• No results found

M. W. A. de Koning. J. E. van den Bosch

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "M. W. A. de Koning. J. E. van den Bosch"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend,

‘Plangebied Van Hertumweg, Deellocatie A, B en C', Goes, Gemeente Goes

M. W. A. de Koning

J. E. van den Bosch

(2)
(3)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend,

‘Plangebied Van Hertumweg, Deellocatie A, B en C', Goes, Gemeente Goes

M. W. A. de Koning

J. E. van den Bosch

(4)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennend, ‘Plangebied Van Hertumweg, Deellocatie A, B en C', Goes, Gemeente Goes

M. W. A. de Koning J. E. van den Bosch

SOB Research,

Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek

© SOB Research

Heinenoord, december 2015 ISBN/EAN: 978-94-6192-368-4 SOB Research Project nr.: 2358-1510

(5)

1

Inventariserend Veldonderzoek door middel van

grondboringen, verkennend, ‘Plangebied Van Hertumweg, Deellocatie A, B en C', Goes, Gemeente Goes

Inhoud

1. Inleiding 3

1.1 Planontwikkeling 3

1.2 Archeologisch onderzoek 3

1.3 Opdrachtverlening 5

1.4 Doel van het onderzoek 5

1.5 Fasering 5

1.6 Onderzoeksteam 5

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 9

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek 9 2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel 9 2.3 Veldonderzoek 9 2.4 Rapportage 10

3. Archeologische verwachting 13

3.1 Archeologisch Verwachtingsmodel, 2013 13

3.2 Verwachting op basis van het IVO-Overig, 2013 13

3.3 Geactualiseerd Archeologisch Verwachtingsmodel 14

4. Resultaten veldonderzoek 19

4.1 Inleiding 19

4.2 Booronderzoek 19

4.3 Bodemopbouw 19

4.4 Archeologische indicatoren 22

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 25

5.1 Samenvatting en conclusies 25

5.2 Aanbevelingen 28

Literatuur 29

Verklarende woordenlijst 31

Bijlage 1: Administratieve gegevens 33

Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 37

Bijlage 3: Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke, klassieke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003 39

Bijlage 4: Overzicht Boorgegevens Van Hertumweg Deellocatie A, B en C 41

Bijlage 5: SOB Research: Gegevens 45

(6)

2

(7)

3

1. Inleiding

1.1 Planontwikkeling

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanwijziging voor de reconstructie van de Van Hertumweg en het omliggende gebied te Goes (Gemeente Goes), als aanvulling op het eerder uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig (zie paragraaf 1.2). Met de planrealisatie wordt beoogd om de bereikbaarheid van Goes te verbeteren.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5.6 hectare (zie Afbeelding 4).

De Van Hertumweg zal ter hoogte van het Stationspark worden verlegd in oostelijke richting. Tevens zal een tunnel onder het spoor worden aangelegd. De exacte locatie en het tracé van deze tunnel zijn nog niet bekend. Naast de verlegging van de Van Hertumweg zullen ook de rotondes worden aangepast en zal een nieuw parkeerterrein worden aangelegd. De maximale aanlegdiepte van de tunnel bedraagt circa 6.5 meter beneden het maaiveld. Voor de aanleg van de parkeerplaats zullen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd tot een diepte van circa 0.6 meter beneden het maaiveld.

Afbeelding 1.De ligging van het plangebied (rode stip) in Nederland.

1.2 Archeologisch onderzoek

Het vigerende bestemmingsplan (Bestemmingsplan Stationspark)1 stamt uit 2003. Aangezien dit bestemmingsplan dateert uit de periode voorafgaand aan de in 2007 tot stand gekomen wijziging van de Monumentenwet 1988, is hierin nog niet voorzien in een dubbelbestemming archeologie.

Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Goes, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’), Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’) en Kaartlaag 3 (‘Wormer’), wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge verwachting (Categorie 4) voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden uit de periode van het Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.2 Op basis van het op 15 december 2011 door de Gemeente Goes vastgestelde archeologiebeleid geldt voor een dergelijke zone een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar bodemverstoringen worden voorzien, met een oppervlakte van meer dan 250 m² en met een diepte van meer dan 0.4 meter beneden het maaiveld.

1 http://www.ruimtelijkeplannen.nl

2 Brugman e.a., 2011

(8)

4

Voor het plangebied is in 2013 dan ook al een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd. Tevens is toen ter plaatse van delen van het plangebied een verkennend archeologisch booronderzoek (IVO- Overig) uitgevoerd.3 De Gemeente Goes heeft in verband met verschillende planwijzigingen besloten dat ter plaatse van een drietal deellocaties, waar bij het eerdere onderzoek nog geen booronderzoek was uitgevoerd, alsnog een verkennend booronderzoek (IVO-Overig) moest worden uitgevoerd. Dit betreft (zie ook Afbeelding 3 en 4):

- Deellocatie A: Stationsplein (voor de hoofdingang van Station Goes). Een zone met een omvang van circa 50 x 70 meter (en een oppervlakte van circa 0.35 hectare);

- Deellocatie B: Kloetingseweg, parkeerterrein (het gebied direct ten zuiden van de spoorbaan). Een zone met een lengte van circa 380 meter (en een oppervlakte van circa 0.7 hectare);

- Deellocatie C: Stationspark, zuidwestelijke deel (de doodlopende weg ten zuiden van de achteringang van het station, haaks op de Fruitlaan/ parallel aan de Van Hertumweg). Een zone met een lengte van circa 170 meter (en een oppervlakte van circa 0.28 ha).

Het aanvullende booronderzoek ter plaatse van Deellocatie A, B en C moest worden uitgevoerd op basis van het Archeologisch Verwachtingsmodel, zoals opgenomen in het rapport van het voornoemde, reeds in 2013 uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek. Aangezien het in dit rapport opgenomen Archeologisch Verwachtingsmodel ten aanzien van sommige onderdelen onvoldoende was uitgewerkt, zijn enkele aanvullende gegevens verzameld en in de voorliggende rapportage verwerkt.

Afbeelding 2.De ligging van het plangebied (rode stip) in de Provincie Zeeland.

3 Craane en Van Bostelen, 2013

(9)

5 1.3 Opdrachtverlening

Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 19 september 2015) heeft de Gemeente Goes op 2 oktober 2015 aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren.

1.4 Doel van het onderzoek

Het doel van het booronderzoek (IVO-Overig) was om de gespecificeerde archeologische verwachting voor deze locatie nader te toetsen. Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de bodemopbouw, de landschapsgeschiedenis, de daarmee samenhangende bewoningsmogelijkheden in het verleden, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische horizonten, de kans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, de aanwezigheid van mogelijke bodemverstoringen en de kans dat mogelijk aanwezige archeologische resten als gevolg van de met de planrealisatie samenhangende bodemverstoringen verloren zouden kunnen gaan.

1.5 Fasering

In eerste instantie is, op basis van het rapport van het in 2013 uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en op basis van een analyse van enkele aanvullende gegevens, een gespecificeerd Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Daarna is op 23 en 26 oktober 2015 het veldonderzoek (IVO-Overig) uitgevoerd. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies en het daarop gebaseerde advies, zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.

1.6 Onderzoeksteam

Het onderzoek is uitgevoerd door:

M. W. A. de Koning veldwerk, uitwerking veldgegevens en rapportage D. de Koning, T. Swildens,

H. de Vos en A. Bruijns

(AWN, Afdeling Zeeland) assistentie veldwerk

R. Danker tekeningen

J. E. van den Bosch rapportage en eindredactie

(10)

6

Afbeelding 3. De ligging van het plangebied en Deellocatie A, B en C (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Bron: http://www.pdok.nl, 2015. Schaal 1: 25.000

(11)

7

Afbeelding 4. De ligging vanPlangebied Van Hertumweg, met de ligging van Deellocatie A, B en C (blauw gearceerd).

Schaal 1: 5.000.

