• No results found

A. C. Mientjes. SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "A. C. Mientjes. SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied van Heemstraweg 51a’, Beuningen, Gemeente Beuningen

A. C. Mientjes

(2)
(3)

Archeologisch Bureauonderzoek en

Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied van Heemstraweg 51a’, Beuningen, Gemeente Beuningen

A. C. Mientjes

(4)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied van Heemstraweg 51a’, Beuningen, Gemeente Beuningen A. C. Mientjes

SOB Research,

Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek

© SOB Research

Heinenoord, februari 2015,

pro forma definitief gemaakt op 27 februari 2017 ISBN/EAN: 978-94-6192-481-0

SOB Research Projectnummer: 2281-1502

(5)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend

Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied van Heemstraweg 51a’, Beuningen, Gemeente Beuningen

Inhoud

1. Inleiding 3

1.1 Planontwikkeling 3

1.2 Archeologisch onderzoek 3

1.3 Opdrachtverlening 3

1.4 Doel van het onderzoek 4

1.5 Fasering 5

1.6 Onderzoeksteam 5

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 7

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek 7 2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel 7 2.3 Veldonderzoek 7 2.4 Rapportage 8

3. Archeologisch Bureauonderzoek 9

3.1 Geologische gegevens 9

3.2 Archeologische gegevens 13

3.3 Historische gegevens 17

3.4 Verstoringen 21

3.5 Luchtfoto’s 21

3.6 Actueel Hoogtebestand Nederland 22

3.7 Archeologisch Verwachtingsmodel 23

4. Resultaten veldonderzoek 25

4.1 Inleiding 25

4.2 Booronderzoek 25

4.3 Bodemopbouw 26

4.4 Archeologische indicatoren 27

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 29

5.1 Samenvatting en conclusies 29

5.2 Aanbevelingen 30

Literatuur 31

Verklarende woordenlijst 33

Bijlage 1: Administratieve gegevens 35

Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 37

Bijlage 3: Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke, klassieke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003 39

(6)

Bijlage 4: Overzicht Boorgegevens 41

Bijlage 5: SOB Research: Gegevens 47

(7)

1. Inleiding

1.1 Planontwikkeling

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure voor de bouw van een nieuwe woning, ter plaatse van de van Heemstraweg 51a te Beuningen (Gemeente Beuningen). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 0.1 hectare. Op het moment van het schrijven van de hier nu voorliggende eindrapportage was de diepte van de verwachte bodemverstoringen in het kader van de geplande nieuwbouw nog niet bekend. Wel is de locatie en de omvang van de nieuw aan te leggen woning bekend.

Afbeelding 1. De ligging van het plangebied (rode stip) in Nederland.

1.2 Archeologisch onderzoek

Op de kaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Kern Beuningen’ wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.1 Voor een dergelijke zone geldt op basis van artikel 24 van de bestemmingsplanregels een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar ruimtelijk ingrepen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.3 meter beneden het maaiveld. De Gemeente Beuningen heeft dan ook besloten dat in het kader van de vergunningverlening eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een verkennend archeologisch booronderzoek (IVO-Overig) moest worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorgcyclus.

1.3 Opdrachtverlening

Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 13 februari 2015) heeft Wil Janssen Architect op 13 februari 2015 aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren.

1 Dit bestemmingsplan is door de Gemeente Beuningen vastgesteld op 3 juni 2013 (NL.IMRO.0209.BpKernBeuningen).

(8)

1.4 Doel van het onderzoek

Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was om een grondige analyse uit te voeren van de beschikbare archeologische, historische en geologische informatie. Daarnaast zijn gegevens verzameld over de (sub-)recente bouwgeschiedenis ter plaatse van het plangebied en is een inventarisatie gemaakt van de als gevolg van de planrealisatie te verwachten bodemverstoringen. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek is een Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld.

Het doel van het booronderzoek (IVO-Overig) was om deze gespecificeerde archeologische verwachting nader te toetsen. Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de bodemopbouw, de daarmee samenhangende bewoningsmogelijkheden in het verleden, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische horizonten, de aanwezigheid van bodemverstoringen, de kans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en de kans dat mogelijk aanwezige archeologische resten als gevolg van de met de planrealisatie samenhangende bodemverstoringen verloren kunnen gaan.

Afbeelding 2. De ligging van het plangebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Bron:

Topografische Dienst, Emmen. Schaal 1: 25.000.

(9)

1.5 Fasering

In eerste instantie is het Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd en is het daarop gebaseerde, gespecificeerde Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Vervolgens is op 18 februari 2015 het veldonderzoek (IVO-Overig) uitgevoerd. Het conceptrapport is op 26 februari 2015 aangeleverd aan de opdrachtgever, die het rapport vervolgens heeft ingediend bij de Gemeente Beuningen. Omdat in februari nog steeds geen beoordeling van het conceptrapport door de gemeente was ontvangen is hert rapport toen pro forma definitief gemaakt. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies en het daarop gebaseerde advies, zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.

1.6 Onderzoeksteam

Het onderzoek is uitgevoerd door:

A. C. Mientjes bureauonderzoek, veldwerk en eindrapportage J. E. van den Bosch eindredactie

Afbeelding 3. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN.. Bron GBKN:

Topografische Dienst, Emmen. Schaal 1: 2.000.

(10)

Afbeelding 4. De plankaart met de locatie van de nieuw te realiseren woning. Bron: Wil Janssen Architect, project nr. 14- 027, Nieuwbouw woonhuis Van Heemstraweg 51a Beuningen (Situatie ontwerp), d.d. 30 december 2014.

(11)

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek

Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was het verwerven van informatie, op basis van bestaande bronnen, over bekende of te verwachten archeologische waarden, ter plaatse - of in de omgeving - van het plangebied, om op basis daarvan een gespecificeerde, archeologische verwachting (Archeologisch Verwachtingsmodel) vast te stellen. In het kader van de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn diverse archieven geraadpleegd, waaronder de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2 en Dans Easy), de TNO-GDN (DINO-loket), en de Topografische Dienst. Daarnaast is er over het plangebied en de directe omgeving daarvan nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen. Het Archeologisch Bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, protocol 4002 Bureauonderzoek.

2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel

Op basis van de bij het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie is het Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Dit betreft het opstellen van de gespecificeerde, archeologische verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom), in relatie tot de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).

2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek

Op basis van het hiertoe opgestelde Plan van Aanpak is ter plaatse van het plangebied het booronderzoek (IVO-Overig, verkennend) uitgevoerd. Dit ter toetsing van het op basis van het bureauonderzoek opgestelde Archeologische Verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.

De NAP-hoogte van het maaiveld is vastgesteld op basis van het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN). Het AHN heeft een maximale onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter. De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een Sokkia Rover. De maximale onnauwkeurigheid van dit meetsysteem bedraagt circa +/- 3 centimeter.

De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 10 centimeter tot een diepte van circa 0.7 meter beneden het maaiveld en vervolgens doorgezet met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter, tot een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld.

Door middel van boringen kan de aard en de mate van intactheid van de bodemopbouw worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw van een gebied. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse Tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen was er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning.

(12)

Booronderzoek is geen valide methode voor het opsporen van archeologische vindplaatsen. Wel kan met een booronderzoek de stratigrafie en de aard van mogelijk archeologisch interessante grondlagen globaal worden bepaald. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd.

Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen.

2.3.2 Oppervlaktekartering

Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten op het maaiveld. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen op geringe diepte beneden het maaiveld liggen kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral recent geploegde akkers bieden goede mogelijkheden voor de toepassing van deze onderzoeksmethodiek. Ter plaatse van het plangebied was ten tijde van het veldonderzoek begroeiing (grasland) aanwezig. De uitvoering van een oppervlaktekartering was daarom niet mogelijk.

2.4 Rapportage

Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Tevens is een advies opgesteld, op basis waarvan een beslissing kan worden genomen ten aanzien van de noodzaak tot een (eventueel) vervolgonderzoek of een planaanpassing. Ter afronding van het Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport opgesteld.

SOB Research hanteert voor dit gebied de klassieke nomenclatuur, zoals deze ook door de Rijks Geologische Dienst is gehanteerd bij het opstellen van de Geologische Kaart van Nederland. De door de Mulder et al. (2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie biedt geen meerwaarde voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel, met name in het Holocene gebied gaat hierdoor de mogelijkheid voor een dergelijke koppeling volledig verloren. Daarnaast is er daarbij ook geen goede koppeling mogelijk tussen het reeds sinds 1950 uitgevoerde archeologisch en geologisch onderzoek en de voorgestelde nieuwe lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Voor een overzicht van de klassieke geologische nomenclatuur en de voorgestelde nieuwe terminologie wordt verwezen naar Bijlage 3.

De rapportage is opgesteld in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4002 Bureauonderzoek en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.

Alle kaarten in het rapport zijn zuid (onder) - noord (boven) georiënteerd, of wanneer dat niet het geval is, voorzien van een noordpijl.

(13)

3. Archeologisch Bureauonderzoek

3.1 Geologische gegevens 3.1.1 Inleiding

Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het plangebied en de directe omgeving daarvan is gebruik gemaakt van de Bodemkaart van Nederland (Archis2/ Alterra) en van de Geomorfologische kaart van Nederland (Archis2/ Alterra). Een gedetailleerde Geologische Kaart van het gebied waarin het plangebied gelegen is, is niet beschikbaar. Daarnaast is het archief van TNO- GDN (DINO-loket) geraadpleegd. Een nadeel bij het gebruik van de kaarten is de relatieve grofschaligheid van de informatie. De informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie.

3.1.2 Regionale geologische context

Het plangebied evenals het overige deel van het grondgebied van de Gemeente Beuningen ligt in het westelijke deel van het Rijk van Nijmegen. Lithostratigrafisch kan in deze regio de sedimentopbouw als volgt worden gekarakteriseerd.

Het onderste deel van de ondergrond wordt gevormd door de Formatie van Kreftenheye, die bestaat uit grove fluviatiele zanden met grindhoudende en grindrijke trajecten, die door de Rijn en Maas zijn afgezet tijdens het Pleniglaciaal (Midden-Weichselien; circa 73.000 - 14.650 jaar geleden). Het rivierengebied werd in deze periode gekenmerkt door een vlechtend rivierenpatroon van meerdere, ondiepe geulen, die zich herhaaldelijk splitsten en samenvoegden. In dezelfde periode zijn terrasafzettingen gevormd (Laagterras), die ten zuidoosten van het plangebied op geringe diepte voorkomen, en uit grofzandige en grindrijke rivierafzettingen bestaan.

In het Laat Weichselien werd het tijdelijk warmer (Allerød- en Bølling interstadiaal). Door de afname van de sediment- en waterafvoer onder invloed van de klimaatsverbetering veranderde het riviersysteem van een vlechtend en accumulerend in een meanderend en insnijdend systeem. Door de insnijding werd het zogenoemde Laagterras gevormd in de grove fluviatiele zanden met grindhoudende en grindrijke trajecten van de Formatie van Kreftenheye, dat vrijwel alleen nog bij hoge waterstanden overstroomde. Het merendeel van de geulen verlandden geleidelijk en werden omstreeks 11.000 B.P. inactief. 2 Het Laagterras fungeerde vanaf dat moment hoofdzakelijk nog als oever- en komgebied van de riviersystemen, waarbij een typerende afdekkende (stugge en lemige) kleilaag werd gevormd. Deze wordt tot Laag van Wijchen gerekend.

Vanaf het laatste deel van het Atlanticum (circa 9220 - 5660 jaar geleden) - een tijdvak gedurende het Holoceen dat werd gekenmerkt door een warm en nat klimaat - werd door een afwisselend meanderend en anastomoserend rivierenstelsel op de Formatie van Kreftenheye klei afgezet (Formatie van Echteld: Afzettingen van Gorkum en/ of Tiel). Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de afzettingen binnen (verlandde) stroomgordels, bestaande uit zandige tot kleiige bedding- en oeverwalafzettingen en anderzijds kleiige komafzettingen.

2 B.P. is de afkorting van Before Present (Engels: vóór heden), waarbij de ouderdom van perioden, artefacten enz. in jaren voor 1950 wordt aangegeven. Het betreft meestal ouderdomsbepalingen verkregen met behulp van radiometrische dateringsmethoden, zoals C14 dateringen.

(14)

In de directe omgeving van het plangebied zijn twee (verlandde) stroomgordels aanwezig, die beide tot de Formatie van Echteld moeten worden gerekend:3

- De stroomgordel van Distelkamp - Afferden. Deze stroomgordel was actief tussen circa 4.650 en 2.250 B.P. (circa 2.850 - 100 voor Chr.). Rond 200 - 100 voor Chr. nam de (huidige) Waal de hoofdafvoer van de Distelkamp - Afferden stroomgordel over. Als gevolg daarvan is tegenwoordig de Distelkamp - Afferden stroomgordel verland en bevat bedding- en oeverwalafzettingen met grof en fijn zand, zavel en sterk zandige klei. De stroomgordel van Distelkamp - Afferden ligt direct ten noorden van het plangebied, waarbij de Van Heemstraweg de zuidelijke begrenzing lijkt te vormen.

- De stroomgordel van de Waal. Deze stroomgordel is actief sinds circa 2.160 B.P. (vanaf circa 200/

100 voor Chr.) tot heden. Deze stroomgordel ligt iets verder naar het noorden ten opzichte van het plangebied, maar heeft hoogstwaarschijnlijk in de loop van de laatste 2.000 jaar klei (komafzettingen) en mogelijk ook sterk zandige klei (oeverwalafzettingen) afgezet over de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden en in het onderhavige plangebied. In dit kader dient vermeld te worden dat historisch gezien meerdere overstromingen van de Waal zijn geregistreerd in het gebied van de Gemeente Beuningen.4

3.1.3 Geologische opbouw ter plaatse van het plangebied

Op de Geomorfologische Kaart van Nederland (Alterra/ Archis2) wordt ter plaatse van het plangebied een niet gekarteerde zone weergegeven (grijze kleur: bebouwing/ oppervlaktewater). Dit vanwege de aanwezigheid van de bebouwde kom van Beuningen (zie Afbeelding 5).

Afbeelding 5. De ligging van het plangebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland. Bron: Archis2/ Alterra.

