• No results found

Archeologisch onderzoek Stegen 56-60

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologisch onderzoek Stegen 56-60"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK

STEGEN 56 EN 60 TE ASTEN

GEMEENTE ASTEN

(2)

© Econsultancy bv, Swalmen

Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto- kopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport)

Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Stegen 56 en 60 te Asten in de gemeente Asten

Opdrachtgever Tonnaer Vonderweg 14 5616 RM Eindhoven

Project AST.TON.ARC

Rapportnummer 12051411

Status definitief

Datum 30 november 2012

Vestiging Swalmen

Auteur(s) Ing. G.J. Boots MA (Archeoloog) en drs. M. Stiekema (Senior Prospector)

Paraaf

Autorisatie Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog) Paraaf

(3)

Administratieve gegevens plangebied

Projectcode en nummer 12051411 AST.TON.ARC

Toponiem Stegen 56 en 60

Opdrachtgever Tonnaer

Gemeente Asten

Plaats Asten

Provincie Noord-Brabant

Kadastrale gegevens Gemeente Asten, sectie N, nummers 849 (ged.), 1812 en 1801 (ged.)

Omvang plangebied circa 9.250 m2

Kaartblad 52 C (1:25.000)

Coördinaten centrum plangebied X: 181061 / Y: 380377

Bevoegde overheid Gemeente Asten

Postbus 290 5720 AG Asten Tel.: 0493 - 671212 Email: gemeente@asten.nl Deskundige namens de bevoegde overheid

ARCHIS2

Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer

Onderzoeksnummer

Bureauonderzoek 52320

n.v.t.

44292

Booronderzoek 52321 n.v.t.

44293

Archeoregio NOaA Brabants zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Noord-Brabant

Uitvoerders Econsultancy, ing. G.J. Boots MA en drs. M. Stiekema

Kwaliteitszorg

Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen.

Betrouwbaarheid

Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booron- derzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsul- tancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.

(4)

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van Tonnaer op 11 en 13 juni 2012 een archeologisch bureauonder- zoek en op 18 juni 2012 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de bouw van een woning met bijge- bouw. Het plangebied is gelegen aan de Stegen 56 en 60 te Asten in de gemeente Asten. Het ar- cheologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwe- zigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bo- demingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeolo- gische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologi- sche verwachting voor het plangebied op te stellen.

Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauon- derzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied.

Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel.

Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn.

Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing nood- zakelijk is.

Gespecificeerde archeologische verwachting

Volgens de opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting is de archeologische verwachting laag voor het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum, middelhoog voor het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd en de Romeinse tijd en hoog voor de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.

Resultaten inventariserend veldonderzoek

Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat de bodem in hoofdlijnen bestaat uit een verstoord plaggendek variërend van 60 tot 100 cm dikte, bestaande uit donker grijs bruin, matig fijn, zwak siltig, matig humeus zand. Hieronder bevindt zich de C-horizont bestaande uit geel of grijs, matig siltig, matig fijn zand met gley-verschijnselen.

Conclusie

Op basis van de waargenomen bodemverstoringen, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. De archeologische verwachting zoals deze in het bu- reauonderzoek is vastgesteld, wordt voor alle archeologische periodes naar laag bijgesteld.

Selectieadvies

Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plan- gebied vrij te geven.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende acti- viteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (Gemeente Asten), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ... 1

2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ... 1

3 BUREAUONDERZOEK ... 2

3.1 Methoden ... 2

3.2 Afbakening van het plangebied ... 3

3.3 Huidige situatie ... 3

3.4 Toekomstige situatie ... 3

3.5 Beschrijving van het historische gebruik ... 4

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens ... 6

3.7 Archeologische waarden ... 8

3.8 Aanvullende informatie ... 16

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van de gemeente Asten ... 16

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 17

3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek ... 19

4 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ... 20

4.1 Methoden ... 20

4.2 Resultaten ... 20

4.3 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ... 21

5 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ... 22

5.1 Conclusie ... 22

5.2 Selectieadvies ... 22

(6)

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. Verleende bouwvergunningen

Tabel III. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel IV. Grondwatertrappenindeling

Tabel V. Overzicht AMK-terreinen Tabel VI. Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel VII. Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Tabel VIII. Gespecificeerde archeologische verwachting

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Figuur 2. Detailkaart van het plangebied

Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied

Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart

Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart

Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied

Figuur 9. Situering van het plangebied binnen de Archeologische Beleidskaart Figuur 10. Boorpuntenkaart

BIJLAGEN

Bijlage 1 Literatuur Bijlage 2 Bronnen

Bijlage 3 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 4 Bewoningsgeschiedenis van Nederland

Bijlage 5 AMZ-cyclus Bijlage 6 Planontwerp Bijlage 7 Boorprofielen

(7)

1 INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van Tonnaer een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plan- gebied gelegen aan de Stegen 56 en 60 te Asten in de gemeente Asten (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal een woning met bijgebouw worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5).

Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De huidige ‘Agrarische bedrijfsbestemming’ zal worden gewijzigd in een deel ‘Wonen’ (circa 2.750 m²) en een deel ‘Agra- risch’ (circa 6.500 m²).

Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 0). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 0). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Asten, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat ver- volgstappen nodig zijn.

2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN

Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwach- te archeologische waarden in en om het plangebied.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied, een beekdal)?

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is er op gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige ar- cheologische resten mogelijk verdwenen zijn.

