NAADLOZE STALEN BUIZEN
N.V. Rijnstaal
vlh J. W. OONK & CO.
MAANDORGAAN ARNHEM
Tel. 24941-44 Postbus 42
VAN DE JONGEREN ORGANISATIE VRIJHEID EN DEMOCRATIE
OntlMerpresolutie ,,Demoplan''
"In their ,enthusiasm the planners are apt to think people exist for the plan. The great proteetion
d.~a.Îil-.:ott.. ~-i1j:, "'~~.t~h.Jc
ii3
~ iu~v~planning by Liberals."
Grimond, voorziUer Engelse Libe- rale partij.
D e mogelijkheid bestaat, dat in de Westerse landen bij een verdere economische ontwikkeling de onoverzichtelijkheid van het eco- nomisch leven en de onevenwichtig- heid in de groei sterk toenemen; met alle ellende van dien (produktie-in- krimping, faillissement, ontslag). Om dit gevaar 1c voorkomen zal een goede vorm van nationaal-economi- sche planning ook in deze landen noodzakelijk zijn.
Op grond hiervan nam de Engelse liberale partij in 1961 een resolutie aan, waarin werd aangedrongen op de totstandkoming van een globaal economisch vijfjarenplan volgens een door de partij aangegeven me- thode. Voorts sprak de Wereldfede- ratie van Liberale en Radicale Jon- geren zich op haar jaarcongres in 1962 uit voor een stelsel naar het voorbeeld van het huidige Franse planningsysteem (zie septembernum- mer Driemaster).
Ondergetekenden achten de "plan- ningsgedachtc" van grote betekenis voor het welvarende Westen; zij bie- den U daarom onderstaande ont- werpresolutie inzake "Democratische Planning in de Westerse landen"
(Demoplan) aan. Zij trachten daar- mee tevens een bijdrage te leveren aan de zo noodzakelijke ontwikke- ling van het liberalisme in ons land.
De Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie, enz. enz.
Overwegende:
dat de mogelijkheid bestaat, dat in de Westerse landen bij een verdere economische ontwikkeling de on- evenwichtigheid in de groei sterk toeneemt;
dat in deze landen, met uitzondering van Frankrijk, de bestaande vormen van nationaal-economische planning het particuliere bedrijfsleven en de overheid onvoldoende "houvast" ge- ven voor een beleid op langere ter- mijn;
Spreekt als haar mening uit:
dat de invoering van een doelmati- ger vorm van nationaal-economische planning in de Westerse landen overwogen dient te worden ten einde met behoud van het stelsel van on- dernemingsgewijze produktie een sterke en evenwichtige economische groei te waarborgen;
dat evenwel een autoritair en detail- listisch planningssysteem als strijdig met de huidige grondslagen van de
-y-\J-e.s Le1.
~e t.ilaa L;:,.._~:..appijrnvet w·orden afgewezen;
dat daarentegen een op democrati- sche wijze tot stand gekomen meer- jarenplanning de voorkeur verdient, welke voldoet aan de volgende eisen:
a) opstelling in overleg tussen over- heid en bedrijfsleven;
b) bekrachtiging door het parle- ment; en
c) globale taakstelling, d.w.z. niet per bedrijf, maar voor enkele belang- rijke sectoren van het bedrijfsleven in hun geheel;
dat bij een voortgaande economische integratie coördinatie van de natio- nale meerjarenplannen op Europees niveau eveneens overwogen dient te worden;
en gaat over tot de orde van de dag.
PRE-ADVIES
In de Westerse landen bestaat een wijdverbreide afkeer van economi- sche planning voorzover de overheid daarin een min of meer belangrijke rol speelt. Dat komt vooral omdat het woord "planning" door velen wordt verbonden met staatssocia- lisme of communisme, met een auto- ritaire en detaillistische bemoeienis t.o.v. het bedrijfsleven.