(12)

8

(13)

9

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek

Tijdens het in 2013 uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek voor het Plangebied Van Hertumweg is een Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Aangezien geen opdracht is verleend voor de uitvoering van een Bureauonderzoek zijn slechts enkele, strikt noodzakelijke, aanvullende gegevens verzameld.

2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel

Op basis van de bij het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie en de door SOB Research verzamelde aanvullende informatie is een geactualiseerd Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld met betrekking tot de drie deelgebieden. Dit betreft de gespecificeerde, archeologische verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom), in relatie met de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).

2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek

De Gemeente Goes heeft, in overleg met zijn adviseur archeologie, de heer K. J. R. Kerckhaert, aangegeven hoeveel boringen er ter plaatse van de deellocaties moesten worden uitgevoerd. Binnen Deellocatie A moesten 4 boringen worden uitgevoerd, binnen Deellocatie B moesten 10 boringen worden uitgevoerd en binnen Deellocatie C moesten 5 boringen4 worden uitgevoerd. Op basis van deze uitgangspunten is door SOB Research een offerte/ Plan van Aanpak voor het IVO-Overig opgesteld.

In totaal zijn er ter plaatse van de drie deellocaties 19 boringen uitgevoerd. De NAP-hoogte van het maaiveld is vastgesteld op basis van het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN). Het AHN heeft een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter. De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een meetlint. De meeste boringen zijn, vanwege het vele puin in de bovenste lagen, tot een diepte van circa 1.0 meter beneden het maaiveld uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 centimeter en zijn vervolgens dieper doorgezet met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter, tot een diepte van 2.8 - 5.0 meter beneden het maaiveld, tot een diepte van minimaal 0.3 meter beneden de onderkant van het Hollandveen. Wanneer de top van het Hollandveen niet werd aangetroffen op een diepte van minder dan 3.5 meter beneden het maaiveld, omdat daar diepreikende kreekafzettingen aanwezig zijn, is deze boordiepte als einddiepte aangehouden. Er is elders geboord tot een diepte van maximaal 5.0 meter beneden het maaiveld. Bij iedere afzonderlijke boring zijn de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen ingemeten ten opzichte van het maaiveld.

Het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Grondboringen is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek en de ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland’ (Provincie Zeeland, 2014).

4 Op de kaart bij de offerteaanvraag werden hier 3 boringen vermeld. Dit klopt niet met de omvang van deze zone en de voorgeschreven tussenliggende afstand van 40 meter tussen de boringen; de tussenliggende afstand zou bij 3 boringen circa 85 meter bedragen. In het Plan van Aanpak is uitgegaan van 5 boringen binnen Deellocatie C.

(14)

10

Door middel van een booronderzoek kan de mate van intactheid van de bodemopbouw worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot in de Romeinse Tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Middeleeuwen bestond er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning. Booronderzoek is geen valide methode voor het opsporen van archeologische vindplaatsen.

Wel kan met een booronderzoek de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang van mogelijk archeologisch interessante grondlagen globaal worden bepaald en in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd. Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin, of verstoorde grondlagen.

2.3.2 Oppervlaktekartering

Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten op het maaiveld. In gebieden waar archeologisch relevante horizonten op geringe diepte beneden het maaiveld liggen, kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral recent geploegde akkers bieden goede mogelijkheden voor de toepassing van deze onderzoeksmethodiek. Ten tijde van het veldonderzoek was Deellocatie A merendeels verhard en voor een klein deel in gebruik als groenstroken. Deellocatie B was deels begroeid met gras (groenstrook) en deels verhard (parkeerterrein). Deellocatie C was begroeid (braakliggend) en deels verhard (asfaltweg). De uitvoering van een oppervlaktekartering was daarom niet mogelijk.

2.4 Rapportage

Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Ter afronding van het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport opgesteld. Tevens is een advies opgesteld, op basis waarvan een beslissing kan worden genomen ten aanzien van de noodzaak tot een (eventueel) vervolgonderzoek of een planaanpassing.

SOB Research hanteert voor dit gebied de klassieke nomenclatuur, zoals deze ook door de Rijks Geologische Dienst is gehanteerd bij het opstellen van de Geologische Kaart van Nederland. De door de Mulder et al. (2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie biedt geen meerwaarde voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel, met name in het Holocene gebied gaat hierdoor de mogelijkheid voor een dergelijke koppeling volledig verloren. Daarnaast is er daarbij ook geen goede koppeling mogelijk tussen het reeds sinds 1950 uitgevoerde archeologisch en geologisch onderzoek en de voorgestelde nieuwe lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Voor een overzicht van de klassieke geologische nomenclatuur en de voorgestelde nieuwe terminologie wordt verwezen naar Bijlage 3.

De rapportage is opgesteld in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek en de ‘Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014’ (Provincie Zeeland, 2014).

Alle kaarten in het rapport zijn zuid (onder) - noord (boven) georiënteerd, of wanneer dat niet het geval is, voorzien van een noordpijl.

(15)

11

Deellocatie A

Deellocatie C

Deellocatie B

Afbeelding 5. De ligging van Deellocatie A, B en C (rood omkaderd), geprojecteerd op een luchtfoto uit 2005, De situatie ter plaatse van de deellocaties is sinds 2005 niet gewijzigd. Schaal 1: 2.500.

(16)

12

(17)

13

3. Archeologische Verwachting

3.1 Archeologisch Verwachtingsmodel, 2013 5 Gespecificeerde archeologische verwachting Datering

Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.

Complextype

Nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, akker/ weidegebieden etc.

Omvang

Van puntvondsten tot nederzettingslocaties Diepteligging

In de top van de in het neolithicum drooggevallen getijdenafzettingen (voor het neolithicum), in de top van het veen (late ijzertijd t/m Romeinse tijd), bovenop de eventueel aanwezige kreekruggen (middeleeuwen).

Locatie

In het hele plangebied, maar voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd geldt dat de archeologische sporen voornamelijk worden verwacht ter hoogte van de huidige Van Hertumweg daar het plangebied in die periode voornamelijk onbebouwd was, maar dat de weg er wel was.

Uiterlijke kenmerken

Nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, akker/weidegebieden etc.

Mogelijke verstoringen

Vooral in de laatste 60 jaar zijn in het plangebied veel ontwikkelingen geweest. Deze zijn mogelijk gepaard geweest met bodemverstorende werkzaamheden. Daarnaast zijn in het plangebied al een aantal saneringen uitgevoerd.

3.2 Verwachting op basis van het IVO-Overig, 2013

Op basis van het archeologisch booronderzoek (IVO-Overig) is geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied de Afzettingen van Duinkerke en het Hollandveen grootschalig en vrijwel volledig waren verstoord. Dit als gevolg van moernering en de inrichtingswerkzaamheden in de 20ste eeuw.6 Alleen in een zone in de nabijheid van de rotonde (Boring nr. 025 t/m 027) zou er mogelijk nog sprake kunnen zijn van een intacte vindplaats uit de Romeinse Tijd. Alleen ter plaatse van deze boringen was een intacte, veraarde top van het Hollandveen aangetroffen.

5 Deze paragraaf is integraal overgenomen uit het rapport van het Archeologisch Bureauonderzoek en IVO- Overig uit 2013; Craane en Van Bostelen, 2013: 21

6 Craane en Van Bostelen, 2013

(18)

14

Wanneer daar bodemingrepen zouden worden voorzien met een diepte van meer dan 1.4 meter beneden het maaiveld, werd geadviseerd om daar een proefsleuvenonderzoek te doen uitvoeren. Voor de rest van het plangebied werd geadviseerd om de hoge archeologische verwachting bij te stellen naar een lage verwachting. Daarnaast werd geadviseerd om de rest van het plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie.

3.3 Geactualiseerd Archeologisch Verwachtingsmodel

Op de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland, wordt ter plaatse van Deellocatie A en C een zone weergegeven met de code AO,2.7 Op basis daarvan kan daar een bodemopbouw worden verwacht met Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV.