(8)

Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:

 Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied?

 Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring?

 Wat zijn de gevolgen van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecifi- ceerde archeologische verwachting van het plangebied.

Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 11 en 13 juni 2012 door ing. G.J. Boots BA (archeoloog) en drs. M. Stiekema (senior prospector). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 18 juni 2012. Meegewerkt hebben: drs. M. Stiekema (senior prospector) en Ing. G.J. Boots BA (archeoloog).

Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur).

3 BUREAUONDERZOEK 3.1 Methoden

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.

Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06.1 Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:

 afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toe- komstige gebruik (LS01);

 beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02);

 beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03);

 beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04);

 opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).

Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS);

 de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);

 geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten;

 de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLo- ket);

 literatuur en historisch kaartmateriaal;

 de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH);

 bouwhistorische gegevens;

 de recente topografische kaart (schaal 1:25.000);

 recente luchtfoto’s;

 het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);

 de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant;

 de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Asten;

 plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging.

1 Beschikbaar via www.sikb.nl.

(9)

3.2 Afbakening van het plangebied

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 km rondom het plangebied.

Het plangebied heeft oppervlakte van circa 9.250 m² en ligt aan de Stegen 56 en 60, ten noordoosten van Asten in de gemeente Asten (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Algemeen Hoogtebestand Neder- land (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 24,70 m +NAP. Het gebied is kadastraal bekend als Gemeente Asten, sectie N, nummers 849 (ged.), 1812 en 1801 (ged.).

3.3 Huidige situatie

Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en be- bouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting.

Het plangebied was bebouwd en in gebruik als grasland (zie figuur 3). Tijdens de veldinspectie bleek dat de in figuur 3 afgebeelde stallen op het terrein inmiddels waren gesloopt.

Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:

 aan de noordzijde bevindt zich bouwland en een bedrijfsterrein;

 aan de oostzijde bevindt zich bouwland;

 aan de zuidzijde bevindt zich bouwland.;

 aan de westzijde bevindt zich bouwland.

Bodemloket

Met het bodemloket wil de overheid inzicht geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in Nederland in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsa- nering). Ook laat het Bodemloket zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen.

Het raadplegen van het Bodemloket heeft voor het plangebied geen aanvullende gegevens opgele- verd.

Huidig milieuonderzoek

Gelijktijdig met het archeologisch bureauonderzoek is er voor het plangebied een milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy b.v. dhr. S.J. Theeuwen (rapportnummer: 12051409, AST.TON.NEN). De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen belemmering voor de voor- genomen ontwikkeling.

3.4 Toekomstige situatie

Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onver- stoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen.

(10)

In het plangebied is een voormalige varkenshouderij gevestigd. De voormalige varkensstal op Stegen 60 zal worden gesloopt. Hier zal in de toekomst een nieuwe woning met bijgebouw worden gereali- seerd. Het voormalige bedrijfsgebouw op locatie Stegen 56 zal de nieuwe bestemming ‘Wonen’ krij- gen. De bestemming agrarisch bedrijfsbestemming voor de gronden achter Stegen 56 en 60 zal hier- voor gewijzigd worden in agrarisch (zie bijlage 6). Tijdens de veldinspectie is gebleken dat er inmid- dels meer stallen en schuren in het plangebied zijn gesloopt. Deze zijn weergegeven in figuur 10.

3.5 Beschrijving van het historische gebruik

In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettings- vormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevan- te achtergrondliteratuur geraadpleegd.

Historisch kaartmateriaal

De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt:

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2

Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omge- ving

Kadastrale minuut 1811-1832 Gemeente Asten, Sectie C, Blad 03

1:2.500 Het plangebied is in het bezit van Peter Jan Rijn- ders en is in gebruik als bouwland. “Stegen 58” is in 1832 al bebouwd.

Het plangebied ligt in het gebied

“Het Stegensch Eind”. Ten zuiden van het plangebied stroomt de Beekerloop. Deze lijkt in die tijd al gekanaliseerd te zijn.

Militaire topografische kaart (nettekening)

1830-1850 52_3rd 1:50.000 Weide, hooiland en bouw- land.

Het gebied ten noordwesten van het plangebied wordt Laarbroek genoemd. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de Grote Peel. De omgeving van het plangebied watert af in noordelijke richting via de Beekerloop.

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1895 693 1:50.000 Bouwland. Het plangebied ligt aan de Stegen-

sche straat in het buurtschap Stegen.

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1911 693 1:50.000 Bouwland. Asten is ontsloten middels een

stoomtram.

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1917 693 1:50.000 Bouwland. -

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1927 693 1:50.000 Bouwland. -

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1936 693 1:50.000 Bouwland. -

Topografische kaart 1955 52C 1:25.000 Bouwland. Door het plan- gebied loopt een landweg.

-

Topografische kaart 1958 52C 1:25.000 Bouwland. -

2 www.watwaswaar.nl.

(11)

Topografische kaart 1967 52C 1:25.000 Stegen 56 en 60 zijn bebouwd. Door het plan- gebied loopt een landweg.

-

Topografische kaart 1979 52C 1:25.000 Stegen 60 is bebouwd. Op het achtererf zijn enkele stallen bijgebouwd.

De Koestraat is rechtgetrokken.

