• No results found

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) heeft eind november 2005 besloten om aan [ X ] (hierna

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) heeft eind november 2005 besloten om aan [ X ] (hierna"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit Openbaar

Ons kenmerk: OPTA/COL/2008/200419 Zaaknummer: JBOE05007/06.3500.41 Datum:

HERNIEUWD BESLUIT van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit inzake het bezwaarschrift van [ X ] tegen zijn besluit van 25 november 2005 tot oplegging van twee boetes naar aanleiding van overtredingen van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet (spamverbod)

1. Samenvatting

1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) heeft eind november 2005 besloten om aan [ X ] (hierna: [ X ]) twee boetes van € 7.500 en

€ 10.000 op te leggen.1 Aanleiding voor dit besluit (hierna ook: het bestreden besluit of het boetebesluit) vormen de overtredingen van het zogenoemde spamverbod die [ X ], tezamen met [ Y ], heeft begaan.

2. De overtredingen van het spamverbod bestaan eruit dat [ X ] en [ Y ] gezamenlijk ongevraagd commerciële e-mails (“spam”) hebben verzonden naar natuurlijke personen. Zij hebben deze e-mails verzonden zonder voorafgaande toestemming van de desbetreffende natuurlijke personen. Bovendien hebben zij nagelaten in de e-mails hun werkelijke identiteit en een geldig afmeldadres te vermelden. Deze gedragingen zijn in strijd met het bepaalde in artikel 11.7, eerste en derde lid, van de Telecommunicatiewet (hierna ook: Tw).

3. Tegen het boetebesluit heeft [ X ] bij faxbrief van 6 januari 2006 een aantal bezwaren ingebracht. Tegen dit besluit heeft [ X ] beroep aangetekend. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van [ X ] bij uitspraak van 23 mei 20072 gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en het college opgedragen opnieuw op de bezwaren van [ X ] te beslissen.

4. Na heroverweging van de bezwaren van [ X ] verklaart het college de bezwaren van [ X ] ongegrond. Naar het oordeel van het college is door zijn aanvullend onderzoek met voldoende zekerheid vast komen te staan dat de ontvangers van de berichten als natuurlijk persoon abonnee in de zin van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) zijn. In samenhang met de overige bewijsmiddelen is volgens het college vast komen te staan dat [ X ] in strijd met artikel 11.7 van de Tw heeft gehandeld door het verzenden van elektronische berichten aan

ontvangers die als natuurlijk persoon abonnee zijn.

2. Verloop van de procedure

1 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ X.

2 Uitspraak van 23 mei 2007 (TELEC 06/2160, 06/2274 en 06/2160, LJN: BA6377). Uitspraak is ook gepubliceerd in Mediaforum 2007, nr 9, Jurisprudentie nr. 34.

(2)

Besluit Openbaar

5. In de periode 14 tot en met 22 september 2004 heeft het college vijfendertig klachten ontvangen via zijn website <www.spamklacht.nl> over ongevraagde, commerciële e- mailberichten die opriepen de website <www.goedkopekantoorartikelen.biz> te bezoeken (hierna: de e-mailberichten).3 Naar aanleiding daarvan hebben toezichthoudend ambtenaren4 vervolgens onderzoek gedaan naar [ X ] en [ Y ] alsmede van enkele bij hun werkzaamheden betrokken ondernemingen.

6. De bevindingen en conclusies uit het onderzoek zijn door een toezichthoudend ambtenaar neergelegd in een rapport van 6 september 2005 (hierna: het rapport).5 In het rapport wordt geconcludeerd dat [ X ] artikel 11.7, eerste en derde lid, Tw heeft overtreden. Het rapport is op 6 september 2005 per aangetekende post aan [ X ] toegezonden.6

7. Na schriftelijke en mondelinge inbreng van de zienswijze van [ X ] zijn door het college bij besluit van 25 november 2005 aan [ X ] twee boetes van € 7.500 en € 10.000 opgelegd voor overtredingen van artikel 11.7, eerste en derde lid, Tw. Het boetebesluit is op 25 november 2006 per aangetekende post aan [ X ] toegezonden.7 Het verslag van de hoorzitting van 25 oktober 2005 is bij het boetebesluit gevoegd.

8. [ X ] heeft tegen het boetebesluit op 6 januari 2006 een bezwaarschrift ingediend (hierna: het bezwaarschrift).8 Bij besluit van 14 april 2006 heeft het college de bezwaren van [ X ]

ongegrond verklaard.9 Op 17 mei 2006 heeft [ X ] tegen dit besluit beroep ingesteld. Op 23 mei 2007 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan en het beroep van [ X ] gegrond

verklaard. Tevens heeft de rechtbank de hiervoor genoemde beslissing van het college van 14 april 2006 vernietigd en het college opgedragen opnieuw te beslissen op de bezwaren van [ X ].

9. Het college heeft tegen de beslissing van de rechtbank op 2 juli 2007 beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Daarnaast beslist het college thans op de

grondslag van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht opnieuw over de bezwaren van [ X ]. Indien het CBb het door het college ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en het besluit van 14 april 2006 in stand laat, zal dat besluit in de plaats komen van onderhavige beslissing.

3 Het betreft e-mailberichten met het onderwerp “Bespaar op kantoorartikelen en ontvang mooie cadeaus”.

4 Zie Besluit aanwijzing toezichthouders OPTA 2006 van 27 februari 2006, Stcrt. 3 maart 2006, nr. 45, p. 55. Dit besluit vervangt het Besluit aanwijzing toezichthouders OPTA 2001, Stcrt. 19 februari 2001, nr. 35, p. 14.

5 Rapport in de zin van artikel 15.8 Tw.

6 Brief met kenmerk OPTA/IPB/2005/202518. Ten aanzien van de gedragingen van [ Y ] is op 6 september 2005 separaat een rapport van gelijke strekking opgemaakt dat op dezelfde datum per aangetekende post aan [ Y ] is toegezonden (brief met kenmerk OPTA/EGM/2005/202231.

7 Brief met kenmerk OPTA/IPB/2005/203326.

8 Het bezwaarschrift van [ X ] (bezwaarnummer 0610230) van 6 januari 2006 is gevoegd behandeld met het bezwaarschrift van [ Y ] (bezwaarnummer 0610227) van 5 januari 2006 gericht tegen het besluit van het college van 25 november 2005 inzake [ Y ] B.V./[ X ].

9 Besluit van 14 april 2006.

(3)

Besluit Openbaar

10. Het college heeft ten behoeve van de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar een

aanvullend onderzoek gedaan bij de Internet Service Providers (hierna: ISP’s) van klagers, die reeds eerder een aanvullende verklaring hadden gegeven. Doel van dit onderzoek was om vast te stellen of ontvangers van de berichten van [ X ] als natuurlijk persoon abonnee zijn in de zin van de Tw. Bij brief van 21 september 2007 heeft het college de resultaten van zijn onderzoek aan [ X ] verstrekt.

