• No results found

Toelichting Richtlijnen Gastransport 2003

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toelichting Richtlijnen Gastransport 2003"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

INHOUD

1. ALGEMEEN

26

Inleiding 26

Het systeem van onderhandelde toegang in de Gaswet 26

Bijzondere positie van Gastransport Services 30

Stabiliteit van de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag 31

Status 32

(4)
(5)

ALGEMEEN

Inleiding

1. In gevolge artikel 12, eerste lid en artikel 18, eerste lid van de Gaswet dienen gastransport- en opslagbedrijven jaarlijks voor 1 oktober een indicatie bekend te maken van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf in het volgende jaar voornemens is te hanteren voor het verrichten van transport dan wel opslag van gas en van de daarmee noodzakelijk verbonden diensten. Bij het vaststellen van die indicatieve tarieven en voorwaarden dient het gastransport- of opslagbedrijf op grond van artikel 13, tweede lid, van de Gaswet richtlijnen in acht te nemen die in gevolge artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: DTe) zijn vastgesteld.

2. In gevolge artikel 13, eerste lid, dient DTe bij het vaststellen van de richtlijnen rekening te houden met: a. het belang van het bevorderen van het handelsverkeer; en

b. het belang van het bevorderen van het doelmatig handelen van gastransportbedrijven en netgebruikers1 .

Het systeem van onderhandelde toegang in de Gaswet

3. Het systeem van onderhandelde toegang zoals dat is neergelegd in de artikelen 12 tot en met 20 van de Gaswet heeft het afgelopen jaar tot (uitgebreide) discussies geleid. In dit gedeelte van de toelichting zal nader worden ingaan op de wijze waarop DTe het systeem van onderhandelde toegang met Richtlijnen invult. Daarbij wordt aandacht besteed aan een aantal reacties van marktpartijen op de ontwerp-Richtlijnen

Gastransport en Gasopslag. Zo zal onder andere aan de orde komen het overleg tussen gastransportbedrijven en representatieve organisaties zoals bedoeld in artikel 12, derde lid van de Gaswet en de mogelijkheid om maatwerkcontracten af te sluiten in relatie tot het non-discriminatie beginsel.

Stap 1: het vaststellen van de Richtlijnen door de directeur DTe

4. In de Gaswet is bewust niet gekozen voor een zuiver stelsel van onderhandelingen. In een dergelijk stelsel zijn het de onderhandelende partijen die uitgangspunten formuleren en het kader scheppen voor de

onderhandelingen. Er is gekozen voor een stelsel waarbij het kader van de onderhandelingen door middel van Richtlijnen wordt geschapen door de toezichthouder. Dit stelsel wordt ook wel een hybride stelsel van onderhandelde toegang genoemd. DTe heeft aan de Gaswet invulling gegeven door in de Richtlijnen

bepalingen op te nemen die de ongelijkheid in de onderhandelingsmacht beogen te mitigeren en daarmee het onderhandelingsproces faciliteren. Immers, het begrip “ onderhandelingen” impliceert een situatie waarin

1

(6)

partijen in overleg tot overeenstemming proberen te komen in tegenstelling tot een situatie waarin de ene partij de tarieven en voorwaarden aan de andere partijen dicteert. De Richtlijnen bevatten daarom bepalingen die onder andere tot doel hebben informatieasymmetrie tussen beide onderhandelingpartijen te mitigeren (bijvoorbeeld artikel 11 Richtlijnen Gastransport 2003 en artikel 8 Richtlijnen Gasopslag 2003). Daarnaast geven de Richtlijnen aan welke onderwerpen in ieder geval in het overleg of in de onderhandelingen aan de orde moeten komen.

Stap 2: voorbereiding overleg: het opstellen van een voorstel voor ontwerp- indicatieve tarieven en voorwaarden 5. Op grond van artikel 12, derde lid van de Gaswet dient een gastransport- of opslagbedrijf met representatieve

organisaties overleg te voeren over de indicatieve tarieven en voorwaarden. Aan deze verplichting kan een gastransport- of opslagbedrijf alleen maar een serieuze en zinvolle invulling geven indien het overleg goed wordt voorbereid.

6. Een goede voorbereiding betekent in de eerste plaats dat het gastransport- of opslagbedrijf tijdig het overleg initieert. Daarbij wordt opgemerkt dat meerdere marktpartijen in hun reacties op de ontwerp-Richtlijnen hebben aangegeven dat het publiceren van de indicatieve tarieven en voorwaarden op 1 oktober van ieder jaar te laat is om de onderhandelingen voor het volgende jaar goed te kunnen voeren. DTe onderkent dit probleem en zal de Minister van Economische Zaken adviseren om de Gaswet op dit onderdeel te wijzigen. Het

voorgaande laat echter onverlet dat het marktpartijen vrij staat om ruim voor 1 oktober het overleg met de representatieve organisaties aan te gaan.

7. In de tweede plaats betekent een goede voorbereiding dat het gastransport- of opslagbedrijf een voorstel opstelt waarin zij aangeeft hoe in de indicatieve tarieven en voorwaarden invulling kan worden gegeven aan de bepalingen van de Richtlijnen. Het voorstel dient derhalve betrekking te hebben op alle onderwerpen die in de Richtlijnen aan de orde komen. De Richtlijnen en de toelichting bepalen als het ware welke onderwerpen in ieder geval op de agenda van het overleg dienen te komen.

Stap 3: het overleg van artikel 12, derde lid van de Gaswet

8. In hun reacties op de ontwerp-Richtlijnen hebben sommige marktpartijen hun twijfels geuit of het overleg met de representatieve organisaties wel geschikt is om bepaalde onderwerpen uit de Richtlijnen nader uit te werken. DTe is van oordeel dat de uitkomst van het overleg in grote mate afhankelijk is van de bereidheid van beide partijen om dit overleg constructief in te gaan.

9. Met betrekking tot de vorm van het overleg wordt het volgende opgemerkt. De Gaswet verplicht de

(7)

geven in de relevante ontwikkelingen, adviseert DTe de gastransport- en opslagbedrijven om ook andere marktpartijen bij het overleg te betrekken. Daarnaast adviseert DTe de gastransport- en opslagbedrijven om een verslag te maken van het overleg. Een dergelijk verslag kan in een eventuele latere procedure duidelijkheid bieden over de vraag in hoeverre het gastransport- of opslagbedrijf en de representatieve organisaties serieus invulling hebben gegeven aan het overleg uit artikel 12, derde lid van de Gaswet. Tot slot wordt opgemerkt dat het ten aanzien van sommige indicatieve tarieven en voorwaarden raadzaam zal zijn om het overleg in meerdere sessies te voeren.

Stap 4: het bekend maken van de indicatieve tarieven en voorwaarden

10. Op grond van artikel 12, eerste lid van de Gaswet is een gastransport- of opslagbedrijf verplicht een indicatie bekend te maken van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens in het volgende jaar te hanteren. Deze verplichting houdt volgens DTe in dat de indicatie dusdanig dient te zijn dat netgebruikers – zo goed als mogelijk – kunnen controleren of zij non-discriminatoire en objectieve toegang krijgen tot het gastransportnet dan wel de gasopslaginstallatie. Netgebruikers dienen derhalve inzicht te krijgen in de standaard algemene voorwaarden en tarieven. Bovendien moet de indicatie dusdanig zijn dat netgebruikers kunnen beoordelen of de Richtlijnen voldoende in acht zijn genomen. Dit betekent dat de indicatieve tarieven en voorwaarden in ieder geval die tarieven en voorwaarden dienen te bevatten waarover in de Richtlijnen bepalingen zijn opgenomen (zie ook randnummer 7).

11. Hoewel de Gaswet niet nader aangeeft op welke wijze het gastransport- of opslagbedrijf de indicatieve tarieven en voorwaarden bekend moet maken, kan hierover het volgende worden opgemerkt. Doel van het “ bekend maken” is dat (alle) potentiële netgebruikers inzicht krijgen in de indicatieve tarieven en voorwaarden van de aangeboden diensten. Om dit doel te bereiken, ligt het voor de hand dat het gastransport- of opslagbedrijf hierbij gebruik maakt van het medium dat het meest geschikt is om een zo groot mogelijke groep potentiële netgebruikers te bereiken. In de huidige tijd is het Internet hiervoor het meest geschikte medium. Immers, via het Internet kan niet alleen de netgebruiker worden bereikt die reeds contracten heeft afgesloten met het gastransport- of opslagbedrijf, maar ook de potentiële (buitenlandse) netgebruikers.

12. Tot slot wordt nog het volgende opgemerkt. Netgebruikers of organisaties van netgebruikers die van oordeel zijn dat de gepubliceerde indicatieve tarieven en voorwaarden niet volledig zijn of dat de Richtlijnen

onvoldoende in acht worden genomen, kunnen de directeur DTe verzoeken om het desbetreffende

(8)

aanwijzing op te leggen. De directeur DTe kan het eveneens niet opportuun achten om een bindende aanwijzing op te leggen als er geen concreet verzoek om toegang door een gastransportbedrijf is geweigerd.

13. Het voorgaande laat uiteraard onverlet dat de directeur DTe ook ambtshalve kan toetsen of de Richtlijnen voldoende in acht zijn genomen.

Stap 5: onderhandelingen over de indicatieve tarieven en voorwaarden

14. De gepubliceerde indicatieve tarieven en voorwaarden vormen het startpunt voor de onderhandelingen tussen gastransport- of opslagbedrijf en netgebruiker. Deze onderhandelingen kunnen ertoe leiden dat beide partijen een basisdienst overeenkomen of een maatwerkcontract.

- basisdienst -

15. Er is sprake van een basisdienst indien het gastransport- of opslagbedrijf en de netgebruiker overeenkomen dat de gepubliceerde indicatieve tarieven en (standaard) voorwaarden ook feitelijk zullen gelden voor het betreffende contract tussen beide partijen. Indien de basisdiensten zodanig zijn opgesteld dat hiermee wordt voldaan aan een groot deel van de vraag in de markt, betekent dit dat het merendeel van de contracten in de vorm van een basisdienst wordt gesloten.