Ter plaatse van het grootste deel van Deellocatie B wordt op de geologische kaart een zone weergegeven met de code DO.2 Op basis daarvan kan ter plaatse van het overgrote deel van deze deellocatie een bodemopbouw worden verwacht met (geuldek-, op geul-) Afzettingen van Duinkerke II (zie Afbeelding 6). Hier is in de ondergrond een fossiele kreekrug aanwezig. Alleen ter plaatse van het meest westelijke en oostelijke deel van deze deellocatie kan een soortgelijke bodemopbouw worden verwacht als ter plaatse van Deellocatie A en C.

Afbeelding 6. De ligging van Deellocatie A, B en C (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Beveland. Bron: Van Rummelen, 1978. Schaal 1: 25.000.

Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Goes behorende Maatregelenkaart-in- lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’), Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’) en Kaartlaag 3 (‘Wormer’) wordt ter plaatse van Deellocatie A, het meest westelijke en oostelijke deel van Deellocatie B en Deellocatie C, een zone weergegeven met een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden (Categorie 4). Op de Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 4 (‘Pleistoceen’) wordt een zone weergegeven zonder een archeologische verwachting (Categorie 8).

7 Van Rummelen, 1978

C A

B

(19)

15

Binnen deze zones zouden archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke II. Archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd zouden hier kunnen worden verwacht op en in de top van het Hollandveen. Archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd zouden hier kunnen worden verwacht op en in de top van de Afzettingen van Calais IV.

Op de bij de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Goes behorende Maatregelenkaart-in- lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’), wordt plaatse van het centrale deel van Deellocatie B een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting (Categorie 4). Op Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’), Kaartlaag 3 (‘Wormer’) en Kaartlaag 4 (‘Pleistoceen’) wordt hier een zone weergegeven zonder een archeologische verwachting (Categorie 8). Dit vanwege de hier aanwezige fossiele geul, die de onderliggende afzettingen tot in het dekzand heeft geërodeerd. Binnen deze zone zouden archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke II. Dit betreft een extra hoge verwachting omdat de fossiele kreekruggen uit de Duinkerke II-transgressiefase in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd gunstige vestigingsomstandigheden voor bewoning boden. Dit vanwege de relatief hoge ligging van het maaiveld.

Ter plaatse van Deellocatie A, B en C wordt op kaarten uit de periode van de 16de (1572, Jacob van Deventer) t/m de 19de eeuw geen bebouwing weergegeven.

Een projectie van de oude wegen en (bedrijfs)gebouwen vanaf de late 19de eeuw op de huidige topografische ondergrond is in het kader van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek niet vervaardigd. In het rapport van dit onderzoek is slechts de globale ligging van het Plangebied Van Hertumweg op de oude kaarten en luchtfoto’s aangeduid. Hierdoor is het onvoldoende duidelijk waar als gevolg van de aanleg van bebouwing en infrastructuur de ondergrond en de mogelijk aanwezige archeologische waarden kunnen zijn verstoord.

Deellocatie A: gespecificeerde archeologische verwachting

Het is duidelijk dat de bovenste lagen van de bodem ter plaatse van Deellocatie A zullen zijn verstoord. De laatste decennia is de infrastructuur aan de voorzijde van het station enkele malen gewijzigd. Ook bij de aanleg van kabels en leidingen zal de bodem zijn verstoord. Tot hoe diep deze bodemverstoringen reiken is vooralsnog niet bekend. Op basis van enkele projecties, specifiek gemaakt ten behoeve van het onderhavige onderzoek, kan ook worden geconcludeerd dat de bodem ter plaatse van het noordelijke deel van Deellocatie A zal zijn verstoord als gevolg van de aanleg van de bebouwing, die daar in de zeventiger jaren van de 20ste eeuw werd gerealiseerd. Tot hoe diep de bodemverstoringen reiken is niet bekend. Voor Deellocatie A geldt daarom een lage verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Voor de Nieuwe Tijd geldt deze lage verwachting ook omdat op de kaarten uit de periode van de 16de t/m de 19de eeuw ter plaatse van deze deellocatie geen bebouwing wordt weergegeven. Voor wat betreft archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd geldt een hoge verwachting, mits er sprake is van een (grotendeels) intacte top van het Hollandveen. Voor wat betreft archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd geldt een hoge verwachting, mits er sprake is van relatief hoog gelegen Afzettingen van Calais IV. De top van deze afzettingen is hier naar verwachting intact aanwezig.

Deellocatie B: gespecificeerde archeologische verwachting

Deellocatie B is grotendeels gelegen ter plaatse van een fossiele kreekrug (Afzettingen van Duinkerke II). Direct onder de verstoorde/ opgebrachte bovenlaag kunnen, op en in de top van de (geuldek- en oever-) Afzettingen van Duinkerke II, archeologische resten uit de Middeleeuwen worden verwacht (vanaf circa de 8ste/ 9de eeuw na Chr.). Echter, op basis van projecties van enkele luchtfoto’s op de huidige topografische ondergrond blijkt dat de spoorbaan oorspronkelijk breder is geweest (zie Afbeelding 7).

(20)

16

Vermoedelijk is bij de aanleg van de voormalige rangeersporen de ondergrond deels zijn uitgegraven en versterkt met een grindbed en andere puinstort. Hierdoor is de kans groot dat alleen dieper reikende grondsporen bewaard zijn gebleven.

Voor Deellocatie B geldt een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Middeleeuwen, mits de top van de (geuldek- en oever-) Afzettingen van Duinkerke II hier (grotendeels) intact is. Voor de aanwezigheid van archeologische resten uit Nieuwe Tijd geldt een lage verwachting. Op de kaarten uit de periode van de 16de t/m de 19de eeuw wordt ter plaatse van deze deellocatie immers geen bebouwing weergegeven. Voor alle perioden voorafgaand aan de Middeleeuwen is sprake van een niet aanwezige verwachting. De horizonten waarin oudere archeologische resten zouden kunnen worden aangetroffen zijn hier immers volledig geërodeerd als gevolg van de geulactiviteit in de Middeleeuwen.

Afbeelding 7.De ligging van Deellocatie B, geprojecteerd op een uitsnede van de luchtfoto uit 1970. Schaal 1: 2.500.

Deellocatie C: gespecificeerde archeologische verwachting

Voor Deellocatie C geldt op basis van een analyse van alle bronnen een lage verwachting voor wat betreft archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Op basis van enkele projecties, die zijn gemaakt ten behoeve van het onderhavige onderzoek, wordt duidelijk dat de bodem ter plaatse van het noordelijke deel van Deellocatie B hoogstwaarschijnlijk is verstoord. Tot aan de zeventiger jaren van de 20ste eeuw was dit gebied onbebouwd. Ter plaatse van het zuidelijke deel van dit gebied was toen een brede sloot of watergang aanwezig. Ook het centrale deel van deze locatie werd doorsneden door een sloot. Op de luchtfoto uit 1970 en 2003 is zichtbaar dat Deelgebied C toen deel uitmaakte van het terrein van de Goese Veiling en later de Groene School (zie Afbeelding 8). Tot op welke diepe hier bodemverstoringen aanwezig zijn is onbekend. Ter plaatse van een groot deel van Deellocatie C is thans een weg aanwezig(zie Afbeelding 5). Tot hoe diep de met de aanleg van deze weg samenhangende bodemverstoringen reiken is onbekend.

Voor Deellocatie C geldt een lage verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Voor de Nieuwe Tijd geldt deze lage verwachting ook omdat op de kaarten uit de periode van de 16de t/m de 19de eeuw ter plaatse van deze deellocatie geen bebouwing wordt weergegeven. Voor wat betreft archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd geldt een hoge verwachting, mits er sprake is van een (grotendeels) intacte top van het Hollandveen. Voor wat betreft archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd geldt een hoge verwachting, mits er sprake is van relatief hoog gelegen Afzettingen van Calais IV. De top van deze afzettingen is hier naar verwachting intact aanwezig.