11. [ X ] heeft bij faxbrief van 26 september 2007 schriftelijk een reactie gegeven op de resultaten van het aanvullend onderzoek. Verder heeft [ X ] mondeling haar zienswijze gegeven tijdens een hoorzitting op 15 november 2007 ten kantore van het college, waarbij [ X ] ermee heeft ingestemd dat het college uiterlijk 31 december 2007 zal beslissen op haar bezwaar. Naar aanleiding van de hoorzitting heeft het college bij brief van 20 december 200710 nadere informatie over zijn aanvullend onderzoek verstrekt. Tevens is gemachtigde in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een aanvullende reactie gegeven, van welke gelegenheid gemachtigde geen gebruik heeft gemaakt. Ten behoeve van deze reactie heeft het college de beslistermijn verdaagd.

3. Het bestreden besluit

12. Het besluit tot oplegging van twee boetes heeft het college genomen op basis van artikel 15.4, vierde lid, Tw. Het college legt de boetes op aan de rechtspersoon [ X ], gevestigd [ X ] te Rotterdam. [ X ]

13. Aanleiding voor de boetes vormen de overtreding van twee elementen van het zogenoemde spamverbod, zoals neergelegd in artikel 11.7, eerste en derde lid, Tw.

14. De overtredingen houden het volgende in: [ X ] en [ Y ]11 hebben gezamenlijk elektronische berichten (meer specifiek: e-mailberichten) verzonden voor commerciële doeleinden aan e- mailadressen van abonnees die als natuurlijke personen partij zijn bij de overeenkomst die zij hebben met de aanbieders van die e-mailadressen. De e-mailberichten met het onderwerp

“Bespaar op kantoorartikelen en ontvang mooie cadeaus” riepen de ontvangers op de website

<www.goedkopekantoorartikelen.biz> te bezoeken en daar kopieerpapier van [ X ] aan te schaffen. [ X ] en [ Y ] hebben genoemde berichten verzonden zonder dat zij de voorafgaande toestemming van de ontvangende natuurlijke personen kunnen aantonen (overtreding van artikel 11.7, eerste lid, Tw). Bovendien hebben zij nagelaten in de e-mailberichten hun werkelijke identiteit (overtreding van artikel 11.7, derde lid, aanhef en onder a, Tw) en een geldig afmeldadres of nummer te vermelden (overtreding van artikel 11.7, derde lid, aanhef en onder b, Tw).

15. De boetes voor [ X ] bedragen €7.500 voor overtreding van artikel 11.7, eerste lid, Tw en

10 Kenmerk OPTA/IPB/2007/202819

11 [ Y ] is een onderneming op het gebied van internetmarketing en -consultancy

(4)

Besluit Openbaar

€10.000 voor overtreding van artikel 11.7, derde lid, Tw.

4. Onbetwiste feiten

16. De volgende feiten, voor zover hier van belang, zijn door [ X ] en [ Y ] niet weersproken of betwist en worden door het college als vaststaand beschouwd.

17. [ X ] en [ Y ] hebben gezamenlijk de verzending van grote aantallen ongevraagde e-

mailberichten verzorgd. Zij zijn mondeling overeengekomen dat zij een grote e-mailverzending zouden verrichten ten behoeve van de verkoop van de producten van [ X ]. [ Y ] heeft de technische verzending van de e-mail voor haar rekening genomen, net als de hosting van de website <www.goedkopekantoorartikelen.biz> en de domeinregistratie. Bovendien heeft [ Y ] de lijst met e-mailadressen12 verzorgd die (met behulp van een derde) is gebruikt bij de verzending. Zowel [ X ] als [ Y ] heeft geen kennis kunnen nemen van de lijst met e-

mailadressen en deze desgevraagd ook niet kunnen overleggen. [ X ] heeft samen met [ Y ] de tekst van de e-mail en het ontwerp van de website bepaald. [ X ] ontving van [ Y ] de

bestellingen die via de website binnenkwamen. Voor haar diensten betaalde [ X ] aan [ Y ] € [ X ].13

18. Vast staat verder dat het college in de periode 14 tot en met 22 september 2004 35 klachten heeft ontvangen via zijn website <www.spamklacht.nl> over ongevraagde, commerciële e- mailberichten die opriepen de website <www.goedkopekantoorartikelen.biz> te bezoeken.

19. Voorts wordt door [ X ] en [ Y ] niet betwist dat bij de verzending van de e-mailberichten sprake is geweest van het gebruik van elektronische berichten voor het overbrengen van

communicatie voor commerciële doeleinden zoals bedoeld in artikel 11.7 Tw en dat zij beiden als verzender in de zin van hetzelfde wetsartikel zijn aan te merken.14

20. Tot slot heeft [ X ] noch [ Y ] betwist dat zij niet over voorafgaande toestemming beschikten van de ontvangers voor de ontvangst van de genoemde e-mailberichten. Zowel [ X ] als [ Y ] hebben desgevraagd aangegeven geen bewijs van toestemming te willen of kunnen overhandigen.15

5. De bezwaren van [ X ]

21. [ X ] voert een aantal bezwaren aan. Kort en zakelijk weergegeven kan [ X ] zich met het

12 In casu een digitaal e-mailadressenbestand.

13 Zie randnummer 20 van het bestreden besluit.

14 Uit de Nota naar aanleiding van het verslag bij de wijziging van de Telecommunicatiewet blijkt dat het begrip “verzender” niet alleen degene die op de verzendknop drukt (de feitelijke verzender) omvat, maar ook “degene waarvan het bericht afkomstig is”

(de materiële verzender). Zie Kamerstukken II 2002/2003, 28 851 nr. 7, p. 41.

15 Zie randnummer 59 van het bestreden besluit.

(5)

Besluit Openbaar

bestreden besluit niet verenigen om de volgende redenen.

• [ X ] stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat het college niet of onvoldoende ingaat op haar primaire zienswijze;

• Zo er al sprake is van een overtreding, is [ X ] te goeder trouw en het college heeft dat onvoldoende weerlegd;

• [ X ] is onbekend op het gebied van e-mailmarketing en onbekend met de geldende regels.