Topografische kaart 1987 52C 1:25.000 Stegen 56 en 60 zijn bebouwd en op het achter- erf zijn enkele stallen bijgebouwd. Het zuidelijke deel van het plangebied is in gebruik als bouwland.

-

Topografische kaart 1991 52C 1:25.000 Er zijn geen wijzigingen ten opzichte van 1987.

-

Het plangebied ligt ten noordwesten van de Grote Peel en ten zuidoosten van een laag gelegen ge- bied het Laarbroek. Het omliggende gebied rond het plangebied watert af in noordelijke richting via de Beekerloop, die in het begin van de 19e eeuw al gekanaliseerd was.

Het tussenliggende perceel, “Stegen 58”, is in de 19e eeuw al bebouwd. In de 60er jaren van de vori- ge eeuw is het plangebied aan de straatzijde bebouwd. Deze bebouwing breidt zich in de loop der jaren uit in de vorm van stallen op het achtererf. Door het plangebied loopt een landweg in oost- westelijke richting. Het zuiden van het plangebied, ten zuiden van de landweg, is niet bebouwd (zie figuur 4).

KICH3

Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken.

Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied aanvullende informatie opgeleverd.

Rijks- en gemeentemonumenten binnen het onderzoeksgebied

Het plangebied ligt niet binnen een 50 m attentiezone van zowel rijksmonumenten (AWG categorie 1) als gemeentelijke monumenten (AWG categorie 4 gemeentelijk monument (gebouwd).

Bouwhistorische gegevens

Bij de gemeente Asten is het archief van de Bouw- en Woningtoezicht geraadpleegd.

Tabel II geeft een opsomming van de verleende bouwvergunningen voor de onderzoekslocatie.

Tabel II. Verleende bouwvergunningen

Naam aanvrager Jaartal Omschrijving

Dhr. H. van der Loo 1967 oprichten van een varkensstal

Dhr. J.P.H.M. van Zeeland 2006 oprichten van een zeugenstal (niet gerealiseerd) Dhr. J.T.M. Verhoeven 2007 vergroten van een woonhuis (1e fase)

Dhr. J.T.M. Verhoeven 2008 vergroten van een woonhuis (2e fase)

3 www.kich.nl.

(12)

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens

Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen.

De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied:

Tabel III. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied

Type gegevens Gegevensomschrijving

Geologie4 Formatie van Boxtel met een dek van het Laagpakket van Wierden; fluvioperiglaciale afzettingen (leem en zand) met een zanddek (Bx6).

Geomorfologie5 Dekzandruggen (met of zonder oud bouwlanddek) (3L5)

Bodemkunde6 Hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21)

Geologie

Het plangebied bevindt zich binnen een gebied met dekzandafzettingen aan het oppervlak. Het dek- zand behoort tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Deze afzettingen zijn gevormd gedurende de laatste ijstijd (Weichselien, 120.000 - 10.000 jaar BP). In de laatste ijstijd bereikte het landijs Nederland net niet. In Nederland heerste een zeer koud en continentaal klimaat. Het land- schap bestond uit een poolwoestijn waarin amper vegetatie voorkwam. Hier had de wind vrij spel in het verplaatsen van zand en silt. In deze periode van koude condities was de ondergrond permanent bevroren (permafrost). Door deze bevroren ondergrond kon water niet de grond infiltreren en ontwik- kelde er zich een oppervlakkig afwateringssysteem, dat de algemene topografie volgde en zorgde voor afzettingen van plaatselijk verspoelde dekzandafzettingen.7

Gedurende het Atlanticum (dat overeenkomt met het Mesolithicum) treedt onder sterke klimaatverbe- tering ook een sterk stijgende grondwaterspiegel op. Als gevolg van deze vernatting beginnen de veen- en moerasgebieden van de Peel te ontstaan. Ook in de directe omgeving van het plangebied ontstaat een nat heidegebied, doorspekt door vennen. Deze situatie blijft tot aan de ontginningen van de 19e eeuw min of meer ongewijzigd.8

DINO9

Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwa- tergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO.

In het Dinoloket is één boring bestudeerd.10 Hieruit blijkt dat de ondergrond bestaat uit matig fijn zwak siltig tot siltig zand tot 1.4 m onder maaiveld. Hieronder bevinden zich leemlagen.

4 E.F.J. de Mulder et al., 2003.

5 Alterra, 2003.

6 Stichting voor Bodemkartering, 1968.

7 E.F.J. de Mulder et al., 2003.

8 Renes, 1999

9 www.dinoloket.nl.

10 DINO boornummers B52C1158.

(13)

Geomorfologie

De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onder- scheiden zijn weer.

Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied binnen dekzand- ruggen ( met of zonder oud bouwlanddek) (3L5) (zie figuur 5).

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)11

Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail- leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied.

Volgens het AHN ligt het plangebied tussen een dekzandrug ten oosten, waar de buurtschappen Ak- kerbosch en Rinkveld op liggen, en het dekzandeiland van Asten ten zuidwesten in. Het plangebied ligt niet in een beekdal. De dichtstbijzijnde waterloop is die van de Astense Aa, ongeveer 1 km ten noordoosten van het plangebied.

Binnen het plangebied zijn op het AHN hoekige lijnen te zien. Waarschijnlijk is het plangebied aan de straatzijde gedeeltelijk opgehoogd in verband met de bouw en/of het uitgraven van de bouwput voor de varkensstallen (zie figuur 6).

