Vraag nr. 152
van 18 december 1996
van de heer JOHAN SAUWENS
Bomen langs gewestwegen – Aanplantingsbeleid
Wij stellen vast dat er overal in V l a a n d e r e n , e n zeker ook in de provincie Limburg, heel wat bomen langs de gewestwegen worden verwijderd. Het gaat meestal om volwassen eiken, b e u k e n , p l a-t a n e n , e s d o o r n s, l i n d e n , e n z o v o o r a-t . Dia-t zou gebeu-ren omdat de meeste bomen doodziek, k w i j n e n d en gevaarlijk zijn, zodat zij in de nabije toekomst een gevaar zouden opleveren voor de weggebrui-kers.
Bomen die geveld zijn, worden echter vrijwel nooit door nieuwe aanplant vervangen en bovendien wordt door het Bestuur van Wegen bij heraanleg-projecten vrijwel nooit ruimte vrijgehouden voor nieuwe aanplant. In enkele jaren tijd zijn heel wat gewestwegen verworden tot beton- of asfaltlijnele-menten in het Vlaamse landschap. Voornamelijk in droog Haspengouw valt dit erg op.
Het verdwijnen van de laanbeplanting betekent een verschraling in ons landschap.
1. Hoeveel bomen zijn er in iedere Vlaamse pro-vincie geveld in de periode 1985-1996 ?
2. Hoeveel zijn er langs de gewestwegen bijge-plant ?
3. Welke beleidsinstructies heeft de minister terza-ke gegeven ?
Antwoord 1 en 2.
Aantal gevelde Aantal bijgeplante Provincie bomen 1985-1996 bomen 1985-1996
Antwerpen 10.000 11.500
Vlaams-Brabant 1.684 3.788 Oost-Vlaanderen 4.261 13.966 West-Vlaanderen 5.925 11.893
Limburg 5.020 12.636
3. Er zijn geen specifieke beleidsinstructies inzake aanplanting van bermen. Wel is het zo dat het beleid ernaar streeft om, daar waar het verant-woord is, een maximum aan aanplantingen te realiseren.
In sommige gevallen is het niet aangewezen gevelde bomen te vervangen door nieuwe aan-plantingen om de volgende redenen :
– de plaatsgesteldheid (te smal geworden ber-men door o.a. de aanleg van aanliggende- of vrijliggende fietspaden, enz.) ;
– de veiligheid van weggebruiker en/of aange-landen (op kruispunten ; noodzaak van een degelijke openbare verlichting ; o p d u w e n van voet- en/of fietspaden ; de zichtbaarheid van in- en uitritten) ;
– de noodzakelijke nutsvoorzieningen (onder-grondse- en bovengrondse leidingen en rio-leringsstelsels) ;
– bijkomende en dure onteigeningen (mini-mum onteigend bij aanleg van zowel nieuwe wegen als bij verbreding van de weg).
Daarenboven blijkt uit bovenvermelde cijfers dat ongeveer 2,5 keer zoveel bomen werden aangeplant dan er werden geveld.