Vraag nr. 23 van 2 oktober 2001
van de heer FRANCIS VERMEIREN De Lijn – Inspraak reizigers en omwonenden De Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn moet, ingevolge een uitspraak van een Brussels rechter in eerste aanleg, haar eindhalte in Wemmel afschaffen na een klacht van een bewoner, omdat deze van oordeel is dat aankomende en vertrekkende bus-sen er overlast teweegbrengen door lawaai en uit-laatgassen.
Een dergelijke rechterlijke beslissing is zeker niet van die aard dat de verplaatsingen van mensen die op geen andere vervoermiddelen dan de bussen van De Lijn een beroep kunnen doen, worden ver-g e m a k k e l i j k t . De mobiliteit zal er zeker niet op verbeteren indien het voorbeeld van Wemmel na-volging krijgt.
Bushaltes komen doorgaans tot stand in overleg met De Lijn en de diverse gemeentebesturen waar de bussen langskomen. Men kan veronderstellen dat zij niet willekeurig worden bepaald. R e i s r o u t e s zijn blijkbaar een andere zaak. In sommige geval-len vinden gebruikers van het openbaar vervoer dat onvoldoende rekening wordt gehouden met hun desiderata. Vooral personen met een handicap klagen hun nood, omdat de haltes te ver – meer dan een kilometer bijvoorbeeld – van hun woning gelegen zijn.
1. Ontvangt De Lijn vaak klachten over de over-last die door de bussen wordt veroorzaakt ? Worden deze klachten steeds aan een onder-zoek onderworpen en wordt er eventueel reke-ning mee gehouden ?
2. In welke mate doet men zijn beklag over de door de bussen gevolgde reisroutes en de af-stand die moet worden afgelegd om een bushal-te bushal-te bereiken ?
3. Krijgen de bewoners van de diverse regio's die door de bussen van De Lijn worden bediend, d e gelegenheid om door middel van enquêtes hun verzuchtingen en desiderata m.b. t . de busdien-sten kenbaar te maken ?
Waar werden dergelijke enquêtes totnogtoe ge-organiseerd in uitvoering van het in de rege-ringsverklaring van juli 1999 aangekondigde Vlaams Mobiliteitsplan, en meer bepaald de ob-jectieve behoefteanalyse voor de verschillende vervoersmodi ?
Antwoord
De Vlaamse Vervoermaatschappij ontvangt weinig klachten omtrent overlast die veroorzaakt zou worden door autobussen of trams. Elke klacht wordt grondig onderzocht, en in voorkomend geval worden zo snel mogelijk maatregelen genomen. Vragen van reizigers over reiswegen of halten be-reiken de Vlaamse Vervoermaatschappij spora-disch via de klantendiensten en infonummers. D e z e brieven of telefonische oproepen worden verza-m e l d , doorgegeven aan de betrokken dienst en grondig onderzocht. Aan deze vragen wordt tege-moetgekomen in de mate dat zulks binnen de be-staande lijnen en binnen het budget past. De prio-ritaire bekommernis daarbij is dat de kwaliteit van de dienstverlening niet in het gedrang komt. Over de reiswegen van de autobussen en van de trams en over de locatie van de verschillende hal-tes wordt geregeld overlegd met de gemeentebe-sturen en met de wegbeheerders. Ook via BTTB of andere gebruikersverenigingen (bv. S a m e n l e v i n g s-opbouw) worden wensen dienaangaande meeged e e l meeged (BTTB : Bonmeeged van Tr e i n , Tram en Busge -bruikers – red.).
De Vlaamse Vervoermaatschappij is geïnteresseerd in de wensen van haar klanten. Tweejaarlijks wordt daarom een tevredenheidsmeting uitgevoerd. D e z e tevredenheismeting peilt uitgebreid naar het be-lang dat de reizigers toekennen aan een aantal fac-toren van de dienstverlening (prijs, v o e r t u i g e n , c h a u f f e u r s, s t i p t h e i d , ...) en naar hun tevredenheid hierover.
Daarnaast worden bij grote hertekeningen van de lijnen gerichte enquêtes gedaan bij de betrokken r e i z i g e r s. Reizigersstromen worden zo goed moge-lijk in kaart gebracht, specifieke problemen of om-standigheden worden mee opgenomen.