Het is weinig bekend, dat er ook in het Westen een hoog ontwikkelde vorm van nationaal-economische planning bestaat, waaraan de ge- noemde bezwaren ontbreken. Hier
kan met recht gesproken worden van democratische en globale plan- ning. De voornaamste doelstelling ervan is gelegen in een flinke en evenwichtige economische groei, zonder werkloosheid en mèt stabiele prijzen; één en ander binnen het ka- der van een vrije en harmonieuze maatschappij.
Een ruimere toepassing van dit soort planning verdient in de ver- schillende Atlantische landen over- weging, omdat de weergegeven doel- stelling met het stijgen van de wel- vaart langs andere weg steeds moei- lijker te bereiken zal zijn. In de af- zonderlijke bedrijven is goede plan- ning reeds onontbeerlijk gebleken;
de ontwikkelingsgebieden zouden er volgens de hulpbiedende landen meer gebruik van moeten maken.
Hoogontwikkelde landen als de Ver- enigde Staten en Engeland kunnen zich niet blijven veroorloven dit mid- del te versmaden en genoegen te ne- men met de wankele gang van re- cessie tot recessie. Binnenkort kan misschien hetzelfde gesteld worden t.a.v. de E.E.G. Regeren is vooruit- zien. Vooruitzien is ook: planning.
Planning in Westers,e landen Wat wordt er aan nationaal-econo- mische planning gedaan in de Wes- terse sfeer? Hieronder volgt een be- knopt exposé van de methoden, die in Nederland en in Frankrijk worden toegepast.
In Nederland worden van overheids- wege af en toe "Industrialisatie- nota's" uitgebracht. Deze nota's be- vatten een soort minimumtaakstel- ling t.a.v. de industrialisering, die nodig is om voldoende werkgelegen- heid voor de groeiende beroepsbe- volking te scheppen. D.w.z. er zal door de overheid tot actie worden overgegaan als de ontwikkeling te langzaam is. Voorts wordt er ieder jaar door het Centraal Planbureau een Centraal Economisch Plan opge- steld met betrekking tot het daarop- volgenG jaar. Dit plan is eigenlijk geen plan in de zin van een voorop- gezet program van actie, maar een wetenschappelijk gefundeerde prog- nose van het economisch gebeuren.
Op grond van deze korte-termijn- voorspelling kunnen overheid en be- drijfsleven hun beleid vormen.
Een soortgelijke methode wordt ook gevolgd in de Scandinavische landen en Engeland. Van een geheel ander stelsel wordt echter gebruik gemaakt in Frankrijk: daar bestaat de "éco- nomie concertée".
Sinds 1947 werkt men in Frankrijk met plannen voor de lange termijn, die een werkelijke taakstelling in- houden van belangrijke sectoren van het economisch leven, zoals mijn- bouw, electriciteit, staal, landbouw, enz._ O.veF de.
resnltat.e~L hie~:v<:..n.wordt zowel in Frankrijk zelf als daarbuiten in brede kring gunstig geoordeeld.
Het gaat hier om vierjarenplannen, waarvan het vierde thans in uitvoe- ring is (1962-1965). De verantwoor- delijkheid voor de planvorming ligt bij het Commissariat General du Plan, een overheidsinstelling met een interdepartementaal karakter.
Van grote betekenis is echter, dat bij de opstelling een groot aantal com- missies uit verschillende bedrijfs- takken wordt ingeschakeld (Ie de- mocratisch kenmerk), terwijl het parlement het laatste woord heeft (2e democratisch kenmerk). In de commissies hebben zitting: onderne- mers, vertegenwoordigers van werk- gevers- en werknemersverenigingen, gebruikers, overheid en experts. In kort bestek verloopt de plannings- procedure als volgt:
1) Het Commissariat maakt een globale schets; de gevolgen van al- ternatieve groeipercentages voor consumptie, export en investeringen
worden nagegaan. Na advies van een economisch-sociale raad (vertegen- woordigers van grote belangengroe- pen} kkst de r\;gering het na te stre- ven groeipercentage.
2) Door genoemde commissies wordt het globale plan voor een 28-tal sec- toren uitgewerkt.
3) Door het Commissariat wordt van de sectorplannen een
~amenhangend geheel gemaakt.
