• No results found

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK KEERSOP 17 TE VALKENSWAARD GEMEENTE VALKENSWAARD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK KEERSOP 17 TE VALKENSWAARD GEMEENTE VALKENSWAARD"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK

KEERSOP 17

TE VALKENSWAARD

GEMEENTE VALKENSWAARD

(2)

© Econsultancy bv, Swalmen

Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)

Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Keersop 17 te Valkenswaard in de gemeente Valkenswaard

Opdrachtgever SAB Adviesgroep Postbus 479 6800 AL Arnhem

Project VWK.SAB.ARC

Rapportnummer 12041288

Status Definitieve rapportage

Datum 2 november 2012

Vestiging Swalmen

Auteur Drs. M. Stiekema (Senior Prospector) Paraaf

Autorisatie Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)

Paraaf

(3)

Administratieve gegevens plangebied

Projectcode en nummer 12041288 VWK.SAB.ARC

Toponiem Keersop 17

Opdrachtgever SAB Adviesgroep

Gemeente Valkenswaard

Plaats Valkenswaard

Provincie Noord-Brabant

Kadastrale gegevens Gemeente Valkenswaard, sectie G, nummer 1043

Omvang plangebied circa 1.200 m2

Kaartblad 57 B

Coördinaten centrum plangebied X: 157.465 / Y: 374.709

Bevoegde overheid Gemeente Valkenswaard

De Hofnar 15

5554 DA Valkenswaard

T: 040 - 2083444

Deskundige namens de bevoegde overheid SRE Milieudienst Postbus 435 5600 AK Eindhoven

T: 040 - 2594443 F: 040 - 2594592

ARCHIS2

Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer

Onderzoeksnummer

Bureauonderzoek 52.392

nvt 43.978

Booronderzoek 52.393 nvt 43.979

Archeoregio NOaA Brabants zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Noord-Brabant

Uitvoerders Econsultancy, Drs. M. Stiekema

Kwaliteitszorg

Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder

(4)

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van SAB Adviesgroep een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Keersop 17 te Valkenswaard in de gemeente Valkenswaard. In het plangebied zal een woning worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voort- vloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologi- sche verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologi- sche verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologi- sche en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Met de resultaten van het archeologisch on- derzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kun- nen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is.

Gespecificeerde archeologische verwachting

Uit de landschappelijke ligging, op een dekzandrug tegen het dal van de Keersop aan, blijkt dat het plangebied vanaf het Laat-Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. Deze archeologi- sche resten worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont.

Resultaten inventariserend veldonderzoek

Bij het verkennend booronderzoek is geconcludeerd dat door graafwerkzaamheden in het plangebied, vermoedelijk veroorzaakt tijdens of na de bouw van de huidige bebouwing, maar mogelijk ook al door eerdere agrarische werkzaamheden, het bodemprofiel sterk wisselend is verstoord. Op basis van de sterk wisselende aangetroffen verstoringsdieptes kan de verwachting voor archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden bijgesteld naar laag en voor archeologische resten uit het Neolithicum - Nieuwe tijd worden bijgesteld naar middelhoog.

Na uitvoering van het onderzoek heeft de gemeente Valkenswaard een archeologiebeleid vastgesteld. Hierin staat dat archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied niet noodzakelijk is als de bodemingrepen zich beperken tot minder dan 50 cm -mv en een verstoringsoppervlakte minder dan 500 m². Gezien de nu geplande verstoringsoppervlakte zal er dus afgezien kunnen worden van verder archeologisch onderzoek.

Selectieadvies

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek en het recent vastgestelde archeolo- giebeleid van de gemeente Valkenswaard adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onder- zoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, moch- ten tijdens de geplande werkzaamheden daar toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682), de gemeente Valkenswaard of de Provincie Noord-Brabant.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ... 1

2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ... 1

3 BUREAUONDERZOEK ... 2

3.1 Methoden ... 2

3.2 Afbakening van het plangebied ... 2

3.3 Huidige situatie ... 3

3.4 Toekomstige situatie ... 3

3.5 Beschrijving van het historische gebruik ... 3

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens ... 5

3.7 Archeologische waarden ... 7

3.8 Aanvullende informatie ... 12

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van Dommelen ... 12

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 13

3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek ... 14

4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ... 15

4.1 Methoden ... 15

4.2 Resultaten ... 15

4.3 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ... 16

5 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ... 16

5.1 Conclusie ... 16

5.2 Selectieadvies ... 17

LITERATUUR ... 17

BRONNEN ... 18

(6)

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel III. Grondwatertrappenindeling

Tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel V. Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Tabel VI. Gespecificeerde archeologische verwachting

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Figuur 2. Detailkaart van het plangebied

Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied

Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart

Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart

Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied

Figuur 9. Situering van het plangebied binnen de Archeologische Beleidskaart Figuur 10. Boorpuntenkaart

BIJLAGEN

Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 Bewoningsgeschiedenis van Nederland

Bijlage 3 AMZ-cyclus Bijlage 4 Planontwerp Bijlage 5 Boorprofielen

(7)

1 INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van SAB Adviesgroep een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Keersop 17 te Valkenswaard in de gemeente Valkenswaard (zie fi- guur 1 en figuur 2). In het plangebied zal een woning worden gerealiseerd. Het archeologisch onder- zoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeo- logische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumenten- zorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand arche- ologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3).

Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Valkenswaard, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn.

2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN

Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)?

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is er op gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige ar- cheologische resten mogelijk verdwenen zijn.

Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 12 en 13 juni 2012 door drs. M. Stiekema (senior prospector).

Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 18 juni 2012 door drs. M. Stiekema (senior prospector), ing. G.J. Boots BA (archeoloog) en dhr. D.F.H. Schell (veldmedewerker). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog).

(8)

3 BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.

Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06.1 Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:

 afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toe- komstige gebruik (LS01);

 beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02);

 beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03);

 beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04);

 opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).

Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS);

 de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);

 de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW);

 geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten;

 de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLo- ket);

 literatuur en historisch kaartmateriaal;

 de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH);

 bouwhistorische gegevens;

 de recente topografische kaart (schaal 1:25.000);

 recente luchtfoto’s;

 het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);

 de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant;

 de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Valkenswaard;

 plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging.

3.2 Afbakening van het plangebied

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 kilometer rondom het plangebied.

Het plangebied heeft oppervlakte van circa 1.200 m² en ligt aan de Keersop 17, aan de noord- westrand van de kern van Dommelen in de gemeente Valkenswaard (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 23,5 m +NAP.

1 Beschikbaar via www.sikb.nl.

(9)

3.3 Huidige situatie

Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en be- bouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het plangebied is momenteel grotendeels in gebruik als tuin. In het zuiden van het plangebied staat verder een woning, in het noor- den van het plangebied staat een transformatorhuisje (zie figuur 3). Uit de KLIC melding blijkt dat in het gebied tussen het transformatorhuisje en de Keersop diverse kabels en leidingen lopen.

Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:

 aan de noordzijde bevindt zich een aangrenzende woning met tuin;

 aan de oostzijde bevindt zich de verharde weg de Keersop;

 aan de zuidzijde bevindt zich een aangrenzende woning met tuin;

 aan de westzijde bevinden zich weilanden.

Bodemloket

Met het bodemloket wil de overheid inzicht geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in Nederland in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsa- nering). Ook laat het Bodemloket zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen. Het raadplegen van het Bodemloket heeft voor het plangebied geen gege- vens opgeleverd.2

3.4 Toekomstige situatie

Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onver- stoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen.

In het plangebied is de bouw van een woning op de noordelijke deel van het plangebied gepland. Het daar reeds aanwezige transformatorhuisje (circa 15 m2) zal daarvoor worden verwijderd en in kleinere vorm opnieuw worden gerealiseerd ten oosten van het huidige huisje. De oppervlakte van de nieuwe woning zal circa 200 m2 bedragen. Mogelijk wordt er ook een fietsenschuur (circa 15 m2) gebouwd. In het gebied staat ook een bestaande woning die de functie schuur krijgt. Deze woning blijft dus ge- handhaafd. De toekomstige diepte van verstoring ten behoeve van de nieuwbouw is onbekend (zie bijlage 4).

3.5 Beschrijving van het historische gebruik

In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettings- vormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevan- te achtergrondliteratuur geraadpleegd.

2 www.bodemloket.nl.

(10)

Historisch kaartmateriaal

De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt:

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal3

Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omge- ving

Kadastrale minuut 1811-1832 Gemeente Dommelen, Sectie A, Blad 01, nr 433

1:2.500 Bouwland Wegennet (Keersop en Boekweit- beemd) reeds aanwezig.

Militaire topografische kaart (nettekening)

1830-1850 57_1rd 1:50.000 Akkerland Wegennet nog onverhard, direct te westen van plangebied liggen (lagergelegen) graslanden.

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1901 707 1:50.000 Akkerland met kleine groenstrook langs de Keersop

-

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1927 707 1:50.000 Akkerland -

Topografische kaart 1953 57 B 1:25.000 Huidige woning met tuin gerealiseerd

-

Topografische kaart 1963 57 B 1:25.000 Transformatorhuisje gerealiseerd

-

Topografische kaart 1973 57 B 1:25.000 - Keersop verhard, gebied ten

oosten van Keersop nog in gebruik als akkerland

Topografische kaart 1986 57 B 1:25.000 - Huidige bebouwde kom Dommelen

gebouwd

Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal is te zien dat het plangebied vanaf in ieder geval begin 19e eeuw deel uitmaakte van akkergronden ten noordwesten van de historische kern van Dommelen. De huidige wegen rond het plangebied waren begin 19e eeuw al in onverharde vorm aanwezig. Ten westen van het plangebied lagen (laaggelegen) weiden langs de loop van de beek de Keersop. Tot midden 20e eeuw is deze situatie vrijwel onveranderd gebleven. Midden 20e eeuw is de huidige bebouwing in het plangebied gerealiseerd. Het gebied ten oosten van het plangebied was toendertijd nog in gebruik als akkerland. In de jaren ’70 en ’80 van de 20e eeuw is bijna de gehele huidige bebouwde kom van Dommelen gebouwd, waaronder ook het gebied ten oosten van het plan- gebied. In dezelfde periode zijn ook de wegen rond het plangebied verhard (zie figuur 4).