Bodemkunde

Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als hoge zwarte en- keerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21) (zie figuur 7).

Enkeerdgronden zijn oude bouwlanden, die vanaf de late Middeleeuwen op de Pleistocene zand- gronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest (uit potstallen) vermengd met plaggen, die gesto- ken werden op de woeste gronden (zoals heide, bossen en beekdalen). Dergelijke gronden zijn eerst ontstaan op de hogere delen van het landschap en hebben zich later uitgebreid tot de lagere delen.

Ze bestaan uit dikke lagen leemarme en humusrijke gronden. Hun voorkomen valt veelal samen met de zogenaamde plaggendekken. Het belang van een enkeerdgrond ligt in de beschermende kwalitei- ten van het dek. Eventuele archeologische waarden worden in de regel door het dikke dek be- schermd tegen verstoring door onder andere agrarische activiteiten. Sinds de jaren 80 van de 20e eeuw is er een grotere en meer systematische aandacht voor essen en plaggenbodems in Nederland.

In veel gevallen bleken de betreffende terreinen een hoge dichtheid aan verhoudingsgewijs goed geconserveerde archeologische overblijfselen te bevatten, soms zelfs complete archeologische land- schappen. De vaak opmerkelijke resultaten vormen de belangrijkste bron voor de beschrijving van de bewoning en het landgebruik in de zandlandschappen voor de periode vanaf de Midden-Bronstijd tot in de Nieuwe tijd. Veel hiervan representeert de vroegere geschiedenis van de dorpen die tussen de 9e en de 12e eeuw naast de essen kwamen te liggen. De rijkheid aan archeologische resten leidde er toe dat de hoger en droger gelegen plaggendekken of enkeerdgronden op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) over het algemeen een hoge indicatieve waarde kregen.12

Grondwatertrap

Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemid- deld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden geka- rakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen

11 www.ahn.nl.

12 J. van Doesburg et al., 2007.

(14)

grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven.

Tabel IV geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen.

Tabel IV. Grondwatertrappenindeling13

Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII"

GHG (cm -mv) - - <40 >40 <40 40-80 >80

GLG (cm -mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120

') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden

") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld

Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor land- bouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Het plan- gebied heeft grondwatertrap VI.

3.7 Archeologische waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo- logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf- goed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen.

De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 8, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 km rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS ge- registreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen.

Indicatieve archeologische waarde

Omdat de gemeentelijke beleidskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd.

Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant

In aanvulling op de IKAW hebben veel provincies een eigen verwachtingskaart vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detail- niveau dan de IKAW.

In de CHW-kaart van de provincie Noord-Brabant heeft de provincie het provinciaal ‘belang aan- geduid’. Dit belang bestaat uit 21 cultuurhistorische en 16 archeologische landschappen. In de 21 cultuurhistorische landschappen heeft de provincie verschillende cultuurhistorische vlakken gedefini- eerd. Van al deze landschappen en vlakken zijn beknopte beschrijvingen gemaakt.

13 W.P. Locher & H. de Bakker, 1990.

(15)

Het plangebied ligt in Landschap 35, “Dekzandeiland Asten-Deurne”. Dit landschap bestaat uit de met oude bouwlanden en stuifduinen bedekte dekzandeilanden van Asten, Deurne, Vlierden en Milheeze.

De eilanden worden van elkaar gescheiden door de beken de Astensche Aa, Oude Aa en Kaweische loop. In het noorden wordt de grens gevormd door het beekdal van de Esperloop, in het zuiden door het beekdal van de Aa. De genoemde beekdalen ontspringen op de oostelijker gelegen Peelhorst. In het zuidoosten vallen een randzone van dit plateau en een deel van het hierop gelegen hoogveenge- bied de Peel binnen de grenzen van landschap 35. Landschap 35 heeft een relatief lage dichtheid aan archeologische vindplaatsen. De omvang van de AMK-terreinen is daarentegen het grootst van alle landschappen (gemiddeld circa 80 ha).

De Archis-waarnemingen omvatten alle perioden vanaf het paleolithicum tot en met de late middel- eeuwen. Uitgesplitst naar archeologische periode laten ze een patroon zien dat vrijwel identiek is aan de trendlijn voor heel Noord-Brabant. Het bestand van AMK-terreinen is daarentegen vrij eenzijdig samengesteld. Het bestaat voor een belangrijk deel uit zeer grote terreinen met laatmiddeleeuwse archeologische waarden, naast enkele kleinere uit andere perioden.

Het plangebied ligt tevens in het uiterste zuiden van een gebied dat aangeduid wordt met de regio Peelrand. De Peelrand bestaat uit een ring van middeleeuwse dorpen op enige afstand van het voormalige veengebied van De Peel. Deze oude dorpen worden gekenmerkt door akkercomplexen, schaarse groenlanden en voormalige heidevelden. De heidevelden zijn in de 19e en 20e eeuw ont- gonnen en grotendeels omgezet in landbouwgrond, waardoor er een waardevol mozaïek is ontstaan van oude en jonge ontginningen. Enkele kastelen, diverse kloosters en de Peel-Raamstelling verle- nen het gebied extra cultuurhistorische betekenis.