3 Cohen en Stouthamer, 2012

4 Op basis van de klassieke nomenclatuur, zoals deze ook door de Rijks Geologische Dienst is gehanteerd bij het opstellen van de Geologische Kaart van Nederland en gewoonlijk ook door SOB Research wordt gebruikt, correspondeert de actieve periode van de stroomgordel van Distelkamp - Afferden globaal met de Afzettingen van Gorkum IV, Tiel 0 en Tiel I. De (nog) actieve periode van de stroomgordel van de Waal correspondeert globaal met de Afzettingen van Tiel Ib, Tiel II en Tiel III.

(15)

Op basis van de wel gekarteerde omgeving, met name ten noorden van het plangebied, kan worden ingeschat dat het plangebied is gelegen ter plaatse van een zone met de code 3K25. Dit betreft een zone met oeverwalafzettingen waarschijnlijk behorende tot de stroomgordel van Distelkamp - Afferden.

Afbeelding 6. De ligging van het plangebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland.

Bron: Archis2/ Alterra.

Op de Bodemkaart van Nederland (Archis2/ Alterra) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de code Rd90A (zie Afbeelding 6). Dit betekent dat hier ‘kalkhoudende ooivaaggronden in zwak zandige en sterk siltige klei’ voorkomen. Dit bodemtype is kenmerkend voor de hoger gelegen zones in het rivierenlandschap, met in de regel oeverwal- en beddingafzettingen in de ondergrond. De grondwatertrap bedraagt VII.5

5 Bij grondwatertrap VII ligt de gemiddelde hoogste grondwaterstand op een diepte van meer dan 0.8 meter beneden het maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand op een diepte van meer dan 1.2 meter beneden het maaiveld.

(16)

Afbeelding 7. De locaties van de boringen, die in het verleden zijn uitgevoerd in de omgeving van het plangebied (blauwe stip). Bron: DINO-loket, 2015. Schaal 1: 5.000.

In het DINO-loket (TNO-GDN) zijn de boorgegevens gearchiveerd van boringen die in het verleden zijn uitgevoerd. In het kader van het onderzoek zijn de gegevens geanalyseerd van 5 in het DINO- loket gearchiveerde boringen, die in het verleden in de omgeving van het plangebied zijn uitgevoerd.

Dit betreft Boring nr. B40C0074, B40C0330, B40C1201, B40C1213 en B40C1216 (zie Afbeelding 7).

Ter plaatse van Boring nr. B40C1213, direct ten oosten van het plangebied, is een bodemopbouw aangetroffen met sterk siltige of zandige, bruine klei (Formatie van Echteld), op matig fijn, grijs zand (Formatie van Kreftenheye). De siltigheid en zandigheid in de kleipakketten varieerde, hoewel in de diepere ondergrond de zandigheid in de klei toenam. De top van de zandige (en grindige) afzettingen van Kreftenheye lag op een diepte van circa 5.6 meter beneden het maaiveld. Ter plaatse van Boring nr. B40C0330 is een soortgelijke bodemopbouw aangetroffen van leem op klei (Formatie van Echteld), op grindig zand (Formatie van Kreftenheye). De top van de Formatie van Kreftenheye lag daar op een diepte van circa 6.0 meter beneden het maaiveld. Ter plaatse van Boring nr. B40C0074 is een kleipakket aangetroffen met een dikte van circa 1.0 meter, op horizonten met matig fijn zand, met af en toe grind. De top van de (zand-) Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye werd daar aangetroffen op een diepte van circa 8.0 meter beneden het maaiveld.

(17)

De zandige afzettingen boven de Formatie van Kreftenheye kunnen mogelijk worden geïnterpreteerd als bedding- en/ of oeverwalafzettingen, behorende tot de Distelkamp - Afferden Stroomgordel, waarop de Waal later kleiige komafzettingen en/ of sterk zandige oeverwalafzettingen heeft afgezet.

Tot slot lag de top van de zandige en grindige afzettingen van de Formatie van Kreftenheye ter plaatse van de twee boringen ten zuiden van het plangebied (Boring nr. B40C1201 en B40C1216) op een diepte van slechts circa 1.4 meter beneden het maaiveld, met daarboven siltige en zandige kleilagen, behorende tot de Formatie van Echteld. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de top van de Formatie van Kreftenheye naar het zuiden toe sterk oploopt.

3.2 Archeologische gegevens

Voor een overzicht van de reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen ter plaatse - en in de omgeving - van het plangebied zijn onder meer de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de Gemeente Beuningen (Kaartbijlage 2) en het archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2) geraadpleegd.

Afbeelding 8. De ligging van het plangebied (blauwe stip), geprojecteerd op een uitsnede van Archeologische beleidsadvieskaart van de Gemeente Beuningen, Kaartbijlage 3. De lichtbruine kleur duidt zones aan met een hoge archeologische verwachting. Bron: Goossens, 2010. Schaal 1: 20.000.

(18)

Op de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de Gemeente Beuningen, Kaartbijlage 2, wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachting (bebouwde kom).6 Tevens wordt weergegeven dat mogelijk (gedeeltelijk) ter plaatse van het tracé van de Van Heemstraweg de Romeinse weg vanuit het westen naar Nijmegen heeft gelopen.

Ter plaatse van het plangebied werd nog geen geregistreerd archeologisch onderzoek uitgevoerd. In de directe omgeving van het plangebied zijn in het verleden wel geregistreerde archeologische onderzoeken uitgevoerd. Waar deze onderzoeken tot resultaten hebben geleid is op de kaart van Archis2 (het centrale archief voor de bekende archeologische vindplaatsen in Nederland) een archeologische waarneming weergegeven.

Afbeelding 9. De ligging van de in Archis2 geregistreerde archeologische monumenten, in de omgeving van het plangebied (blauw omkaderd). Bron: Archis2, 2015.

Op de kaart van Archis2 worden ter plaatse van het plangebied geen archeologische monumenten weergegeven. Op deze kaart worden in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van circa 1 kilometer) meerdere archeologische monumenten (AMK-terrein) weergegeven (zie Afbeelding 9). Dit betreft:

1. Monument nr. 4.259, ‘Terrein van hoge archeologische waarde’. Dit betreft een terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse Tijd, de Vroege en Late Middeleeuwen (oude woongrond, vastgesteld bij een bodemkartering in 1948).

2. Monument nr. 4.260, ‘Terrein van hoge archeologische waarde’. Dit betreft een terrein met sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen (oude woongrond, vastgesteld bij een bodemkartering in 1948; in 1967 werd op circa 0.5 meter beneden het maaiveld een cultuurlaag vastgesteld).

3. Monument nr. 4.261, ‘Terrein van hoge archeologische waarde’. Dit betreft een terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse Tijd tot en met de Late Middeleeuwen en de resten van het versterkte huis “Blanckenburgh” uit de Late Middeleeuwen.

6 Antonise, 2010; Goossens, 2010

(19)

De overige, op grotere afstand van het plangebied gelegen archeologische monumenten zijn buiten beschouwing gelaten.

Afbeelding 10. De ligging van de in Archis2 geregistreerde archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, in de omgeving van het plangebied (rood omkaderd). Bron: Archis2, 2015.

Op de kaart van Archis2 worden ter plaatse van het plangebied geen archeologische vondstmeldingen en waarnemingen weergegeven. Op deze kaart worden in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van circa 0.5 kilometer) wel een archeologische vondstmelding en een aantal archeologische waarnemingen weergegeven (zie Afbeelding 10). Dit betreft:

1. Vondstmelding nr. 425.534. Hier werd in 2014 bij een booronderzoek organisch afval (cultuurlaag: houtskoolspikkels, onverbrand bot, roodleem) uit de IJzertijd - Late Middeleeuwen aangetroffen.