KICH4

Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologie.

Bouwhistorische gegevens

De historische bouwgegevens van de gemeente Valkenswaard zijn niet geraadpleegd omdat het plangebied volgens het historisch kaartmateriaal tot midden 20e eeuw onbebouwd is geweest.

3 www.watwaswaar.nl.

4 www.kich.nl.

(11)

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens

Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen.

De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied:

Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied

Type gegevens Gegevensomschrijving

Geologie5 Formatie van Sterksel met een dek van de Formatie van Boxtel: rivierzand en –grind met een zanddek (St1)

Geomorfologie6 Terrasafzettingsvlakte bedekt met dekzand (2M20a)

Bodemkunde7 Hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21)

Geologie

In het Vroeg- en Midden-Pleistoceen is er in het zuiden van Brabant een dik pakket rivierzanden en grinden afgezet door voorlopers van de Rijn en Maas. Deze afzettingen worden gerekend tot de For- matie van Sterksel en komen onder andere in Dommelen dicht aan het oppervlak voor, afgedekt door een dun pakket Laat-Pleistocene dekzanden.

Gedurende de laatste ijstijd had de wind vrij spel in het verplaatsen van zand en silt. In deze periode werd over een groot deel van Nederland een pakket dekzand afgezet. De dekzanden zijn onderver- deeld in het Oude en Jonge dekzand. Het Oude dekzand is tijdens het Pleniglaciaal afgezet in hori- zontaal gelaagde pakketten. Door verspoeling komen er vaak lemige of (zwak) grindige banden in het Oude dekzand voor. Het Jonge dekzand is tijdens het Laat-Glaciaal afgezet in de vorm van dekzand- ruggen. Het Jonge dekzand is uitsluitend eolisch afgezet en bevat daardoor geen leem- en grindfrac- tie. Het Jonge dekzand wordt ook wel het Laagpakket van Wierden genoemd, welke behoort tot de Formatie van Boxtel (voorheen de Formatie van Twente) waaronder ook het Oude dekzand valt.8 Volgens de geologische kaart worden er in de omgeving van Valkenswaard voornamelijk afzettingen van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden aan het maaiveld aangetroffen in de vorm van dekzandruggen. De kern van Dommelen ligt op het centrale hoge deel van een dekzandrug. Deze dekzandruggen worden volgens de geologische kaart geologisch gerekend tot de Formatie van Box- tel met een dek van het Laagpakket van Wierden (Bx6). Lokaal komen er op de dekzandruggen stuif- zanden van het Laagpakket van Kootwijk voor. Deze stuifzanden zijn hoofdzakelijk sinds de Middel- eeuwen ontstaan, voornamelijk door menselijke invloeden.9

Het Dommeldal ten oosten van Dommelen en het Keersopdal ten westen van Dommelen vallen bin- nen een smalle strook van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Singraven, bestaande uit veen (Bx3). Het Laagpakket van Singraven bevat de beekafzettingen op de hogere Pleistocene dekzand- gronden, in dit geval de afzettingen van de Dommel en Keersop. De beekdalen zijn al ontstaan gedu- rende het Pleistoceen, in perioden met beduidend meer erosie dan in het Holoceen. De veenafzettin-

5 E.F.J. de Mulder et al., 2003.

6 Alterra, 2003.

7 Stichting voor Bodemkartering, 1968.

8 De Mulder et al. 2003, Berendsen, 2008

9 Alterra 2003

(12)

gen in de beekdalen bestaan uit een dunne laag moerasbosveen die is afgezet gedurende het Holo- ceen.10

DINO11

Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwa- tergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. In het Dinoloket zijn geen boringen bekend binnen een straal van 1000 meter rond het plangebied. Er zijn daarom geen boorprofielen uit het Dinoloket meegenomen. In het Dinoloket is een boring bestudeerd die in het noorden van het plangebied is gezet.12 Hieruit blijkt dat de ondergrond bestaat uit zandafzettingen op grindafzettingen. Dit beeld onderschrijft de verwachting volgens de geologische kaart.

Geomorfologie

De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onder- scheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied binnen een Terrasafzettingsvlakte bedekt met dekzand (2M20a) (zie figuur 5).

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)13

Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail- leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Volgens het AHN ligt het plangebied op de weste- lijke rand van de dekzandrug van Dommelen, dicht tegen de flank van het beekdal van de Keersop aan. Buiten het dal van de Keersop is ook het dal van de Dommel ten oosten van Dommelen duidelijk herkenbaar. Beide beekdalen komen ten noorden van Dommelen samen. (zie figuur 6).

Bodemkunde

Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als een hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21) (zie figuur 7).

