• No results found

Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs (mr M.E.A. Wildenburg, mr N. Gunes, R.C.A.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs (mr M.E.A. Wildenburg, mr N. Gunes, R.C.A."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs

(mr M.E.A. Wildenburg, mr N. Gunes, R.C.A. Wilcke)

Uitspraaknr. 00.125

Datum:

27 maart 2001

Voor straf mond met zeep spoelen, leerkracht onvoldoende doordrongen van ernst van optreden, rol contactpersoon en vertrouwenspersoon; klacht gedeeltelijk gegrond; primair onderwijs.

De klacht

Een ouderpaar klaagt erover dat een leerkracht hun zoon bij wijze van straf heeft gedwongen zijn mond met zeep te spoelen, waarna hun zoon ernstig van streek was. In een gesprek tussen de schooldirecteur, de moeder, de zoon en de leerkracht heeft de laatste aangegeven het voorval niet als zo ernstig te beschouwen en heeft daarbij aan de zoon geen excuses

aangeboden. In een later gesprek tussen de schooldirecteur, de leerkracht en de ouders heeft de directeur zich optimistisch betoond dat herhaling zou uitblijven, zonder evenwel enige maatregel te hebben afgekondigd. Eén en ander vormt voor de ouders aanleiding te vrezen dat soortgelijk handelen in de toekomst niet uitgesloten is, zeker nu zij de indruk hebben dat de leerkracht onvoldoende doordrongen is van de ernst van de gebeurtenissen.

De visie van partijen

De ouders hebben in de zomervakantie van hun zoon gehoord dat hij in het schooljaar 1999- 2000 een keer tussen de middag door een leerkracht gedwongen is zijn mond met zeep te gaan spoelen, nadat er tussen hem en een meisje uit zijn klas onenigheid was geweest, waarbij hij haar had uitgescholden. De leerkracht had die dag pleinwacht en is niet de eigen

groepsleerkracht van hun zoon. De zoon moest met zijn nagels zeep van een stuk krabben en in zijn mond stoppen en daarmee zijn mond spoelen. Hiervan was hij zo overstuur geweest dat hij de daaropvolgende les niet in staat was geweest een toets te maken. Deze mocht hij later inhalen.

De ouders hebben zich over het gebeurde tot de directeur gewend, die hierna met de leerkracht heeft gesproken, waarbij deze het gebeurde heeft bevestigd. Daarbij heeft hij aangegeven het voorval niet zo ernstig te hebben gevonden dat hij het nodig vond daarvan al eerder tegenover de directeur melding te maken. De directeur heeft de leerkracht toen gezegd dat een dergelijke straf valt onder fysieke straffen, die aan de school niet getolereerd worden.

Tevens stelde hij voor een gesprek te laten plaatsvinden tussen de leerkracht en de zoon.

Hiermee heeft hun zoon ingestemd onder de voorwaarde dat zijn moeder erbij mocht zijn.

Tijdens dat gesprek ging de leerkracht vooral in op het waarom van het straffen. Aan de zoon bood de leerkracht geen excuses aan. In een later gesprek heeft de leerkracht dat tegenover de ouders wel alsnog gedaan. De zoon heeft het gesprek als heel vervelend ervaren.

(2)

In het latere gesprek met de leerkracht, waarbij ook de directeur weer aanwezig was, hebben de ouders geen aanwijzingen gekregen dat er maatregelen ter voorkoming van het gebeurde waren of zouden worden getroffen. Het feit dat de ouders er bij toeval achterkwamen dat het incident had plaatsgevonden, dat de leerkracht de directeur noch de groepsleerkracht van hun zoon erover had geïnformeerd en dat er na bekend worden bij de directeur maatregelen uitbleven en ook het schoolbestuur niet op de hoogte werd gesteld, heeft de ouders ertoe gebracht over het gebeurde formeel een klacht in te dienen.

Pas na de indiening van de klacht is de directie tot actie overgegaan. Niet eerder dan tijdens de aanloop naar de zitting van de Commissie zijn de ouders op de hoogte gebracht van een schriftelijke berisping aan de leerkracht door de directeur.

Tenslotte brengen de ouders naar voren dat de klachtenprocedure die aan de school gevolgd zou moeten worden, niet duidelijk is.