1. Waarneming nr. 7.017. Hier werden in 1980 bij graafwerkzaamheden handgevormd aardewerk, botmateriaal en een stenen brok uit de Vroege IJzertijd aangetroffen.

2. Waarneming nr. 7.711. Hier werd in 1986 bij een veldkartering aardewerk (grijsbakkend, Proto- steengoed, Steengoed, Andenne, Pingsdorf en Paffrath) uit de Late Middeleeuwen A en B aangetroffen.

3. Waarneming nr. 7.767. Hier werden in 1987 bij een opgraving baksteen (fundering) en mortelresten uit de Late Middeleeuwen A - Nieuwe Tijd A aangetroffen.

4. Waarneming nr. 25.888. Hier werd in 1971 bij graafwerkzaamheden aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen en Nieuwe Tijd A en B aangetroffen.

5. Waarneming nr. 25.894. Hier werden in 1970 bij graafwerkzaamheden aardewerk (handgevormd- inheems, ruwwandig, geverfd, terra sigillata) en een dakpan (tegula) uit de Romeinse Tijd aangetroffen.

6. Waarneming nr. 25.895. Hier werden in 1971 bij graafwerkzaamheden aardewerk (onder meer Pingsdorf), huttenleem, tufsteen, zandsteen, hout/ houtskool, een maalsteen (tefriet/ basaltlava) en leisteen uit de Middeleeuwen aangetroffen.

(20)

7. Waarneming nr. 25.898. Hier werden in 1967 bij graafwerkzaamheden huttenleem, een dakpan, aardewerk (dolium, ruwwandig, gladwandig), en een fragment tefriet/ basaltlava uit de Romeinse Tijd aangetroffen.

8. Waarneming nr. 25.963. Hier werd in 1967 bij een booronderzoek aardewerk uit de Late Middeleeuwen A aangetroffen.

9. Waarneming nr. 25.965. Hier werden in 1948 bij een niet-archeologische kartering aardewerk (onder meer Steengoed, Kogelpot, Pingsdorf, ruwwandig) uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Vroege Middeleeuwen C en Late Middeleeuwen A en B aangetroffen.

10. Waarneming nr. 25.974. Hier werden in 1969 bij graafwerkzaamheden handgevormd aardewerk, een cultuurlaag en enkele kuilen uit de Romeinse Tijd en Middeleeuwen aangetroffen.

11. Waarneming nr. 25.977. Hier werd in 1960 bij graafwerkzaamheden een inhumatiegraf met bijgiften uit de Vroege Middeleeuwen B aangetroffen. In het graf waren ook enkele objecten (terra sigillata, fibula, bronzen munt) uit de Romeinse Tijd aanwezig.

12. Waarneming nr. 31.945. Hier werden in 1990 bij een opgraving aardewerk, een fundering, een gracht, en bouwmateriaal (steen) uit de Romeinse Tijd en Middeleeuwen aangetroffen.

13. Waarneming nr. 37.298. Hier werden in 1997 bij een proefsleuvenonderzoek (handgevormd) aardewerk, een waterput en paalkuilen/ paalgaten uit de Romeinse Tijd en mogelijk de Late Middeleeuwen aangetroffen.

14. Waarneming nr. 37.300. Hier werden in 1998 bij een opgraving bronzen fragmenten van een paardentuig (hangertjes, lunulae, beslag, 2 x fallus, belletje), een paardengraf, waterputten, paalkuilen/ paalgaten, en huisplattegronden uit de Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aangetroffen.

15. Waarneming nr. 41.207. Hier werden in 1968 onder onbekende omstandigheden de resten van een (on)verharde weg uit de Romeinse Tijd aangetroffen.

16. Waarneming nr. 47.644. Hier werden in 2003 bij een opgraving grondsporen uit de Late Bronstijd - Vroege IJzertijd aangetroffen.

17. Waarneming nr. 416.016. Hier werden in 2004 bij een opgraving aardewerk, crematiegraven, greppels/ sloten, voorraadkuilen, waterputten, spiekers en huisplattegronden uit het Laat Neolithicum B, de Vroege en Midden Bronstijd en de Romeinse Tijd aangetroffen.

18. Waarneming nr. 419.904. Hier werden in 2010 bij een booronderzoek aardewerk (handgevormd, Paffrath, Pingsdorf), houtskool en een kunstmatige ophoging uit de Romeinse Tijd, Vroege Middeleeuwen D, Late Middeleeuwen A en Nieuwe Tijd aangetroffen.

19. Waarneming nr. 426.830. Hier werden in 2008 bij een opgraving sporen en vondsten (aardewerk, glas, metaal, natuursteen en dierlijk botmateriaal) uit voornamelijk de Late Middeleeuwen A en B aangetroffen.

20. Waarneming nr. 427.678. Hier werden in 2007 bij een booronderzoek vuursteen afval, aardewerk (handgevormd, Paffrath, Proto-steengoed, grijsbakkend), menselijk botmateriaal, leisteen en een ijzerslak uit het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd en de Late Middeleeuwen aangetroffen.

21. Waarneming nr. 427.680. Hier werden in 2007 bij een booronderzoek vuursteen afval, aardewerk (handgevormd, Steengoed), en natuursteen uit het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd A aangetroffen.

22. Waarneming nr. 430.418. Hier werden in 2012 bij een begeleiding aardewerk (Proto-Steengoed, roodbakkend, grijsbakkend, kogelpot, Paffrath, Pingsdorf), een kunstmatige ophoging (huisterp), en een brok tefriet/ basaltlava uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd B aangetroffen.

23. Waarneming nr. 437.354. Hier werden in 2011 bij een proefsleuvenonderzoek aardewerk, bot, metaal, glas, steen, greppels/ sloten, waterputten, kuilen, en paalgaten/ paalkuilen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aangetroffen.

24. Waarneming nr. 437.716. Hier werden in 2009 bij een proefsleuvenonderzoek/ beperkte opgraving botmateriaal, metaal, schelpmateriaal, huttenleem, baksteen, aardewerk, natuursteen, een (on)verharde weg, een waterput, greppels/ sloten, en kuilen uit de Late Middeleeuwen aangetroffen.

25. Waarneming nr. 439.457. Hier werden in 2009 bij een proefsleuvenonderzoek vuursteen (afslag), metaal, aardewerk (onder meer handgevormd), dierlijk bot (onder meer dierbegravingen), afvalkuilen, paalgaten/ paalkuilen, en greppels/ sloten uit het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen aangetroffen.

(21)

26. Waarneming nr. 440.447. Hier werd in 2011 bij een booronderzoek aardewerk (Steengoed) uit de Late Middeleeuwen B aangetroffen.

27. Waarneming nr. 442.755. Hier werden in 2014 bij een begeleiding aardewerk, menselijk botmateriaal, dierlijk botmateriaal, ijzerslakken, een greppel/ sloot, (afval)kuilen, waterputten, paalgaten/ paalkuilen en plattegronden uit de Late IJzertijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aangetroffen.

De overige, op grotere afstand van het plangebied gelegen archeologische vondstmeldingen en waarnemingen zijn buiten beschouwing gelaten.