Enkeerdgronden zijn oude bouwlanden, die vanaf de Late Middeleeuwen op de Pleistocene zand- gronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest (uit potstallen) vermengd met plaggen, die gesto- ken werden op de woeste gronden (zoals heide, bossen en beekdalen). Dergelijke gronden zijn eerst ontstaan op de hogere delen van het landschap en hebben zich later uitgebreid tot de lagere delen.

Ze bestaan uit dikke lagen leemarme en humusrijke gronden. Hun voorkomen valt veelal samen met de zogenaamde esdekken. Het belang van een enkeerdgrond ligt in de beschermende kwaliteiten van het dek. Eventuele archeologische waarden worden in de regel door het dikke dek beschermd tegen verstoring door onder andere agrarische activiteiten. Sinds de jaren 80 van de 20e eeuw is er een grotere en meer systematische aandacht voor essen en plaggenbodems in Nederland. In veel gevallen bleken de betreffende terreinen een hoge dichtheid aan verhoudingsgewijs goed geconser- veerde archeologische overblijfselen te bevatten, soms zelfs complete archeologische landschappen.

De vaak opmerkelijke resultaten vormen de belangrijkste bron voor de beschrijving van de bewoning en het landgebruik in de zandlandschappen voor de periode vanaf de Midden-Bronstijd tot in de Nieuwe tijd. Veel hiervan representeert de vroegere geschiedenis van de dorpen die tussen de 9e en de 12e eeuw naast de essen kwamen te liggen. De rijkheid aan archeologische resten leidde er toe

10 Berendsen, 2008

11 www.dinoloket.nl.

12 DINO boornummers B57B0070

13 www.ahn.nl.

(13)

dat de hoger en droger gelegen plaggendekken of enkeerdgronden op de Indicatieve Kaart van Ar- cheologische Waarden (IKAW) over het algemeen een hoge indicatieve waarde kregen.14

Grondwatertrap

Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemid- deld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden geka- rakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven.

Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen.

Tabel III. Grondwatertrappenindeling15

Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII"

GHG (cm -mv) - - <40 >40 <40 40-80 >80

GLG (cm -mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120

') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden

") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld

Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor land- bouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Het plan- gebied heeft grondwatertrap VII. Omdat het plangebied op zand ligt en de toekomstige bebouwing maar op een beperkt deel van het plangebied zal plaatsvinden wordt niet verwacht dat het toekomstig grondwaterpeil zal worden beïnvloed.

3.7 Archeologische waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo- logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf- goed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen.

De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 8, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen.

Indicatieve archeologische waarde

De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land- en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waar- van geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voor-

14 Van Doesburg et al., 2007.

15 Locher & de Bakker, 1990.

(14)

namelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologi- sche kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen vanaf het Laat- Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen.

Voor de periode Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd is de IKAW minder betrouwbaar, vooral voor de gebieden die vanaf die perioden zijn ontgonnen. Een lage verwachting voor het aantreffen van arche- ologische waarden en resten wil daarom niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aanwezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner.

Volgens de IKAW ligt het plangebied in een gebied met een hoge kans op het aantreffen van archeo- logische waarden (zie figuur 8).

Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant16

In aanvulling op de IKAW hebben veel provincies een eigen verwachtingskaart vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detail- niveau dan de IKAW. In de CHW-kaart van de provincie Noord-Brabant heeft de provincie het provin- ciaal ‘belang aangeduid’. Dit belang bestaat uit 21 cultuurhistorische en 16 archeologische land- schappen. Het plangebied ligt in het cultuurhistorisch landschap Dommeldal.

Het landschap Dommeldal bestaat uit een zwak golvend dekzandlandschap dat doorsneden wordt door een aantal beken. Van oost naar west liggen de volgende beekdalen: het dal van de Kleine Dommel/Rul/Groote Aa, de Tongelreep, de Dommel en de Keersop. Tussen de beekdalen liggen de wat hoger gelegen dekzandruggen of – plateaus, waar zich vroeger uitgestrekte heidevelden, vennen en kleine hoogveentjes bevonden. De dorpen hebben zich in de loop van de 13e en 14e eeuw ver- plaatst naar de randen van de beekdalen en de hogere gronden. Hier ontstonden de grote akkercom- plexen. In plaatsen als Dommelen, Heeze en Valkenswaard bleef de kerk achter op de oorspronkelij- ke plek van het dorp.