- maatwerkcontract -

16. Er is sprake van een maatwerkcontract indien gastransportbedrijven en de netgebruiker overeenkomen dat andere tarieven en voorwaarden dan de gepubliceerde indicatieve tarieven en voorwaarden zullen gelden voor het betreffende contract tussen beide partijen. Beide partijen kunnen bijvoorbeeld overeenkomen dat in het contract een afwijkende looptijd wordt gehanteerd of aanvullende diensten en een afwijkend

aansprakelijkheidsregime bevat.

17. Tijdens de evaluatie van de Richtlijnen voor het jaar 2002 heeft een aantal marktpartijen de vraag gesteld in hoeverre individuele onderhandelingen en maatwerkcontracten zich verdragen met het discriminatieverbod. Hierover wordt het volgende opgemerkt.

18. Het discriminatieverbod houdt in dat gelijke gevallen, gelijk moeten worden behandeld. Dit betekent dat het gastransport- of opslagbedrijven en netgebruikers vrijstaat om in een maatwerkcontract andere tarieven te hanteren zolang er objectieve omstandigheden zijn waardoor afwijking is gerechtvaardigd. Deze

(9)

transportcapaciteit dan wel opslagcapaciteit2. Indien echter op een gegeven moment blijkt dat meerdere

netgebruikers behoefte hebben aan een bepaald maatwerkcontract, zal dit er toe moeten leiden dat het gastransportbedrijf of haar basisdiensten aanpast of een nieuwe basisdienst toevoegt. Er ontstaat dan als het ware een evolutionair proces waarbij maatwerkcontracten worden omgevormd tot basisdiensten. De huidige Richtlijnen houden ook rekening met een dergelijk evolutionair proces. Een voorbeeld hiervan vormt artikel 10a waarin wordt bepaald dat de regionale gastransportbedrijven vooralsnog verhandelbare transportdiensten in de vorm van een maatwerkcontract aanbieden.

Stap 6: geschilbeslechting

19. Indien de onderhandelingen tussen gastransport- of opslagbedrijf en netgebruiker niet leiden tot

overeenstemming, kan in de in artikel 19 Gaswet genoemde gevallen een geschil bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) aanhangig worden gemaakt. In hun beleidsregel van 16 augustus 2001 (hierna: Beleidsregel) hebben de directeur DTe en de d-g NMa aangegeven op welke wijze zij zullen samenwerken bij de behandeling van deze geschillen3.

20. Het instrument van geschilbeslechting zal alleen snel en effectief ingezet kunnen worden als de onderhandelingen serieus en uitputtend zijn gevoerd, waardoor de standpunten van beide partijen zijn uitgekristalliseerd. Slechts dan kan de d-g NMa zich snel een (eerste) oordeel vormen4. In dit kader is het van

belang dat de d-g NMa uitgaat van de bepalingen in de Gaswet en de bepalingen in de Richtlijnen (zie randnummer 20 Beleidsregel). Met andere woorden: in de geschilbeslechting staat de rechtmatigheid van de Richtlijnen vast.

21. De d-g NMa kan aan partijen een voorstel doen tot oplossing van een geschil (zie randnummer 19

Beleidsregel). Indien partijen niet akkoord gaan met de voorgestelde oplossing, zal in beginsel binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek op het geschil beslist worden(zie randnummer 24 Beleidsregel).

Bijzondere positie van Gastransport Services

22. In de Richtlijnen Gastransport 2003 is op een aantal punten een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Gastransport Services en de regionale gastransportbedrijven. Dit heeft te maken met de centrale rol die het

2 Deze opsomming is niet limitatief.

3 Beleidsregels van de directeur-generaal van de NMa en de directeur DTe met betrekking tot samenwerking bij de behandeling van

verzoeken om geschilbeslechting op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, kenmerk 01045032; gepubliceerd op de Internetpagina van DTe onder www.nma-dte.nl/ besluiten/ gas/ toezicht.

4 In dit verband wordt nogmaals gewezen op het belang van een goed verslag over het overleg zoals bedoeld in artikel 12, derde lid van

(10)

landsbrede transmissienet van Gastransport Services op de Nederlandse gasmarkt vervult en het feit dat Gastransport Services als onderdeel van de N.V. Nederlandse Gasunie bepaalde publieke taken dient te vervullen. Deze twee omstandigheden zorgen er voor dat de situatie van Gastransport Services ongelijk is aan die van de regionale gastransportbedrijven en derhalve een andere behandeling vergt.

23. Vanwege het hierboven genoemde onderscheid heeft DTe in de toelichting bij de ontwerp-Richtlijnen Gastransport 2003 aangegeven te onderzoeken of het wenselijk is om naast de Richtlijnen Gasopslag twee aparte Richtlijnen Gastransport op te stellen: één voor Gastransport Services en één voor de regionale gastransportbedrijven. DTe heeft er echter uiteindelijk voor gekozen om toch één document op te stellen. Reden hiervoor is dat de samenhang tussen alle bepalingen dusdanig is dat deze het beste tot uitdrukking komt in één document. Immers, alle bepalingen tezamen geven vorm aan het stelsel van hybride

onderhandelde toegang op de Nederlandse Gasmarkt.

24. Het onderscheid tussen Gastransport Services en de regionale gastransportbedrijven is wel duidelijk gemaakt door in de Richtlijnen Gastransport bepalingen op te nemen die danwel uitsluitend gelden voor:

a. alle gastransportbedrijven; óf b. Gastransport Services; óf

c. de regionale gastransportbedrijven.

Stabiliteit van de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag

25. Uit de evaluatie van de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag voor het jaar 2002 is gebleken dat de meeste marktpartijen behoefte hebben aan stabiliteit in de markt voor de komende jaren. DTe onderkent deze behoefte en heeft hieraan gehoor geven door de Richtlijnen Gastransport 2003 en Gasopslag 2003 zo op te stellen dat het hierin neergelegde kader niet automatisch hoeft te worden veranderd. In dit verband zijn ook de citeertitels gewijzigd in de “ Richtlijnen Gastransport 2003” en “ Richtlijnen Gasopslag 20o3” . De huidige citeertitel geeft aan in welk jaar de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag voor het eerst zullen gelden maar bevat geen beperkingen ten aanzien van de duur van deze Richtlijnen.

(11)

27. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de Europese ontwikkelingen inzake een “ System Operator Gas”5.

Op grond van deze ontwikkelingen, alsmede de uitdrukkelijke behoefte in de Nederlandse gasmarkt aan een “ System Operator Gas” , heeft DTe besloten om eind 2002 / begin 2003 een consultatie te houden over dit onderwerp.

Status

28. De Richtlijnen Gastransport en Gasopslag 2003 richten zich tot gastransport- en opslagbedrijven die deze Richtlijnen op grond van artikel 13, tweede lid Gaswet bij het opstellen van de indicatieve tarieven en voorwaarden in acht dienen te nemen. De status van de Richtlijnen Gastransport en Gasopslag 2003 is derhalve die van algemeen verbindende voorschriften. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open.

(12)

TOELICHTING PER ARTIKEL

ARTIKEL 1

Strekking en Motivering

29. In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die in deze Richtlijnen Gastransport 2003 worden gebruikt. De Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2003 beogen voor wat betreft het begrippenkader volledig aan te sluiten op de Gaswet. Begrippen die ook in de Gaswet worden gebruikt hebben daarom dezelfde betekenis, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven. De uit de Gaswet afkomstige begrippen worden voor alle duidelijkheid in artikel 1 herhaald.

- per onderdeel

30. In onderdeel a is een definitie van afschakelbare transportdienst toegevoegd. Artikel 2 van de Richtlijnen Gastransport bepaalt onder andere dat een gastransportbedrijf deze dienst als basisdienst dient aan te bieden.

31. De in onderdeel b opgenomen omschrijving van een balanceringsperiode heeft betrekking op een contractueel overeengekomen periode en staat in beginsel los van het tijdsinterval waarbinnen het gastransportbedrijf de druk in het net regelt of het tijdsinterval waarbinnen onbalans wordt gemeten. Dit neemt echter niet weg dat de redelijkheid van de contractueel overeengekomen balanceringsperiode mede wordt bepaald door de fysieke mogelijkheden van het gastransportnet.

32. Door in onderdeel c een definitie op te nemen van het begrip “ basisdienst” is uitwerking gegeven aan de gedachte dat het voor de ontwikkeling van de handel op de Nederlandse gasmarkt van belang is dat er gestandaardiseerde contracten zijn voor transport- en noodzakelijkerwijs met het transport verbonden diensten. Netgebruikers kunnen immers sneller inspelen op veranderingen in de markt, indien zij niet voor elk contract in uitgebreide onderhandelingen hoeven te treden. Voorwaarde is echter wel dat de basisdiensten zo aangeboden worden, dat aan een belangrijk deel van de behoefte van de vraag in de markt wordt voldaan. De standaardvoorwaarden zullen in het algemeen de vorm hebben van een standaardcontract.

33. De definitie van benuttinggraad is komen te vervallen, omdat dit begrip verder niet meer in de Richtlijnen 2003 wordt gebruikt.

(13)

35. Onderdelen f en h bevatten definities van entry- en exitpunten. Entry- of exit punten zijn punten in een gastransportnet waar capaciteit kan worden gecontracteerd. Met deze definities wordt duidelijk gemaakt dat entry- en exit punten onderdeel uitmaken van een tarievensystematiek. De fysieke invoed- en

onttrekkingspunten in een gastransportnet worden in de onderdelen g en i gedefinieerd als entry- en exit terminals.

36. De in de onderdelen j, k, l en r opgenomen definities van respectievelijk gas, gastransportbedrijf, gastransportnet en netgebruiker zijn ontleend aan artikel 1, onderdelen b, e, d, en l van de Gaswet.