Zij is een kleine onderneming en heeft geen marketingmanager in dienst;

• Het is nooit de bedoeling van [ X ] geweest om haar identiteit in de e-mailberichten te verhullen;

• [ X ] heeft eigener beweging de relatie met [ Y ] beëindigd;

• Het college wijkt af van haar eigen beleid door niet met een waarschuwing te volstaan en handelt zo in strijd met het vertrouwensbeginsel;

• Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play omdat de identiteit van de klagers voor [ X ] verhuld is gebleven;

• Het bestreden besluit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat in andere, vergelijkbare spamzaken lagere boetes zijn opgelegd (vgl. Trendywheel, Vitamins Direct B.V.);

• Het bestreden besluit is in strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat [ X ] al

(reputatie)schade heeft geleden door de inval van OPTA en de openbaarmaking van het boetebesluit alsmede door de gemaakte (on)kosten;

• Het verschil in boete voor dezelfde overtreding in een andere zaak is niet te verklaren;

• De vermeende overtreding is volgens [ X ] om meerdere redenen minder ernstig en minder verwijtbaar dan het college stelt (het relatief geringe aantal klachten, de korte duur van de overtreding, vrijwel geen omzet behaald met de overtreding, eigener beweging gestopt met overtreding, volledige medewerking aan het onderzoek) en daarom zou geen, of in elk geval een lagere, boete moeten worden opgelegd.

Naar aanleiding van het aanvullend onderzoek door het college heeft [ X ] de volgende bezwaren aangevoerd:

• Niet duidelijk hoe de betreffende klagers zijn geselecteerd, noch blijkt dat de personalia van de betreffende klagers zijn gecontroleerd. Bovendien bewijst volgens [ X ] de meegestuurde informatie niets en betwist zij de informatie betreffende een specifiek webdomein (www.accomodations.nl).

• Daarnaast verzoekt [ X ] het college om haar de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de klagers te verstrekken.

6. Hoorzitting belanghebbenden

22. De directeur van [ X ]16 heeft in een hoorzitting op 8 februari 2006 de bezwaren van [ X ] tegen het bestreden besluit toegelicht.

16 [ X ] wordt vertegenwoordigd door haar directeur en bijgestaan door haar advocaat/gemachtigde.

(6)

Besluit Openbaar

23. Tijdens de hoorzitting heeft [ X ] nogmaals betwist dat zij het zogenoemde spamverbod zoals neergelegd in artikel 11.7, eerste lid, Tw en artikel 11.7, derde lid, aanhef en onder b, Tw heeft overtreden voor zover het betreft het verzenden van ongevraagde e-mailberichten aan abonnees die natuurlijke personen zijn en het ontbreken van een geldig postadres of nummer bij de verzonden e-mailberichten.

24. Aangezien in het bestreden besluit is vastgesteld dat [ X ] en [ Y ] de overtredingen in gezamenlijkheid hebben begaan, is ook de zienswijze van [ Y ] voor het onderhavige besluit van belang. Daarbij komt dat [ Y ] voor dezelfde overtredingen twee boetes opgelegd heeft gekregen17, tegen welk besluit zij eveneens bezwaar heeft gemaakt18. [ X ] en [ Y ] zijn derhalve tijdens de hoorzitting in de gelegenheid gesteld in elkaars aanwezigheid hun respectieve bezwaren mondeling toe te lichten.

7. Juridisch kader

Ten aanzien van de overtreding

25. Artikel 11.7, eerste lid, Tw bepaalt dat het gebruik van automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst, faxen en elektronische berichten19 voor het overbrengen van

ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan abonnees uitsluitend is toegestaan, mits de verzender kan aantonen dat de desbetreffende abonnee daarvoor voorafgaand toestemming heeft verleend.

26. Artikel 11.7, derde lid, Tw bepaalt dat bij het gebruik van elektronische berichten voor de in het eerste lid genoemde doeleinden te allen tijde de volgende gegevens dienen te worden

vermeld:

a. de werkelijke identiteit van degene namens wie de communicatie wordt overgebracht,

en

b. een geldig postadres of nummer20 waaraan de ontvanger een verzoek tot beëindiging van dergelijke communicatie kan richten.

27. Artikel 11.8 Tw bepaalt dat de toepassing van artikel 11.7 Tw beperkt is tot abonnees die natuurlijke personen zijn.21

17 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ Y ] B.V./[ X ] met kenmerk OPTA/IPB/2005/203347 (zaaknummer JEBOE05004).

18 Bezwaarschrift van 5 januari 2006 (bezwaarnummer 0610227).

19 Blijkens de Memorie van Toelichting bij Telecommunicatiewet doelt de wetgever met het begrip “elektronisch bericht” op (onder meer) e-mailberichten. Zie Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nr. 3, p. 153.

20 Onder het begrip “nummer” vallen niet alleen nummers van netwerkaansluitpunten, maar ook elektronische postadressen (“e- mailadressen”). Zie Kamerstukken II 2002/03, 28 851, nr. 3, p. 160-161.

21 De ministerraad heeft 31 maart 2006 op voorstel van de minister van Economische Zaken (EZ) ingestemd met een aantal wijzigingen van de Telecommunicatiewet en het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State gezonden. De wijzigingen houden onder meer verband met de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie

(7)

Besluit Openbaar

28. Artikel 11.1, aanhef en onder e, Tw bepaalt dat onder communicatie wordt verstaan: informatie die wordt uitgewisseld of overgebracht tussen een eindig aantal partijen door middel van een openbare elektronische communicatiedienst; dit omvat niet de informatie die via een

omroepdienst over een elektronisch communicatienetwerk wordt overgebracht, behalve wanneer de informatie kan worden gerelateerd aan de identificeerbare abonnee of gebruiker die de informatie ontvangt.

29. Artikel 1.1, aanhef en onder f, Tw bepaalt dat onder elektronische communicatiedienst wordt verstaan: gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, waaronder telecommunicatiediensten en transmissiediensten op netwerken die voor omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp van elektronische communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd.

30. Artikel 11.1, aanhef en onder g, Tw bepaalt dat onder toestemming van een gebruiker of abonnee wordt verstaan: toestemming van een betrokkene als bedoeld in artikel 1, onder i, Wet bescherming persoonsgegevens22, met dien verstande dat de toestemming mede betrekking kan hebben op gegevens van abonnees die geen natuurlijke personen zijn.

31. Artikel 1.1, aanhef en onder p, Tw bepaalt dat onder abonnee wordt verstaan: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een aanbieder van openbare elektronische communicatiediensten voor de levering van dergelijke diensten.

32. Artikel 1.1, aanhef en onder bb, Tw bepaalt dat onder nummer wordt verstaan: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die bestemd zijn voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten, netwerkaansluitpunten of andere

netwerkelementen.

33. Artikel 11.1, aanhef en onder i, Tw bepaalt dat onder elektronisch bericht wordt verstaan:

tekst-, spraak-, geluids- of beeldbericht dat over een openbaar elektronisch

communicatienetwerk wordt verzonden en in het netwerk of in de randapparatuur van de ontvanger kan worden opgeslagen tot het door de ontvanger wordt opgehaald.

Ten aanzien van de bevoegdheid

34. Op grond van artikel 15.1, derde lid, Tw zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

(waaronder spam). De nieuwe wijziging zorgt ervoor dat het verbod ook geldt voor ongevraagde berichten tussen bedrijven (rechtspersonen). Het wetsvoorstel zal naar verwachting niet eerder dan maart 2007 in werking treden.