(21)

17

Archeologische sporen ter plaatse van Deellocatie A, B en C kunnen bestaan uit resten van paalsporen/

constructiehout, (water)putten, afvalkuilen, greppels, brandsporen, etc. Het vondstmateriaal kan bestaan uit aardewerk, natuursteen, hout, (metaal) en organisch materiaal, zoals bijvoorbeeld leer, hout, houtskool, dierlijk botmateriaal en paleo-ecologische resten.

1970 2003

Afbeelding 8.De ligging van Deellocatie C, geprojecteerd op een utsnede van de luchtfoto uit 1970 en 2003.

Schaal 1: 2.500.

(22)

18

(23)

19

4. Resultaten veldonderzoek

4.1 Inleiding

Ten tijde van het veldonderzoek (booronderzoek, IVO-Overig) was ter plaatse van de deellocaties geen bebouwing aanwezig. Ter plaatse van Deellocatie A waren een parkeerterrein, een fietsenstalling en enkele groenstroken aanwezig. Ter plaatse van Deellocatie B waren een groenstrook en een parkeerterrein aanwezig. Ter plaatse van het grootste deel van Deellocatie C was een weg aanwezig.

Het zuidelijke en het noordwestelijke deel van Deellocatie C waren braakliggend, maar begroeid. De uitvoering van een oppervlaktekartering was daardoor niet mogelijk. Het maaiveld lag ter plaatse van Deellocatie A op een hoogte van circa 0.5 - 1.0 meter +NAP, ter plaatse van Deellocatie B op een hoogte van circa 0.5 - 0.7 meter +NAP en ter plaatse van Deellocatie C op een hoogte van circa 0.0 - 0.4 meter –NAP.

4.2 Booronderzoek

Ter plaatse van Deellocatie A, B en C zijn in totaal 19 boringen uitgevoerd (zie Afbeelding 9, 12 en 14). De boringen zijn gezet volgens een regelmatig verspringend boorgrid, waarbij de afstand tussen de boringen circa 30 tot 40 meter bedroeg.

4.3 Bodemopbouw Deellocatie A

Ter plaatse van Deellocatie A zijn 4 boringen uitgevoerd (zie Afbeelding 9). Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 4 werd een verstoorde/ opgebrachte bovenlaag aangetroffen. Daaronder, vanaf een diepte van respectievelijk 1.1, 1.3. 0.5 en 0.9 meter beneden het maaiveld, werden licht tot sterk zandige kleilagen aangetroffen, de Afzettingen van Duinkerke II.

Afbeelding 9. De locaties van de boringen (in blauw) binnen deellocatie A (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, 2015. Schaal 1: 2.500.

Afbeelding 10. Uitvoering van Boring nr.

3, ter plaatse van Deellocatie A (het Stationsplein).

(24)

20

De top van het Hollandveen werd aangetroffen op een diepte van respectievelijk 2.95, 2.70, 3.00 en 3.05 meter beneden het maaiveld (2.0 - 2.1 meter –NAP). Gezien de diepteligging van de top van het Hollandveen en de dikte van het veenpakket (circa 0.80 - 0.95 meter), lijkt er hier sprake te zijn van een (in beperkte mate geërodeerde top van het Hollandveen. Ter plaatse van Boring nr. 2 en 3 in Deellocatie C, waar een intact veenpakket werd aangetroffen, bedroeg de dikte van het Hollandveen 1.2 meter.

Er zijn geen aanwijzing gevonden dat het Hollandveen ter plaatse van Deellocatie A in het verleden is vergraven (gemoerneerd).

De top van de (klei-) Afzettingen van Calais werd aangetroffen op een diepte van 3.8 - 3.9 meter beneden het maaiveld (3.0 - 3.1 meter –NAP, zie Afbeelding 11).

Legenda:

Groen: verstoorde/ opgebrachte bovenlaag Grijs: klei, Afzettingen van Duinkerke II Bruin: veen, Hollandveen

Blauw: klei, Afzettingen van Calais IV

Afbeelding 11. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 4 (Deellocatie A).

Deellocatie B

Ter plaatse van Deellocatie B zijn 10 boringen uitgevoerd (zie Afbeelding 12). De verstoorde/

opgebrachte bovenlaag bestond uit grof grind, kiezels en zandlagen, soms vermengd met baksteenpuin. Deze horizonten, die zijn gerelateerd aan de aanwezigheid van de voormalige rangeersporen, reikten tot een diepte van slechts 0.5 - 0.7 meter beneden het maaiveld. Alleen ter plaatse van Boring nr. 9 werd een diepere (sub)recente bodemverstoring aangetroffen, tot een diepte van 1.7 meter beneden het maaiveld.

(25)

21

Afbeelding 12. De locaties van de boringen (in blauw) binnen Deellocatie B (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, 2014. Schaal 1: 2.500.

Afbeelding 13. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 10 (Deellocatie B).

Legenda:

Groen: verstoorde/ opgebrachte bovenlaag

Grijs: klei, Afzettingen van Duinkerke II

Geel: zand, Afzettingen van Duinkerke II

Lichtbruine laagjes en brokjes: veen (verspoelde brokjes en laagjes)

Bruin: veen, Hollandveen

Zwart veen, Hollandveen (geoxideerd/ veraard)

Blauw: klei, Afzettingen van Calais IV

(26)

22

Het is opvallend dat de diepte van de (sub)recente bodemverstoringen, ondanks de aanwezigheid van voormalige rangeersporen, beperkt is gebleven. Ter plaatse van de meeste boringen werden de kleiige (geuldek-) Afzettingen van Duinkerke II aangetroffen. Zelfs ter plaatse van Boring nr. 7 en 8, waar direct onder de bovenlaag de zandige (geul-) Afzettingen van Duinkerke II werden aangetroffen, lijkt de top van de kreekrug nog redelijk intact aanwezig te zijn.

Alleen ter plaatse van Boring nr. 1, 2 en 10 is de top van het Hollandveen aangetroffen, op een diepte van respectievelijk 3.20, 3.45 en 3.40 meter beneden het maaiveld (circa 2.65 - 2.85 meter –NAP). De top van het Hollandveen was, zoals ter plaatse van deze voormalige kreekoeverzone kon worden verwacht, niet meer intact aanwezig, maar was ten dele geërodeerd. Opvallend is dat ter plaatse van Boring nr. 2 in het Hollandveen een donkerbruine/ zwarte laag werd aangetroffen, op een diepte van 3.8 - 3.9 meter beneden het maaiveld (3.08 - 3.18 meter –NAP). Dit is een indicatie voor een drogere klimaatfase tijdens de vorming van het Hollandveen. Er zijn geen aanwijzing gevonden dat het Hollandveen ter plaatse van Deellocatie B in het verleden is vergraven (gemoerneerd). De top van de Afzettingen van Calais werd ter plaatse van deze boringen aangetroffen op een diepte van circa 3.8 - 4.2 meter beneden het maaiveld (3.25 - 3.45 meter –NAP).

Deellocatie C

Ter plaatse van Deellocatie C zijn 5 boringen uitgevoerd (zie Afbeelding 1). De uitvoering van de 5 boringen ter plaatse van Deellocatie C verliep uiterst moeizaam. Dit vanwege de aanwezigheid van de vele ondergrondse obstakels en de beperkte ruimte om te boren. Boring nr. 1, 2, 3 en 5 stuitten meerdere malen op obstakels in de ondergrond. Dit betreft vermoedelijk funderingsresten uit de 20ste eeuw. In de directe omgeving waren ter hoogte van het maaiveld nog zichtbare resten van betonnen funderingen, aanwezig.

Afbeelding 14. De locaties van de boringen (in blauw) binnen Deellocatie C (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, 2014. Schaal 1: 2.500.

(27)

23

Boring nr. 1 is 10 meter naar het oosten verplaatst, Boring nr. 2 moest ten oosten (i.p.v. ten westen) van de weg worden uitgevoerd, Boring nr. 3 is uitgevoerd ter plaatse van de andere kant van de heg, op het terrein van het Edudelta College. Boring nr. 5 stuitte vier keer. Driemaal werd een ander boorpunt gekozen. De eerste twee boringen, 10 meter ten noorden en 10 meter ten westen van de wel uitgevoerde boring, stuitten respectievelijk op 0.7 en 1.0 meter beneden het maaiveld op ondoordringbaar puin.

Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 4 werd een verstoorde/ opgebrachte bovenlaag aangetroffen.

Daaronder, vanaf een diepte van respectievelijk 0.4, 0.7. 0.8, 0.6 en 0.6 meter beneden het maaiveld, werden licht tot sterk zandige kleilagen, met een humeuze component, aangetroffen, de Afzettingen van Duinkerke II. De top van deze afzettingen was (grotendeels) onverstoord.

Ter plaatse van Boring nr. 1, 4 en 5 zijn aanwijzingen gevonden dat de top van het Hollandveen daar is geërodeerd. De top van het Hollandveen werd daar aangetroffen op een diepte van 2.2 - 2.5 meter beneden het maaiveld ( circa 2.5 - 2.7 meter –NAP). In de op het veen afgezette kleilagen zijn daar ook brokjes veen aangetroffen. Deze verstoring van de top van het Hollandveen lijkt niet te zijn gerelateerd aan voormalige moernerings-activiteiten (vergraven van veen voor turfwinning). Het bewaard gebleven veen bevatte namelijk nog bruikbare turf. Bij veel moerneringen is alleen de onderste laag veen, het rietveen achtergelaten. Ter plaatse van Boring nr. 2 en 3 is wel een intacte, veraarde top van het Hollandveen aangetroffen, op een diepte van circa 1.4 en 1.8 meter beneden het maaiveld (circa 1.8 meter –NAP).

Afbeelding 15. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 5 (Deellocatie C).

Legenda:

Groen: verstoorde/ opgebrachte bovenlaag Grijs: klei, Afzettingen van Duinkerke II Geel: zand, Afzettingen van Duinkerke II Lichtbruine spikkels: veen, Hollandveen (brokken)

Zwart veen, Hollandveen (geoxideerd/ veraard)

Bruin: veen, Hollandveen

Blauw: klei, Afzettingen van Calais IV

(28)

24

In de onderliggende Afzettingen van Calais IV is ter plaatse van Boring nr. 1 een sterk zandige afzetting aangetroffen. Ook ter plaatse van Boring nr. 3 waren de onderliggende Afzettingen van Calais wat meer zandig, dan ter plaatse van de andere boringen. Toch werd ook hier de top van de Afzettingen van Calais IV aangetroffen op ongeveer dezelfde diepte (circa 3.2 meter –NAP).

Afbeelding 16. Boring nr. 1 ter plaatse van Deellocatie C. In de op het Hollandveen afgezette kleilaag zijn op een diepte van 2.0 tot 2.2 meter beneden het maaiveld veenbrokken aangetroffen.

4.4 Archeologische indicatoren

In geen van de boringen werden archeologische indicatoren aangetroffen. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het verkennend booronderzoek niet als doel had om archeologische vindplaatsen op te sporen (deze methode is daarvoor niet geschikt).

(29)

25

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

5.1 Samenvatting en conclusies

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanwijziging voor de reconstructie van de Van Hertumweg en het omliggende gebied te Goes (Gemeente Goes), als aanvulling op het eerder uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig (zie paragraaf 1,2). Met de planrealisatie wordt beoogd om de bereikbaarheid van Goes te verbeteren.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5.6 hectare (zie Afbeelding 4).

De Van Hertumweg zal ter hoogte van het Stationspark worden verlegd in oostelijke richting. Tevens zal een tunnel onder het spoor worden aangelegd. De exacte locatie en het tracé van deze tunnel zijn nog niet bekend. Naast de verlegging van de Van Hertumweg zullen ook de rotondes worden aangepast en zal een nieuw parkeerterrein worden aangelegd. De maximale aanlegdiepte van de tunnel bedraagt circa 6.5 meter beneden het maaiveld. Voor de aanleg van de parkeerplaats zullen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd tot een diepte van circa 0.6 meter beneden het maaiveld.

Het vigerende bestemmingsplan (Bestemmingsplan Stationspark)8 stamt uit 2003. Aangezien dit bestemmingsplan dateert uit de periode voorafgaand aan de in 2007 tot stand gekomen wijziging van de Monumentenwet 1988, is hierin nog niet voorzien in een dubbelbestemming archeologie.

Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Goes, Maatregelenkaart-in-lagen, Kaartlaag 1 (‘Walcheren’), Kaartlaag 2 (‘Hollandveen’) en Kaartlaag 3 (‘Wormer’), wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge verwachting (Categorie 4) voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden uit de periode van het Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.9 Op basis van het op 15 december 2011 door de Gemeente Goes vastgestelde archeologiebeleid geldt voor een dergelijke zone een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar bodemverstoringen worden voorzien, met een oppervlakte van meer dan 250 m² en met een diepte van meer dan 0.4 meter beneden het maaiveld.

Voor het plangebied is in 2013 dan ook al een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd. Tevens is toen ter plaatse van delen van het plangebied een verkennend archeologisch booronderzoek (IVO- Overig) uitgevoerd.10 De Gemeente Goes heeft in verband met verschillende planwijzigingen besloten dat ter plaatse van een drietal deellocaties, waar bij het eerdere onderzoek nog geen booronderzoek was uitgevoerd, alsnog een verkennend booronderzoek (IVO-Overig) moest worden uitgevoerd. Dit betreft (zie Afbeelding 3 en 4):

- Deellocatie A: Stationsplein (voor de hoofdingang van Station Goes). Een zone met een omvang van circa 50 x 70 meter (en een oppervlakte van circa 0.35 hectare);

- Deellocatie B: Kloetingseweg, parkeerterrein (het gebied direct ten zuiden van de spoorbaan). Een zone met een lengte van circa 380 meter (en een oppervlakte van circa 0.7 hectare);

- Deellocatie C: Stationspark, zuidwestelijke deel (de doodlopende weg ten zuiden van de achteringang van het station, haaks op de Fruitlaan/ parallel aan de Van Hertumweg). Een zone met een lengte van circa 170 meter (en een oppervlakte van circa 0.28 ha).

Het aanvullende booronderzoek ter plaatse van Deellocatie A, B en C moest worden uitgevoerd op basis van het Archeologisch Verwachtingsmodel, zoals opgenomen in het rapport van het voornoemde, reeds in 2013 uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek.

8 http://www.ruimtelijkeplannen.nl

9 Brugman e.a., 2011

10 Craane en Van Bostelen, 2013

(30)

26

Aangezien het in dit rapport opgenomen Archeologisch Verwachtingsmodel ten aanzien van sommige onderdelen onvoldoende was uitgewerkt, zijn enkele aanvullende gegevens verzameld en in de voorliggende rapportage verwerkt.

In het kader van het veldwerk, dat op 23 en 26 oktober 2015 is uitgevoerd, ter toetsing - en ter aanvulling - van het Archeologisch Verwachtingsmodel, zijn 19 boringen uitgevoerd, tot een diepte van 2.8 - 5.0 meter beneden het maaiveld. Op basis van het aanvullende Archeologisch Bureauonderzoek en het booronderzoek (IVO-Overig) kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

Deellocatie A

- Ter plaatse Deellocatie A is een bodemopbouw aangetroffen met een subrecent verstoorde/

opgebrachte bovenlaag, op deels intacte Afzettingen van Duinkerke II, op licht geërodeerd Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV.

- Ter plaatse van Boring nr. 1 en 2 waren tot een diepte van 1.1 en 1.3 meter beneden het maaiveld (sub)recente bodemverstoringen aanwezig. Ter plaatse van Boring nr. 3 en 4 waren tot een diepte van 0.5 en 0.9 meter beneden het maaiveld (sub)recente bodemverstoringen aanwezig.