37. Met de definitie van Gastransport Services in onderdeel m wordt gedoeld op de beheerder van het landelijke gastransportnet. In deze definitie is rekening gehouden met de door de N.V. Nederlandse Gasunie

aangekondigde splitsing. De onderhavige definitie omvat namelijk ook de nieuwe rechtspersoon die na de juridische splitsing het landelijke hoge druk gastransportnet zal beheren. Indien de nieuwe eigenaar er voor kiest om het beheer van het gastransportnet over te dragen aan een andere rechtspersoon, dan zal de beheerder degene zijn die zorg moet dragen voor nakoming van de Richtlijnen. Een dergelijke constructie is in overeenstemming met de situatie bij de regionale gastransportbedrijven.

38. Het onder n opgenomen begrip genomineerde capaciteit betreft het deel van de gecontracteerde

transportcapaciteit, waarvan een netgebruiker op voorhand heeft aangegeven deze te zullen benutten. Deze definitie kan onder andere relevant zijn voor het bepalen van de tolerantiewaarden zoals omschreven in onderdeel y van dit artikel.

39. Het in onderdeel o omschreven begrip indicatieve tarieven en voorwaarden komt voort uit artikel 12 van de Gaswet. Hiermee worden de indicatieve tarieven en voorwaarden bedoeld die zijn verbonden aan de in onderdeel b gedefinieerde basisdienst.

40. Onderdeel p bevat de definitie van maatwerkcontracten. Maatwerkcontracten zijn contracten die afwijken van de basisdiensten zoals gedefinieerd in onderdeel c van dit artikel.

41. In onderdeel q is een definitie opgenomen van een Nationaal Balans Punt (NBP). Een NBP maakt onderdeel uit van een ontkoppeld entry- exit systeem dat wordt beoogd in artikel 5 van de Richtlijnen Gastransport.

42. Met de definitie van de normaal kubieke meter in onderdeel s wordt aangesloten bij internationale tendens om transportafhankelijke tarieven te baseren op energie-inhoud. Dit sluit tevens aan bij de wens van

(14)

43. De in onderdeel t opgenomen beschrijving betreft de individuele “ balanspositie” van een netgebruiker.

44. Onder het in onderdeel u omschreven regionale gastransportbedrijf vallen de netbeheerders zoals omschreven in artikel 2 van de Gaswet.

45. In onderdeel v is een definitie opgenomen van schaarste. In artikel 2 van de Richtlijnen gastransport wordt deze definitie gehanteerd bij de beschrijving van een afschakelbare dienst.

46. De in onderdeel w opgenomen beschrijving betreft een situatie waarin de druk in een gastransportnet zodanig laag is of de kwaliteit van het gas zodanig afwijkt dat het gastransportbedrijf moet ingrijpen. Hiermee wordt een onderscheid aangebracht met de individuele “ balanspositie” van een netgebruiker. Deze balanspositie wordt in onderdeel t gedefinieerd.

47. De in onderdeel x opgenomen definitie betreft een aangeboden dienst op het Nationaal Balans Punt. Met de Title Transfer Facility kan op dit punt gas worden verhandeld.

48. De in onderdeel y opgenomen definitie van tolerantiewaarden betreft de contractuele grenzen aan het invoed-en afnamepatroon van einvoed-en netgebruiker op uur- invoed-en dagbasis. Op grond van deze definitie wordt de tolerantie bepaald aan de hand van de daadwerkelijk gerealiseerde hoeveelheid ingevoed gas. Indien het niet mogelijk is om de realisatie per shipper te meten, bijvoorbeeld ingeval van zogenaamde comingled streams, dan wordt de tolerantie bepaald aan de hand van de allocaties.

49. De definitie voor transportcapaciteit is weergegeven in onderdeel z. Dit betreft de hoeveelheid gas die per tijdseenheid op een entry punt kan worden ingevoed, of een exit punt kan worden onttrokken, dan wel de hoeveelheid gas die per tijdseenheid tussen een combinatie van entry en exit punten kan worden getransporteerd.

ARTIKEL 2

Strekking

50. Van alle gastransportbedrijven wordt verlangd dat zij tenminste een gegarandeerde transportdienst aanbieden als basisdienst (artikel 2, eerste lid). Een gegarandeerde transportdienst is een dienst waarbij een

(15)

51. In de leden 3 en 4 van artikel 2 zijn bepalingen opgenomen inzake een afschakelbare transportdienst. Het gastransportbedrijf biedt ingevolge het derde lid een afschakelbare dienst aan. De indicatieve tarieven en voorwaarden waaronder een dergelijke afschakelbare dienst wordt aangeboden behoren te voldoen aan de eisen van transparantie, non-discriminatie, objectiviteit en redelijkheid.

Motivering

Gegarandeerde transportdienst

52. Een gegarandeerde transportdienst bevordert het belang van het handelsverkeer op de Nederlandse gasmarkt. Netgebruikers zullen immers in het algemeen geen nieuwe aanbieder kiezen, indien onzeker is of het

ingekochte gas ook daadwerkelijk getransporteerd kan worden. Daarom is bepaald dat alle gastransportbedrijven een gegarandeerde transportdienst als basisdienst dienen aan te bieden.

53. De Richtlijnen Gastransport en Gasopslag voor het jaar 2002 gaven aan dat het gastransportbedrijf de beschikbaarheid van transportcapaciteit voor de gegarandeerde transportdienst diende te verzekeren behalve in gevallen van niet-toerekenbare tekortkoming en vooraf aangekondigde onderbrekingen in de

dienstverlening. Deze bepaling heeft geleid tot een uitgebreide discussie over het daaruit voortvloeiende aansprakelijkheidregime. Aan de ene kant wordt door de regionale gastransportbedrijven bepleit dat zij alle vrijheid dienen te hebben om de aansprakelijkheid te beperken dan wel uit te sluiten. Zij geven daarbij onder andere aan dat de Richtlijnen anders het stelsel van het Burgerlijk Wetboek zouden doorkruisen en dat de risico’s niet te verzekeren zijn. Aan de andere kant wordt door de (organisaties van) netgebruikers

aangedragen dat het uitsluiten van alle aansprakelijkheid door gastransportbedrijven onvoldoende zekerheid biedt voor de netgebruikers en niet past in een geliberaliseerde markt.

54. In het wijzigingsbesluit van 25 januari 2002, op de op 19 december 2001 gegeven bindende aanwijzingen en in de beslissingen op bezwaar op deze bindende aanwijzingen, heeft de directeur DTe aangegeven dat met de betreffende bepaling in de Richtlijnen beoogd was een inspanningsplicht op te leggen6. Aangegeven werd dat

de Richtlijnen niet tot doel hebben de eventuele financiële consequenties van het onderbreken van de

transportdienst te regelen. Met de huidige redactie van artikel 2, eerste lid van de Richtlijnen is beoogd dit doel expliciet neer te leggen. Hierbij wordt echter het volgende opgemerkt.

(16)

Daarbij wordt opgemerkt dat het tweede lid van artikel 2 bepaalt dat de gastransportbedrijven met

representatieve organisaties dienen te overleggen over de invulling van de gegarandeerde transportdienst. In dit overleg zal in ieder geval de criteria aan de orde moeten komen die bepalen wanneer een

gastransportbedrijf zich voldoende heeft ingespannen en de eventuele gevolgen van een onvoldoende inspanning. Verwijzend naar hetgeen in het algemene deel van deze toelichting is overwogen, wordt er op gewezen dat het “ overleg” in ieder geval een positieve bereidheid van alle betrokkenen veronderstelt om gezamenlijk tot een redelijk aansprakelijkheidregime te komen.

Afschakelbare transportdienst

56. In de markt bestaat een duidelijke behoefte aan afschakelbare transportdiensten. Reden hiervoor is onder andere het feit dat afschakelbare diensten het efficiënte gebruik van het gastransportnet bevorderen doordat transportcapaciteit die wel geboekt is maar niet wordt gebruikt, weer vrij komt. Dit leidt tot de mogelijkheid van een hogere benuttingsgraad van het gastransportnet en mogelijkerwijs tot het voorkomen van

capaciteitsproblemen.

57. Gastransportbedrijven bieden een afschakelbare transportdienst aan. Hierbij wordt geen link gelegd met dreigende schaarste omdat marktpartijen hebben aangegeven dat dit begrip onvoldoende gedefinieerd is. DTe is van mening dat de tarieven voor de afschakelbare transportdienst ex ante dienen te worden vastgesteld, maar ex post met terugwerkende kracht in rekening dienen te worden gebracht als de netgebruiker

daadwerkelijk is afgeschakeld. De netgebruiker krijgt dan een vooraf overeengekomen geldbedrag voor het feit dat hij is afgeschakeld. Dit geldbedrag kan bijvoorbeeld worden uitgedrukt in een percentage van de totale waarde van het transportcontract. Door deze invulling van het begrip afschakelbaar transport is DTe van mening dat het probleem door de onduidelijkheid over de betekenis van dreigende schaarste is verdwenen.

ARTIKEL 3

Strekking

58. Artikel 3 bevat bepalingen over basisdiensten die slechts Gastransport Services dient aan te bieden.

59. Onder de flexibiliteitdienst wordt tenminste een dienst verstaan die voorafgaand aan een balanceringsperiode wordt overeengekomen en waarmee een gastransportbedrijf netgebruikers in staat stelt om hun positie in evenwicht te brengen zonder dat er sprake is van netto gaslevering aan die netgebruiker. Er is sprake van netto gaslevering indien de netgebruiker per gasdag meer gas uit het net heeft onttrokken dan daarop heeft

(17)

ingevoed. Dit betekent dat het gastransportbedrijf per saldo gas geleverd heeft aan de netgebruiker. Ipso facto geldt het omgekeerde ook (netgebruiker levert gas aan gastransportbedrijf).