22 Artikel 1, aanhef en onder i, van de Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat onder toestemming van de betrokkene wordt verstaan: elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt (Wet van 6 juli 2000, houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens; Stb. 2000, 302).

(8)

Besluit Openbaar

35. Artikel 15.8, eerste lid, Tw bepaalt dat wanneer een toezichthoudend ambtenaar vaststelt dat een overtreding van het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet is begaan, hij daarvan een rapport opmaakt.

36. Artikel 15.4, vierde lid, Tw bepaalt dat het college ingeval van overtreding van de bij of krachtens de in artikel 15.1, derde lid, Tw, bedoelde voorschriften, waaronder overtreding van artikel 11.7 Tw, de overtreder een boete kan opleggen van ten hoogste €450.000.

37. Artikel 15.4, vijfde lid, Tw bepaalt dat de hoogte van de boete in ieder geval wordt afgestemd op de ernst en de duur van de overtreding, alsmede op de mate waarin de overtreder daarvan een verwijt kan worden gemaakt.

38. Op 2 augustus 2005 zijn de herziene Boetebeleidsregels OPTA (hierna: Boetebeleidsregels) in werking getreden.23 Met de Boetebeleidsregels geeft het college invulling aan zijn

beleidsvrijheid ten aanzien van het vaststellen van de hoogte van boetes ingevolge artikel 15.4 Tw. Als bijlage bij de Boetebeleidsregels is tevens het Boetebeleid en handhavingsbeleid spam vastgesteld. Met dit document verschaft het college inzicht in de criteria op basis waarvan hij overgaat tot het treffen van handhavende maatregelen wanneer het gaat om overtredingen van het spamverbod.

8. Overwegingen

Ten aanzien van de gevolgen van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam en van het bewijs

39. Het college merkt ten algemene op dat de punten van bezwaar van [ X ] (merendeels) zowel aan de orde zijn geweest in de voorbereiding van het bestreden besluit en vervolgens naar het oordeel van het college in het bestreden besluit zelf in voldoende mate zijn besproken en weerlegd.

40. De rechtbank Rotterdam is in haar eerder genoemde uitspraak 23 mei 2007 ingegaan op de vraag of het college bij de totstandkoming van het bestreden besluit rechtmatig heeft gehandeld. Volgens de rechtbank steunen de besluiten in overwegende mate op de geselecteerde en geverifieerde klachten. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek college van het college niet met voldoende zekerheid dat de klagers als natuurlijk persoon abonnee zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat de besluiten van het college niet berusten op een zorgvuldige voorbereiding en toereikende motivering. Tevens oordeelt de rechtbank dat artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna:

EVRM) is geschonden. De rechtbank heeft de bestreden besluiten om die reden vernietigd.

41. Tegen het oordeel dat artikel 6 van het EVRM is geschonden dan wel dat het college

23 Beleidsregels boetetoemeting met betrekking tot het opleggen van boetes ingevolge artikel 15.4 van de Telecommunicatiewet (Besluit van het college van 22 juli 2005, Stcrt. 2005, nr. 145).

(9)

Besluit Openbaar

onzorgvuldig is geweest en het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, heeft het college 2 juli 2007 hoger beroep aangetekend bij het CBb. Het college is, kortgezegd, van oordeel dat artikel 6 EVRM in het onderhavige geval niet met zich meebrengt dat hij [ X ] in de gelegenheid had dienen te stellen om de betreffende klagers te ondervragen. Allereerst heeft de rechtbank in haar uitspraak niet aangegeven welk doel een dergelijke ondervraging dient.

Het enige doel dat een dergelijke ondervraging zou kunnen dienen, is de vaststelling dat de betreffende klager als natuurlijk persoon abonnee is. Deze vaststelling kan ook op een andere, minder ingrijpende wijze plaatsvinden. Het college is daarnaast van oordeel dat een

ondervraging een nog grotere inbreuk zou betekenen op het reeds geschonden recht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de klagers. Het college heeft bovendien geen bevoegdheden om de klagers te dwingen mee te werken aan dergelijke ondervraging.

Het college heeft derhalve geen praktische mogelijkheden om een dergelijke ondervraging mogelijk te maken.

42. De rechtbank heeft in haar uitspraak ook aangegeven dat toezichthoudend ambtenaren op basis van eigen onderzoek dienen vast te stellen dat deze klagers als natuurlijk persoon abonnee zijn in de zin van de Tw. Het college heeft daarom aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de vraag of de klagers als natuurlijk persoon abonnee zijn. Dat onderzoek bestond eruit dat het college bij de providers van de betreffende klagers informatie heeft gevorderd in hun abonnementsadministratie. De overeenkomsten zijn op naam van de betrokken abonnees gesteld en bevatten in geen geval de vermelding van een bedrijfsnaam of van een

inschrijfnummer van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Kortom, er is geen sprake van een overeenkomst (met bijbehorend mailadres) in het kader van de uitoefening van een bedrijf. Op basis van deze informatie is naar het oordeel van het college vast komen te staan dat de betreffende klagers als natuurlijk persoon abonnee zijn in de zin van de Tw.

43. Het college heeft de resultaten van zijn aanvullend onderzoek aan gemachtigde van [ X ] toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld om namens [ X ] zienswijzen in te brengen op deze resultaten. Naar het oordeel van het college zijn betrokkenen hiermee in de gelegenheid gesteld om op adequate wijze verweer te voeren. Het college ziet niet in wat de toegevoegde waarde van het verstrekken van de personalia van de klagers is: voor zover dat noodzakelijk zou zijn hadden betrokken de aangeleverde klachten kunnen verifiëren bij de met name genoemde ISP’s, al dan niet via tussenkomst door het college.

a) Bezwaren met betrekking tot het motiveringsbeginsel

44. [ X ] stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat het college niet of onvoldoende ingaat op haar primaire zienswijze zoals ingebracht naar aanleiding van het rapport.24

45. Het college deelt deze stelling niet. Het college meent dat in het bestreden besluit de

24 Zie randnummer 5 van het bezwaarschrift.

(10)

Besluit Openbaar

standpunten van [ X ] in voldoende mate zijn besproken en waar nodig gemotiveerd zijn weerlegd.

46. Het bezwaar van [ X ] op dit punt treft derhalve geen doel.

b) Bezwaren met betrekking tot het beginsel van de goede trouw

47. [ X ] stelt voorts dat, zo er al sprake is van een overtreding, [ X ] te goeder trouw is en het college dat onvoldoende heeft weerlegd.25

48. Ten eerste verwijst het college naar zijn overwegingen terzake in het bestreden besluit.26 Het college merkt verder op dat de eventuele goede trouw van [ X ] geen rol speelt bij de

vaststelling van de overtreding. Het college stelt vast dat zowel [ X ] als [ Y ] handelingen heeft verricht die hebben geleid tot verzending van de ongevraagde e-mailberichten27 en dat [ X ], al dan niet tezamen met [ Y ], kan worden aangemerkt als “de verzender” in de zin van de wet.