3.3 Historische gegevens

Het plangebied ligt circa 0.5 kilometer ten oosten van de oude dorpskern van Beuningen. Hoewel de regio rond Beuningen zeker al in de Romeinse Tijd werd bewoond, is het huidige dorp waarschijnlijk in de Vroege Middeleeuwen ontstaan. Tot circa 1900 was Beuningen een arm boerendorp dat vaak door overstromingen van de Waal werd getroffen. Van belang is verder de informatie dat de Van Heemstraweg hoofdzakelijk tussen 1927 en 1959 is aangelegd, om Beuningen aan de oostzijde met Nijmegen te verbinden en aan de westzijde met de dorpen aan de Waal tot aan Zaltbommel. Tussen 1902 en 1934 liep langs de Van Heemstraweg de lijn van de Stoomtram Maas en Waal, die Nijmegen met het dijkdorp Wamel in het westen verbond. Tegenwoordig is Beuningen uitgegroeid tot een groeikern, c.q. forenzenplaats voor Nijmegen, met vele nieuwbouwwijken.

In het kader van de analyse van de historische informatie zijn de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832, en de Topografische Kaart uit 1830 - 1850, 1845, 1868, 1895, 1902, 1906, 1913, 1931, 1957, 1966, 1972, 1977, 1985, 1990 en 1995 geraadpleegd.

Op de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832 wordt ter plaatse van het plangebied geen bebouwing weergegeven (zie Afbeelding 11). Bebouwing wordt op enige afstand ten westen van het plangebied weergegeven. Anders dan de algemene historische informatie suggereert (zie boven), lijkt de Van Heemstraweg, of een voorloper, reeds te hebben bestaan aan het begin van de 19de eeuw, direct ten noorden van het plangebied. Ook op de Topografische Kaart uit 1830 - 1850, 1960 en 1968 wordt ter plaatse van het plangebied geen bebouwing weergegeven. Wel wordt op deze kaarten de Van Heemstraweg, of een voorloper daarvan, weergegeven. Op de Topografische Kaart uit 1906 wordt langs de Van Heemstraweg de loop van de baan van de Stoomtram Maas en Waal weergegeven.

(22)

Afbeelding 11. De ligging van het plangebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 10.000.

(23)

Afbeelding 12.De ligging van het plangebied (blauwe stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1830 - 1850. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 10.000.

(24)

Afbeelding 13.De ligging van het plangebied (blauwe stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1868. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 10.000.

(25)

Afbeelding 14.De ligging van het plangebied (blauwe stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1906. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 10.000.

3.4 Verstoringen

Volgens het kadaster (KLIC) zijn er in het plangebied geen bodemverstoringen aanwezig door de aanleg van kabels en leidingen.

3.5 Luchtfoto’s

In het kader van het onderzoek zijn twee luchtfoto’s geraadpleegd uit het einde van de Tweede Wereldoorlog (RAF, opname 19 september 1944, fotonummer 4.113; zie Afbeelding 15) en uit 1989 (ROBAS fotonummer 40.702). In 1944 was het plangebied onbebouwd en in gebruik als landbouwgrond. Direct ten westen van het plangebied was toen wel bebouwing aanwezig. In 1989 was het plangebied in gebruik als grasland (luchtfoto niet weergegeven in deze eindrapportage). Op beide luchtfoto’s zijn ter plaatse van het plangebied geen duidelijk als zodanig te herkennen archeologische fenomenen zichtbaar.

(26)

Afbeelding 15.De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de RAF luchtfoto uit 1944. Bron: http://www.watwaswaar.nl, 2015. Schaal 1: 5.000.

3.6 Actueel Hoogtebestand Nederland

In het kader van het onderzoek is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 16). De oranje en gele zones betreffen de hoger gelegen zones (veelal bebouwing en wegen, onder meer op rivierdijken), en de groene en blauwe zones betreffen de lager gelegen zones.

Het maaiveld ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 8.5 - 8.7 meter +NAP.

(27)

Afbeelding 16. De globale ligging van het plangebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De bruine en gele zones betreffen de hoger gelegen zones (veel al bebouwing en wegen, onder meer op rivierdijken), en de lichtgroene en blauwe zones betreffen de lager gelegen zones. Bron: AHN (http://www.ahn.nl), 2015. Schaal 1: 20.000.

3.7 Archeologisch Verwachtingsmodel

Ter plaatse van het plangebied is een bodemopbouw aanwezig met kleiige komafzettingen en/ of oeverwalafzettingen bestaande uit sterk zandige klei van de Waal (actief sinds circa 200/ 100 voor Chr. tot heden), op mogelijk oeverwal- en/ of beddingafzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actief tussen circa 4.650 en 2.250 B.P.; circa 2.850 - 100 voor Chr.), op grof zandige en grindige Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye, gevormd in het Pleniglaciaal. De top van de Formatie van Kreftenheye ligt in de omgeving van het plangebied op een diepte van 5.6 - 8.0 meter beneden het maaiveld. De top van de oeverwal- en/ of beddingafzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden kan al op een diepte van circa 1.0 meter beneden het maaiveld worden, met dien verstande dat deze stroomgordel juist ten noorden van het plangebied is gekarteerd en daarom mogelijk niet ter plaatse van het plangebied aanwezig is.

(28)

Archeologische vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum - Vroege Neolithicum kunnen worden aangetroffen op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye. Archeologische vindplaatsen uit het Midden Neolithicum tot en met de Midden IJzertijd kunnen worden aangetroffen op en in de top van de oeverwalafzettingen van de stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actieve periode van stroomgordel). Archeologische vindplaatsen uit de Late IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen dagzomend tot op en in de top van de bedding- en oeverwalafzettingen van de stroomgordel van Distelkamp - Afferden worden aangetroffen.

Op basis van bekende archeologische vindplaatsen in de omgeving van het plangebied (straal van circa 0.5 kilometer) kan in het bijzonder de aanwezigheid van vindplaatsen uit de (Late) IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd worden verwacht. Mogelijk kunnen ook resten uit het Neolithicum en de Bronstijd aanwezig zijn. Op basis van de historische informatie, oude kaarten en luchtfoto’s kan worden geconcludeerd dat in het plangebied sinds het begin van de 19de eeuw geen bebouwing aanwezig was en dat het terrein in die periode in gebruik was als landbouwgrond en grasland. Wel wordt op de kaarten vanaf het begin van de 19de eeuw de Van Heemstraweg of een voorloper daarvan weergegeven. De Romeinse weg die het westen met Nijmegen verbond heeft mogelijk (deels) het tracé van de Van Heemstraweg gevolgd.

Voor mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen geldt dat vrijwel alle in deze regio bekende complextypen uit de voornoemde perioden zouden kunnen voorkomen. Het zou immers kunnen gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om akker- en/of weidegebieden, enz. Over de daadwerkelijke aanwezigheid of de omvang van de hier mogelijk aanwezige archeologische sporen kunnen op dit moment nog geen uitspraken worden gedaan.

(29)

4. Resultaten veldonderzoek

4.1 Inleiding

Ten tijde van het booronderzoek (IVO-Overig) was ter plaatse van het plangebied begroeiing (grasland) aanwezig. De uitvoering van een oppervlaktekartering was hierdoor niet mogelijk. Het maaiveld lag op een hoogte van circa 8.5 - 8.7 meter +NAP.