60. Onder kwaliteitsconversie wordt tenminste verstaan een dienst waarmee een gastransportbedrijf het gas dat netgebruikers voor transport aanbieden door bijmenging van gassen of op een andere wijze in een

overeengekomen kwaliteit en samenstelling kan brengen. Bij dat laatste kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het uitruilen door Gastransport Services van ter conversie aangeboden H-gas tegen G-gas (ook wel

“ swapping” genoemd), zonder dat van bijmenging sprake is.

Motivering

61. Het belang van het bevorderen van het doelmatig handelen van netgebruikers en gastransportbedrijven, maakt het wenselijk dat Gastransport Services flexibiliteit zal inkopen en een flexibiliteitdienst aanbiedt indien hiertoe behoefte is in de markt.

62. DTe onderkent dat Gastransport Services de flexibiliteitdienst niet met eigen middelen kan aanbieden. Gastransport Service dient daarom flexibiliteit op de markt in te kopen. Hiertoe dient zij een objectief, transparant, en niet discriminatoir inkoopsysteem op te zetten, zodat in beginsel iedere aanbieder van flexibiliteit kan meedingen.

63. Naarmate de markt zich verder ontwikkelt en handelsmogelijkheden via TTF worden uitgenut is het denkbaar dat de behoefte om een flexibiliteitdienst aan te bieden door Gastransport Services afneemt. Het TTF wordt echter vooralsnog niet gezien als een volwaardig substituut voor de in dit artikel bedoelde flexibiliteitdienst

64. Gastransport Services stelt eisen aan de kwaliteit van het gas voordat het een netgebruiker is toegestaan om gas op het gastransportnet van Gastransport Services in te voeden. Om het gas in de juiste samenstelling en kwaliteit te brengen is kwaliteitsconversie nodig. De Richtlijnen Gastransport 2003 gaan uit van een aparte basisdienst kwaliteitsconversie en sluiten daarmee aan bij de bestaande praktijk. Een aparte basisdienst kwaliteitsconversie voldoet het meest aan het kostenveroorzakingsprincipe. Om deze reden is niet ingegaan op de wens van een aantal marktpartijen om de kosten van kwaliteitsconversie te socialiseren in het transporttarief.

(18)

G-gas consumptie voor haar rekening en heeft geen mogelijkheden om over te stappen op H-gas. Hierbij wordt opgemerkt dat de oorzaak van het probleem – en daarmee ook de oplossing – mogelijk niet gelegen is in de transportmarkt, maar in de huidige exclusieve toegang van Gasunie Trade & Supply tot G-gas bronnen. Daarbij wordt opgemerkt dat ook de discussie over ontbundeling van Gasunie in dit kader van belang is.

ARTIKEL 4

Strekking

66. Artikel 4, eerste lid, van deze Richtlijnen Gastransport maakt een onderscheid tussen overeenkomsten tot het verrichten van basisdiensten met een looptijd van maximaal één jaar (kortlopende contracten) en

overeenkomsten met een looptijd van meer dan één jaar (langlopende contracten). Het uitgangspunt is dat de gastransportbedrijven zelf bepalen, na overleg met netgebruikers op grond van artikel 12, derde lid van de Gaswet, met welke looptijden zij overeenkomsten tot het verrichten van basisdiensten aanbieden. Hierop gelden echter een tweetal uitzonderingen.

67. Ten eerste dienen de gastransportbedrijven contracten met een looptijd van één jaar aan te bieden. Daarmee wordt uitgedrukt dat jaarcontracten niet gelijk behoeven te lopen met kalenderjaren.

68. Ten tweede is bepaald dat langlopende contracten worden aangeboden met een looptijd die een veelvoud is van één jaar. De maximale looptijd waarmee basisdiensten mogen worden aangeboden is vijf jaar. Het derde lid, tweede volzin bepaalt dat het indicatieve tarief voor langlopende contracten voor basisdiensten jaarlijks wordt aangepast ofwel gelijkgesteld aan het indicatieve tarief voor jaarcontracten. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het indicatieve tarief voor langlopende contracten jaarlijks wordt aangepast. Deze bepaling is niet van toepassing op reeds gesloten contracten.

69. Artikel 4, vierde lid, laat de mogelijkheid open dat gastransportbedrijven overeenkomsten tot het verrichten van basisdiensten aanbieden met andere looptijden dan één jaar. Daarbij is de vraag in de markt relevant, alsmede de mogelijkheden van de gastransportbedrijven. Om die reden dienen de gastransportbedrijven de netgebruikers hierover te consulteren in het overleg op grond van artikel 12, derde lid van de Gaswet. In dit kader kan gedacht worden aan week-, maand, - kwartaal- en seizoenscontracten.

70. Artikel 4 van deze Richtlijnen Gastransport 2003 impliceert tevens dat overeenkomsten tot het verrichten van basisdiensten niet automatisch verlengd kunnen worden. Na het verstrijken van de in aanvang

(19)

Motivering

71. In de markt bestaat een behoefte aan korte termijn basisdiensten waarvan de looptijd aansluit bij het balanceringsregime van Gastransport Services. Immers, netgebruikers kunnen korte termijn transportcontracten in combinatie met flexibele leveringscontracten gebruiken om hun individuele balanspositie in evenwicht te brengen. Het belang van het bevorderen van het doelmatig handelen van netgebruikers vereist ook dat netgebruikers hiertoe in staat worden gesteld.

72. Op dit moment bestaat er echter nog geen concrete vraag voor transportcontracten met de looptijd van een uur. Vandaar dat de Richtlijnen Gastransport 2003 geen verplichting bevatten om basisdiensten met de looptijd van een uur aan te bieden. Daarbij is in de eerste plaats overwogen dat Gastransport Services een flexibiliteitdienst moet aanbieden waarmee voldaan kan worden aan de tolerantiewaarde op uurbasis (artikel 3). Bovendien geldt dat het netgebruikers vrijstaat om op de secundaire markt wel transportcapaciteit op uurbasis aan te bieden. In de artikelen 4a en 4b worden Gastransport Services en de regionale

gastransportbedrijven verplicht om dagcontracten aan te bieden.

73. De Richtlijnen Gastransport 2003 bevatten in artikel 4, vierde lid, een bepaling die een grens stelt aan de maximale looptijd van basisdiensten. Het bevorderen van het handelsverkeer op de Nederlandse gasmarkt zou immers ernstig belemmerd worden indien alle of een significant groot deel van de transportcapaciteit in langlopende contracten wordt vastgelegd. Uitgaande van aanknopingspunten in het mededingingsrecht – verordening nr. 2790/ 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, derde lid, van het Verdrag – is deze grens op vijf jaar gesteld. Langere termijncontracten zijn wel mogelijk, maar worden beschouwd als afwijkingen op de basisdiensten en dienen de vorm te hebben van maatwerkcontracten. Deze langere termijncontracten kunnen uiteraard nog wel aan de Mededingingswet worden getoetst.

(20)

ARTIKEL 4a

Strekking

75. Artikel 4a bepaalt dat Gastransport Services dagcontracten als basisdienst aanbiedt. Het contract dient gelijk te lopen met de zogenaamde “ gasdag” (beginnende om 6:00 uur ’s ochtends en eindigend om 6:00 uur ‘s ochtends de volgende dag).

Motivering

76. In de markt bestaat een duidelijke wens aan gestandaardiseerde korte termijncontracten. In dit artikel wordt ingegaan op deze wens door te bepalen dat de door Gastransport Services aangeboden dagcontracten om 6:00 uur ’s ochtends dienen aan te vangen. Hierbij wordt aangesloten aan de internationale praktijk waarbij de gasdag om 6:00 uur ’s ochtends begint en om 6:00 uur `s ochtends de volgende dag eindigt.

ARTIKEL 4b

Strekking

77. Artikel 4 b bepaalt dat de regionale gastransportbedrijven dagcontracten moeten aanbieden in de vorm van maatwerkovereenkomsten.

Motivering

(21)

ARTIKEL 5

Strekking

79. Artikel 5, eerste lid, bepaalt dat Gastransport Services bij het opstellen van haar indicatieve tarieven en voorwaarden uitgaat van een entry- en exitsysteem. Bij een entry- en exitsysteem betaalt de netgebruiker een bedrag voor het invoeden van gas in het net en een bedrag voor het onttrekken van gas aan het net.

80. In artikel 5 zijn de randvoorwaarden voor de entry- exit systematiek van Gastransport Services neergelegd. Het tweede lid van dit artikel bevat de uitgangspunten van een ontkoppeld entry- exitsysteem. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat een netgebruiker bijvoorbeeld uitsluitend entrycapaciteit boekt op een entrypunt en via de overdracht van gas op het NBP middels een TTF een virtueel exit punt creëert.

81. Het derde lid van dit artikel geeft een omschrijving van de eerste stap die in het jaar 2003 in de richting van een ontkoppeld entry-exitsysteem wordt genomen. In dit jaar kan Gastransport Services nog verlangen dat de netgebruiker enige tijd voor het daadwerkelijke transport een koppeling van entry- en exit punten doorgeeft. Wel moet het voor de netgebruiker mogelijk zijn om de capaciteit op deze entry- en exit punten niet tegelijkertijd te contracteren.

82. Het vierde lid van dit artikel is toegevoegd om eindafnemers te beschermen tegen zogenoemde “ gijzeling” van capaciteit.

Motivering

83. Een entry- exitsysteem met een Nationaal Balans Punt (NBP) sluit aan bij de internationale trend. In het Verenigd Koninkrijk – het Europese land waar de liberalisering van de gasmarkt het verst gevorderd is – kent men een dergelijk systeem. Ook de partijen (met uitzondering van GTE) die deel uitmaken van het zogeheten Madrid Forum (“ European Gas Regulatory Forum” ) hebben de voorkeur uitgesproken voor een entry-exitsysteem (zie ook de Conclusies van de vijfde vergadering van het forum d.d. 7 en 8 februari 2002). In aansluiting op deze trend is een entry- exitsysteem, waarbij de transportcapaciteit en gas op de entry en exit punten los verhandelbaar zijn op een NBP, het meest wenselijke systeem voor het Nederlandse hogedruk transportnet. Een dergelijk systeem bevordert de handel op de Nederlandse gasmarkt.