Regio Peelrand is een zwak golvend dekzandlandschap dat als een hoefijzer rond het voormalige veengebied van de Peel ligt. Door het westelijk gedeelte, ten oosten van het plangebied, loopt de Peelrandbreuk, die de Centrale Slenk en de Peelhorst van elkaar scheidt. Langs de breuk vindt nog steeds beweging plaats. Aan het aardoppervlak is de breuklijn hier en daar te zien als een trede in het terrein met een hoogteverschil van enkele meters. Langs de breuklijn komt kwel aan de oppervlakte (wijst). Deze natte delen vormen het brongebied van de bovenlopen van de Aa. De oostzijde van de Peelhorst wordt eveneens door een breuk begrensd. Het noordelijke gedeelte van de Peelhorst is een vlak gebied met plaatselijk dekzandruggen en bevat een gradiëntrijke overgang naar de regio Maas- kant waar kwel aan de oppervlakte komt. Het westelijke gedeelte van de Peelrand bestaat uit het open beeklandschap van de Aa.

De Peelrand is een overwegend oud en gevarieerd zandlandschap met een kralensnoer van agrari- sche nederzettingen, akkercomplexen, weilanden en bossen. De oude dorpen liggen in een wijde boog rond het voormalige hoogveengebied. Op verschillende plaatsen zijn in de beekdalen restanten van vloeisystemen aangetroffen. De boeren gebruikten de randen van de Peel om hun vee te weiden, om strooisel te winnen voor de potstallen en om, op bescheiden schaal, turf te steken. In de loop van de afgelopen 1000 jaar werd er vanuit deze dorpen steeds verder geknabbeld aan de randen van het veen.

Tussen de oude dorpen en het Peelgebied liggen jonge ontginningen en boscomplexen uit de 19e en 20e eeuw. Met het in cultuur nemen van deze ‘woeste gronden’ werd ook de waterhuishouding steeds verder gereguleerd. Bestaande beken werden rechtgetrokken en stroomopwaarts verlengd en er zijn tal van nieuwe waterlopen gegraven. Het westelijke gedeelte van de Peelrand is na de Tweede We- reldoorlog sterk verstedelijkt. Hier liggen grote plaatsen als Helmond, Deurne, Uden, Oss, Someren, Gemert en Heesch.

Archeologische beleidskaart Gemeente Asten

Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de

(16)

gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar- cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeo- logisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

Volgens de Archeologische beleidskaart van de gemeente Asten ligt het zuidelijke deel van het plan- gebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting (waardecategorie 4) en het noordelijke deel van het plangebied binnen een gebied van archeologische waarde (waardecategorie 3) (zie figuur 9). Binnen gebieden met waardecategorie 4 dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv en een verstoringsoppervlak groter dan 250 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen gebieden met waardecategorie 3 gelden dezelfde ondergrenzen als van waardecategorie 4.14

AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op ver- schillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde).

Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waar- de, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge arche- ologische waarde met een beschermde status.

Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied ligt één AMK-terrein (zie Tabel V en figuur 8).

Tabel V. Overzicht AMK-terreinen AMK

nr.

Situering t.o.v. plange-

bied Datering Waarde en omschrijving

16807 1000 meter ten zuidwes- ten

Middeleeuwen laat - Nieuwe tijd

Complex: Nederzetting, onbepaald

Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde

Oude dorpskern van Asten. Op de AMK-Noord Brabant zijn historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De selectie en begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 16e-eeuwse (Van Deventer) en vroeg 20e-eeuwse kaarten (Bonnebladen). Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van Vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege- en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet per se hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning.

Dit AMK terrein ligt weliswaar in het onderzoeksgebied, maar heeft door zijn ligging op 1 km afstand geen invloed op de gespecificeerde archeologische verwachting.

In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende bedrijven en instellingen in totaal 18 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken, booron- derzoeken (verkennend/karterend), proefsleuvenonderzoeken, archeologische begeleidingen en op- gravingen (zie Tabel VI en figuur 8).

14 W.A.M. Hessing et al. 2010 en F.P. Kortlang 2009.

(17)

Tabel VI. Overzicht onderzoeksmeldingen Onderzoeks-

meldingsnr.

Situering t.o.v.

plangebied Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek 21619 het plangebied ligt

in het onder- zoeksgebied

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Oranjewoud BV Datum: 07-03-2007 Onderzoeksnummer: 20518

Resultaat: Geadviseerd wordt om in delen met een hoge verwachting een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.

18162 het plangebied ligt in het onder- zoeksgebied

Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Grontmij

Datum: 12-07-2006

Resultaat: De gemeente Asten heeft voor de locatie Loverbosch (woning)bouwplannen. Ten behoeve hiervan wordt een gebiedsinventarisatie uitgevoerd. Het archeologisch bureauonderzoek maakt hier onderdeel van uit.

29027 120 meter ten zuiden

Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Uitvoerder: BAAC BV

Datum: 29-05-2008 Onderzoeksnummer: 21947

Resultaat: Tijdens het proefsleuvenonderzoek is een vindplaats aangetroffen, te weten infrastructuur uit de post-middeleeuwen bestaande uit een percelleringssysteem, sporen van een wegtracé en paden.

De vindplaats krijgt op grond van de redelijk lage inhoudelijke kwaliteit een lage waardering. BAAC bv adviseert daarom dat de vindplaats niet behoudenswaardig is. NB de meest zuidelijke punt van het onderzoeksgebied is nog niet door middel van een proefsleuvenonderzoek onderzocht. Deze percelen hebben een hoge potentie voor archeologische resten uit alle perioden aangezien deze zone zich op een dekzandrug bevindt. De percelen dienen nog aanvullend onderzocht te worden.