4) Parlementaire goedkeuring van het plan is vereist voor dat het van kracht wordt.
Onder invloed van deze Franse me- thode worden thans in Italië, Enge- land en Noorwegen "plannen'' be- raamd om eveneens tot een dergelij- ke vorm van planning te komen.
Voor- en nadelen
De industrialisatienota's en de jaar- prognoses van het Centraal Planbu- reau vergroten in ons land het in- zicht in het economisch gebeuren.
Daar staat tegenover dat zij weinig gelegenheid bieden tot werkelijke beleidsvorming op langere termijn, waardoor de continue groei van de economie nauwelijks wordt bevor- derd.
Met het Franse systeem zijn speciaal t.a.v. de economische groei gunstige resultaten bereikt, maar het is stellig nog voor verbeteringen vatbaar. Zo moet er blijkens de opgetreden in- flatie meer evenwicht komen tussen expansie en financiering. Voorts moet meer aandacht worden besteed aan de landbouw, die in de gehele ontwikkeling ten achter is gebleven.
Tec.::::lst~C!
\:an door
llîC(:rdecenL:a11- satie (b.v. naar de commissies) de democratische grondslag van het ge- heel worden verbreed. Er dient nog gewezen te worden op een toene- mende kans op kartelpraktijken on- der invloed van de planprocedure.
Maar zonder planning zijn de kar- tels ook wel present.
De verdiensten van de Franse plan- ning komen meer in concreto op het volgende neer:
1) De samenstelling van het plan vormt een soort marktanalyse op na- tionaal niveau, hetgeen het inzicht in de afzetmogelijkheden vergroot.
2) Het formuleren van de doelstel- lingen voor een periode van vier ja- ren bevordert de evenwichtige groei en verkleint de kans op "Fehlinves- tierungen". Het vertrouwen van het bedrijfsleven in de economische ont- wikkeling zal hierdoor toenemen.
3) De doelstellingen van het plan zijn in feite een stimulerende taak- stelling voor het economisch leven, zonder dat elk bedrijf wordt voor-
(zie pag. 2)
HET NEDERLANDSE PARLEMENT
Dienen slechts de instellingen veranderd te 1111orden?
In de gemeenteraad van een be·kende stad in het centrum des lands (Amers- foort?), zo hoorde ik onze oud-voorzitter in zijn Rotterdamse op·eningsr·e·de vertellen, moeten de vroede vaderen aan de meest onbenullige zaken aan- dacht be,steden. Zij dienen - als ik het goed onthouden heb - te beslissen over de aanschaf van de nieuwe we·rkplunje voor d.e bij de gemeente werk- zame schoonmakers.
De heer De Bruijne gebruikte dit voorbe·eld om zijn stelling te bewijz.en, dat er iets aan onz,e staatsinrichting mankeert; men kan door de bomen het bos niet meer zien, en de gemiddelde burger haalt over al het politieke gedoe minachtend zijn schouders op.
Op grond van deze en dergelijke ar- gumenten hoort men veelvuldig een diepgaande herziening van onze staatsinstellingen bepleiten. In de JOVD bestudeert de commissie met de fraaie en zelfbedachte naam
"Demostaat" dit vraagstuk. Deze commissie publiceerde ook in De Driemaster van september 1962 een indrukwekkende vragenlij st.
Het is echter jammer, dat een be- langrijk onderwerp niet tot het stu- dieprogram behoort. Blijft dit thans beperkt tot, wat ik zou willen noe- men, de technische aspecten van de staatsinrichting, wenselijk ware ge- weest dit uit te breiden met het probleem van het dalende prestige van onze vertegenwoordigende licha- men.
Dit zou voor genoemde commissie niet geheel onmogelijk zijn geweest;
Wanneer ik juist ben ingelicht, heeft deze commissie reeds eerder haar werkterrein aanzienlijk vergroot - overigens terecht.
Uittocht der prominenten Over het prestige en het aanzien van in het bijzonder ons parlement wordt de laatste tijd veel geschreven en gezegd. Inderdaad openbaren zich thans onplezierige verschijnselen.