(22)

en het bevorderen van handel worden onder andere genoemd als criteria waaraan een tariefsysteem moet voldoen.

85. In de Richtlijnen Gastransport 2003 wordt voor het jaar 2003 een overgangssysteem toe staan. In dit overgangssysteem wordt Gastransport Services in de gelegenheid gesteld om gedurende het jaar 2003 ervaring op te doen met een gekoppeld entry- en exitsysteem. Deze ervaring kan gebruikt worden om de voorbereidingen te treffen die nodig zijn ten behoeve van losse verhandelbaarheid met ingang van 1 januari 2004, zoals beschreven in het tweede lid. DTe acht een dergelijke stapsgewijze aanpak redelijk omdat Gastransport Services hiermee geleidelijk en zorgvuldig haar organisatie en operatie kan aanpassen. Dit overgangssysteem laat onverlet dat Gastransport Services ook eerder een ontkoppeld entry- en exitsysteem kan invoeren.

86. Vanuit het oogpunt van het bevorderen van de handel is het wenselijk om het entry-exitsysteem zo transparant mogelijk te houden. Aan de wens van marktpartijen – waaronder Gastransport Services – om in het kader van de eenvoud het aantal entry en exit punten te beperken is dan ook gevolg gegeven in het eerste lid van dit artikel. Aangezien handelaren hun gas veelal van buitenlandse bronnen zullen betrekken, is een uitzondering op deze mogelijkheid vastgelegd voor de entry en exit punten op de Nederlandse grens. Op deze wijze wordt zeker gesteld dat de (internationale) handel in gas niet wordt belemmerd. Het spreekt voor zich dat een beperking van het aantal entry- en exit punten ook de nationale mogelijkheden om gas te verhandelen niet mogen belemmeren.

87. Het vierde lid voorkomt het risico dat zich zou kunnen voordoen indien een bepaalde marktpartij alle

transportcapaciteit op een bepaald exit punt voor lange tijd contracteert. De eindafnemer kan op grond van dit lid het risico afwenden door zelf het recht op deze exit capaciteit te contracteren.

ARTIKEL 6

Strekking

88. De artikelen 6, 6a, 7 en 8 van deze Richtlijnen Gastransport 2003 richten zich op de door Gastransport Services aangeboden basisdiensten Indien de regionale gastransportbedrijven balanceringseisen gaan stellen zullen ook voor die bedrijven vergelijkbare regels gelden.

(23)

90. Artikel 6, tweede lid, bepaalt dat de indicatieve voorwaarden ten aanzien van de basisdiensten de tolerantiewaarden voor balancering op dagbasis en op uurbasis dienen te bepalen.

91. Artikel 6, derde lid, geeft hieraan invulling. In het technisch onderzoek naar de balanceringsproblematiek dat in opdracht van DTe is uitgevoerd, is geconcludeerd dat Gastransport Services in staat geacht moeten worden de basisdienst “ gegarandeerde transportdienst” zoals hier is beschreven aan te bieden. Deze dienst dient met een tolerantiewaarde van tenminste 25 procent bij temperaturen vanaf -/ - 5° Celsius aangeboden te word en. Bij temperaturen beneden -/ - 5° Celsius neemt deze tole rantiewaarde rechtevenredig af tot 5 procent bij -/ - 17° Celsius.

92. Het vierde lid bepaalt dat voor het bepalen van de tolerantiewaarden moet worden uitgegaan van de effectieve etmaalgemiddelde temperatuur die dagelijks door een meteorologisch instituut van naam wordt vastgesteld. Het is aan het gastransportbedrijf om te bepalen van welk instituut zij deze temperatuurgegevens betrekt. Voorwaarde is wel dat de temperatuurgegevens van dag tot dag op een consistente wijze worden bepaald; dat wil zeggen dat de gegevens telkens op dezelfde plaats in Nederland en op steeds dezelfde wijze voorspeld dienen te worden. Voorts bepaalt het vierde lid dat Gastransport Services vermeldt door welk instituut en voor welk punt zij de temperatuurgegevens laat vaststellen. Als de verwachte temperatuur lager is dan -/ - 5° Ce lsius publiceert Gastransport Services de door haar gebruikte voorspelling.

93. Artikel 6, vijfde lid, legt de tolerantiewaarde voor het balanceren op dagbasis vast. Gastransport Services mag in de indicatieve voorwaarden opnemen dat de netgebruikers op dagbasis in balans moeten zijn.

94. Artikel 6, zesde lid legt vast dat de positie van de netgebruikers op het Nationaal Balans Punt wordt bepaald. De positie wordt dus over de gehele portfolio van de netgebruiker bepaald. Tevens wordt de operationele foutenmarge voor het bepalen van de positie van de netgebruikers vastgelegd. Deze operationele foutenmarge is tenminste 2 procent. Een positie van 2 procent op dagbasis is dus toegestaan.

Motivering

95. Het handelsverkeer wordt bevorderd door een balanceringsregime dat aansluit bij de technische eigenschappen van het transportsysteem. Dat er in de markt behoefte bestaat aan een ruim

(24)

96. Een aantal netgebruikers heeft aangegeven graag de voorheen gedefinieerde gegarandeerde transportdienst met een balanceringsperiode van een uur met tolerantiewaarden van nul procent (“ uurbalancering” in de Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002) behouden te zien. Aan deze wens is niet voldaan omdat een dergelijk contract via marktwerking tot stand kan komen. De netgebruiker kan immers met Gastransport Services onderhandelen over de balanceringsvoorwaarden ten behoeve van een maatwerkcontract, of de niet benodigde flexibiliteit verkopen aan andere netgebruikers.

97. Om de technische mogelijkheden van het gastransportnet van Gastransport Services in kaart te brengen heeft DTe opdracht gegeven een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de technische noodzaak van een balanceringsregime van één uur op het gastransportnet van Gastransport Services. Dit onderzoek is uitgevoerd door Büro für Energiewirtschaft und Technische Planung GmbH (hierna: BET) en Jacobs

Comprimo Nederland (hierna: JCN). De conclusies uit dit onderzoek liggen ten grondslag aan artikel 6 van de Richtlijnen Gastransport 2003. Omwille van zorgvuldigheid is de onzekerheid waarmee de conclusies zijn omgeven ten gunste van Gastransport Services gebracht. Een openbare versie van het eindrapport is beschikbaar op het Internet (www.nma-dte.nl).

98. Netgebruikers wensen duidelijkheid over de temperatuur waarmee de tolerantiewaarden worden bepaald. Dit is in het vierde lid geregeld. Gastransport Services gebruikt de etmaalgemiddelde effectieve temperatuur, die mede bepaald wordt door de windsnelheid. De methode van bepaling van de etmaalgemiddelde effectieve temperatuur wordt door Gastransport Services gepubliceerd. Gastransport Services maakt bekend welk punt in Nederland en welk meteorologisch instituut voor de bepaling van de etmaalgemiddelde effectieve

temperatuur wordt gebruikt. Hierdoor kunnen netgebruikers de gebruikte temperatuur controleren. Daarnaast willen gebruikers kunnen anticiperen op de verwachte etmaalgemiddelde effectieve temperatuur. Om dit te faciliteren publiceert Gastransport Services bij verwachte temperaturen beneden 00 C ieder uur de verwachting

waarmee Gastransport Services zelf werkt.

99. Omdat na afsluiting van de gasdag, de positie wordt bepaald, mag Gastransport Services de tolerantiewaarde op dagbasis op nul procent vastleggen zoals bepaald in artikel 6, vijfde lid. Hier kan de foutenmarge van 2 procent bij op worden geteld, zodat de effectieve tolerantiewaarde op dagbasis 2 procent is.

100.In het toegevoegde, zesde lid wordt geregeld dat de foutenmarge waarmee de positie wordt bepaald 2 procent is. Gastransport Services gebruikt deze operationele foutenmarge nu ook. Deze foutenmarge wordt als volgt gebruikt: zodra de positie meer dan de foutenmarge van 2 procent afwijkt van de tolerantiewaarde

(25)

(bijvoorbeeld tolerantiewaarde + 1 procent) dan is de positie gelijk aan de tolerantiewaarde. Voor balancering op dagbasis betekent dit dus dat een positie van nul plus of minus 2 procent is toegestaan.

101.In het laatste lid wordt tegemoet gekomen aan de wens van netgebruikers om zo spoedig mogelijk met een NBP te gaan werken. Het gebruik van een NBP wordt ook van belang geacht voor de convergentie tussen de elektriciteits- en de gasmarkt. Bij het gebruik van een NBP wordt de positie van de netgebruiker bepaald op basis van de totale onttrekking en invoeding over alle entry- en exitpunten die door de netgebruiker worden gebruikt. Een NBP biedt bovendien mogelijkheden voor de handel in gas omdat er van uitgegaan wordt dat al het via entry-punten ingevoede gas zich op het NBP bevindt en daar dus handel in gas plaats kan vinden. Op dezelfde wijze wordt geacht dat al het gas dat via exit-punten wordt onttrokken van het NBP af komt. De positie, het verschil tussen invoeding en onttrekking, wordt dus ook op het NBP vastgesteld.

ARTIKEL 6a

Strekking

102.In artikel 6a, eerste lid wordt bepaald dat van artikel 6, derde lid kan worden afgeweken ten aanzien van de hoogte van de tolerantiewaarden en de temperatuurgrenzen.

103.Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat Gastransport Services de gehanteerde afwijkende tolerantiewaarden jaarlijks dient te toetsten. De toets wordt opgesplitst splitsen in:

a. een gedeelte boven de 00 C, zodat in ieder geval voor temperaturen boven 00 C de tolerantiewaarde op

uurbasis van 25 procent in het komende seizoen getest kan worden; b. een gedeelte beneden de 00 C.