Afbeelding 17. Fotografische impressie van het plangebied ten tijde van het archeologische veldonderzoek. Foto globaal genomen naar het zuiden. Fotograaf: A. C. Mientjes.

4.2 Booronderzoek

Binnen het plangebied zijn 4 boringen uitgevoerd in een driehoeksgrind met een onderlinge afstand van 15 meter, waardoor er sprake was van een evenredige verspreiding door het plangebied en tevens 2 boringen binnen de zone van de geplande nieuwbouw vielen (Boring nr. 2 en 3). De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 10 centimeter tot een diepte van circa 0.7 meter beneden het maaiveld en vervolgens doorgezet met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter, tot een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld (zie Afbeelding 18).

(30)

Afbeelding 18. De locaties van de boringen (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het plangebied is rood omkaderd. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2015]. Schaal 1: 500.

4.3 Bodemopbouw

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een bodemopbouw met een dunne graszode, op klei, op siltige klei, op zandige klei (zie Afbeelding 19 en Bijlage 4). Ter plaatse van Boring nr. 1 zijn op een diepte van 0.98 meter (dikte 0.17 meter) en 1.32 meter (dikte 0.10 meter) beneden het maaiveld zandlaagjes (matig fijn, kleiig) aangetroffen. Ter plaatse van Boring nr. 2, 3 en 4 zijn tevens dunne zandlaagjes waargenomen vanaf een diepte van respectievelijk 1.08, 1.74 en 0.97 meter beneden het maaiveld. Ter plaatse van Boring nr. 3 en 4 was de bovenste kleilaag vergraven tot een diepte van 0.50 en 0.97 meter beneden het maaiveld. In deze verstoorde bovenlaag werden zwarte en witte, afgeronde kiezels en puinbrokjes (baksteen en (sub-)recent aardewerk) aangetroffen.

(31)

Afbeelding 19. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 4.

Legenda:

Lichtgroen: Graszode Donkergroen: klei, vergraven Lichtblauw: klei, komafzettingen

Blauw: klei, siltig, kom-/ oeverwalafzettingen Donkerblauw: klei, zandig, kom-/ oeverwalafzettingen Oranje: matig fijn zand, kom-/ oeverwalafzettingen

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de ondergrond in het plangebied tot een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld wordt gekenmerkt door komafzettingen en/ of oeverwalafzettingen, die hoofdzakelijk bestaan uit siltige en zandige kleipakketten met onderin enkele zandlaagjes. Het is echter niet geheel duidelijk of het uitsluitend afzettingen betreft van de Waal, die sinds circa 200/ 100 voor Chr. (sinds circa 2.160 B.P.) actief is, of dat ook (oeverwal)afzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actief: circa 2.850 - 100 voor Chr., circa 4.650 - 2.250 B.P.) aanwezig zijn. Volgens de beschikbare fysisch geografische informatie zou de zuidelijke grens van deze stroomgordel ten noorden van het plangebied hebben gelopen, aan de overzijde van de Van Heemstraweg gezien vanuit het plangebied.

4.4 Archeologische indicatoren

Er werden in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen, met uitzondering van enkele puinbrokjes (baksteen) en (sub-)recent aardewerk. Dit materiaal is met name in de vergraven bovenste horizonten van Boring nr. 3 en 4 (tot 0.50/ 0.97 meter beneden het maaiveld) aangetroffen.

(32)
(33)

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

5.1 Samenvatting en conclusies

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure voor de bouw van een nieuwe woning, ter plaatse van de van Heemstraweg 51a te Beuningen (Gemeente Beuningen). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 0.1 hectare. Op het moment van het schrijven van de hier nu voorliggende eindrapportage was de diepte van de bodemverstoringen in het kader van de geplande nieuwbouw nog niet bekend. Wel is de locatie en omvang van de nieuw aan te leggen woning bekend.

Op de kaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Kern Beuningen’ wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.7 Voor een dergelijke zone geldt op basis van artikel 24 van de bestemmingsplanregels een archeologische onderzoeksverplichting wanneer daar ruimtelijk ingrepen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.3 meter beneden het maaiveld. De Gemeente Beuningen heeft dan ook besloten dat in het kader van de vergunningverlening eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een verkennend archeologisch booronderzoek (IVO-Overig) moest worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorgcyclus.

Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 13 februari 2015) heeft Wil Janssen Architect op 13 februari 2015 aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren.

In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn verschillende archieven geraadpleegd om inzicht te verkrijgen in de bestaande geologische, archeologische en historische informatie. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek is een gespecificeerd Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. In het kader van het veldwerk, dat op 18 februari 2015 is uitgevoerd, ter toetsing - en ter aanvulling - van het Archeologisch Verwachtingsmodel, zijn 4 boringen uitgevoerd tot een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld.

Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek en het IVO-Overig kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

1. Ter plaatse van het plangebied is een bodemopbouw aanwezig met kleiige komafzettingen en/ of oeverwalafzettingen, bestaande uit sterk zandige klei van de Waal (actief sinds circa 200/ 100 voor Chr. tot heden), op mogelijke oeverwal- en/ of beddingafzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actief tussen circa 4.650 en 2.250 BP; circa 2.850 - 100 voor Chr.), op grof zandige en grindige Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye, afgezet in het Pleniglaciaal. De top van de Formatie van Kreftenheye ligt in de directe omgeving van het plangebied op een diepte van 5.6 - 8.0 meter beneden het maaiveld. De top van de oeverwal- en/ of beddingafzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden kan al op een diepte van circa 1.0 meter beneden het maaiveld liggen, met dien verstande dat deze stroomgordel juist ten noorden van het plangebied is gekarteerd en daarom niet ter plaatse van het plangebied aanwezig is.

2. Archeologische vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum - Vroege Neolithicum kunnen worden aangetroffen op en in de top van de Formatie van Kreftenheye. Archeologische vindplaatsen uit het Midden Neolithicum tot en met de Midden IJzertijd kunnen worden aangetroffen op en in de top van de oeverwalafzettingen van de stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actieve periode van stroomgordel).

7 Dit bestemmingsplan is door de Gemeente Beuningen vastgesteld op 3 juni 2013 (NL.IMRO.0209.BpKernBeuningen)

(34)

Archeologische vindplaatsen uit de Late IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen dagzomend, tot op en in de top van de bedding- en oeverwalafzettingen van de stroomgordel van Distelkamp - Afferden worden aangetroffen.

3. Op basis van bekende archeologische vindplaatsen in de omgeving van het plangebied (straal van circa 0.5 kilometer) kan in het bijzonder de aanwezigheid van vindplaatsen uit de (Late) IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd worden verwacht. Mogelijk kunnen ook archeologische resten uit het Neolithicum en de Bronstijd aanwezig zijn.

4. Op basis van de historische informatie, oude kaarten en luchtfoto’s kan worden geconcludeerd dat in het plangebied sinds het begin van de 19de eeuw geen bebouwing aanwezig was en dat dit terrein in gebruik was als landbouwgrond en grasland. Wel wordt sinds het begin van de 19de eeuw op de oude kaarten de Van Heemstraweg, of een voorloper daarvan, weergegeven. De Romeinse weg die het westen met Nijmegen verbond heeft mogelijk (deels) het tracé van de Van Heemstraweg gevolgd.