Deze vaststelling is door [ X ] en [ Y ] niet betwist. De eventuele goede trouw van [ X ] doet aan die vaststelling niet af.

49. Indien [ X ] beoogt te betogen dat haar ten aanzien van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt, overweegt het college het volgende. Het college kwalificeert de houding van [ X ] eerder als te goed van vertrouwen. [ X ] heeft in haar relatie met [ Y ] een weinig kritische, welhaast naïeve houding aangenomen. Zij heeft haar lot in de handen van [ Y ] gelegd door blindelings de adviezen van [ Y ] over te nemen en zich niet te bemoeien met de het e-

mailadressenbestand dat is gebruikt voor de verzending van de e-mailberichten. Het had op de weg gelegen van [ X ] om te controleren of het adressenbestand geen e-mailadressen van natuurlijk personen bevatte. Dit klemt te meer nu [ X ] naar eigen zeggen juist alleen in potentiële afnemers op de zakelijke markt geïnteresseerd was. Uiteraard geldt ook voor [ X ] dat zij in dit verband geacht wordt de wet te kennen. Wat daar verder ook van zij, het college overweegt in dit verband dat door haar lichtvaardige en onzorgvuldige werkwijze [ X ] willens en wetens het risico heeft aanvaard dat de e-mailberichten naar natuurlijke ontvangers werden gestuurd.28

50. [ X ] stelt verder dat zij onbekend is op het gebied van e-mailmarketing en onbekend met de geldende regels. Zij is geen onderneming van meer dan gemiddelde omvang, maar een kleine, en zij heeft geen marketingmanager maar een verkoopmedewerker in dienst.

25 Zie randnummers 6-27 van het bezwaarschrift.

26 Zie randnummers 53-57 van het bestreden besluit.

27 Daarnaast geldt dat niet alleen aan degene die zelf een overtreding heeft begaan een boete worden kan opgelegd, maar ook degenen met wie gezamenlijk (“in vereniging”) de overtreding is gepleegd. Dit wordt in het strafrecht (en in artikel 5.0.1 Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht; Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nrs. 1-2) ook wel medeplegen genoemd. Bij

medeplegen moet in elk geval sprake zijn geweest van een bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers willens en wetens samenwerken tot het verrichten van een beboetbaar feit. Uitdrukkelijke en vooraf gemaakte afspraken zijn niet vereist.

Ook stilzwijgende samenwerking kan medeplegen opleveren (een wederzijds begrijpen wordt voldoende geacht). Tevens moet er sprake zijn van een gezamenlijke uitvoering, waarbij het niet nodig is dat de medeplegers eigenhandig aan de uitvoering hebben deelgenomen. Deze gezamenlijke uitvoering houdt overigens niet in dat er sprake moet zijn van lijfelijke aanwezigheid van de medeplegers. In casu is ook aan deze voorwaarden voldaan.

28 Zie randnummer 87 van het bestreden besluit.

(11)

Besluit Openbaar

51. Het hierboven overwogene, omtrent de vermeende goede trouw en dat [ X ] geacht wordt de wet te kennen, geldt ook hier onverkort. [ X ] kan zich niet verschuilen achter [ Y ] wat betreft (het gebrek aan) kennis van de regelgeving op het gebied van e-mailmarketing. Ook [ X ] wordt geacht kennis te hebben genomen van de uitgebreide voorlichtingscampagne naar aanleiding van de invoering van het spamverbod en wordt geacht daarnaar te handelen.29 Zij heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid.

52. Of de commercieel medewerker van [ X ] nu als marketingmanager of verkoopmedewerker in dienst was maakt voor het college geen verschil. Feit is dat deze medewerker opereerde met een grote mate van zelfstandigheid en goed op de hoogte moet zijn geweest van de

ontwikkelingen op het gebied van e-mailmarketing en het spamverbod. Zo sloot hij zelf overeenkomsten inzake de registratie en hosting van domeinnamen en onderhield hij rechtstreekse contacten met [ Y ] over de verkoopresultaten en invulling van de e-

mailberichten.30 Voorts was hij geabonneerd op een nieuwsbrief inzake e-mailmarketing. Eén van die nieuwsbrieven bevatte het artikel “Spam? Wat mag nu wel en wat niet?”31 Verder ontving hij ook een e-mail van de advocaat/gemachtigde van [ X ] met daarin een verwijzing naar de internetlink van de website spamklacht.nl.32

53. Over de omvang van de onderneming merkt het college nog het volgende op. In het bestreden besluit concludeert het college dat de rechtspersoon [ X ] een onderneming drijft met een meer dan beperkte omvang. Het college acht dit een juiste kwalificatie voor een onderneming die in 2004, naast haar directeur, gemiddeld zestien werknemers in dienst had.33 Van een kleine onderneming is naar het oordeel van college eerder sprake bij eenmansbedrijven en vrijeberoepsbeoefenaren.

54. Het is volgens [ X ] voorts nooit de bedoeling geweest om haar identiteit in de e-mailberichten te verhullen.

55. Het college verwijst in dit verband wederom naar hetgeen hij hiervoor heeft opgemerkt ten aanzien van de vermeende goede trouw van [ X ] en de veronderstelde kennis van de regelgeving bij [ X ]. Als het niet de bedoeling was geweest dan had [ X ] haar eigen verantwoordelijkheid moeten nemen door er bij [ Y ] op aan te dringen dat het noemen van haar bedrijfsnaam in de e-mailberichten een vereiste was voor verzending. [ X ] heeft zulks nagelaten. Dit klemt te meer nu het onderwerp ook uitdrukkelijk aan de orde is geweest in de besprekingen tussen [ Y ] en [ X ] over de inhoud van de e-mailberichten.

29 Zie randnummers 84-85 van het bestreden besluit.

30 Zie bijvoorbeeld bijlagenummers 3194-3201 en 298-304 bij het rapport.

31 E-mailnieuwsbrief “Tips en nieuws over e-mailmarketing september 2004” van Vice Versa Interactive Marketing gericht aan de verkoopmedewerker van [ X ]. Zie bijlagenummers 17-19 bij het rapport.

32 Zie bijlagenummer 21 bij het rapport.

33 Bron: [ X ] Financieel publicatieverslag 2004 zoals gedeponeerd bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam.

(12)

Besluit Openbaar

56. [ X ] stelt verder dat zij eigener beweging de relatie met [ Y ] heeft beëindigd lang voor het handhavend optreden van OPTA.