De bepaalde temperatuurgrenzen en tolerantiewaardes in artikel 6, derde lid worden alleen dan gewijzigd als Gastransport Services met de technische toets aantoont dat deze niet haalbaar zijn. Uitgangspunt van het onderzoek van Gastransport Services is het onderzoek dat in het jaar 2001 door JCN is uitgevoerd.

104.In artikel 6a, derde lid, wordt bepaald dat bij de bovengenoemde technische toets ook wordt getest of de tolerantiewaarden tussen -/ -5° Celsius en -/ -17° Ce lsius gestaffeld kunnen worden toegepast. Dit houdt in het trapsgewijs verlagen van de tolerantiewaarden.

Motivering

105.Gastransport Services heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de temperatuurgrenzen en

(26)

Gastransport Services mag tijdelijk een stringenter balanceringsregime hanteren dan het regime dat in artikel 6, derde lid is voorgeschreven. Netgebruikers hebben aangegeven nog niet tevreden te zijn met de nu gebruikte lagere tolerantiewaarden, daarom is bepaald dat deze tijdelijke regeling vervalt zodra Gastransport Services de ruimere toleranties op uurbasis uit artikel 6, derde lid in de praktijk heeft kunnen toetsen. Volgens Gastransport Services zijn hier bepaalde weersomstandigheden – namelijk lage temperaturen – voor nodig.

106.Voor de tolerantiewaarden die gelden boven een temperatuur van 0° Celsius kan de technische toets in i eder geval in 2002 en 2003 worden uitgevoerd, zodat voor dit temperatuurgebied toegestane afwijking van artikel 6, derde lid per 1 januari 2004 wordt geaccepteerd of gewijzigd. Voor de tolerantiewaarden die gelden onder een temperatuur van 0° Celsius geldt het volgende. Het toetsen van deze tolerantiewaarden gebeurt aan de hand van de drie koudste dagen in het winterseizoen. Als de laagste gebruikte effectieve temperatuur in 2004 bijvoorbeeld gedurende drie dagen lager dan -/ -12° Celsius is geweest, dan zal de toets betrekking hebben op het temperatuurgebied van van -/ - 12° Celsius tot 0 ° Celsius. De uitkomsten van de toets bepalen of en hoe de tolerantiewaarden worden gewijzigd.

107.Netgebruikers hebben aangegeven dat wijzigingen midden in het jaar voor hen moeilijk zijn te verwerken. Daarom is in artikel 6a, eerste lid opgenomen dat de definitieve tolerantiewaarden en temperatuurgrenzen steeds per 1 januari veranderen. Voor 1 januari 2004 worden dus de grenzen zoals bepaald in het vierde lid, sub a, definitief geaccepteerd of gewijzigd.

108.Wijziging van de Richtlijnen vindt alleen plaats indien Gastransport Services heeft aangetoond dat de gestelde temperatuurgrenzen en tolerantiewaarden technisch niet haalbaar zijn. Om duidelijkheid in de discussie over de technische toets te bewerkstelligen, dient aangesloten te worden bij de methode zoals gebruikt in het hierboven genoemde JCN onderzoek.

109.Een aantal netgebruikers heeft aangegeven er de voorkeur aan te geven om het balanceringsregime niet lineair te laten verlopen, maar de marge in blokken van vijf procent af te laten nemen met bijpassende zones voor de effectieve temperatuur. Dit is expliciet genoemd in artikel 6a, derde lid door aan te geven dat getest dient te worden of de tolerantiewaarde op uurbasis gestaffeld kan worden. Deze test dient onderdeel te zijn van het toetsen van de tolerantiewaarden en temperatuurgrenzen zoals besproken in artikel 6a, tweede lid.

ARTIKEL 7

Strekking

(27)

uurbasis of tolerantie op dagbasis. Van deze mogelijkheid tot afschakelen mag alleen gebruik worden gemaakt, indien zich in enig uur een overschrijding van de tolerantievoorwaarde op uurbasis voordoet, of indien zich op een dag een overschrijding van de tolerantiewaarde op dagbasis voordoet.

111. Het tweede lid van artikel 7 bepaalt bovendien dat Gastransport Services slechts van deze mogelijkheid gebruik maakt indien dat noodzakelijk is om de systeemintegriteit van het gastransportnet te waarborgen en de dienstverlening aan derden te verzekeren, en dit redelijkerwijs niet op een andere wijze kan worden bewerkstelligd. Hiermee wordt beoogd veilig te stellen dat Gastransport Services slechts van de mogelijkheid tot afschakelen gebruik maakt, indien daartoe ook een daadwerkelijke technische noodzaak bestaat en niet reeds omdat het overeengekomen balanceringsregime niet wordt nagekomen.

112.Een redelijke invulling van het bepaalde in artikel 7 betekent naar het oordeel van DTe dat Gastransport Services eerst alle andere mogelijkheden inzet om onbalans te corrigeren, alvorens wordt overgegaan tot afschakelen. Dit betekent dat Gastransport Services – behoudens uiteraard acute gevallen – in de eerste plaats de betrokken netgebruiker op de hoogte stelt van de onbalans en deze in staat stelt het probleem zelf op te lossen.

Motivering

113. Artikel 7 geeft Gastransport Services de mogelijkheid de dienstverlening aan een netgebruiker te onderbreken, indien door de netgebruiker niet wordt voldaan aan het overeengekomen balanceringsregime en de

onderbreking nodig is om de integriteit van het gastransportnet te waarborgen. Omdat de situatie is ontstaan door het gedrag van de netgebruiker, is het onderbreken van de transportdienst dan ook gerechtvaardigd.

114.De betrokken gebruiker kan zelf maatregelen nemen om het gesignaleerde probleem op te lossen, zoals verder uiteen is gezet in artikel 8, eerste lid. Indien de betrokken netgebruiker niet zelf maatregelen treft, kan

Gastransport Services ingrijpen. De kosten van een dergelijk ingrijpen kunnen ingevolge artikel 8, tweede lid aan de desbetreffende netgebruiker worden doorberekend. Pas als geen van de hiervoor genoemde

maatregelen effectief is, mag Gastransport Services de desbetreffende netgebruiker afschakelen. Gastransport Services zal in geval van een geschil moeten kunnen aantonen dat het afschakelen van de netgebruiker noodzakelijk was voor de bewaring van de systeemintegriteit.

115. Het systeem van de artikelen 6 en 7 legt de verantwoordelijkheid voor het in balans blijven in de eerste plaats bij de netgebruiker. Indien de netgebruiker inschat niet te kunnen werken met het in artikel 6 en 6a

neergelegde balanceringsregime, zal deze vooraf maatregelen moeten treffen om het risico van afschakelen te vermijden. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het contracteren van de in artikel 3 genoemde

(28)

ARTIKEL 8

Strekking

116.Het eerste lid van artikel 8 schrijft voor dat de indicatieve voorwaarden van Gastransport Services voor de basisdienst “ gegarandeerde transportdienst” het mogelijk moeten maken dat netgebruikers zelf hun posities in evenwicht kunnen brengen door die posities uit te ruilen of te verhandelen, dan wel op een andere geschikte wijze in evenwicht te kunnen brengen. Hiertoe behoort in ieder geval het verkopen van tolerantieruimte die de netgebruiker zelf niet nodig heeft danwel het aankopen van tolerantieruimte van een andere netgebruiker. Daarnaast kan een netgebruiker zijn positie vooraf in balans brengen door het verhandelen van gas middels de TTF. Deze beide handelsactiviteiten vinden plaats op het Nationaal Balans Punt. Gastransport Services bevordert het onderling in evenwicht brengen van de balansposities van netgebruikers door middel van een elektronisch bulletinboard waar netgebruikers gebruik van kunnen maken om elkaar te vinden en om informatie uit te wisselen.

117.Artikel 8, tweede lid regelt het verhalen van de kosten die Gastransport Services moet maken om een (dreigend) verlies aan systeemintegriteit te voorkomen of te herstellen. Deze kosten worden opgenomen in het transporttarief voor zover dit dreigende verlies van systeemintegriteit ontstaat terwijl alle netgebruikers in evenwicht zijn. Hieronder worden tevens begrepen de netgebruikers die op de wijze van het eerste lid hun positie in evenwicht hebben gebracht. Indien de kosten wel worden veroorzaakt door netgebruikers die niet in evenwicht zijn heeft Gastransport Services zelf de mogelijkheid om te bepalen aan welke partijen de kosten voor het herstellen van de balans worden doorberekend. Dit kunnen alle netgebruikers zijn wier positie niet in evenwicht is. Dat kan ook zijn alleen die netgebruikers die bijdragen aan de netto systeemonbalans, dat wil zeggen netgebruikers die short zijn als de druk in het net te laag dreigt te worden (en omgekeerd).

118.In artikel 8, derde lid wordt geregeld dat Gastransport Services in plaats van het systeem zoals beschreven in artikel 8, tweede lid, een boete kan opleggen aan netgebruikers die hun positie niet op tijd in balans brengen.

Motivering

(29)

netgebruiker long is, kan een tweede gebruiker in gelijke mate short zijn. De mogelijkheid om posities achteraf te verhandelen wordt meegenomen in de consultatieronde die DTe zal organiseren over een “ System Operator Gas” . DTe is namelijk van oordeel dat de aanwezigheid van een System Operator voor een dergelijke

functionaliteit van belang is. De Richtlijnen Gastransport 2003 verplichten Gastransport Services om netgebruikers door middel van de volgende twee manieren in staat te stellen hun onbalans te voorkomen: handel in tolerantieruimte en verkoop van gas via de TTF.