Hierop ging ook wijlen dr L. G.
Kortenhorst vrij uitvoerig in bij de aanvaarding van het voorzitterschap van de Tweede Kamer.
Hij toonde zich ernstig verontrust
(vervolg van pag. 1)
geschreven wat en hoeveel te pro- duceren.
4) Op weloverwogen wijze kan wor- den opgesteld, wat op economisch gebied moet gebeuren; er bestaat hierdoor de gelegenheid naast de private sector ook de publieke sector aandacht te geven (auto's, maar ook wegen). Voorts draagt dit bij tot de oplossing van vraagstukken, die ver- bonden zijn aan: de invoering van sociale maatregelen (b.v. arbeids- tijdverkorting); eventuele werkloos- heid door automatisering; hulp aan onderontwikkelde landen; en een eventuele heroriëntatie van de in- dustrie als gevolg van ontwapening.
over het feit, dat vele prominenten zich - om andere redenen dan de leeftijd of de gezondheid - uit het politieke leven terugtrekken. In alle grotere partijen, behalve misschien de P.v.d.A., neemt men dit waar.
Re,gering en pa.rlement Welke zouden de oorzaken hiervan kunnen zijn? Het lijkt mij al te naïef, te veronderstellen, dat slechts de wijze waarop onze staatsinstel- lingen zijn ingericht hier van in- vloed is. Sterker nog, de betekenis daarvan is voor dit probleem vrij gering.
Wanneer wij het parlementaire le- ven van de laatste tien jaren de revue laten passeren, is het niet te ge- waagd, de diverse regeringen, maar evenzeer de kamers zelf verantwoor- delijk te stellen voor de huidige te- leurstellende gang van zaken.
Onder de regeringen-Drees was de betekenis van het parlement nihil.
Men kon er steeds van overtuigd zijn, dat elk voorstel van betekenis reeds tevoren binnenskamers van een meerderheid voorzien was. Vrij- wel alle debatten waren schijnverto- ningen, waarbij slechts de V.V.D.
van tijd tot tijd krachtig protesteer- de tegen deze gang van zaken - in 1958 gelukkig met succes.
Zwakke ministers Onder de regering-De Quay gaat het
kerheid als gevolg van de afhanke- lijkheid van de economische ontwik- keling van het buitenland (v.nl. im- port en export). Door een verdere uitbouw van de E.E.G. zal deze on- zekerheid in de Westeuropese landen evenwel verminderen; tevens ont- staat dan de mogelijkheid een coör- dinatie van de nationale meerjaren- plannen in Europees verband tot stand te brengen.
Bij de invoering van een democra- tisch en globaal planningssysteem
anders, maar helaas niet in alle op- zichten beter. Nu doet zich het uiterst zonderlinge verschijnsel voor, dat ministers die algemeen
"zwak" genoemd worden - zodanig overtuigd zijn van eigen onmisbaar- heid, dat zij met de kamers op zijn zachtst gezegd een loopje nemen.
Een zeer kras staaltje leverde on- langs minister Beerman in de Twee- de Kamer.
Ernstige verwijten over het povere resultaat van zijn departement in de afgelopen 3
112 jaar werden losjes van de hand gewezen met de op- merking, dat harder werken zinloos leek; de kamercommissie van justi- tie was immers ook langzaam! Dat was voor de geachte afgevaardigden kennelijk een toereikend antwoord;
er werd tenminste niet veel meer over gezegd. Over enkele andere ministers, die niet zwak genoemd worden, fluistert men weer, dat zij het parlement maar een blok aan het been vinden.
Mogen wij de Telegraaf geloven (en waarom zouden wij dat niet eens één keer doen?), dan is minister Luns zo'n bewindsman. Het mag bijzonder gelukkig genoemd worden, dat prof.
Vondeling hem bij de algemene poli- tieke beschouwingen duidelijk te- rechtwees.
Actualiteit Eén ander belangrijk aspect dient nog aangestipt te worden. Het Ne- derlandse parlement is vaak onvol- doende bij actuele politieke gebeur- tenissen betrokken. Vergelijken wij dit eens met de situatie in Engeland.