Nog afgezien van het feit dat de vertrouwenspersoon hen foutief heeft ingelicht, hebben de ouders in tegenspraak met zijn mededeling dat hij er nadrukkelijk ten behoeve van hun belang was, inmiddels vernomen dat hij ook – buiten hun weten om – op de school is wezen praten nog voordat hij henzelf gesproken had. De vertrouwenspersoon heeft de ouders na het laatste gesprek met hen niets meer van zich laten horen.

Toen de leerkracht kort voor de zomervakantie op het plein surveilleerde heeft hij de zoon moeten aanspreken omdat hij een meisje zeer grof uitschold. Omdat de pauze naar het einde liep, had de leerkracht niet de mogelijkheid de zoon voor straf naar binnen te sturen en omdat hij hem ook niet zelf als leerling had, heeft hij er toen voor gekozen hem op datzelfde moment mee naar binnen te nemen en de ouderwetse strafmaatregel te treffen. Hij heeft de zoon geen zeep laten krabben om in zijn mond te steken, maar hem aan het stuk zeep laten likken. Het incident heeft hij vervolgens gemeld aan de eigen groepsleerkracht.

De leerkracht heeft zich toen niet gerealiseerd dat de door hem gekozen straf zou kunnen worden beschouwd als een fysieke straf, waarover aan de school is afgesproken dat die niet worden toegepast. Inmiddels is dit wel tot de leerkracht doorgedrongen. Bovendien heeft hij zich door de gesprekken met de directeur, alsmede met teamleden, die sterk afkeurend op de straf hebben gereageerd, inmiddels ook gerealiseerd dat de door hem destijds welbewust gekozen straf hoe dan ook niet toelaatbaar is. Destijds heeft de leerkracht wel aan het traject ten aanzien van sociale omgangsvormen deelgenomen en zich toen ook verenigd met de regel dat fysieke straffen uit den boze waren, maar kennelijk de portee daarvan niet precies voor ogen gehad.

Inmiddels heeft de leerkracht zich over het voorval tegenover de ouders verontschuldigd en wil dat in oprechtheid ter zitting ook tegenover de zoon doen.

De leerkracht heeft de Commissie een afschrift doen toekomen van de schriftelijke berisping die de directeur hem naar aanleiding van het voorval heeft gegeven.

Overwegingen van de Commissie

Het onderdeel van de klacht dat de leerkracht de zoon van de ouders heeft gedwongen zijn mond met zeep te spoelen, wordt door de leerkracht in essentie niet weersproken en inmiddels betreurd. De Commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. Zij komt niet alleen tot dit oordeel

(3)

omdat deze strafmaatregel te kenmerken is als een fysieke strafmaatregel waarover de school heeft afgesproken die niet te zullen toepassen. De Commissie meent ook dat een dergelijke strafmaatregel in algemene zin als ongepast, niet van deze tijd en veel te verstrekkend is te beschouwen. Een onderwijsgevende staan tal van andere strafmaatregelen ter beschikking.

Het feit dat de leerkracht het incident destijds niet aan de directie gemeld heeft noch aan de ouders, acht de Commissie inherent aan het door de leerkracht evenmin weersproken verwijt aan zijn adres dat hij destijds niet van de ernst van zijn optreden doordrongen is geweest, noch van de impact van het gebeurde op de zoon van de ouders. De Commissie is ervan overtuigd dat dit besef inmiddels wel bij de leerkracht gegroeid is, mede door het indienen van de klacht door de ouders en de hierop volgende gebeurtenissen. Voorzover de ouders zich erover

beklagen dat de leerkracht nog steeds onvoldoende doordrongen is van de ernst van zijn optreden, acht de Commissie dat onderdeel van de klacht ongegrond.

Het is de Commissie niet mogelijk vast te stellen of de leerkracht de groepsleerkracht wel of niet van het gebeurde op de hoogte heeft gesteld. Vaststaat dat het de directeur nooit eerder ter ore is gekomen dan via de melding ervan door de ouders. Het is de Commissie gebleken dat de school aan de ouders niet eerder dan nadat zij formeel een klacht hadden ingediend en zelfs vrij veel later daarna, schriftelijk heeft medegedeeld dat de door de leerkracht gekozen

strafmaatregel werd betreurd en werd afgewezen. Eerst bij brief van ruim een maand na dato ontvingen de ouders een afschrift van de schriftelijke berisping aan de leerkracht, hoewel in die berisping staat vermeld dat ervan een afschrift aan de ouders zal worden gestuurd.