57. Het college overweegt hieromtrent het volgende. [ X ] heeft de relatie met [ Y ] naar eigen zeggen uit commerciële overwegingen, te weten tegenvallende (verkoop)resultaten, beëindigd en niet met het doel aan de overtreding of toekomstige overtredingen een eind te maken. Dat blijkt ook uit het feit dat [ X ] nadien is doorgegaan met het verzenden van ongevraagde e- mailberichten aan natuurlijke personen met gebruikmaking van een e-mailadressenbestand dat zij van [ Y ] heeft gekocht.34

58. De bezwaren van [ X ] op deze punten treffen derhalve geen doel.

c) Bezwaren met betrekking tot het vertrouwensbeginsel

59. [ X ] voert verder aan dat het college afwijkt van haar eigen beleid door niet met een waarschuwing te volstaan en zo in strijd handelt met het vertrouwensbeginsel.35

60. Het college overweegt hieromtrent het volgende. Het college kan in voorkomende gevallen besluiten niet over te gaan tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie, maar volstaan met het geven van een waarschuwing.36 Als het college een overtreding van artikel 11.7 van de Tw heeft geconstateerd, zal hij, indien hij over het betreffende bericht klachten heeft ontvangen, maar er geen sprake lijkt van een ernstige overtreding, in beginsel overgaan tot het geven van een waarschuwing. Het college zal in beginsel onderzoek doen naar de mogelijkheid van het opleggen van een boete als er sprake lijkt te zijn van ernstige overtredingen, zoals bijvoorbeeld in de volgende situaties:

• over een spambericht is een zeer groot aantal klachten ontvangen;

• het spambericht wordt door veel eindgebruikers als aanstootgevend gezien of veroorzaakt schade volgens ISP’s, hostingproviders of eindgebruikers;

• de verzender van het spambericht is vermoedelijk een bekende spammer, die al vaker dergelijke overtredingen, zoals het versturen van ongewenste berichten of handel in e- mailadressen heeft begaan;

• de verzending van het spambericht heeft aandacht gekregen in de media;

• bij de verzending van het spambericht is gebruik gemaakt van geavanceerde verzendmogelijkheden, bijvoorbeeld zombies.

34 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ X ] met kenmerk OPTA/IPB/2005/203350 (zaaknummer JEBOE05006).

35 Zie randnummer 29 van het bezwaarschrift.

36 Zie de Beleidsregels boetetoemeting met betrekking tot het opleggen van boetes ingevolge artikel 15.4 van de Telecommunicatiewet (Besluit van het college van 22 juli 2005, Stcrt. 2005, nr. 145).

(13)

Besluit Openbaar

61. In het licht van vorenstaande overweegt het college verder het volgende. De overtreding van [ X ] heeft bij het college vijfendertig en bij het internetmeldpunt <spamvrij.nl> meer dan

tweehonderdenvijftig klachten opgeleverd. Wel heeft de spamverzending voor enige beroering gezorgd, getuige publicaties in de media. Ook wijst het college op het feit dat naar grote aantallen e-mailadressen is verzonden. Tenslotte wijst het college op het feit dat [ Y ] en [ X ] gepoogd hebben hun identiteit voor de ontvangers van het bericht zoveel mogelijk te maskeren en daarbij gebruik hebben gemaakt van geavanceerde verzendmogelijkheden. Tenminste één van de hiervoor in het handhavingsbeleid geschetste situaties doet zich in het onderhavige geval voor. Mede in aanmerking genomen dat deze gedragingen twee overtredingen van het spamverbod (eerste én derde lid van artikel 11.7 Tw) opleverden die tevens prima facie voldoende ernstig leken, achtte het college in casu een waarschuwing niet opportuun en heeft hij conform zijn beleid onderzoek gedaan en voor de vastgestelde overtredingen een boete opgelegd.

62. Het bezwaar van [ X ] op dit punt treft derhalve geen doel.

d) Bezwaren met betrekking tot het zorgvuldigheidsbeginsel

63. [ X ] stelt vervolgens dat het besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play omdat de identiteit van de klagers verhuld is gebleven.37

64. Het college kan [ X ] hierin niet volgen. Ook in dit verband verwijst het college primair naar zijn overwegingen terzake in het bestreden besluit.38 Hetgeen daarin is overwogen geldt hier onverkort. Het college overweegt voorts dat ook naar aanleiding van de bezwaren van [ X ] er geen aanleiding is te twijfelen aan de authenticiteit van de ingediende klachten of de integriteit van de klagers. Het enkele gegeven dat zich tussen de klagers zogenoemde “spamactivisten”

of vermeend notoire klagers zouden bevinden, die het al dan niet bewust op [ X ] gemunt zouden hebben, is daarvoor onvoldoende. Deze groep klagers zal immers naar zijn aard vaker genegen zijn een klacht in te dienen en ook beter de weg weten te vinden om zulks te doen.

Dat maakt de klacht naar het oordeel van het college niet minder betrouwbaar en vormt derhalve niet zonder meer aanleiding om een nader onderzoek te doen naar de authenticiteit van de klacht, naast de reeds uitgevoerde steekproefsgewijze verificatie van een aantal klachten.39 Daarnaast heeft [ X ] inzage gekregen in de klachten en de verificaties. Tevens zijn de e-mailadressen van de klagers overgelegd. [ X ] is naar het oordeel van het college dan ook niet in haar verdediging beperkt dan wel geschaad.

65. Wat hier verder ook van zij, in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting heeft [ X ] met zoveel woorden toegegeven dat (een deel van) de e-mailberichten bij natuurlijke personen terecht zijn gekomen.40

37 Zie randnummer 43 van het bezwaarschrift.

38 Zie randnummers 49–54 van het bestreden besluit.

39 Vier personen hebben ter verificatie van hun klacht op verzoek van het college nader schriftelijke verklaard als natuurlijk persoon abonnee te zijn voor het betreffende e-mailadres waarop zij deze e-mailberichten hebben ontvangen.

40 Zie randnummer 26 van het bezwaarschrift.

(14)

Besluit Openbaar

66. Het bezwaar van [ X ] op dit punt treft derhalve geen doel.

e) Bezwaren met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel

67. Het besluit is volgens [ X ] in strijd met gelijkheidsbeginsel omdat in andere, vergelijkbare spamzaken lagere boetes zijn opgelegd (vgl. TrendyWheel41, Vitamins Direct B.V.42);43 68. Voor zover er al sprake kan zijn van gelijke gevallen die gelijk behandeld zouden moeten

worden, overweegt het college het volgende. Het college stelt voorop dat er bij boetebesluiten naar hun aard vrijwel nooit sprake zal zijn van gelijke gevallen die gelijk behandeld zouden moeten worden. Bij iedere boetebeschikking moet worden afgewogen hoe hoog de boete in dat concrete geval moet zijn (“maatwerk”).44 Specifieke omstandigheden van het geval kunnen onder meer zijn het aantal e-mailberichten, aard en financiële positie van de overtreder (natuurlijk persoon), verdergaande medewerking dan waartoe men wettelijk gehouden is en beëindiging van de overtreding voordat men met het onderzoek bekend is geraakt. De door [ X ] aangehaalde boetebesluiten wijken op één of meer van deze punten af in vergelijking met het bestreden besluit. Er is derhalve geen sprake van gelijke gevallen die gelijk behandeld zouden moeten worden.