4. In de 4 uitgevoerde boringen is een bodemopbouw aangetroffen met een dunne graszode, op klei, op siltige klei, op zandige klei (zie Afbeelding 19 en Bijlage 4). In Boring nr. 1 zijn zandlaagjes (matig fijn, kleiig) op een diepte van 0.98 meter (dikte 0.17 meter) en 1.32 meter (dikte 0.10 meter) beneden het maaiveld aangetroffen. In Boring nr. 2, 3 en 4 zijn tevens dunne zandlaagjes waargenomen vanaf een diepte van respectievelijk 1.08, 1.74 en 0.97 meter beneden het maaiveld. In Boring nr. 3 en 4 was de bovenste kleilaag tot respectievelijk een diepte van 0.50 en 0.97 meter beneden het maaiveld vergraven met hierin zwarte en witte, afgeronde kiezels en puinbrokjes (baksteen en (sub-)recent aardewerk).

5. Op basis van de boorgegevens kan worden geconcludeerd dat de ondergrond in het plangebied tot een diepte van 2.5 meter beneden het maaiveld wordt gekenmerkt door komafzettingen en/ of oeverwalafzettingen, die hoofdzakelijk bestaan uit siltige en zandige kleipakketten, met enkele zandlaagjes. Het is echter niet geheel duidelijk of het uitsluitend afzettingen betreft van de Waal, die sinds circa 200/ 100 voor Chr. (sinds circa 2.160 B.P.) actief is, of dat ook (oeverwal)afzettingen van de verlandde stroomgordel van Distelkamp - Afferden (actief: circa 2.850 - 100 voor Chr., circa 4.650 - 2.250 BP) zijn aangeboord. Volgens de beschikbare fysisch geografische informatie zou de zuidelijke grens van deze stroomgordel ten noorden van het plangebied liggen, aan de overzijde van de Van Heemstraweg gezien vanuit het plangebied.

6. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, met uitzondering van enkele puinbrokjes (baksteen) en (sub-)recent aardewerk. Dit materiaal is met name aangetroffen in de vergraven bovenste horizonten van Boring nr. 3 en 4. Daarnaast zijn in de boringen geen cultuurlagen of oude loopniveaus (bijvoorbeeld laklagen) waargenomen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen.

5.2 Aanbevelingen

In het plangebied aan de Van Heemstraweg 51a te Beuningen (Gemeente Beuningen) zal een nieuwe woning worden gerealiseerd. Deze nieuwe woning zal een oppervlakte krijgen van circa 230 vierkante meter. Met betrekking tot verwachte verstoringsdiepte(s) waren geen gegevens beschikbaar op het moment van het schrijven van de hier nu voorliggende eindrapportage.

Op basis van de resultaten van Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan met enige betrouwbaarheid worden geconcludeerd dat er geen belangwekkende intacte archeologische vindplaatsen aanwezig zijn in het plangebied uit met name de (Late) IJzertijd t/m de Nieuwe Tijd. De uitvoering van aanvullend archeologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

(35)

Literatuur

- Antonise, K.: Beleidsnota Archeologie. Gemeente Beuningen; Beuningen: oktober 2010

- Benerink, G. M. B.: Archeologische Begeleiding Bouwlocatie Waardhuizenstraat 6a, Beuningen, Gemeente Beuningen; SOB Research, Heinenoord: 2012

- Berendsen, H. J. A.: Landschappelijk Nederland; Assen: 1997

- Berendsen, H. J. A. en E. Stouthamer: Paleogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands; Assen: 2001

- Cohen, K. M. en E. Stouthamer: Vernieuwd Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn - Maas Delta. Beknopte toelichting bij het Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn - Maas Delta. Dept. Fysische Geografie VI.1 - Dec 2012 - with a summary in English.

Universiteit Utrecht

- Cohen, K. M. en E. Stouthamer, H. J. Perk, A. H. Geurts (2012): Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn - Maas Delta. Dept. Fysische Geografie. Universiteit Utrecht.

Digitale Dataset

- Cohen, K. M., E. Stouthamer, W. Z. Hoek, H. J. A. Berendsen en H. F. J. Kempen: Zand in banen: zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel; Provincie Gelderland, Arnhem: 2009

- College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK): Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1; Zoetermeer: 2002

- Goossens, E. J.: Archeologische monumentenzorg in de Gemeente Beuningen: actualisatie van de archeologische waarden- en verwachtingskaart en vervaardiging van de archeologische beleidsadvieskaart; RAAP-rapport 2170; RAAP, Amsterdam: 2010

- Kalisvaart, C. C.: Beuningen Plangebied Waardhuizerstraat 6a. Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase); BAAC Rapport V-11.0232; ’s- Hertogenbosch: 2011

- Leuvering, J. H. F.: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek. Kloosterstraat 14 te Beuningen, Gemeente Beuningen; Synthegra Rapport S110206; Synthegra, Doetinchem: 2014

- Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De Ondergrond van Nederland; Groningen: 2003

- Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), versie 1.0 (www.noaa.nl): 2012

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): Archeologisch Informatie Systeem (Archis2);

RCE, Amersfoort: 2015

- Robas Producties/ Topografische Dienst: Foto-atlas Gelderland; Den Ilp: 1990

- Stichting Infrastructuur Kwaliteitsboring Bodembeheer (SIKB/ CCvD Archeologie):

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3; SIKB/ CCvD Archeologie, Gouda: 2013 - 2014

(36)

- Zagwijn, W. H., Nederland in het Holoceen; ’s Gravenhage: 1991

- Zee, R. M. van der: Hogewaldstraat 1c, Beuningen (Gemeente Beuningen). Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek; ADC Rapport 3546; ADC, Amersfoort: 2014

Geraadpleegde internetsites:

- http://ahn.geodan.nl/ahn

- http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html - http://www.beuningen.nl

- http://www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens - http://www.watwaswaar.nl

- http://www.ruimtelijkeplannen.nl - https://www.google.nl/maps/preview

(37)

Verklarende woordenlijst

anastomoserende

rivier een anastomoserende rivier bestaat uit een stabiel patroon van meerdere, onderling verbonden riviergeulen, gekenmerkt door een hoge sedimentatiesnelheid en een lage kronkelfactor, voorkomend in gebieden met bodemdaling en/of zeespiegelstijging

antropogeen door menselijk handelen

archeologische aanwijzing voor de aanwezigheid in het verleden van mensen indicator

artefact alle door de mens gemaakte of gebruikte voorwerpen

C-horizont moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen

C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.

Edelmanboor grondboor, te vergelijken met een palenboor

erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water

fluviatiel onder invloed van een rivier geul rivier- of kreekbedding

glaciaal IJstijd: koude periode uit het Pleistoceen

Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste ijstijd: circa 10.000 jaar voor Chr.

tot heden)

horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming

in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten, maar ook met betrekking tot bodemlagen

interstadiaal relatief warme periode binnen een glaciaal

klink maaivelddaling van veen- en kleigronden door ontwatering, oxidatie van organisch materiaal en krimp

kom laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken; de relatief lage ligging kan sterk beïnvloed zijn door

klinkverschillen

komgronden gronden achter de oeverwallen, waar na overstroming zware klei is afgezet

(38)

kreekrug restant van een door zand- en klei-afzettingen verlande, oude stroomgeul.

