ………

Begeleider: ………..…

Tweede lezer ……….

1. Introductie en theorie

Probleemstelling en relevantie o v g evt. toelichting De scriptie wordt ingebed in een breder

kader. Omschreven wordt wat de scriptie beoogt toe te voegen aan inzichten uit de wetenschappelijke literatuur.

Het theoretische belang, en het belang voor de onderwijspraktijk van de scriptie is helder geformuleerd.

De probleemstelling is helder en bondig geformuleerd als een vraag zonder triviaal antwoord die met enkele maanden onderzoekswerk beantwoord kan worden.

De probleemstelling wordt (doorgaans) ontleed in deelvragen die in de

hoofdstukindeling terugkeren.

Behandeling wetenschappelijke literatuur o v g evt. toelichting Wetenschappelijke theorieën en

onderzoeksbevindingen over het scriptieonderwerp worden volledig, nauwkeurig en begrijpelijk weergegeven.

De bespreking van de literatuur mondt uit in de keuze van een eigen

onderzoeksbenadering / onderzoeksmodel / hypothesen om de probleemstelling te kunnen beantwoorden.

Kernbegrippen worden van een zo

operationeel mogelijke definitie voorzien die vervolgens consequent wordt aangehouden.

Toespitsing op eigen onderwerp: o v g evt. toelichting De toespitsing op het eigen onderwerp sluit

goed aan bij de besproken literatuur.*

2. Methode o v g evt. toelichting

De methode of methodes waarmee de onderzoeksvraag zal worden beantwoord wordt of worden helder beschreven.**

3. Resultaten o v g evt. toelichting

(15)

Er wordt een leesbare beschrijving gegeven van het onderzoeksmateriaal uitgaande van de omschreven / geoperationaliseerde concepten.

De onderzoeksmethoden om de

onderzoeksvraag te beantwoorden worden onderzoekstechnisch bezien adequaat toegepast.

De resultaten worden systematisch

beschreven, zo mogelijk of nodig door uitleg bij in tabellen en figuren gepresenteerde

uitkomsten. De analyses worden goed beschreven en onderbouwd, het inhoudelijke betoog berust op een logische en duidelijke argumentatie. Bij een hypothesetoetsende scriptie moet duidelijk worden of de

hypothesen gehandhaafd kunnen worden. Bij een exploratieve scriptie wordt duidelijk hoe voorlopige ideeën (sensitizing concepts) aangescherpt zijn. Bij een literatuuronderzoek wordt duidelijk wat het eindoordeel is over de centrale hypothesen in de onderzochte studies.

4. Discussie en conclusie c v g evt. toelichting De onderzoeksvraag is expliciet beantwoord;

op grond van de uitkomsten zijn conclusies getrokken, die verder borduren op de al beschikbare wetenschappelijke literatuur.

De implicaties van de onderzoeksresultaten voor verdere theorieontwikkeling zijn geformuleerd.

Er wordt kritisch gereflecteerd op de gebruikte onderzoeksmethode en op de tekortkomingen van het eigen onderzoek;

mogelijk vervolgonderzoek wordt aangeduid.

De betekenis van het eigen onderzoek wordt in een breder kader geplaatst; zo mogelijk worden toepassingen voor de

onderwijspraktijk aangestipt of worden er aanbevelingen gegeven.

5. Overige aspecten o v g evt. toelichting Het onderscheid tussen feiten die door

anderen geobserveerd zijn,

veronderstellingen en visies van anderen, eigen waarnemingen, en eigen meningen komt duidelijk naar voren; er is niets dat zelfs maar riekt naar plagiaat of fraude.

Het taalgebruik is goed verzorgd (spelling, grammatica). De schrijfstijl is helder (objectiverend en systematisch maar toch begrijpelijk en levendig).

(16)

16

De scriptie is helder opgebouwd; de probleemstelling en deelvragen zijn structurerend voor het betoog. De scriptie heeft de juiste omvang; een eventuele afwijking van de richtlijn (15.000 tot 25.000 woorden) is verantwoord

De literatuurverwijzingen, de tabellen en figuren, en de hoofdstukindeling zijn opgebouwd volgens een standaardformaat (doorgaans APA, maar in voorkomende gevallen kan tot een ander formaat worden besloten).