Akkers, beemden en heide

De akkers werden bemest met een mengsel van stalmest, bosstrooisel en heideplaggen. Dit bete- kende dat er een delicaat evenwicht was tussen de hoeveelheid bouwland, de hoeveelheid grasland (weiland en hooiland) en het areaal heide. Een extra moeilijkheid voor de boeren was het geringe areaal grasland: de beekdalen waren klein. Waar mogelijk werden de beekdalen ontgonnen. Aanvan- kelijk waren de gronden langs de beek gemeenschappelijk bezit, maar al in de middeleeuwen zijn veel beekdalen verdeeld en in percelen – beemden – opgedeeld. De boeren legden sloten als per- ceelscheiding aan om het water af te voeren; langs de slootkanten groeiden elzensingels. Door de kleine strookvormige percelen en de vele elzensingels waren de beekdalen heel kleinschalig en be- sloten. Op de natste plekken werden percelen hakhout aangelegd. De heide werd extensief gebruikt, maar was wel belangrijk in het landbouwsysteem. De heidevelden waren ontstaan door langzame degradatie van het oorspronkelijke bos. In de Late Middeleeuwen was dit bos vrijwel overal verdwe- nen en vervangen door heidevelden en stuifzanden. Dergelijke verstuivingen konden de akkers be- dreigen. De rechten en plichten van de inwoners ten aanzien van de gemeenschappelijke gronden werden binnen de dorpsgemeenschap of gemeynde bepaald: hoeveel schapen men mocht weiden, hoeveel karrenvrachten plaggen er vanaf gehaald mochten worden, hoeveel turf er gestoken mocht worden, welke bijdrage er geleverd moest worden voor de gemeenschappelijke voorzieningen, zoals de wegen, waterlopen, en zo voort. Na de Franse tijd kwam het eigendom van de gemeenschappelijk gebruikte gronden bij de gemeente.

16 www.brabant.nl

(15)

Vloeiweiden

In de tweede helft van de 19e eeuw zijn delen van de uitgestrekte heidevelden ontgonnen door de aanleg van vloeiweiden. Vloeiweiden of vloeivelden zijn laaggelegen gronden, vaak delen van beek- dalen, die periodiek onder water werden gezet, waarbij het gras kon profiteren van de voedingsstoffen in het water en in het slib. In België lagen grote vloeisystemen in de bovenlopen van de Dommel en de Tongelreep. Voor de bevloeiing werd gebruik gemaakt van voedselrijk en tamelijk kalkrijk water uit het kanaal Bocholt-Herentals. Hierdoor kregen de beken in het gebied extra water te verwerken. Dit leidde enerzijds tot wateroverlast, waarover in de 19e nogal eens werd geklaagd. Anderzijds maakte men van de nood een deugd door zelf ook bevloeiingssystemen aan te leggen. Voor de bevloeiing maakte men gebruik van gegraven waterlopen met een gering verval, die voedselrijk water aan de beek onttrokken om de graslanden te bevloeien en te bemesten. Uiteindelijk kwam het water weer in de beek terecht. We noemen dit stelsel van hoog in het landschap liggende waterlopen het systeem van de ‘opgeleide beken’. In het dal van de Tongelreep werden aan het einde van de negentiende eeuw door de paters van de Achelse Kluis vloeiweiden aangelegd. De meest uitgebreide vloeisyste- men lagen langs de Beekloop bij Bergeijk.

Archeologische beleidskaart Kempen Gemeenten17

Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar- cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeo- logisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

Volgens de Archeologische beleidskaart van de Kempen gemeenten ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting, waarbij eventueel aanwezige archeologische res- ten zijn afgedekt met een eerddek en dus goed geconserveerd zijn (zie figuur 9). Binnen deze gebie- den dient volgens de beleidskaart bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bo- demingrepen dieper dan 50 cm -mv en een verstoringsoppervlak groter dan 500 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hoewel op basis van de beleidskaart archeologisch onderzoek in het plangebied niet nodig met een geplande bebouwingsoppervlak van 250 - 300 m², is onderzoek vooralsnog noodzakelijk omdat dit beleid in de gemeente Valkenswaard bij het opstellen van dit bureauonderzoek nog niet vastgesteld is.

AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op ver- schillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde).

Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waar- de, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge arche- ologische waarde met een beschermde status. Binnen zowel het plangebied als het onderzoeksge- bied liggen geen AMK-terreinen. (zie figuur 8).

In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 6 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonder- zoeken, booronderzoeken en archeologische begeleidingen van graafwerkzaamheden (zie Tabel IV en figuur 8).

17 http://atlas.sremilieudienst.nl/archeologie

(16)

Tabel IV. Overzicht onderzoeksmeldingen

Onderzoeks- meldingsnr.

Situering t.o.v. plange- bied

Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek 19763 500 meter ten

noordoosten

Type onderzoek: booronderzoek

Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 06-11-2006

Onderzoeksnummer: 16525 Resultaat:

Tijdens het veldonderzoek zijn een aantal archeologische indicatoren uit de Prehistorie en Late Middel- eeuwen aangetroffen. Tijdens het veldonderzoek zijn echter verstoringen tot in de C-horizont vastgesteld.

Op basis van deze verstoringen in combinatie met de lage ensemblewaarde van de vindplaats wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen.

