Vraag nr. 14
van 22 oktober 1997
van de heer FRANK CREYELMAN Kijk- en luistergeld – Benaming
Het kijk- en luistergeld is een oneigenlijke gemeenschapsbelasting en geen retributie. Er is immers geen rechtstreeks aanwijsbare tegenpresta-tie die evenredig is aan de betaalde som van het kijk- en luistergeld.
Bij de bevolking zorgt de benaming "kijk- en luis-tergeld" voor nogal wat verwarring. Velen denken dat via het kijk- en luistergeld de financiering van de BRTN wordt geregeld. Zij zijn onterecht van mening dat het kijk- en luistergeld een retributie is, met andere woorden een te betalen som voor het verkrijgen van een bepaalde dienst, in dit geval het kijken en luisteren naar de BRT N. Heel wat men-sen denken dat zij, als zij via een schotelantenne verbonden zijn met een satelliet waarop zij de B RTN niet kunnen ontvangen, geen kijk- en luis-tergeld verschuldigd zijn. De benaming "kijk- en luistergeld" werkt die verwarring zeker in de hand. De overheid rekent het kijk- en luistergeld aan via twee verschillende kanalen. Er zijn de dossiers over radio en tv én er is het dossier over de autobe-l a s t i n g. Het opdeautobe-len van in essentie dezeautobe-lfde beautobe-las- belas-ting zorgt voor een kostenstijging bij de inning. H e t zou mijns inziens beter zijn om het dossier over radio en tv toe te vertrouwen aan de diensten die de personenbelasting berekenen, en de autoradio-belasting te regelen via de verkeersautoradio-belasting. Wat heeft de minister reeds ondernomen om aan de begripsverwarring die heerst bij de publieke opinie een einde te maken ?
Is er reeds over nagedacht om de inning van de genoemde belasting over te laten aan respectieve-lijk de diensten van de personen- en verkeersbelas-ting ?
Antwoord
Met betrekking tot de begripsverwarring kan ik meedelen dat dit aspect werd opgenomen in de mediacampagne die van start ging op 1 oktober 1997 en die loopt tot 30 november1997. In de con-tacten met de media werd duidelijk gewezen op het feit dat zowel kijk- als luistergeld moet worden betaald en waarom. Ter ondersteuning hiervan werden informatiefolders verspreid waarin duide-lijk het onderscheid werd benadrukt. Ook het
mee-delen van een 0900-lijn waarop verdere info kan worden verkregen,was hierin vervat.
Ik meen dan ook te mogen stellen dat de V l a a m s e overheid het nodige heeft gedaan om de mogelijke begripsverwarring uit de weg te helpen.
Wat de inning van het kijk- en luistergeld betreft, wens ik te benadrukken dat de inning vroeger federaal gebeurde in uitvoering van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld en de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewes-t e n . IngevoIge een beslissing van de NV Belgacom, die deze opdracht uitvoerde, werd het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verplicht deze inning zelf te organiseren, zodat het niet logisch zou zijn om ze opnieuw aan de federale staat over te dragen, wat de financieringswet trouwens uit-sluit.