- Op en in de top van de ten dele intacte top van de Afzettingen van Duinkerke II, die ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 4 werd aangetroffen op een diepte van respectievelijk 1.1, 1.3, 0.5 en 0.9 meter beneden het maaiveld, zouden in principe archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aanwezig kunnen zijn. Aangezien er geen (historische) aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van bebouwing of infrastructuur ter plaatse van het plangebied, vanaf 1570 tot de 20ste eeuw - en omdat er hier geen sprake is van een relatief hogere ligging van de top van de Afzettingen van Duinkerke II -, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze perioden klein geacht.

- Op en in de top van het Hollandveen zouden archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd aanwezig kunnen zijn. Aangezien de op va deze horizont als gevolg van de geulinwerking van de in de Middeleeuwen aanwezige nabijgelegen geul is geërodeerd, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze perioden zeer klein geacht.

- Op en in de top van de Afzettingen van Calais IV zouden archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd kunnen worden verwacht. Gezien de relatief vlakke en niet hooggelegen top van deze afzettingen, op een diepte van circa 3.8 - 3.9 meter beneden het maaiveld (3.0 - 3.1 meter –NAP), wordt deze kans klein geacht.

Deellocatie B

- Ter plaatse het grootste deel van Deellocatie B is een bodemopbouw aangetroffen met een subrecent verstoorde/ opgebrachte bovenlaag, op grotendeels intacte (kreekrug-) Afzettingen van Duinkerke II.

De zone met fossiele kreekafzettingen heeft hier een breedte van bijna 250 meter.

- De (sub)recente bodemverstoringen, gerelateerd aan de aanwezigheid van de voormalige rangeersporen, reiken overwegend tot een diepte van slechts 0.5 - 0.7 meter beneden het maaiveld.

- Op en in de top van grotendeels intacte (geuldek-) Afzettingen van Duinkerke II kunnen archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd worden verwacht. Aangezien er sprake is van een grotendeels intacte top van de Afzettingen van Duinkerke II, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Middeleeuwen groot geacht. Aangezien er geen historische aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van bewoning ter plaatse van Deellocatie B vanaf 1570 tot de 20ste eeuw, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Nieuwe Tijd zeer klein geacht.

(31)

27

- Ter plaatse van het grootste deel van Deellocatie B kunnen geen archeologische resten uit vroegere perioden worden verwacht. Dit omdat de horizonten waarin dergelijke resten aanwezig kunnen zijn volledig zijn geërodeerd. Alleen ter plaatse van het meest westelijke en oostelijke deel van Deellocatie B, waar de voormalige oeverzones van het kreeksysteem zijn gelegen (Boring nr. 1. 2 en 10), is een restant van het Hollandveen aangetroffen, vanaf een diepte van respectievelijk 3.2, 3.45 en 3.4 meter beneden het maaiveld (circa 2.65 - 2.85 meter –NAP). Tevens zijn daaronder nog intacte Afzettingen van Calais IV aangetroffen, op een diepte van 3.8 - 4.2 meter beneden het maaiveld. Op en in de top van het Hollandveen zouden archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd kunnen worden verwacht. Omdat de top van het Hollandveen hier is geërodeerd wordt deze kans klein geacht.

Op en in de top van de Afzettingen van Calais IV zouden archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd kunnen worden aangetroffen. Gezien de relatief vlakke en niet hooggelegen top van deze afzettingen, op een diepte van circa 3.25 - 3.45 meter –NAP, wordt deze kans klein geacht.

Deellocatie C

- Ter plaatse Deellocatie C is een bodemopbouw aangetroffen met een subrecent verstoorde/

opgebrachte bovenlaag, op grotendeels intacte Afzettingen van Duinkerke II, op deels geërodeerd en deels intact Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV.

- Ter plaatse van het zuidelijke deel van deellocatie C zijn bodemverstoringen aangetroffen tot een diepte van slechts 0.4 meter beneden het maaiveld. Ter plaatse van het centrale deel van deze deellocatie zijn bodemverstoringen aangetroffen tot een diepte van circa 0.7 meter beneden het maaiveld. Op basis van de voormalige aanwezigheid van de bebouwing, zoals zichtbaar op een luchtfoto uit 2003, mag echter worden verondersteld dat lokaal de bodemverstoringen dieper zullen reiken. Hetzelfde geldt voor het noordelijke deel van Deellocatie C. Op basis van de uitgevoerde boringen lijkt de bodemverstoring beperkt te zijn. Echter, het zetten van Boring nr. 5 is drie keer mislukt, omdat deze stuitte op ondoordringbaar puin op een diepte vanaf 0.7 en 1.0 meter beneden het maaiveld. Op dit terreindeel zijn ten (noord)westen van deze boring aan het oppervlak ook betonnen funderingen zichtbaar.

- Op en in de top van Afzettingen van Duinkerke II zouden in principe archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aanwezig kunnen zijn. Aangezien er geen (historische) aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van bebouwing of infrastructuur ter plaatse van het plangebied, vanaf 1570 tot de 20ste eeuw - en omdat er hier geen sprake is van een relatief hogere ligging van de top van de Afzettingen van Duinkerke II -, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze perioden klein geacht.

- Op en in de top van het Hollandveen kunnen archeologische resten uit de Romeinse Tijd aanwezig zijn. Aangezien de top van het Hollandveen ter plaatse van het noordelijke en het zuidelijke deel van Deellocatie C is geërodeerd, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze periode daar zeer klein geacht. Ter plaatse van het centrake deel van Deellocatie C (ter plaatse van Boring nr. 2 en 3), waar de top van het Hollandveen wel intact werd aangetroffen, wordt de kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze perioden groot geacht. De veraarde/ geoxideerde top van het Hollandveen werd daar aangetroffen op een diepte van 1.4 en 1.8 meter beneden het maaiveld.

- Op en in de top van de Afzettingen van Calais IV zouden archeologische vindplaatsen uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van Boring nr. 1, in het zuidelijke deel van Deellocatie C, is een sterk zandige afzetting aangetroffen. Ook ter plaatse van Boring nr. 3 was de onderliggende Calais-afzetting wat zandiger, dan ter plaatse van de andere boringen. De top van de Afzettingen van Calais IV werd daar aangetroffen op een diepte van 2.7 – 3.0 meter beneden het maaiveld (circa 3.0 meter –NAP). Voor de hier aangetroffen iets hoger gelegen, zandige kreekrug- of oever-afzettingen, geldt een (middel)hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit het Laat Neolithicum en de Vroege Bronstijd.

(32)

28 5.2 Aanbevelingen

Deellocatie A

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de uitvoeringswerkzaamheden binnen het plangebied hoogstwaarschijnlijk niet zullen leiden tot de aantasting van archeologische resten. Archeologisch vervolgonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Deellocatie B

Op basis van het uitgevoerde aanvullend Archeologisch Bureauonderzoek en het booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de uitvoeringswerkzaamheden kunnen leiden tot de aantasting van archeologische resten uit de Middeleeuwen. Bij de herinrichting van het gebied met parkeervakken zal de bodem worden verstoord tot een minimale diepe van circa 0.6 meter beneden het maaiveld.

Het niveau waarop archeologische resten uit de Middeleeuwen kunnen worden aangetroffen, op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke II, is aangetroffen vanaf een diepte van 0.5 meter beneden het maaiveld. Indien de verstoringsdiepte niet kan worden aangepast, (bijvoorbeeld door middel van ophoging), wordt archeologisch vervolgonderzoek (in de vorm van een IVO-P, of een AB) dan ook noodzakelijk geacht voor de zones waar bodemverstoringen worden voorzien met een diepte van meer dan 0.5 meter beneden het maaiveld.

