• No results found

Vraag nr. 99 van 11 december 1998 van de heer JOHAN SAUWENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 99 van 11 december 1998 van de heer JOHAN SAUWENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 99

van 11 december 1998

van de heer JOHAN SAUWENS

Spoorvorming – Maximumlading vrachtwagens Volgens persberichten zouden de Europese trans-portministers eind november 1998 akkoord zijn ge-gaan om een aantal wijzigingen door te voeren aan de verkeersreglementering, onder meer in verband met het gecombineerd vervoer.

Zo wordt eraan gedacht om vrachtwagens van 44 ton in plaats van 40 ton toe te laten, wat een verho-ging van de lading zou betekenen van 25 naar 29 ton (+ 16 %).

Is de minister akkoord gegaan met het standpunt dat de federale minister terzake heeft ingenomen ? Het is toch duidelijk dat de ernstige spoorvorming op onze autosnelwegen en gewestwegen mede wordt veroorzaakt door te zwaar geladen vracht-wagens.

Is het niet zo dat de federale minister erg snel onder druk van de transportlobby akkoord gaat met dit soort Europese afspraken, juist omdat Bel-gië toch niet zelf verantwoordelijk is voor de in-frastructuur, maar wel de gewesten ?

Komt het steeds zwaarder worden van de vracht-wagens wel tegemoet aan een van de prioriteiten van het Vlaamse verkeersbeleid, namelijk het ver-hogen van de verkeersveiligheid ?

Antwoord

Uit het betoog en de vraagstelling blijkt een eenzij-dige en fragmentaire benadering van het probleem zoals het op de vergaderingen van de Europese Ministerraad voor Transport van 1 oktober, 30 no-vember en 1 december 1998 aan de orde was. Op de dagorde van deze vergaderingen stond een oriënterend debat over :

– voorstel voor een richtlijn van de Raad houden-de vaststelling van gemeenschappelijke voor-schriften voor bepaalde vormen van gecombi-neerd vervoer van goederen tussen de lidstaten ; – voorstel voor een richtlijn van de Raad

houden-de vaststelling voor bepaalhouden-de aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende weg-voertuigen, van de in het nationale en interna-tionale verkeer maximaal toegestane afmetin-gen en van de in het internationaal verkeer maximaal toegestane gewichten.

Het doel van dit voorstel is het wegwerken van knelpunten in bestaande richtlijnen die de promo-tie van gecombineerd vervoer als alternapromo-tief voor het groeiend wegvervoer belemmeren.

Gezien het belang voor het Vlaams Gewest, dat in het kader van het gevoerde "duurzame mobiliteits-beleid" extra aandacht besteedt aan de ontwikke-ling van het gecombineerd vervoer, werd in het voorbereidend overleg met de federale overheid overleg gepleegd omtrent de standpuntbepaling. Het voorstel betreft een gekoppelde wijziging van twee richtlijnen :

1. 92/106/EEG : voorschriften en normen voor het gecombineerd vervoer ;

2. 96/53/EG : afmetingen en maximale toegestane gewichten wegvoertuigen.

Voor de eerste richtlijn gaat de discussie omtrent drie vragen.

– Definitie gecombineerd vervoer : in de totale transportketen over land is in alle transport-combinaties voorzien, maar het aandeel wegver-voer is beperkt tot 20 % van het traject. Er is discussie over dit cijfer (hoger of lager ?). Ook is er nog discussie of deze beperking moet wor-den uitgedrukt in een percentage of in aantal ki-lometer.

Als uitgangspunt is de thans voorliggende de-finitie goed voor Vlaanderen, rekening houden-de met zijn oppervlakte, omdat nu in alle ver-voersmodi voorzien is (ook de binnenvaart) en de toegelaten grens voor wegvervoer als voor-en natransport vrij laag is. Niettemin moet de beperking werkzaam blijven.

– Opheffen van de beperkingen op rijden in het weekend voor begin- en eindtraject over de weg in het kader van gecombineerd vervoer. Deze vraag is echter niet van toepassing voor Vlaan-deren.

– Uitbreiding van de verlaging van belasting op motorrijtuigen tot alle soorten van gecombi-neerd vervoer. Deze vraag is eveneens niet van toepassing voor Vlaanderen.

(2)

containerequivalen-ten (TEU).

Hierover is er een algemeen akkoord, maar de dis-cussie is toegespitst op de toelating van vijf assen of de verplichting van zes assen. Het federale standpunt gaat in de richting van vijf assen om de transporteurs niet op nieuwe kosten te jagen, wat in tegenstrijd zou zijn met de promotie van het ge-combineerd vervoer. Dit standpunt wordt bijgetre-den door Nederland en Duitsland. Vlaanderen kan dit standpunt delen, maar er werd toch gevraagd extra aandacht te besteden aan het feit dat de hui-dige toegelaten asbelasting niet wordt overschre-den, omdat deze bepalend is voor de slijtage van de weg.

Daar de maximale toegelaten massa in België thans reeds 44 ton is, hetzij met een sleep bestaan-de uit een motorvoertuig met twee assen en een aanhangwagen met drie assen, hetzij met een sleep van een motorvoertuig met drie assen en een aan-hangwagen met twee of meer assen, werd er verze-kerd dat er in elk geval geen sprake kan zijn van een toename van de aslasten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De militaire domeinen die in eigendom zijn en beheerd worden door het federale ministerie van Defensie zijn in het algemeen onderworpen aan de regels van het decreet van 21

verwerkt in Antwerpen 3,90 verwerkt in Limburg 1,31 verwerkt in Oost-Vlaanderen 50,42 verwerkt in Vlaams-Brabant 1,53 verwerkt in Vlaanderen 14,44 verwerkt in West-Vlaanderen

Zo ja, heeft de Vlaamse regering het advies ingewonnen van de administratie Milieu, Natuur en Landinrichting (afdeling Natuur) bij de aflevering van een vergunning voor de

ls de raad van bestuur van de Nationale Loterij en/of de federale minister van Financiën inge- gaan op de vraag van de minister om 100 mil- joen frank in te schrijven in

10.Heeft de Vlaamse regering in het raam van de Interministeriële Conferentie voor Buitenland- se Zaken aangedrongen op een onafhankelijk onderzoek naar de

Hoeveel huishoudelijk afval werd in 1994, '95, '96 en '97 vanuit de provincie Vlaams-Brabant uitgevoerd naar de andere Vlaamse provincies (per provincie)?. Hoeveel huishoudelijk

Heeft de minister een initiatief genomen om de jacht op de smient te schrappen uit het besluit betreffende de jacht voor de periode van 1 juli 1998 tot 30 juni 2003, aangezien

– Indien de vergoedingen verenigbaar zouden zijn met artikelen 92 en 93 van het Verdrag, dan laat de Europese Commissie weten dat ze geen bezwaar heeft tegen de uitbetaling van