20189 230 meter ten zuidwesten

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Oranjewoud BV Datum: 07-12-2006 Onderzoeksnummer: 16291

Resultaat: Op basis van de resultaten van het bureau- en inventariserend veldonderzoek luidt de aanbeveling dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Gezien de aanwezigheid van indicato- ren en een grondspoor bevindt zich ter plaatse een vindplaats. nader onderzoek in de vorm van proef- sleuven is daarom noodzakelijk.

20449 230 meter ten zuidwesten

Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Uitvoerder: Oranjewoud BV

Datum: 21-12-2006 Onderzoeksnummer: 31994

Resultaat: Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek is op dit moment nog geen selectiebesluit mogelijk. Daarom luidt de aanbeveling dat nader archeolo- gisch onderzoek nodig is. Nader archeologische onderzoek, bestaande uit inventariserend veldonder- zoek door middel van proefsleuven. Dit is noodzakelijk om onder andere duidelijkheid te verschaffen over de grootte van de aangetroffen vindplaats en de datering, gaafheid en conservering hiervan. Dit onderzoek heeft als doel de vindplaats te waarderen.

2966 250 meter ten zuiden

Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Uitvoerder: BAAC BV

Datum: 26-08-2002 Onderzoeksnummer: 13501

Resultaat: Gezien de resultaten lijkt het niet nodig de sporen in het plangebied te beschermen . 27387 250 meter ten

zuiden

Type onderzoek: archeologische begeleiding Uitvoerder: Oranjewoud BV

Datum: 06-03-2008 Onderzoeksnummer: 37198 Resultaat: Onbekend 2201 600 meter ten

westen

Type onderzoek: onbekend

Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 13-06-2000

Resultaat: Onbekend 3213 600 meter ten

westen

Type onderzoek: booronderzoek

Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 01-04-2000

Onderzoeksnummer: 408

Resultaat: Er wordt een combinatie van archeologisch toezicht en AAO aanbevolen. De te realiseren wegcunetten kunnen dienst doen als proefsleuven. Voor het laaggelegen, noordoostelijke deel van het plangebied wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

27891 650 meter ten noordoosten

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 31-03-2008 Onderzoeksnummer: 28151

Resultaat: Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en karterend veldonderzoek d.m.v.

boringen wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven geadviseerd.

Na het veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat de hoge archeologische verwachting voor vuur- steenvindplaatsen uit laat-paleolithicum en mesolithicum en voor nederzettingsresten uit de andere

(18)

perioden behouden blijft. Het plaggendek en de onderliggende veldpodzol is nog relatief goed bewaard.

Het plaggendik is minimaal 100 cm dik waardoor een karterend booronderzoek geen geschikte metho- de is om archeologische vindplaatsen op te sporen.

30586 650 meter ten noordoosten

Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Uitvoerder: Synthegra BV

Datum: 20-08-2008 Onderzoeksnummer: 30060 Resultaat:

Waarderend proefsleuvenonderzoek binnen plangebied Achterbos 24 op deelgebieden A en B. Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat zich geen oudere nederzettingssporen uit de prehistorie tot de Vroege Middeleeuwen binnen het onderzoeksgebied bevinden. Antropogene sporen uit de Late middeleeuwen echter wel. Het gaat hierbij om sporen van een ontginningshoeve uit de late 13e en vroege 14e eeuw. Deze sporen bevonden zich vooral in het zuidwestdeel van deelgebied A. De ver- wachting is dat overige sporen van deze ontginningshoeve zich hier buiten deelgebied A verder zullen uitstrekken. Onderzoek van dergelijke ontginningshoeven is nog maar in zeer beperkte mate gebeurd omdat dergelijke structuren archeologisch gezien lastig zijn aan te tonen. Dit hangt vooral samen met de veranderende bouwwijze op poeren in deze periode. Door het niet langer ingraven van de gebinten zijn deze ook niet meer archeologisch traceerbaar. Hierom is het aantreffen van sporen van een derge- lijke hoeve van zeer groot belang met betrekking tot het kunnen beantwoorden van de vragen gesteld in de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie, NOaA hoofdstuk 22- de Middeleeuwen en Vroegmoder- ne tijd in Zuid-Nederland. De vindplaats en de naaste omgeving worden beschouwd als behoudens- waardig. Aangezien behoud in situ niet gerealiseerd kan worden dient de vindplaats ex situ behouden te worden. Alle relevante archeologische sporen binnen het plangebied zijn archeologisch onderzocht en gedocumenteerd en worden dus niet meer bedreigd. Hiervoor is gebruikt gemaakt van de optionele uitbreiding geboden in het PVE. Deze uitbreiding was bedoeld om het onderzoeksproces te bespoedi- gen. Hierdoor is het archeologisch onderzoek binnen het plangebied afgerond. Omdat de archeologi- sche sporen zich waarschijnlijk ten noordwesten van plangebied A voortzetten, dient hiermee rekening gehouden te houden bij eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

48926 650 meter ten zuidwesten

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 18-10-2011 Onderzoeksnummer: 38972

Resultaat: Inclusief bureauonderzoek. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Op basis van de diepteligging van de podzolbodem (in boring 3), het venige karakter hiervan en de samenstelling van de natuurlijke ondergrond is geconclu- deerd dat het plangebied oorspronkelijke in de laaggelegen vlakte van ten dele verspoelde dekzanden heeft gelegen. In de Nieuwe tijd heeft men de locatie in verschillende fases (minimaal twee) met ruim 2,0 m zand opgehoogd. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijft de lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum gehandhaafd. Met het booron- derzoek is vastgesteld, dat het plangebied oorspronkelijk lager in het landschap heeft gelegen. Dit betekent dat het plangebied waarschijnlijk geen aantrekkelijke bewoningslocatie is geweest. Op basis hiervan is de middelhoge verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum vroege middeleeu- wen naar laag bijgesteld. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijft de lage verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gehandhaafd. Koeman, S.M., R.