Op de dag dat dit artikel geschre- ven wordt - 20 november - werd in het Lagerhuis een debat gehouden tussen de Engelse premier MacMillan en de oppositie over het Indisch- Chinese grensgeschil. Dat wil dus zeggen: direct op de dag, dat de situatie in Indië aanmerkelijk ver- slechterde.
kan men in ons land gebruik maken van de bestaande privaat- en/of pu- bliekrechtelijke overlegorganen, als- mede van het Centraal Planbureau.
Het scheppen van nieuwe organen dient zoveel mogelijk achterwege te blijven.
H. JONGEDIJK E. NYPELS
D. R. F. VAN BREMEN A. V. Th. KOCH.
G. C. WALLIS DE VRIES
Zoiets behoort in Nederland tot de volstrekte onmogelijkheden. Gedu- rende de Nieuw-Guinea-crisis in het afgelopen jaar kwam de TweedE:
Kamer vrijwel nooit voor een debat hierover bijeen. Spaarzame pogin- gen van de oppositie hier iets in te veranderen werden door de regering op de bekende vlotte wijze tegenge- werkt met een beroep op het lands- belang. Merkwaardig toch, dat dit soort belangen in Engeland kenne- lijk zoveel kleiner is. (Daar was het mogelijk, dat in de meest kritieke momenten van de tweede wereldoor- log - de meidagen '40 bijvoorbeeld - Churchill in het Lagerhuis ver- scheen om deel te nemen aan een debat over de toestand).
Een enkele maal werd inderdaad van gedachten gewisseld tussen regering en Kamer over Nieuw-Guinea. Dan ging het nog vaak zeer merkwaardig toe. Legendarisch behoort bijvoor- beeld de zitting van 4 en 5 april te worden. Het plan-Bunker was en- kele dagen oud. De regering (of al- leen minister Luns) was op de hoog- te en deed tegenover de Kamer of haar (zijn) neus bloedde. Het geheel werd later een schimmenspel ge- noemd. Nu kan men natuurlijk weer met het landsbelang gaan schermen.
Het lijkt mij weinig zinvol; het plan lekte enkele dagen later toch uit, en schrijver dezes heeft geen enkel na- delig effect daarvan kunnen bespeu- ren.
En het gevolg van al deze dingen?
Dat hoort U dagelijks op straat, in de tram of waar ook elders: "Poli- tiek meneer? Een vuile zaak; neem dit van mij aan: de heren bekoksto- ven het wel en de gewone man komt er toch niet tussen."
Zeker, de inrichting van de staats- instellingen behoeft hier en daar wat verbetering. Maar de wortel van het kwaad ligt elders.
R. A. HEYTING
Literatuuropgave:
- De Nederlandse Industrie; Or- gaan van het Verbond van Neder- l.andsche Werkgevers; 15 mei 1962;
blz. 384/387.
- Economisch-Statistische Berich- ten; 11/7/1962, 1817/1962, 17/10/1962 en 24/10/1962; de artikelen van drs. M.
Hart en drs. G. R. Otten.
- Elseviers Weekblad; 24 novem- ber 1962; blz. 21/23.
- Planning with a Purpose; Liberal Publication Department; London- 1962.
Conclusie
Naar onze mening verdient voor een ontwikkelde economie de Franse planning de voorkeur boven de Ne- derlandse methnde. Deze laatste mag overigens nauwelijks met de term planning worden aangeduid.
Met het Franse systeem zijn goede resultaten te bereiken; enkele nade- len ervan kunnen zonder bezwaar worden opgeheven of verkleind.
liberale beginselen en verdraagzaamheid
Liberalisme is ondogmatisch en het staat op de bres voor geestelijke vrijheid. Daarom is Liberalisme de beste bodem voor democratie. Wilt U een dagblad lezen, dat in volkomen onafhankelijkheid sinds 1844 van Liberale beginselen uit wordt geredigeerd, abon- neert U dan op de NRC.