69. Vervolgens stelt [ X ] dat het verschil in boete voor dezelfde overtreding in de [ X45 niet te verklaren is.

70. Het college constateert ten eerste dat er ook hier geen sprake is van gelijke gevallen die gelijk behandeld zouden moeten worden. In de zaak waar [ X ] aan refereert, was sprake van een e- mailadressenbestand dat substantieel kleiner was dan die in het onderhavige geval.

Bovendien bevatte het e-mailadressenbestand e-mailadressen van bestaande klanten of relaties van [ X ] ten aanzien waarvan de verzending van de e-mailberichten waarschijnlijk geen overtreding opleverde. Alleen al deze verschillen rechtvaardigen een discrepantie in de hoogte van de opgelegde boete.

71. De bezwaren van [ X ] op deze punten treffen derhalve geen doel.

f) Bezwaren met betrekking tot het evenredigheidsbeginsel

72. Het besluit is volgens [ X ] in strijd met evenredigheidsbeginsel omdat zij al (reputatie)schade heeft geleden door de inval van OPTA en de openbaarmaking van het boetebesluit en alsmede (on)kosten heeft gemaakt.46

41 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 19 april 2005 inzake Trendywheel met kenmerk OPTA/JUZ/2005/201106 (zaaknummer JEBOE05002).

42 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake Vitamins Direct B.V. met kenmerk OPTA/IPB/2005/202932 (zaaknummer JEBOE05006).

43 Zie randnummer 47 van het bezwaarschrift.

44 Zie Kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, p. 129. Zie in dit verband ook de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 26 november 2002 inzake NEA (rechtsopvolgster van Sep) vs d-g NMa, MEDED 00/1002-SIMO.

45 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ X ].

46 Zie randnummer 48 van het bezwaarschrift.

(15)

Besluit Openbaar

73. Het college stelt voorop dat OPTA als taak heeft toezicht te houden op de telecommunicatiemarkt en de Telecommunicatiewet te handhaven. OPTA zet handhavingsinstrumenten proportioneel in om onnodige kosten en overlast bij

ondertoezichtgestelden zo veel mogelijk te voorkomen en de inzet van medewerkers en middelen van OPTA in dit verband te optimaliseren. Eventuele (on)kosten, voor zover in casu door [ X ] daadwerkelijk gemaakt, zijn echter inherent aan het houden van effectief toezicht in het algemeen en aan een handhavingsprocedure in het bijzonder (in dit geval de vaststelling van een overtreding, de oplegging van een boete en het daaraan voorafgaande onderzoek).

74. Volledigheidhalve merkt het college nog het volgende op. Het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de Telecommunicatiewet is een punitieve sanctie. Het beoogde doel van een dergelijke sanctie is enerzijds “leedtoevoeging” in de klassieke zin en anderzijds preventie (afschrikwekkende werking). Wat betreft dit laatste is het boetebeleid van het college er dan ook vooral op gericht om volgende overtredingen door de dezelfde overtreder te voorkomen (speciale preventie) alsmede om potentiële overtreders te weerhouden van nieuwe,

soortgelijke overtredingen (generale preventie). Een actief openbaarmakingbeleid bevordert de kennis van de regelgeving en van de wijze waarop het college er toepassing aan geeft. Het draagt daarmee naar het oordeel van het college bij aan de doelstellingen van het boetebeleid maar is geen sanctie op zichzelf.

75. Het is derhalve staand beleid van het college dat boetebesluiten openbaar worden gemaakt door integrale publicatie van een openbare versie op de website van OPTA. Zonder publicatie kunnen overigens desgevraagd op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ook

afschriften worden verkregen. Een uitzondering op de openbaarmaking wordt echter in elk geval gemaakt voor vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens. Mocht daarvan sprake zijn dan wordt het boetebesluit gepubliceerd met weglating van die gegevens. Het college wijst er uitdrukkelijk op dat zijn actieve openbaarmakingsbeleid slechts ziet op de publicatie van de openbare versies van de boetebesluiten. Het rapport en het onderliggende onderzoeksdossier worden derhalve door het college niet eigener beweging openbaar gemaakt.

76. De bezwaren van [ X ] op deze punten treffen derhalve geen doel.

g) Bezwaren met betrekking tot de ernst en de verwijtbaarheid van de overtreding

77. De vermeende overtreding is volgens [ X ] om meerdere redenen minder ernstig en minder verwijtbaar dan het college stelt (het relatief geringe aantal klachten, de korte duur van de overtreding, vrijwel geen omzet behaald met de overtreding, eigener beweging gestopt met de overtreding, volledige medewerking aan het onderzoek) en daarom zou geen, of in elk geval een lagere, boete moeten worden opgelegd.47

78. Ook in dit verband verwijst het college primair naar zijn overwegingen terzake in het bestreden

47 Zie randnummers 32-37 van het bezwaarschrift.

(16)

Besluit Openbaar

besluit.48 Hetgeen daarin is overwogen geldt hier onverkort. De door [ X ] genoemde aspecten, voor zover relevant, zijn uitdrukkelijk besproken en meegewogen bij het bepalen van de ernst en de verwijtbaarheid van de overtredingen.

79. Het college overweegt voorts, zoals hierboven reeds opgemerkt, dat [ X ] de relatie met [ Y ] weliswaar heeft beëindigd, maar`dat er geen sprake is van beëindiging van de overtreding of toekomstige overtredingen voordat men met het onderzoek bekend was geraakt. Dat blijkt uit het feit dat [ X ] nadien is doorgegaan met het verzenden van ongevraagde e-mailberichten aan natuurlijke personen met gebruikmaking van een e-mailadressenbestand dat zij van [ Y ] heeft gekocht.49 Er is ook geen sprake van verdergaande medewerking met de

toezichthoudend ambtenaren dan waartoe [ X ] wettelijk gehouden was. Deze door [ X ] genoemde aspecten, voor zover relevant, kunnen [ X ] niet baten bij het bepalen van de ernst en de verwijtbaarheid van de overtredingen.

80. Naar aanleiding van de bezwaren van [ X ] zijn het college geen nieuwe of andere

omstandigheden gebleken die hem aanleiding geven te concluderen dat de geconstateerde overtredingen als minder ernstig dienen te worden gekwalificeerd dan wel [ X ] niet of in mindere mate kunnen worden verweten.