Door differentiële klink meestal hoger gelegen dan de omgeving meanderende rivier een kronkelende rivier met min of meer lusvormige bochten oeverafzetting rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen

oeverwal langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt

Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2.5 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de ijstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen

pleniglaciaal koudste periode laatste van de laatste IJstijd, het Weichselien, circa 20.000 BP tot 13.000 BP

sediment afzetting gevormd door bezinksel of neerslag stroomgordel

of stroomrug het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaardafzettingen, al dan niet met restgeul(en)

vlechtende rivier een vlechtende rivier bestaat uit een stelsel van meerdere, ondiepe waterlopen die zich herhaaldelijk splitsen en samenvoegen

stadiaal koude periode binnen een glaciaal

Weichselien laatste glaciaal, circa 115.000 - 12.000 jaar geleden. De ijskap reikte toen niet tot Nederland

(39)

Bijlage 1

Administratieve gegevens

Projectnaam: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend

Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied van Heemstraweg 51a’, Beuningen, Gemeente Beuningen SOB Research Project nr. 2281-1502

Opdrachtgever: Wil Janssen Architect Hogewaldstraat 11 6641 KD, Beuningen Tel.: 06 - 51563994

E-mail: wil.janssen@chitekt.nl

Uitvoerder: SOB Research

Hofweg 13, Heinenoord

Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 - 604 432

E-mail: sobresearch@wxs.nl

Bevoegde overheid: College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Beuningen

Van Heemstraweg 46, Beuningen Postbus 14, 6640 AA Beuningen Tel.: 14 024

E-mail: gemeente@beuningen.nl Archeologisch adviseur van de

bevoegde overheid

Mevrouw S. van Roode (Regioarcheoloog)

P/a Bureau Archeologie en Monumenten Gemeente Nijmegen

Postbus 9105, 6500 HG Nijmegen Tel.: 14024

Mob.: 06 - 55732420

E-mail: s.van.roode@nijmegen.nl

Datum opdracht: 13 februari 2015

Datum conceptrapport: 26 februari 2015 Datum definitief rapport: 27 februari 2017

Provincie: Gelderland

Gemeente: Beuningen

Plaats: Beuningen

Toponiem: Van Heemstraweg 51a

Kadastrale gegevens: Kadastrale Gemeente Beuningen, Sectie B, nr. 3957.

Huidig grondgebruik: Grasland Toekomstige situatie: Nieuwe woning

Kaartblad: 40C

Geologie: Kom- en oeverwalafzettingen.

Geomorfologie: Bebouwing/ oppervlaktewater.

Bodemtype: Kalkhoudende ooivaaggronden in zwak zandige en sterk siltige klei (code Rd90A).

Grondwatertrap: VII

NAP-hoogte maaiveld: Circa 8.5 - 8.7 meter +NAP.

Coördinaten plangebied: Zuidwest:

Zuidoost:

Noordwest:

Noordoost:

181.977/ 430.514 182.002/ 430.513 181.985/ 430.558 182.009/ 430.555

(40)

Oppervlakte plangebied: Circa 0.1 hectare.

Kaart plangebied: Zie Afbeelding 2 en 3.

CMA/ AMK-status: N.v.t.

CAA -nr.: N.v.t.

CMA -nr.: N.v.t.

ARCHIS-Monument nr.: N.v.t.

ARCHIS-Vondstmelding nr.: N.v.t.

ARCHIS-Waarneming nr.: N.v.t.

ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: 65.251 Deponering documentatie en

vondsten:

Depothouder:

het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland, voor deze: mevrouw P. Heeren-Hoff (Provinciaal Archeoloog)

Tel.: 026 - 3599778 Mob.: 06 - 50273434

E-mail: p.heeren@prv.gelderland.nl

Contactpersoon voor de selectie/ de-selectie van vondstmateriaal: de heer dr. Stephan Weiss-König (Conservator en Depotbeheerder)

Tel.: 024 - 3608805

E-mail: S.Weiss-Koenig@museumhetvalkhof.nl Deponering:

Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de Provincie Gelderland,

Museum Het Valkhof, Gelders Archeologisch Centrum Museum G.M. Kam

Postbus 1474, 6501 BL Nijmegen Deponering digitale documentatie: E-depot (www.edna.nl)

(41)

Bijlage 2

Archeologische en geologische tijdschaal

In dit overzicht zijn de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de middenkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en bieden de betrouwbaarste dateringen. Bron: RCE, 2014.

(42)
(43)

Bijlage 3

Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de

lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003

Gebruikelijke terminologie Terminologie van De Mulder et al., 2003

Afzettingen van Duinkerke III (a, b) Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke II Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke I (a, b) Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren Afzettingen van Duinkerke O Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren

Hollandveen Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket

Basisveen Formatie van Nieuwkoop, Basisveen Laag

Afzettingen van Calais IV Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais III Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais II Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Afzettingen van Calais I Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Jonge Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Schoorl Oude Duin- en Strandafzettingen Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Zandvoort Afzettingen van de Formatie van Twente

(dekzand)

Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden

Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (rivierduinen)

Formatie van Boxtel, Laagpakket van Delwijnen Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye

Afzettingen van de Formatie van Kreftenheye (Afzettingen van Wijchen)

Formatie van Kreftenheye, Laag van Wijchen

Afzettingen van Tiel III Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel II Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel I (a, b) Formatie van Echteld Afzettingen van Tiel O Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum IV Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum III Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum II Formatie van Echteld Afzettingen van Gorkum I Formatie van Echteld

(44)
(45)

Bijlage 4

Overzicht Boorgegevens

Boring: 1 Coördinaten: X: 181.986,5 NAP: 8.5 Beschrijver: AC

Y: 430.524,3 Oxi/red: Boorder: AC Datum: 18-02-2015 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.00 - 0.05 graszode Graszode

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 10

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.05 - 0.30 klei bruin Komafzetting

Lithologie: Consistentie: Sterk-matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 10

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.30 - 0.50 klei, matig siltig bruin Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: Consistentie: Sterk-matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 10

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.50 - 0.65 klei, matig siltig grijs bruin Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 10

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.65 - 0.98 klei, matig siltig bruin Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Guts 3

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.98 - 1.15 matig fijn zand, matig bruin Kom-/ Oeverwalafzetting kleiig

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking: overgang geleidelijk Boortype: Guts 3

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.15 - 1.32 klei, zwak siltig bruin Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Guts 3

(46)

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.32 - 1.42 matig fijn zand, zwak bruin Kom-/ Oeverwalafzetting kleiig

Lithologie: Consistentie: 0 Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Guts 3

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.42 - 2.30 klei, matig zandig licht grijs bruin Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Sterk-matig gerijpt Organische Inhoud: schelpgruis met zandlaagjes

Opmerking:

Boortype: Guts 3

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

2.30 - 2.50 klei, zwak siltig grijs Kom-/ Oeverwalafzetting

Lithologie: Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud:

Opmerking: overgang geleidelijk Boortype: Guts 3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of

Het onderzoeksgebied ‘Park Mijnsheerenland’ en de nieuwbouwlocatie van de botenloods voor de Lodewijck van Praetgroep (Scouting Mijnsheerenland) liggen binnen een zone

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze

Strandwalafzettingen voorkomen. Deze worden van elkaar gescheiden door een circa 20 cm dikke veenlaag. In de top van de Oude Duinafzettingen heeft zich een bodem ontwikkeld. De Oude

Door de Gemeente Zundert is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningprocedure eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek moest

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwach- tingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de uitvoeringswerkzaamheden binnen Deelgebied C lokaal