Dit neemt niet weg dat de directeur in zijn gesprekken met de ouders al wel eerder mondeling de afkeuring van hemzelf en de rest van het team heeft overgebracht. Dit volgde direct op de melding van het incident door de ouders. Niet valt uit te sluiten dat pas de formele indiening van een klacht de directeur er daadwerkelijk toe gebracht heeft de leerkracht ook schriftelijk te berispen, maar dit late tijdstip kan evenzeer verband houden met het feit dat de directeur door de gesprekken tussen de ouders en de leerkracht had opgemerkt dat de laatste nog niet zo doordrongen was van de ernst van zijn optreden.

De Commissie neemt aan dat van de schriftelijke berisping niet alleen op betrokkene maar ook op de collega’s een waarschuwende werking is uitgegaan. Al met al acht zij op dit moment voor de stelling dat het treffen van maatregelen geheel achterwege is gebleven, dan ook geen grond. Daar hiervan aan de ouders op het moment dat zij hun klacht indienden nog onvoldoende was gebleken, acht de Commissie het wel terecht dat zij deze klachtgrond in hun klaagschrift opnamen. Van andere maatregelen is niet gebleken, maar van de directe

noodzaak daartoe is de Commissie, gelet op de unanieme afkeuring van de kant van directie en team, niet overtuigd. Wel zal de Commissie over het blijvend toezien op verdere

implementatie van de voorgenomen omgangsvormen een advies uitbrengen.

De Commissie heeft geconstateerd dat de schoolgids van de school aan duidelijkheid te wensen overlaat. Het schoolbestuur hanteert feitelijk de modelklachtenregeling en heeft voor de behandeling van klachten aansluiting gezocht bij de Landelijke Klachtencommissie. De formulering in de schoolgids wijkt echter af van de modelregeling door als extra stap een gesprek met de medezeggenschapsraad in te lassen en suggereert het bestaan van een soort gemeentelijke klachtencommissie, door als contactpersoon van de klachtencommissie te noemen de interne, schoolgebonden, contactpersoon.

(4)

Daarnaast heeft de Commissie moeten vaststellen dat het schoolbestuur, in navolging van de modelklachtenregeling, gekozen heeft voor een externe vertrouwenspersoon, maar dat deze persoon niet goed op de hoogte is van bedoeling en werking van de klachtenregeling aan de school waarvoor hij is aangesteld. De kennelijk intern afgesproken werkwijze tussen schoolbestuur, contactpersonen van de onder diens gezag vallende openbare scholen en hemzelf als vertrouwenspersoon om onderling ervaringen uit te wisselen over (mogelijke) klachten en waaraan door het schoolbestuur ook de term ‘vertrouwenscommissie’ is gegeven, heeft betrokkene als meeromvattend opgevat. De vertrouwenspersoon heeft in zijn contacten met de ouders verteld dat deze commissie een eigenstandige, eerste stap voor de ouders zou zijn, bij gebreke aan een onafhankelijke klachtencommissie.

Niettegenstaande dat gegeven heeft de vertrouwenspersoon ervan blijk gegeven wel op de hoogte te zijn van het bestaan van de Landelijke Klachtencommissie, waarbij de school is aangesloten. Ter zitting herhaalde hij hetgeen hij de ouders had verteld, dat het altijd nog mogelijk is die Commissie, dan wel een provinciaal ingerichte klachtencommissie, aan te schrijven. Beide opties stonden voor hem open.

Doordat de ouders de in de schoolgids aangeduide, op school aanwezige, klachtenregeling hadden opgevraagd, wisten zij zelf wel de conclusie te bereiken dat er een onafhankelijke klachtencommissie was waarbij het schoolbestuur de school had aangesloten en konden zij stappen ondernemen om te bevorderen dat hun klaagschrift alsnog ter bestemder plekke aankwam.

De Commissie meent dat deze gang van zaken uiterst ongelukkig is geweest en terecht heeft bijgedragen aan het gevoel van de ouders dat er reden was te vrezen dat de ervaring van hun zoon niet voldoende ernstig werd genomen en herhaling van het gebeurde niet uit te sluiten viel, nu degenen bij wie zij hun klacht legden daar pas na veel moeite adequaat op wisten te reageren. Deze vrees werd nog versterkt door de tijd die de directie heeft laten verstrijken met het aan de ouders vermelden van een afkeurende reactie van enige betekenis.