81. Tot slot merkt het college nog het volgende op. Het is niet zo, zoals [ X ] stelt, dat het college de overtreding zoals vastgesteld in het boetebesluit [ X ]/Zmart50 in casu als verzwarende omstandigheid heeft meegewogen bij de bepaling van de hoogte van de boete.51 Wel betrekt het college die feiten bij de weerlegging van de stelling van [ X ] dat zij eigener beweging is gestopt met het verzenden van ongevraagde e-mailberichten aan natuurlijke personen na het verbreken van de zakelijke relatie met [ Y ].

h) Bezwaren naar aanleiding van de resultaten van het aanvullend onderzoek

82. Naar aanleiding van de resultaten van het aanvullend onderzoek stelt gemachtigde, dat de meegestuurde stukken niets bewijzen. Ten aanzien van de selectie van klagers merkt het college op, de rechtbank Rotterdam in zijn uitspraak van 23 mei 2007 heeft aangegeven dat niet alle klachten geverifieerd hoeven te worden. Het algemene uitgangspunt van het college om per e-mailverzending drie verificaties uit te voeren, acht de rechtbank niet onredelijk. De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over de manier waarop het college tot de keuze komt om bepaalde klachten te verifiëren.

83. Het enige dat dient vast te staan, is dat de ontvangers van de berichten als natuurlijk persoon abonnee zijn in de zin van de Tw. Naar het oordeel van het college is dat het geval: uit de gegevens uit abonneeadministratie blijkt dat de overeenkomsten op naam van de betrokken

48 Zie randnummers 49–54 van het bestreden besluit.

49 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ X ] met kenmerk OPTA/IPB/2005/203350 (zaaknummer JEBOE05006).

50 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 25 november 2005 inzake [ X ] met kenmerk OPTA/IPB/2005/203350 (zaaknummer JEBOE05006).

51 Zie randnummer 50 van het bezwaarschrift.

(17)

Besluit Openbaar

abonnees zijn gesteld. Daarbij bevatten deze abonneegegevens in geen geval de vermelding van een bedrijfsnaam of van een inschrijfnummer van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Kortom, er is geen sprake van een overeenkomst (met bijbehorend mailadres) in het kader van de uitoefening van een bedrijf. Op basis van deze informatie is naar het oordeel van het college vast komen te staan dat de betreffende klagers als natuurlijk persoon abonnee zijn in de zin van de Tw.

84. Ten overvloede merkt het college op, dat hij gemachtigde bij brief van 20 december 2007 nader heeft geïnformeerd over het aanvullend onderzoek. Als bijlage bij deze brief heeft het college kopieën van brieven aan ISP’s gevoegd. Middels het toezenden van deze stukken heeft het college inzage gegeven in de manier waarop hij zijn nader onderzoek heeft vorm gegeven en welke vragen het college daarbij aan de betreffende ISP’s heeft gesteld.

85. Ten aanzien van de verstrekking van de personalia van de klagers merkt het college het volgende op. Personalia zoals naam, geboortedatum en adres zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Vast staat dat de klagers geen (ondubbelzinnige) toestemming hebben verleend voor het

verstrekken van hun personalia aan degene over wie zij nu juist een klacht hebben ingediend.

Bovendien brengt de Wbp met zich mee dat het verwerken van persoonsgegevens alleen gerechtvaardigd is wanneer die verwerking noodzakelijk is voor het doel waarvoor ze zijn verkregen. Verder geldt dat in het algemeen het ontvangen van spam reeds als een ongewenste inbreuk op de privacy wordt ervaren. Het verstrekken van de naam en

adresgegevens aan juist degene die wordt aangemerkt als overtreder van artikel 11.7 van de Tw en die bij die overtreding nu juist persoonsgegevens (i.c. e-mailadressen) heeft misbruikt, vormt volgens het college een niet gerechtvaardigde inbreuk op de privacy van de

desbetreffende klagers. Het college gaat op grond van het voorgaande niet over tot verstrekking van de personalia van de klagers.

86. Het college merkt tevens op, dat [ X ] in zijn aanvullend bezwaar enkele conclusies en stukken betwist. Voor de betwisting van de door het college vastgestelde feiten (zie hiervoor

randnummer 83) draagt gemachtigde echter geen feiten of omstandigheden aan, waarmee hij de onjuistheid van die feiten aannemelijk maakt. Ook de betwisting van informatie uit de bijlage betreffende accomodations.nl wordt betwist, echter zonder dat gemachtigde voor deze

betwisting feiten of omstandigheden aandraagt. Het college is om deze reden van oordeel dat de bezwaren van [ X ] op dit punt geen doel treffen.

i) Conclusie ten aanzien van de bezwaren van [ X ]

87. Het college komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat de bezwaren van [ X ], gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond zijn.

9. Besluit

(18)

Besluit Openbaar

88. Het college verklaart het bezwaarschrift van [ X ], gericht tegen zijn besluit van 25 november 2005, met kenmerk OPTA/IPB/2005/203348, ongegrond.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

w.g mr. C.A. Fonteijn, voorzitter

Nu het college hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2007 worden uw beroepsgronden tegen de (vernietigde) beslissing op bezwaar van 14 april 2006 op grond van artikel 6:19 van de Algemene Wet Bestuursrecht geacht mede te zijn gericht tegen dit nieuwe besluit.

Eventuele aanvullende beroepsgronden moeten worden ingediend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna:

CBb). Het CBb kan besluiten de beslissing op uw beroep tegen dit nieuwe besluit te verwijzen naar de rechtbank Rotterdam.

Het postadres van het CBb is:

College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 'S-GRAVENHAGE.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van informatie verkregen via deze klachten werd bij toezichthoudend ambtenaren het vermoeden gewekt dat de verzender van de SMS-berichten in strijd heeft gehandeld

In de tweede plaats stelt het college vast dat de in de ontwerpregeling voorziene door het college vast te stellen starttarieven voor de universele postdienst in feite de tarieven

64. Op grond van artikel 3.2 van de Boetebeleidsregels kan een overtreding worden ondergebracht in een van de volgende categorieën: zeer zwaar, zwaar en minder zwaar. Een

Uit artikel 6a.4 van de Tw volgt dat uiterlijk binnen drie jaar nadat een besluit als bedoeld in artikel 6a.2, eerste lid, van de Tw, inzake het opleggen of in stand houden

Naar het oordeel van het college is in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat hij geen aanleiding ziet om een onderzoek te starten aangezien hij geen andere klachten

- U heeft verzuimd het verzet dat consumenten eerder bij u hebben aangetekend tegen ongevraagde telefoontjes van uw bedrijf of organisatie (opt-out) te respecteren door de naam

In theorie kan de uiteindelijke hoogte van een dergelijke boete uitkomen op een veelvoud van het per overtreding geldende wettelijk maximum van € 450.000 (artikel 15.4, vierde

Het college stelt daarnaast vast dat er gezien het onderzoeksrapport redenen zijn om aan te nemen dat er wel sprake is van indirecte (materiële) schade voor eindgebruikers, maar dat