Nillesen en E.A. Schorn, 2011: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, Ceresstraat 2 te Asten, Bloemenwijk - locatie A, Doetinchem (Synthegra rapport S110231).

9362 700 meter ten zuiden

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Grontmij

Datum: 10-02-2005 Onderzoeksnummer: 5022 Resultaat:

Onderzoeksteam: Tijdens het veldonderzoek zijn in 2 van de 19 boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft 2 fragmenten aardewerk (daterend uit de Nieuwe Tijd) afkomstig uit de bouw- voor. Omdat beide zijn waargenomen in de geroerde bovengrond, waarin zich veel recent materiaal bevindt en waarin verder geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen, vormen deze 2 indicatoren geen aanleiding om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied te vermoe- den. Uit het inventariserend archeologisch onderzoek blijkt dat zich in het plangebied geen archeologi- sche vindplaatsen bevinden. In het plangebied zijn wel de verwachte enkeerdgronden aangetroffen, maar geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Er werd dan ook geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

32593 750 meter ten noorden

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 11-12-2008 Onderzoeksnummer: 25435

Resultaat: Geen vervolgonderzoek. De oorspronkelijke bodem is volledig verdwenen, daarnaast is de het plangebied minder gunstig gelegen dan de omliggende gebieden.

4696 800 meter ten noordwesten

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 19-06-2003 Onderzoeksnummer: 6026

Resultaat: Op basis van de boringen, de stratigrafie en het aangetroffen vondstmateriaal is het noorde- lijke deel van de onderzoekslocatie (randzone van een bolle akker oftewel een plaggendek) te kwalifice- ren als een gebied met een lage archeologische verwachting, ondanks het feit dat hier blijkens de uitgevoerde boringen daadwerkelijk sprake is van een opgehoogd oud bouwland. Dit komt niet overeen

(19)

met de waardering van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek voor dit terreindeel.

Deze verwerping van het verwachtingsmodel is gebaseerd op het vrijwel ontbreken van een duidelijke cultuurlaag met bijbehorend vondstmateriaal. Het steilrandje dat de bolle akker morfologisch duidelijk scheidt van het lager gelegen beekdal markeert een voormalige houtwal die moest voorkomen dat vee in de weilanden langs de beek het bouwland kon betreden. Het zuidelijke deel van de onderzoeksloca- tie kan vanwege zijn lage ligging in het natte deel van een dekzandvlakte aan de rand van een bee- kloop eveneens gekwalificeerd worden als een terrein met een lage verwachting. Het ontbreken van vondsten en/of een cultuurlaag bevestigd deze hypothese. De boorwaarnemingen bevestigen wel dat het zich hier waarschijnlijk om fluvio-periglaciale zandafzettingen handelt waarin zich gedurende het Holoceen een humusrijke zwarte beekeerdgrond heeft ontwikkeld. Aanbeveling: Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt aanbevolen de locatie vrij te geven voor het realiseren van het bouwplan. Verdergaand archeologisch onderzoek achten wij niet noodzakelijk. Vanuit histo- risch-landschappelijk oogpunt leidt de aanleg van het tuincentrum en een bijbehorende terreinegalisatie tot een verdere degradatie van het historisch landschapsbeeld; de bolle akker met houtwaltalud zal verdwijnen of worden aangetast. Behoud van dit typisch kleinschalige door de mens in het verleden gecreëerde reliëf wordt daar waar dit mogelijk is aanbevolen.

Synthegra Archeologie Rapport 171034 24141 850 meter ten

westen

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 27-08-2007 Onderzoeksnummer: 26286

Resultaat: Vervolgonderzoek voor het grote deelgebied aan de Ommelseweg. Vervolgonderzoek voor het noordwestelijke deelgebied is niet nodig omwille van de verstoring.

24422 850 meter ten westen

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 12-09-2007 Onderzoeksnummer: 26287

Resultaat: Idem onderzoeksmelding 24141. Extra deelgebied, gerelateerd aan onderzoek met Cis-code 24141 net ten zuidoosten van dit plangebied.

32592 950 meter ten noorden

Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 11-12-2008 Onderzoeksnummer: 25436

Resultaat: Geen vervolgonderzoek. De bodem is verstoord tot in de C-horizont, daarnaast is het plan- gebied ongunstig gelegen t.o.v. omliggende gebieden.

Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied

In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 11 waarnemingen gere- gistreerd (zie Tabel VII en figuur 8).