Deellocatie C

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de uitvoeringswerkzaamheden binnen Deelgebied C lokaal kunnen leiden tot de aantasting van archeologische resten. Dit ter plaatse van de zones waar het Hollandveen nog intact is. Dit is het geval ter plaatse van het centrale deel van Deellocatie C. Echter, ook in gebieden tussen de boringen waarin het veenpakket niet meer volledig aanwezig is, kan lokaal het Hollandveen nog intact zijn. Dit zou met name het geval kunnen zijn ter plaatse van het zuidelijke deel van Deellocatie C. Ook op en in de top van de onderliggende klei-) Afzettingen van Calais IV kunnen archeologische resten worden aangetroffen. Archeologisch vervolgonderzoek wordt dan ook hier noodzakelijk geacht (in de vorm van een IVO-P, of een AB) ter plaats van de zones waar bodemverstoringen worden voorzien tot in de (intacte) top van het Hollandveen, die ter plaatse van het centrale en zuidelijke deel van Deellocatie C kan worden verwacht op een diepte van 1.4 - 2.0 meter beneden het maaiveld (circa 1.8 meter –NAP).

(33)

29

Literatuur

- Alkemade, M., R. M. van Heeringen en W. A. M. Hessing: Archeologiebeleid gemeente Goes, Deel A: Beleidsnota archeologie; Amersfoort: 2011

- Alkemade, M., M. Geerts, R. M. van Dierendonck (red.): Archeologie naar deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening; Provincie Zeeland: 2008

- Brugman, B. A., R. M. van Heeringen en R. Schrijvers: Archeologiebeleid gemeente Goes, Deel B: Toelichting beleidskaart; Amersfoort: 2011

- Craane, M. L. en T. van Bostelen: Bureauonderzoek met controleboring van het plangebied Van Hertumweg te Goes (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/118); Heerenveen:

2013

- Geologische kaarten van Zeeland. Schaal 1 : 250.000, Rijks Geologische Dienst; Haarlem:

1996

- Historische Atlas Zeeland. Chromotopografische Kaart des Rijks 1 : 25.000, verkend in 1912 en 1913 (facsimile-uitgave); Landsmeer: 1989

- Kersbergen R. (samenstelling): Luchtfoto atlas Zeeland. Loodrechtluchtfoto's provincie Zeeland schaal 1:14.000; Landsmeer: 2004

- Meer, K. van der, I. Ovaa en J. de Buck: De bodemgesteldheid van de brede wetering bewesten Ierseke, Stichting voor Bodemkartering, rapport 292, Wageningen: 1952

- Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003

- Paleogeografische kaarten van Zeeland. Schaal 1 : 500.000, Rijks Geologische Dienst;

Haarlem: 1996

- Provincie Zeeland: Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de Provincie Zeeland 2014. Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 14 oktober 2014, nummer 14014501, houdende wijziging regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland. In: Provinciaal Blad, Nr. 2704, 22 oktober 2014; Provincie Zeeland, Middelburg: 2014

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2/3); RCE, Amersfoort: 2014

- Rummelen, F. F. F. E. van: Geologische Kaart van Nederland 1:50.000, Blad Beveland; Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 1978

- Rummelen, F. F. F. E. van: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000, Blad Beveland; Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 1978

- Tol, A. J., et al.: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek;

Amsterdam: 2006

(34)

30 Geraadpleegde internetsites:

- http://ahn.geodan.nl

- http://ahn.maps.arcgis.com/apps/webappviewer - http://archis2.archis.nl

- http://watwaswaar.nl - https://www.dinoloket.nl - https://www.pdok.nl

-- http://www.zeeland.nl/kaarten-en-cijfers/cultuurhistorische-hoofdstructuur - https://zoeken.cultureelerfgoed.nl

(35)

31

Verklarende woordenlijst

antropogeen door menselijk handelen

C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.

dekzand fijn zand, voornamelijk afgezet door wind

differentiële klink verschijnsel waarbij relatief hoog of laag liggende gebieden door geologische of fysische processen laag of hoog (andersom) komen te liggen. Ook wel omgekeerde klink of reliëfinversie genoemd

dy organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken

erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water

estuarium een min of meer trechtervormige monding van een rivier die binnen het bereik van getijdestromingen ligt

eutroof veen veen dat in een voedselrijk milieu ontstaan is fluviatiel onder invloed van een rivier

geul rivier- of kreekbedding

gorzenlandschap gebied dat boven gemiddeld hoogwater ligt en pas bij de hoogste vloeden onderloopt

gyttja organische afzetting, bestaande uit fijn verdeelde afgestorven plantenresten, in stilstaand water bezonken

Hollandveen Alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan

Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr.

tot heden)

in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten

klink maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp

lagunair, lagune ondiepe baai, beschermd tegen open zee door een strandwal of haf

marien het milieu waar sedimentatie plaatsvindt die direct wordt beïnvloed door de zee

(36)

32

meanderen zich bochtig door het landschap slingeren (van waterlopen) mesotroof veen veen, dat in matig voedselrijk milieu is ontstaan

modderklei afzettingen in het peri-mariene gebied, bestaande uit kleiige venen en venige kleien

moernering veenafgraving, hoofdzakelijk ten behoeve van zoutwinning en de winning van brandstof (turf)

oligotroof veen veen, dat in voedselarm milieu is ontstaan

oxidatie (traag) verbrandingsproces van organisch materiaal in reactie met zuurstof peri-marien het milieu, waarin de sedimentatie wordt beïnvloed door de zee (via het rivier-

en kreekstelsel), maar waar mariene afzettingen van betekenis ontbreken Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de

IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen

pollenanalyse statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie

regressiefase periode waarin het water zich terugtrekt (als gevolg van een daling van de zeespiegel of als gevolg van sluiting van strandwallencomplex) na een transgressiefase

sediment afzetting gevormd door bezinksel of neerslag

sondeerijzer lange, dunne metalen 'prikstok', die onder meer wordt gebruikt om antropogene sporen te op te sporen

strandwal een onder directe invloed van de zee ontstane zandrug evenwijdig met de kustlijn, meestal aan de rand van een strandvlakte

strandvlakte een door de directe werking van de zee ontstane zandvlakte langs de kust stroomrug restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul.

Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving

transgressiefase fase waarin de invloed van de zee zich over het land uitbreidt (als gevolg van stijging van de zeespiegel of als gevolg van erosie van het

strandwallencomplex)

verlandingsklei klei die aan het einde van een transgressiefase wordt afgezet

(37)

33

Bijlage 1

Administratieve gegevens

Projectnaam: Inventariserend Veldonderzoek door middel van

grondboringen, verkennend, ‘Van Hertumweg’, Deellocatie A, B en C, Goes, Gemeente Goes

SOB Research Project nr.: 2358-1510

Opdrachtgever: College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Goes

Postbus 2118, 4460 MC Goes

Contactpersoon: de heer A. S. Dorleijn Tel.: 0113 - 249714

E-mail: a.dorleijn@goes.nl

Uitvoerder: SOB Research

Hofweg 13, Heinenoord

Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 - 604 432/ 0575 - 476439 E-mail: sobresearch@wxs.nl

Bevoegde overheid: College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Goes

Postbus 2118, 4460 MC Goes

Contactpersoon: de heer A. S. Dorleijn Tel.: 0113 - 249714

E-mail: a.dorleijn@goes.nl Archeologisch adviseur van de

bevoegde overheid:

Contactpersoon: de heer K. J. R. Kerckhaert (OAS) Postbus 49, 4330 AA, Middelburg

Tel.: 0118 - 670613 Mob.: 06 - 20436477 E-mail: k.kerckhaert@goes.nl

Datum opdracht: 2 oktober 2015

Datum conceptrapport: 19 november 2015 Datum definitief rapport: 15 december 2015

Provincie: Zeeland

Gemeente: Goes

Plaats: Goes

Toponiem: Van Hertumweg

Deellocatie A Stationsplein Deellocatie B: Kloetingseweg Deellocatie C Stationspark

Huidige situatie: Verharding, groenstroken, braakliggend.

Toekomstige situatie: Weg, verharding, groenstroken.

Kaartblad: 48F

Geologie: - Deellocatie A: Afzettingen van Duinkerke II, op

Hollandveen, op Afzettingen van Calais IV.

- Deellocatie B: Centrale deel: (kreek-) Afzettingen van Duinkerke II). Westelijke en oostelijke deel: Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen op Afzettingen van Calais IV.