De Commissie zal het schoolbestuur adviseren de klachtenregeling te verduidelijken. Hierbij raadt de Commissie aan stil te staan bij de (on)wenselijkheid dat de externe

vertrouwenspersoon een dubbele positie bekleedt doordat hij naast de ouders te ondersteunen, optreedt om te bezien of bemiddeling mogelijk is. Naar het oordeel van de Commissie kan de vertrouwenspersoon slechts dan bemiddeling beproeven of met anderen over de klacht

gesprekken voeren nadat hij eerst de ouders gesproken heeft en zij hiermee hebben ingestemd.

Met betrekking tot de bepaling dat ook leden van de medezeggenschapsraad in de

klachtprocedure zijn betrokken, merkt de Commissie het volgende op. De wetgever heeft naar het oordeel van de Commissie nadrukkelijk niet beoogd de leden van de

medezeggenschapsraad te belasten met de behandeling in welke zin dan ook van klachten over de school. De medezeggenschapsraad is belast met het beoordelen van

beleidsvoornemens van de kant van het schoolbestuur, waarvoor hem wettelijke

bevoegdheden zijn toegekend. Hiertoe behoort niet het aanhoren van (individuele) klachten.

Dit laat onverlet dat de medezeggenschapsraad te allen tijde bij het schoolbestuur om

inlichtingen kan vragen naar wat er op de school speelt, maar deze algemene bevoegdheid is hem op grond van de Wet medezeggenschap onderwijs toegekend en vloeit niet voort uit de zogenaamde Kwaliteitswet, waar de klachtenregeling in het primair en voortgezet onderwijs in is geregeld.

(5)

Het oordeel van de Commissie

De klacht dat de zoon gedwongen is zijn mond met zeep te spoelen is gegrond. De

klachtonderdelen dat de leerkracht onvoldoende doordrongen is van de ernst van zijn optreden en dat enige maatregel van directiezijde is uitgebleven, acht de Commissie niet gegrond.

Advies aan het schoolbestuur

De Commissie adviseert het schoolbestuur:

1. aandacht te besteden aan de voortdurende implementatie van het sinds enige jaren aan deze school ingezette traject aangaande betere sociaal-emotionele omgangsvormen en bij de constatering van een meer dan incidentele verslapping daarvan te overwegen de school hierin nog eens externe ondersteuning te geven;

2. elke onduidelijkheid weg te nemen over de geldende klachtenregeling (inclusief de gemaakte keuze aan te sluiten bij de Landelijke Klachtencommissie), zowel bij de betrokken functionarissen als in de tekst van de schoolgids en andere documenten;

3. tevens adviseert de Commissie uit de stappen die de ouders volgens de schoolgids kunnen zetten, de mogelijkheid te schrappen dat zij nog eerst contact zoeken met leden van de medezeggenschapsraad;

4. een actieve rol te vervullen in het herstellen van het vertrouwen tussen de ouders en de school nu hun zoon leerling is en blijft op deze school.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De commissie is voorts van oordeel dat de aangeklaagde positief had moeten reageren op het verzoek van klager van 23 mei 2016 om een gesprek ook al was niet helemaal duidelijk wat

Het is daarbij niet vast te stellen of het een en ander te maken heeft met de ADD van de leerling of dat er een andere reden is waarom de leerling het werkstuk niet heeft gemaakt

De kwaliteitsidentiteit wordt gevormd door het feit dat het departement SOAG expliciet kiest om niet te raken aan de kwaliteit van haar onderwijs.. Passen we het vereiste taalniveau

Voor zover het betreft scha- de waarvoor zowel de verzekerde als een derde jegens de benadeelde aansprakelijk is – waarop het standpunt van Zürich is gebaseerd –, brengt dit mee dat

In twee uitspra- ken van de Landelijke klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs uit 2000 overwoog de com- missie dat een leerkracht in geen

•  bewust anders waarnemen helpt om patronen te doorbreken. Parijs in de

Ook waren er zorgen dat, ondanks het dringende advies van de school, de ouders geen gespecia- liseerde hulp voor de leerling hadden ingeschakeld en uit beeld zou raken omdat hij

Aangezien er geen stijgende lijn meer in zijn resultaten zit en de school vanuit haar ervaring als professionele partij heeft geoordeeld dat de school C de beste uitstroom voor