120.Netgebruikers kunnen hun tolerantieruimte voorafgaand aan het daadwerkelijke transport verhandelen. Hierbij kan het volgende voorbeeld worden gegeven. Netgebruiker A heeft bijvoorbeeld 10 procent tolerantieruimte over. Deze 10 procent kan verkocht worden aan netgebruiker B. Voor B neemt dan de tolerantiewaarde op uurbasis toe met 10 procent * (transportallocatie A / transportallocatie B). Krijgt B bijvoorbeeld vergeleken met A maar de helft van de hoeveelheid transport gealloceerd, dan heeft B na de transactie een extra

tolerantiewaarde op uurbasis van 10 x 2 = 20 procent.

121.Netgebruikers kunnen ook met een TTF voorafgaand aan het daadwerkelijke transport hoeveelheden gas verhandelen. Hierbij kan het volgende voorbeeld worden gegeven. Netgebruiker A nomineert tijdig dat hij 50 normaal kubieke meter gas per uur (Nm3/ h) aan netgebruiker B overdraagt. B nomineert tijdig dat hij deze

hoeveelheid gas overneemt van A. Na acceptatie door Gastransport Services wordt bij A een virtuele exit capaciteit van 50 Nm3/ h, en bij B een virtuele entry capaciteit van gelijke grootte geboekt. Voor A geldt dat zijn

fysieke invoeding van gas van 50 Nm3/ h gelijk is aan zijn virtuele onttrekking van gas van 50 Nm3/ h. De positie

van netgebruiker A is dus in evenwicht. Bij een virtuele entry en exit capaciteit hoort geen tolerantieruimte omdat het een puur administratieve transactie is. De totale tolerantiewaarde op de fysieke stromen blijft dus 25 procent. De virtuele entry en exit capaciteit hebben hetzelfde Wobbe label.

122.Gastransport Services stelt een bulletinboard beschikbaar zodat er een medium is voor netgebruikers om andere netgebruikers met wie zij hun positie zouden kunnen verhandelen, te vinden. Dit kan leiden tot een ontwikkeling van een spotmarkt. Gastransport Services kan aan deze ontwikkeling ook andere bijdragen leveren.

(30)

Vandaar dat het Gastransport Services ook is toegestaan om alle netgebruikers wier positie niet in evenwicht is kosten door te berekenen.

124.Gastransport Services en netgebruikers hebben aangegeven dat het afwentelen van de kosten om

systeemintegriteit te herstellen of te voorkomen een onvoldoende prikkel aan de individuele netgebruikers zou kunnen geven om hun positie in evenwicht te brengen. In artikel 8, derde lid, is aan Gastransport Services toegestaan om netgebruikers die hun positie niet in balans brengen, of meer dan de tolerantiewaarde afwijken een boete in rekening te brengen. Indien Gastransport Services hiervoor kiest, vervalt het bepaalde in artikel 8, tweede lid. Deze mogelijkheid is nadrukkelijk toegevoegd voor de huidige situatie. Als in de toekomst het netwerk eventueel wordt beheerd door een “ System Operator Gas” dan kan daar een andere boetesystematiek bij horen.

ARTIKEL 9

Strekking

125.Artikel 9 bepaalt in algemene zin dat de indicatieve voorwaarden van de gastransportbedrijven geen bepalingen mogen bevatten waardoor de ontwikkeling van een markt voor gastransport en gaslevering onnodig belemmerd wordt. Deze norm is open geformuleerd. In de onderdelen a t/ m d van artikel 9 wordt een viertal soorten van contractbepalingen opgesomd, die in ieder geval niet toelaatbaar zijn. Het betreft

achtereenvolgens:

a. bepaalde vormen van kredietwaardigheidseisen of zekerheidsstellingen; b. koppelbedingen;

c. exclusiviteitbepalingen; en

d. “ show-of-contract” clausules (ook wel genoemd “ declaration-of-contract").

Motivering

126.Een goed werkende markt kenmerkt zich door vrije toe- en uittreding van marktpartijen. Teneinde het handelsverkeer te bevorderen, is het daarom van belang dat waar mogelijk, toe- en uittredingsdrempels worden vermeden en bestreden. De eisen die gesteld worden in verband met de toegang tot het

(31)

127.Excessieve kredietwaardigheidseisen (lid 1, sub a) kunnen een drempel opwerpen voor nieuwe toetreders. Koppelbedingen (lid 1, sub b) kunnen de marktwerking belemmeren, doordat zij netgebruikers belemmeren bij het optimaliseren van hun portefeuille. Bovendien kunnen zij kostprijsverhogend werken in situaties waar marktpartijen gedwongen worden om diensten af te nemen die zij niet nodig hebben. Exclusiviteitbedingen (lid 1, sub c) belemmeren de marktwerking doordat zij het ontstaan van een secundaire markt belemmeren. Zij ontnemen netgebruikers immers de mogelijkheid om bij anderen dan het gastransportbedrijf diensten te kopen. Een “ declaration of contract” belemmert eveneens de ontwikkeling van een secundaire markt. Verder kan zij vertragend werken voor partijen die transportcapaciteit willen contracteren. Voorts belemmert zij de marktwerking doordat het marktpartijen onmogelijk wordt gemaakt om transportcapaciteit te contracteren, vooruitlopend op het afsluiten van een contract ten behoeve van de levering van gas.

128.Ten aanzien van de exclusiviteitbedingen en ‘declarations of contract’ kan in zijn algemeenheid opgemerkt worden dat de angst voor eventuele speculatie met transportcapaciteit – bijvoorbeeld door schaarste te creëren en zo prijzen op te drijven – onterecht is. In de eerste plaats zal het in een systeem met entry en exitpunten praktisch onmogelijk zijn om schaarste te creëren. In de tweede plaats kan speculatie worden bestreden met ‘use it or release it’-clausules, welke inhouden dat niet gebruikte capaciteit door het gastransportbedrijf nogmaals uitgegeven kan worden. ‘Use it or release it’-clausules in combinatie met afschakelbare contracten zorgen er voor dat de niet gebruikte capaciteit vrijkomt voor de netgebruiker met een afschakelbare dienst. De inhoud van een ‘use-it-or-release-it’-clausule moet vooraf bekend worden gemaakt en moet leiden tot redelijke en voorspelbare uitkomsten. De invulling van het ‘use it or release it’- principe vormt onderdeel van het overleg op grond van artikel 12, derde lid, van de Gaswet.

ARTIKEL 10

Strekking

129.Artikel 10 bepaalt dat Gastransport Services er zorg voor dienen te dragen dat overeenkomsten tot het verrichten van basisdiensten in beginsel vrij verhandelbaar zijn. Dit geldt zowel in het geval een netgebruiker zijn gehele overeenkomst wil overdragen, als in het geval dat hij een deel van die overeenkomst wil

overdragen. Artikel 10 heeft betrekking op alle basisdiensten. Naar verwachting zal in de praktijk met name behoefte bestaan aan het verhandelen van gegarandeerde transportdiensten. De onderdelen a tot en met e van het eerste lid van artikel 10 geven minimumrichtlijnen die in dit kader in acht genomen zullen moeten worden.

130.Onderdeel a bepaalt dat de indicatieve voorwaarden er in ieder geval in dienen te voorzien dat

(32)

een gedeelte van de overeengekomen contractsduur overdraagt aan een andere netgebruiker. Ook is het denkbaar dat een gedeelte van de gecontracteerde capaciteit wordt overgedragen. Een combinatie van beide is uiteraard ook denkbaar. De mogelijkheid van overdracht geldt afzonderlijk voor capaciteit geboekt op entry punten en voor capaciteit geboekt op exit punten. Een dergelijke overdracht is dus niet gekoppeld.

131. Onderdeel b bepaalt dat een netgebruiker niet op voorhand behoeft aan te geven aan wie hij zijn

overeenkomst overdraagt. Onderdeel c bepaalt dat Gastransport Services niet behoeft in te stemmen met de overdracht van overeenkomsten. Onderdeel d bepaalt dat Gastransport Services niet als voorwaarde mag stellen dat overeenkomsten worden overgedragen aan netgebruikers met wie zij al in een ander verband gelijksoortige of andere overeenkomsten heeft gesloten. Tot slot bepaalt onderdeel e dat de overdraagbaarheid van overeenkomsten niet op indirecte wijze mag worden belemmerd door te vereisen dat de inhoud van de overeenkomst vertrouwelijk dient te blijven.

132.Verhandelbaarheid van transportcontracten mag er niet toe leiden dat Gastransport Services geconfronteerd wordt met een onkredietwaardige wederpartij. Om te voorkomen dat zij hierdoor onaanvaardbare financiële risico's loopt, voorziet het tweede lid erin dat Gastransport Services deze risico's bij de overdragende netgebruiker kan neerleggen.

133.Het derde lid geeft de mogelijkheid om verplichtingen uit een transportovereenkomst over te dragen op een wederpartij. Hierbij geldt dat Gastransport Services wel voorafgaand aan de overdracht van verplichtingen kan vragen om de identiteit van de contractuele wederpartij bekend te maken.

Motivering

134.Deze bepaling bevordert de liquiditeit in de Nederlandse markt voor gaslevering. Door verhandelbaarheid ontstaan alternatieve aanbieders van transportcapaciteit en wordt een secundaire markt voor

transportcapaciteit gecreëerd. Verhandelbaarheid leidt tot een efficiëntere allocatie van transportcapaciteit. Een goed werkende secundaire markt signaleert bovendien de knelpunten in het gastransportnet, zodat benodigde investeringen duidelijk worden.

135.De huidige Richtlijnen zijn ten opzichte van de ontwerp-Richtlijnen gewijzigd door de opname van een derde lid. Met de toevoeging van dit lid wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de overdracht van gecontracteerde capaciteit en de overdracht van aansprakelijkheid. Het stelsel van artikel 10 leidt tot de volgende drie opties:

(33)

b. de contractuele wederpartij wordt bekendgemaakt en het gastransportbedrijf geeft geen toestemming om de aansprakelijkheid over te dragen naar de nieuwe contractpartner. De transactie kan alsnog doorgaan, maar de aansprakelijkheid blijft echter bij de verkopende partij;

c. de contractuele wederpartij wordt niet bekend gemaakt aan het gastransportbedrijf, en de aansprakelijkheid blijft bij de verkopende partij.