44296 550 meter ten zuiden

Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Econsultancy BV Datum: 03-12-2010 Onderzoeksnummer: 35339 Resultaat:

Op grond van het bureauonderzoek is gebleken, dat er binnen het plangebied sprake kan zijn van een behoudenswaardige vindplaats in twee van de zeven deelgebieden. Om de aard en omvang van deze mogelijke vindplaats vast te stellen is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Omdat in de noordelijke helft van deelgebied 4G en het gehele deelgebied 4K archeologische resten die samenhangen met bewoning rond de historische kernen van Valkenswaard en Dommelen worden verwacht, wordt er geadviseerd om voor deze deelgebieden een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding, protocol opgraven uit te laten voeren. Omdat de deelgebieden 4A, 4B, 4C, 4D, 4E, de zuidelijke helft van 4G en 4L in het verleden (sterk) zijn vergraven wordt geadviseerd om deze deelgebieden vrij te geven De exacte invulling van het vervolgonderzoek dient door het bevoegd gezag, de gemeente Valkenswaard, te worden bepaald. Het is aan de gemeente Valkenswaard om op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen.

43357 850 meter ten oosten

Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Econsultancy BV Datum: 08-10-2010 Onderzoeksnummer: 35326 Resultaat:

Op grond van het bureauonderzoek is gebleken, dat er binnen het plangebied sprake kan zijn van een behoudenswaardige vindplaats in drie van de acht deelgebieden. Om de aard en omvang van deze mogelijke vindplaats vast te stellen is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Omdat in de deelgebieden C, D en G archeologische resten die samenhangen met het beekdal van de Dommel en met bewoning rond de historische kernen van Valkenswaard en Dommelen worden verwacht, wordt er geadviseerd om voor deze deelgebieden een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding, protocol opgraven uit te laten voeren. De exacte invulling van het vervolgonderzoek dient door het bevoegd gezag, de gemeente Valkens-waard, te worden bepaald. Hiervoor is een door het bevoegd gezag goed- gekeurd Programma van Eisen (PvE) nodig. Het is aan de gemeente Valkenswaard om op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen.

45530 850 meter ten zuiden

Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Oranjewoud BV Datum: 02-03-2011 Onderzoeksnummer: 37700 Resultaat:

In verband met grondwerkzaamheden ter plaatse van het beekdal van de Keersop ten westen van Valkenswaard dient een bureauonderzoek te worden uitgevoerd. Voor het zuidelijk deel van de Keersop is in een eerder staium al een BO uitgevoerd. Voor zover de voorgenomen ingrepen in het kader van de gestuurde waterberging Keersop vaststaan, zal buiten het beekdal nauwelijks grondverzet plaatsvinden.

Op plaatsen waar toch bodemverstoring dieper dan 30 cm -mv zal plaatsvinden en waar een middelhoge of hoge verwachting geldt, wordt geadviseerd een inventariserend veldonderzoek door middel van (ver- kennende) boringen uit te voeren om de gespecificeerde verwachting te toetsen (bodemopbouw en mate van intactheid). Voor de beekdalgronden (middelhoge verwachting) wordt geadviseerd om eventuele bodemingrepen (oeververlagingen, uitgraven meanders) archeologisch te laten begeleiden. Voor de verstoorde delen of zones met een lage verwachting wordt geen nader archeologisch onderzoek nood- zakelijk geacht.

44366 1000 meter ten oosten

Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 09-12-2010 Onderzoeksnummer: 34416 Resultaat:

In verband met de aanleg van twee bergbezinkbassins en aanpassingen in de riolering heeft Synthegra een bureauonderzoek voor de locatie uitgevoerd. Op grond van de resultaten van het onderzoek en de aanwezigheid van een ophogingslaag en/of plaggendek wordt voor het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmo- del te toetsen. De gemeente heeft na toetsing van de rapportage aangegeven dat deze stap overgesla- gen kan worden, en dat de geplande werkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerd kunnen worden.

48049 1000 meter ten Type onderzoek: archeologische begeleiding

(17)

oosten Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 16-08-2011 Resultaat: onbekend

Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied

In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 7 waarnemingen geregi- streerd (zie Tabel V en figuur 8).

Tabel V. Overzicht ARCHIS-waarnemingen Waarnemingsnr. Situering t.o.v. plange-

bied Aard van de melding

44976 400 meter ten westen Complextype: urnenveld Bronstijd - IJzertijd :

- 2 complete handgevormd aardewerk 33917 450 meter ten noordoos-

ten

Bronstijd - IJzertijd :

- fragmenten van handgevormd aardewerk 34051 450 meter ten westen Complextype: urnenveld

Centrum van urnenveld "de Duivelsberg".Door ontginning verdwenen. Mogelijk nog urnen in hoog gelegen weg (bermen).Urnen rond 1950 zeer veel geplunderd, o.a. met zeer fraaie Kerbschnittver-siering'.

Bronstijd :

- complete handgevormd aardewerk Bronstijd - IJzertijd :

- ophogingen

- complete handgevormd aardewerk 409124 500 meter ten noordoos-

ten

Neolithicum - IJzertijd :

- 1 fragment van een handgevormd aardewerk Late-Middeleeuwen :

- aardewerk

34043 700 meter ten westen Complextype: grafheuvel Bronstijd :

- 1 ophoging - houtskool 200087 850 meter ten westen Laat-Paleolithicum :

- 1 complete vuursteen steker 411589 900 meter ten noorden Neolithicum :

- 1 fragment van een vuursteen halffabricaat

Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied

In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarne- mingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen zowel het plangebied als het onderzoeksgebied zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. (zie figuur 8).