Originaliteit

De scriptie is met een grote mate van wetenschappelijke zelfwerkzaamheid binnen de daarvoor gestelde tijd geschreven; het commentaar van de begeleider is tijdig en adequaat verwerkt.

Eindcijfer Masterscriptie

Samenvatting van het oordeel over de scriptie en/of toelichting op het eindcijfer (indien dit niet volgt uit oordelen per onderdeel)

*Hierbij kan bijvoorbeeld aan het volgende worden gedacht:

o Bij de keuze voor een hypothesetoetsende scriptie: de hypothesen sluiten aan bij de besproken literatuur en zijn nauwkeurig geformuleerd. Ze bieden samen een mogleijk antwoord op de onderzoeksvraag.

o Bij de keuze voor een exploratieve scriptie: de ‘sensitizing concepts’ waarmee het onderwerp verkend zal worden sluiten aan bij de besproken literatuur. Zij zijn van een voorlopige omschrijving voorzien, waaruit blijkt hoe men verschijnselen op het onderzoeksterrein ermee kan duiden, rubriceren of annoteren.

o Bij de keuze voor een literatuurstudie of meta-analyse: de hypothesen waarvan men wil nagaan of deze in verschillende studies worden bevestigd of verworpen zijn nauwkeurig geformuleerd. De erin

voorkomende begrippen zijn van een voorlopige omschrijving voorzien.

**Hierbij kan bijvoorbeeld aan het volgende worden gedacht:

o Het onderzoeksdesign (survey, inhoudsanalyse, gevalstudie, experiment, etcetera) wordt aangeduid. De keuze voor te bestuderen of te vergaren data/onderzoeksmateriaal sluit aan bij de onderzoeksvraag.

o De operationalisering/ nadere omschrijving van de theoretische begrippen is adequaat om de vertaalslag naar het onderzoeksmateriaal te maken.

o Onderzoekstechnische aspecten (betrouwbaarheid, validiteit, steekproeftrekking, non-respons, de keuze voor multivariate analysetechnieken, generaliseerbaarheid, aard van de triangulatie, etcetera) krijgen de nodige aandacht.

(17)

Bijlage 5: verklaring inzake oorspronkelijkheid

In iedere scriptie dient de volgende verklaring na de titelpagina en voor de inhoudsopgave te worden opgenomen en met de hand te worden ondertekend.

Engelse versie:

(handtekening) (plaats, datum)

Ik verklaar hierbij dat deze scriptie een oorspronkelijk werkstuk is, dat uitsluitend door mij vervaardigd is. Als ik informatie en ideeën aan andere bronnen heb ontleend, heb ik hiervan expliciet melding gemaakt in de tekst en de noten.

(signature) (place, date)

I hereby declare that this dissertation is an original piece of work, written by myself alone. Any information and ideas from other sources are acknowledged fully in the text and notes.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze opleiding wordt al een aantal jaar op Driestar hogeschool verzorgd door onder andere onderwijsadviseurs van de Academie van ParnasSys, met veel tevreden

Het bevoegd gezag kan, de inspectie gehoord, toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is, en ten aanzien van een kandidaat die lange

We zorgen er dus als opleiding, docent of coach voor dat de skills kunnen ingezet worden in specifieke zelfsturende leerkansen. Een zelfsturende leerkans betekent dat de

Of je deze bijkomende module wil volgen hoef je pas te beslissen op het einde van de opleiding tot begeleider buitenschoolse kinderopvang.. De opleiding tot begeleider

Pedagogische medewerker kinderopvang B1-K2-W1 Werkt aan de eigen deskundigheid Gespecialiseerd pedagogisch medewerker B1-K2-W1 Werkt aan de eigen deskundigheid Onderwijsassistent

De principes van het Handelingsgericht (HGW) werken staan centraal in deze opleiding voor intern begeleiders.. De scholing bestaat uit

 Door de combinatie(mogelijkheid) van twee talen en twee disciplines (Taal- en Letterkunde) en door de bijhorende academische tradities waarmee de studenten

De student neemt deze aan het begin van het scriptietraject door (en legt eventuele vragen voor aan de begeleider), zodat de verwachtingen duidelijk zijn... Voor de eindbeoordeling