ARTIKEL 10a

Strekking

136.Artikel 10a bepaalt dat de regionale gastransportbedrijven maatwerkovereenkomsten moeten aanbieden die verhandelbaar zijn.

Motivering

137.In de Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002 en de ontwerp-Richtlijnen werd bepaald dat ook de regionale gastransportbedrijven verhandelbare basisdiensten dienen aan te bieden. In reactie hierop werd door de regionale netbeheerders aangegeven dat er geen reden is voor het introduceren van verhandelbaarheid op het regionaal gastransportnet. Er zou geen sprake zijn van schaarste, de leveringszekerheid zou in gevaar komen en de administratie zou nog niet ingericht zijn op de verwerking van gegevens. De netgebruikers gaven echter aan behoefte te hebben aan verhandelbare transportcontracten op het regionale netwerk. Deze behoefte wordt onder andere gedreven door het vrijkomen van de kleinverbruikersmarkt op 1 januari 2004

138.DTe is van mening dat de Richtlijnen 2003 ruimte moeten bieden aan verhandelbaarheid op het regionale transportnet, dit omdat netgebruikers dan zonder tussenkomst van het gastransportbedrijf optimaal hun transportcapaciteit kunnen optimaliseren. De stelling van de regionale transportbedrijven dat de leveringszekerheid in gevaar komt, kan DTe niet volgen. Het maakt immers niet uit of een bepaalde

hoeveelheid transportcapaciteit die verkocht is aan A, in handen blijft van A of aan B wordt overgedragen. De totaal verkochte hoeveelheid transportcapaciteit blijft namelijk gelijk.

(34)

140.Omdat de regionale transportbedrijven de verhandelbaarheid van transportcapaciteit in maatwerkcontracten mogen regelen, heeft DTe in dit artikel geen nadere invulling gegeven aan de wijze waarop de

verhandelbaarheid en de aansprakelijkheid wordt geregeld. Het is echter denkbaar dat hierbij gebruik wordt gemaakt van de invulling en overwegingen bij artikel 10.

ARTIKEL 11

Strekking

141.Artikel 11 verplicht Gastransport Services om periodiek gedetailleerde informatie openbaar te maken met betrekking tot de nog in haar gastransportnet beschikbare transportcapaciteit. In de eerste plaats dient Gastransport Services aan te geven welke fysieke entry- en exit punten in haar net onderscheiden kunnen worden. Daarnaast geeft Gastransport Services aan welke van deze fysieke entry punten en exit punten in het tariefsysteem gehanteerd worden.

142.Ten aanzien van de transparante wijze waarop Gastransport Services de capaciteitinformatie presenteert, stelt DTe zich voor dat Gastransport Services een lijst publiceert, waarin per entry punt op de Nederlandse grens wordt aangegeven welke capaciteit nog beschikbaar is. Onder de beschikbare transportcapaciteit wordt de totale beschikbare capaciteit minus de gecontracteerde capaciteit bedoeld. Deze informatie dient door Gastransport Services achteraf op een Internetpagina van Gastransport Services te worden geplaatst.

143.Daarnaast dient Gastransport Services maandelijks een overzicht te publiceren van de niet gebruikte transportcapaciteit. Onder de niet-gebruikte transportcapaciteit wordt de totale beschikbare capaciteit minus de gebruikte capaciteit bedoeld. Een dergelijk overzicht geeft een shipper onder andere de mogelijkheid een inschatting te maken of het zin heeft afschakelbare capaciteit te contracteren. Naar aanleiding van de reacties op de ontwerp-Richtlijnen heeft DTe besloten dat de publicatie van de genomineerde capaciteit vooralsnog niet gepubliceerd hoeft te worden, daar de spreiding van de nominaties en de hernominaties te groot is om continue een betrouwbare weergave voor netgebruikers te geven.

144.Het tweede lid van artikel 11 bepaalt dat de capaciteitinformatie tenminste op alle werkdagen een vast tijdstip wordt geactualiseerd en gepubliceerd.

(35)

Motivering

146.Het belang van het bevorderen van het handelsverkeer en het belang van het doelmatig handelen van netgebruikers is gediend bij een vergaande mate van transparantie over de beschikbare transportcapaciteit. Deze informatie stelt (potentiële) netgebruikers namelijk in staat om zich een oordeel te vormen over de aantrekkelijkheid van een bepaalde transactie. Zo kan een netgebruiker op basis van informatie over capaciteit bijvoorbeeld bepalen of het economisch gezien wenselijk is om voor een lange of korte termijn

transportcapaciteit te contracteren en welke prijs hij daarvoor bereid is te betalen. Bovendien leidt informatie over de beschikbare transportcapaciteit op de primaire markt, tot een meer liquide handel op de secundaire markt.

147.In de reacties is aangegeven dat er geen vraag zou bestaan aan informatie over de capaciteit van alle entry- en exit punten. Verschillende entry punten zijn direct gekoppeld aan een veld. Publicatie van informatie over capaciteit op deze entry punten is dan voor netgebruikers niet relevant. DTe beschouwt informatie over capaciteit op de entry punten op de grens Nederland wel relevant voor netgebruikers. Deze informatie wordt op de Internetpagina van Gastransport Services geplaatst.

148.Voorts zij opgemerkt dat dit artikel slechts een minimumbepaling is. Het is uiteraard toegestaan aan Gastransport Services om meer informatie te verstrekken teneinde het handelsverkeer te bevorderen. Hierbij kan worden gedacht aan informatie omtrent verwachte temperatuur, (uitbreidings-) investeringen in het gastransportnet en onderhoudswerkzaamheden.

ARTIKEL 11a

Strekking

149.In artikel 11a wordt bepaald dat een regionaal gastransportbedrijf ingeval van dreigende schaarste aan de netgebruikers informatie verschaft over de knelpunten in het gastransportnet. Dit betekent dat zolang het regionale gastransportnet geen capaciteitsproblemen kent er geen plicht bestaat tot het publiceren van dusdanige informatie.

Motivering

(36)

altijd vanuit gaan dat voldoende capaciteit voorhanden is, tenzij de gasdistributiebedrijven vooraf via het internet melding hebben gemaakt van dreigende schaarste op bepaalde trajecten of delen van het netwerk.

151. Aan de in artikel 11b neergelegde verplichting zou als volgt invulling kunnen worden gegeven. netgebruikers kunnen er voor het geval van de beschikbaarheid van transportcapaciteit via regionale gastransportbedrijven er altijd van uit gaan dat voldoende capaciteit voorhanden is, tenzij de gastransportbedrijven vooraf via het internet melding hebben gemaakt van dreigende schaarste op bepaalde trajecten of delen van het netwerk

ARTIKEL 12

Strekking

152.Artikel 12 draagt Gastransport Services op om op voorhand aan (potentiële) netgebruikers inzicht te verschaffen op welke wijze zij de beschikbare transportcapaciteit op haar gastransportnet zal verdelen. Deze verplichting strekt ertoe eventueel misbruik te voorkomen bij het toedelen van transportcapaciteit. Daartoe dient Gastransport Services een systeem te ontwikkelen en dit systeem als onderdeel van de indicatieve voorwaarden aan (potentiële) netgebruikers bekend te maken. Vervolgens dient Gastransport Services de beschikbare capaciteit ook daadwerkelijk volgens dit systeem te verdelen.

153.Het allocatiesysteem dient te voldoen aan de eisen van non-discriminatie, transparantie, objectiviteit en redelijkheid. Het beginsel van transparantie vereist dat het systeem eenvoudig en eenduidig is ontworpen en dat de uitkomsten van de toepassing van het systeem ex ante begrijpelijk zijn en daar op een logische wijze uit voortvloeien. Verder brengt het beginsel van transparantie met zich mee dat Gastransport Services ex post inzicht geeft in de toepassing van het systeem, bijvoorbeeld door publicatie van de resultaten van allocatie op haar Internetpagina.

154.Ten aanzien van het non-discriminatiebeginsel bepaalt artikel 12, eerste lid, uitdrukkelijk dat Gastransport Services alle netgebruikers op gelijke voet dient te behandelen. Voor zover daarover onduidelijkheid mocht bestaan: daartoe behoort ook Gastransport Services zelf, en op enigerlei wijze met haar verbonden derden. Dit laat onverlet dat Gastransport Services derden die niet met haar verbonden zijn, ook niet mag bevoordelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een aantal respondenten heeft op er op gewezen dat de Richtlijnen Gastransport 2003 niet per 1 januari 2003 dienen te worden ingetrokken, maar per 1 januari 2005 65. 17.2 Afweging

· Meetinrichtingen van klanten met een jaarafname > 170.000 m3 zijn niet ingericht op het aanleveren van real-time of near real-time van de meetdata aan de Netbeheerder ·

“ system” means any transmission networks, distribution networks, LNG facilities and/ or storage facilities owned and/ or operated by a natural gas undertaking, including linepack

De t erm init iële cont ract en heeft bet rekking op de verplicht ingen die door shippers vóór het nem en van de invest eringsbeslissing in de BBL zij n aangegaan voor het

I n Ofgem ’s init ial views docum ent as well as in addit ional quest ions put t o GTS by DTe and Ofgem , em phasis has been giv en t o com pet it ion issues.. Priorit isat ion

Table 1: Summary of Herfindahl- Hirschmann indices (HHI) calculated for the UK gas market in its current situation and forecast to include future developments ....1 Table 2:

In het geval van een bovenwettelijke verwijzing naar de toepassing van de RJ-richtlijnen in de toelichting op de jaarrekening kan in een vernietigingsprocedure de jaarrekening

Indien Gasunie toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van deze richtlijnen, geldt in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin dat de