NUMIS

NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen.18 Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd.

18www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis.

(18)

3.8 Aanvullende informatie

Archeologische Verenigingen

Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de plaatselijke werkgroep archeologie van Val- kenswaard Vandaag. Dit heeft de volgende informatie opgeleverd:19

Historisch Bronnen

Keersop wordt rond 1340 in het Cijnsboek van de Hertog vermeld. Eind 14e eeuw wordt ook voor de eerste keer de Keersoppermolen vermeld (op 200 meter ten noorden van het plangebied gelegen).

Ook al kwam het gebied in 1203 ten kosten van de Graaf van Gelre in handen van de Hertog van Brabant, toch was de molen samen met het nabij gelegen kasteel in handen van de Heren van Waal- re en Valkenswaard.

Historisch Geografisch

De locatie is uitermate interessant omdat deze gelegen is langs de zeer oude oorspronkelijke weg van Dommelen naar Veldhoven. Ook de Boekweitbeemd is een zeer oude weg die de verbinding vormde tussen het gehucht Keersop en Papenhoek en vervolgens naar de Loondermo- len liep. Gebieden ten noorden van Keersop waren zeer nat, zodat de akkers zich ten zuiden van het gehucht richting het beekdal bevonden. Pas na 1700 werden de nieuwe erven ten oosten van Keers- op aangelegd. Bebouwing lag sinds die tijd ook aan de oostzijde van de weg. In 1741 werden er 10 huizen in Keersop geteld.

Fysische Landschap

De locatie is ook zere interessant omdat deze iets ten noorden van het hoge dekzand ligt, op de hel- ling in het beekdal van de Keersop. Het Kempenproject (Medieval settlement at Dommelen Parts I and II. F. Theuws et al.) dat zich voornamelijk enkele honderden meters ten zuiden van de huidige planlocatie heeft plaatsgevonden laat een diepgaand onderzoek naar de opbouw van het beekdal zien waarin de grondwatertrappen een belangrijke rol spelen bij de ontwikkelingen van de nederzet- tingen aldaar gevonden. Het laat tevens zien dat er bewoning tussen 1050 en 1125 in het beek- dal van de Keersop aan de orde was.

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van Dommelen

In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2.

Dommelen omvat het grondgebied tussen de Dommel en de Keersop. De huidige dorpskern bestaat uit het samenkomen van de gehuchten De Berg, Het Hof, De Keersop, De Papenhoek, De Heij en De Groenstraat. De oudste nederzetting gelegen naast de Kerkakkerstraat ontstond in de 7e eeuw en breidde zich tot de 10e eeuw uit tot drie à vier boerderijen. Deze bewoning duurt tot in de 11e 12e eeuw. Op de plaats van dit oude nederzettingsterrein werd een begraafplaats aangelegd waarop later een houten en weer later een bakstenen kapel wordt opgericht. In westelijke richting naar de Keersop ontstond de tweede nederzetting met maximaal drie boerderijen. Deze bewoning begon rond 1050 en duurde tot de 13e eeuw.20

Dommelen is genoemd naar de ligging aan de rivier de Dommel. De rivier wordt in de 8e eeuw al her- haaldelijk vermeld als Dutmala en Dudmala. De oorsprong van deze naam is onbekend.21

19 Informatie via dhr. B. Verbeek, Valkenswaard Vandaag

20 www.valkenswaardvandaag.nl

21 Van Berkel en Samplonius, 1995

(19)

Dommelen wordt in de 14e eeuw voor het eerst vermeld als de Dommele. Het dorp was destijds een middeleeuws parochiecentrum waarvan de kerk ten noorden van de oude dorpskern lag. Het oude parochiecentrum van Dommelen was voor de 19e eeuw al verdwenen. Het dal van de Dommel ten oosten van Dommelen is pas vanaf de 16e eeuw ontgonnen en voornamelijk in gebruik geweest als grasland, doorsneden door houtwallen.22

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting op- gesteld:

Tabel VI. Gespecificeerde archeologische verwachting

Archeologische periode Gespecificeerde verwachting

Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld

(Laat-)Paleolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Mesolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen

gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Neolithicum Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen,

grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houts- kool en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Bronstijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen,

grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaal- resten, houtskool, botresten en ge- bruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

IJzertijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen,

grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Romeinse tijd Hoog Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Middeleeuwen Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf:

kleine fragmenten aardewerk, metaal- resten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwer- pen

Onder het esdek en in de top van de dek- zandafzettingen

Nieuwe tijd Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf:

kleine fragmenten aardewerk, metaal- resten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwer- pen

Onder maaiveld/in het esdek en in de top van de dekzandafzettingen

Uit de landschappelijke ligging, op een dekzandrug tegen het dal van de Keersop aan, blijkt dat het plangebied vanaf het Laat-Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onder- zoeksgebied blijkt dat er in de omgeving van het plangebied, mogelijk doordat er relatief weinig on-

22 De Bont, 1993

(20)

derzoek heeft plaatsgevonden, alleen enkele waarnemingen zijn gedaan van grafvelden uit de Brons- tijd – IJzertijd en enkele vuursteenvindplaatsen uit de Steentijd. Vanwege het kleine aantal waarne- mingen is het lastig een duidelijk verband te leggen tussen de ruimtelijke spreiding van de waarne- mingen ten opzichte van het landschap.