- Deellocatie C: Afzettingen van Duinkerke II, op Hollandveen op Afzettingen van Calais IV.

Geomorfologie: Niet gekarteerd.

(38)

34

Bodemtype: Niet gekarteerd.

Grondwatertrap: Niet gekarteerd.

NAP-hoogte maaiveld: Deellocatie A: circa 0.5 - 1.0 meter +NAP Deellocatie B: circa 0.5 - 0.7 meter +NAP Deellocatie C: circa 0.0 - 0.4 meter –NAP Coördinaten plangebied

Deellocatie A:

Zuidwest:

Zuidoost:

Noordwest Noordoost:

51.055,7 / 391.012,7 51.122,2 / 391.012,7 51.055,9 / 391.059,8 51.123,2 / 391.060,4 Coördinaten plangebied

Deellocatie B:

Zuidwest:

Zuidoost:

Noordwest Noordoost:

51.203,6 / 390.931,1 51.589,4 / 390.954,9 51.203,1 / 390.960,2 51.591,2 / 390.975,2 Coördinaten plangebied

Deellocatie C:

Zuidwest:

Zuidoost:

Noordwest Noordoost:

51.041,7 / 390.727,8 51.062,9 / 390.730,9 51.017,1 / 390.877,7 51.048,4 / 390.895,8 Oppervlakte plangebied: Deellocatie A: circa 0.35 hectare

Deellocatie B: circa 0.70 hectare Deellocatie C: circa 0.28 hectare Kaart plangebied: Zie Afbeelding 3, 4, 9, 12 en 15.

CMA/ AMK-status: N.v.t.

CAA -nr.: N.v.t.

CMA -nr.: N.v.t.

ARCHIS-Monument nr.: N.v.t.

ARCHIS-Vondstmelding nr.: N.v.t.

ARCHIS-Waarneming nr.: N.v.t.

ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: Deellocatie A: 3974982100 Deellocatie B: 3974999100 Deellocatie C: 3975005100 ZAA-Vondstmelding nr.: Geen aanvullende gegevens.

Deponering documentatie: Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Postbus 49, 4330 AA Middelburg

Het Schuitvlot

Looierssingel 2, 4331 NK Middelburg Beheerder: de heer J. J. B. Kuipers Tel. : 0118 - 670879

E-mail: jjb.kuipers@scez.nl Deponering vondsten: Depothouder:

Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland

Postbus 6001, 4330 LA Middelburg

Contactpersoon voor de selectie/ de-selectie van vondstmateriaal:

De heer R. M. van Dierendonck (SCEZ) Tel.: 0118 - 670877

E-mail: depot@scez.nl Deponering vondstmateriaal:

Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Het Schuitvlot

Looierssingel 2, 4331 NK Middelburg

(39)

35

Depotbeheerder: de heer H. Hendrikse Tel: 0118 - 670618

Mob. 06 - 57158771 E-mail: h.hendrikse@scez.nl Deponering digitale documentatie: E-depot (www.edna.nl)

(40)

36

(41)

37

Bijlage 2

Archeologische en geologische tijdschaal

In dit overzicht zijn de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de middenkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en bieden de betrouwbaarste dateringen. Bron: RCE, 2014.

(42)

38

(43)

39

Bijlage 3

Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de

lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003

Gebruikelijke terminologie Terminologie van De Mulder et al., 2003

Afzettingen van Duinkerke III (A, B) Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke II Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke I (A, B) Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke O Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren

Hollandveen Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket

Basisveen Formatie van Nieuwkoop, Basisveen Laag

Afzettingen van Calais IV Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais III Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais II Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais I Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Jonge Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Schoorl Oude Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Zandvoort Afzettingen van de Formatie van Twente

(dekzand)

Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden

Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (rivierduinen)

Formatie van Boxtel, Laagpakket van Delwijnen Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye

Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (Afzettingen van Wijchen)

Formatie van Kreftenheye, Laag van Wijchen

Afzettingen van Tiel III Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel II Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel I (A, B) Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel O Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum IV Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum III Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum II Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum I Formatie van Echteld

(44)

40

(45)

41

Bijlage 4

Overzicht boorgegevens

Deellocatie A (Stationsplein)

Boring nr. 1 X: 51.064,1 Y: 391.052,3 NAP: 0.97 m +NAP 0.00 - 0.40 zand, donkerbruin, sterk kleiig, tuinaarde

0.40 - 1.00 zand, grijsgeel, ophooglaag 1.00 - 1.10 zand, blauw

1.10 - 1.80 klei, blauwgrijs met zwarte vegen (plantenresten) 1.80 - 2.50 klei, blauwgrijs, licht zandig

2.50 - 2.60 klei, blauwgrijs, sterk zandig, met roest 2.60 - 2.95 klei, bruingrijs, sterk zandig, met schelpresten

2.95 - 3.45 veen, donkerbruin, erosieve grens met klei, Hollandveen 3.45 - 3.55 veen, donkerbruin, veraarde tussenlaag, Hollandveen 3.55 - 3.90 veen, bruin, Hollandveen

3.90 - 4.70 klei, grijs, slap, met riet, Calais

Boring nr. 2 X: 51.107,6 Y: 391.050,8 NAP: 0.52 m +NAP

0.00 - 0.65 klei, donkerbruin, sterk zandig, baksteenpuin, gemengde laag 0.65 - 0.70 klei, donkerbruin, zwart, sterk zandig, grind, baksteenpuin 0.70 - 0.85 klei, grijs, matig zandig, met roest, spikkels baksteenpuin

0.85 - 1.30 klei, blauwgrijs met zwarte vegen (plantenresten) en spikkel baksteenpuin 1.30 - 2.45 klei, blauwgrijs, stug

2.45 - 2.65 klei, donkergrijs, humeus 2.65 - 2.70 klei met veen en schelp (erosie) 2.70 - 3.50 veen, bruin, Hollandveen

3.50 - 3.80 klei, grijsblauw, slap, met riet, Calais 3.80 - 4.00 klei, grijsblauw, licht zandig, Calais

Boring nr. 3 X: 51.069,8 Y: 391.018,5 NAP: 0.81 m +NAP 0.00 - 0.50 zand, geel, ophooglaag

0.50 - 1.40 klei, blauwgrijs, sterk zandig

1.40 - 1.70 klei, blauwgrijs, humeus, met brok veen 1.70 - 1.80 klei, blauwgrijs

1.80 - 1.90 klei, blauwgrijs, vet

1.90 - 2.10 klei, bruin, donkergrijs, sterk humeus 2.10 - 2.85 klei, blauwgrijs

2.85 - 3.00 klei, donkerbruin, humeus 3.00 - 3.85 veen, bruin, Hollandveen

3.85 - 4.00 klei, grijsbruin, slap, met riet, Calais

Boring nr. 4 X: 51.106,2 Y: 391.019,9 NAP: 0.99 m +NAP

0.00 - 0.70 zand, geel, ophooglaag

0.70 - 0.90 klei, donkergrijs, matig zandig, spikkel baksteenpuin 0.90 - 2.30 klei, blauwgrijs, matig zandig, stug, met schelpresten 2.30 - 2.60 klei, grijs, licht zandig, stug, met roest

2.60 - 3.05 klei, bruingrijs, matig zandig, humeus

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of

De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag, de Gemeente Heemskerk (mevr. Bot-Oostendorp) en diens

Op basis van de resultaten van Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan met enige betrouwbaarheid worden geconcludeerd dat er geen belangwekkende

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze

Strandwalafzettingen voorkomen. Deze worden van elkaar gescheiden door een circa 20 cm dikke veenlaag. In de top van de Oude Duinafzettingen heeft zich een bodem ontwikkeld. De Oude

15 Beoordeling door dhr. Vermunt, archeologisch adviseur van gemeente Steenbergen.. Het betreft een poldervaaggrond. In het onderliggende kleipakket is nauwelijks sprake van

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen

jammer," denkt ze. En evenwel leest ze nog eens met aandacht de ad- vertentie over. 't Is reeds bij middernacht, als eindelijk ook Greet zich ter rust begeeft, maar met het