In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. Deze archeologische resten worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onder in het esdek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen worden verwacht tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont.

Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.

Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht uit de Nieuwe tijd. De kans op het voorkomen van de resten is hoog. De vondstenlaag van deze resten zal zich niet dieper bevin- den dan circa 30 cm beneden het maaiveld. Organische resten en metaal zullen slecht zijn geconser- veerd door de relatief droge en zure bodemomstandigheden boven het hoogste grondwaterpeil (1 m - mv). Andere type indicatoren (aardewerk) zijn waarschijnlijk matig goed geconserveerd. Het complex- type en de omvang van eventuele archeologische resten kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.

Bodemverstoring

Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook behoudenswaardig zijn. Als gevolg van bo- demingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologi- sche vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn ge- bleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is in het verleden in gebruik ge- weest als akkerland en in de 20e eeuw deels bebouwd. Door ploegen en bij de bouwactiviteiten van de bestaande bebouwing in het plangebied kunnen eventueel aanwezige archeologische resten, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan.

3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek

Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd.

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?

Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als akkerland en in de 20e eeuw deels bebouwd. Door ploegen en bij de bouwactiviteiten van de bestaande bebouwing in het plan- gebied kunnen eventueel aanwezige archeologische resten, die vanaf het maaiveld worden verwacht, mogelijk verloren zijn gegaan.

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog- punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of - rug, nabij een veengebied, een beekdal)?

(21)

Uit de landschappelijke ligging, op een dekzandrug, tegen het dal van de Keersop aan, blijkt dat het plangebied vanaf het Laat-Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische peri- oden. De kans op het voorkomen van de resten is hoog.

4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 4.1 Methoden

Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.2, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek is op 14 juni 2012 door drs. M. Stiekema (senior prospector) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld.

In totaal zijn er 5 boringen gezet (zie figuur 10). Er is geboord tot een diepte van maximaal 1,50 m - mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn verspreid binnen het plange- bied gezet. Bij het zetten van de boringen is rekening gehouden met de aanwezige verhardingen, gebouwen en kabels en leidingen. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Stan- daard Boorbeschrijvingsmethode beschreven.23 De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y- waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Neder- land (AHN).

Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuur- lagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Het opgeboorde materiaal is in het veld door middel van versnijden/verkruimelen geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem en bot.

4.2 Resultaten

Geologie en bodem

De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 5 weergegeven. Op basis van deze boorprofielen kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven.

In het plangebied zijn in alle boringen zeer fijne, zwak tot matig siltige zanden aangetroffen. De zan- den zijn beige-geel tot donkergrijsbruin van kleur. Bij alle boringen is aan het maaiveld een zwak hu- meuze, donkergrijsbruine laag aangetroffen. De dikte van deze laag varieert van 15 centimeter bij boring 5 tot 90 centimeter bij boring 2. Verder was deze laag in boring 2 verstoord. In alle boringen is onder de humeuze bovenlaag een verstoord zandpakket met een dikte van 15-55 cm aangetroffen.

De verstoringen kenmerken zich door de aangetroffen gevlektheid van het sediment en plaatselijk de aanwezigheid van baksteenresten. De verstoringen gaan bij alle boringen in het plangebied door tot in de onderliggende dekzandafzettingen, tot een diepte van 45-120 cm –mv. In de ongestoorde dek- zandafzettingen onder de verstoorde toplaag zijn bij geen van de boringen (resten van) een oor- spronkelijk podzolprofiel waargenomen.

Het in het plangebied aangetroffen sediment bestaat uit Pleistocene dekzandzettingen, waarop zich oorspronkelijk een hoge enkeerdgrond heeft bevonden. Door graafwerkzaamheden in het plangebied, vermoedelijk veroorzaakt tijdens of na de bouw van de huidige bebouwing en door voormalige agrari-

23 Bosch, 2005.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwach- tingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze

Omdat het bodemprofiel in het gehele plangebied tot grote diepte verstoord is, kan de gespe- cificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit het (Laat)

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door

Strandwalafzettingen voorkomen. Deze worden van elkaar gescheiden door een circa 20 cm dikke veenlaag. In de top van de Oude Duinafzettingen heeft zich een bodem ontwikkeld. De Oude

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwach- tingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de

Hamaland Advies heeft in opdracht van BJZ.nu uit Almelo een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor een ongenummerd landbouwperceel aan

Het veldonderzoek heeft tot doel antwoorden te vinden op wat de bodemopbouw is binnen het plangebied, er archeologische vondsten en/of sporen en/of lagen aanwezig zijn,