Tabel VII. Overzicht ARCHIS-waarnemingen Waarnemingsnr. Situering t.o.v. plange-

bied Aard van de melding

416356 350 meter ten zuiden IJzertijd - Romeinse tijd :

- 1 fragment van handgevormd aardewerk Romeinse tijd :

- 1 fragment van handgevormd aardewerk Romeinse tijd - Late-Middeleeuwen : - 1 tufsteen brok

Late-Middeleeuwen :

- 2 fragmenten van Elmpter aardewerk

- 2 fragmenten van grijsbakkend gedraaid aardewerk Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd :

- 11 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk - 1 fragment van een steengoed kan

Nieuwe tijd : - greppels/sloten - wegen, karrespoor - wegen

- 1 onbekend slak - 1 compleet ijzeren object - metalen afval

- 2 Bakstenen

- 3 fragmenten van dakpannen

(20)

- 1 fragment van industrieel wit (Maastrichts/Regout) - 1 fragment van een keramische kleipijp

- 15 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk - 2 fragmenten van roodbakkend geglazuurde borden/schotels - 6 fragmenten van geglazuurde steengoed kannen

- 1 fragment van witbakkend geglazuurd aardewerk 401750 550 meter ten zuiden Complextype: percelering/verkaveling

Vroege-Middeleeuwen - Nieuwe tijd : - 17 greppels/sloten

- 1 baksteen Late-Middeleeuwen :

- 1 fragment van grijsbakkend gedraaid aardewerk - 1 fragment van steengoed

Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd :

- 3 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk Nieuwe tijd :

- 1 fragment van een keramische kleipijp

- 2 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk - 3 fragmenten van steengoed

404376 550 meter ten zuiden Complextype: percelering/verkaveling

De aangetroffen sporen, greppels, hangen hoogstwaarschijnlijk samen met de vorming van het plaggendek. Er zijn geen sporen aangetroffen die wijzen op bewoning in het plangebied.

Het ontstaan van het plaggendek ligt vermoedelijk in de Late Middeleeuwen.

Middeleeuwen - Nieuwe tijd : - 19 greppels/sloten Late-Middeleeuwen :

- 2 fragmenten van gedraaid aardewerk Nieuwe tijd :

- 12 fragmenten van gedraaid aardewerk 44228 600 meter ten westen IJzertijd :

- 1 compleet spinsteentje - 2 fragmenten van kookstenen IJzertijd - Romeinse tijd : - 2 complete huisplattegronden - 1 kuil, voorraadkuil - paalgaten

- 1 spieker/graanschuur - aardewerk

Romeinse tijd - Late-Middeleeuwen : - ijzeren spijkers

Middeleeuwen : - complete palenrijen 49181 700 meter ten westen Neolithicum - IJzertijd :

- 13 fragmenten van handgevormd aardewerk Neolithicum - Late-Middeleeuwen :

- 2 fragmenten van keramische objecten Bronstijd - IJzertijd :

- 8 fragmenten van handgevormd aardewerk Late-Middeleeuwen :

- 5 fragmenten van keramische objecten 415378 700 meter ten noordoos-

ten

Zie onderzoeksnummer 30586.

Neolithicum - Nieuwe tijd : - greppels/sloten

Romeinse tijd - Nieuwe tijd : - 4 Bakstenen

Late-Middeleeuwen :

- 53 fragmenten van Elmpter aardewerk

- 3 fragmenten van grijsbakkend gedraaid aardewerk - proto-steengoed

(21)

- 5 fragmenten van steengoed Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd :

- 7 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk Nieuwe tijd :

- 1 fragment van een keramische kleipijp 415380 700 meter ten oosten Zie onderzoeksnummer 30586.

Late-Middeleeuwen :

- 1 fragment van Elmpter aardewerk

- 1 fragment van een keramische geelwibakkend Zuid-Limburgs aardewerk kogelpot - 3 fragmenten van steengoed

Late-Middeleeuwen - Nieuwe tijd :

- 2 fragmenten van roodbakkend geglazuurd aardewerk 44262 750 meter ten westen Romeinse tijd :

- 1 metalen munt

36315 900 meter ten westen Ter hoogte van het Industrieterrein Nobis, ten oosten en ten westen van de Ommelse weg werden scherven en natuurstenen aangetroffen.

Bronstijd - IJzertijd :

- 100 fragmenten van handgevormd aardewerk - 25 complete kookstenen

44261 900 meter ten westen Bronstijd :

- 1 fragment van Hilversum-Drakenstein-Laren-aardewerk Bronstijd - IJzertijd :

- stenen brokken IJzertijd :

- fragmenten van handgevormd aardewerk

421113 900 meter ten westen Naast recente antropogene indicatoren bovenaan in het plaggendek (bijvoorbeeld recente baksteen en puin, steenkool), werden er in de Aan-horizont diverse fragmenten handge- vormd aardewerk uit de ijzertijd tot en met (inheems-) Romeinse periode aangetroffen.

Deze werden aangetroffen in het zuidelijke deel van het grote deelgebied.

IJzertijd :

- 1 fragment van handgevormd aardewerk IJzertijd - Romeinse tijd :

- 5 fragmenten van handgevormd aardewerk Romeinse tijd :

- 1 fragment van terra nigra Late-Middeleeuwen :

- 1 fragment van grijsbakkend gedraaid aardewerk Nieuwe tijd :

- 1 fragment van een geglazuurde steengoed zalfpot

Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied

In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarne- mingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie figuur 8).

NUMIS

NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen.15

Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd.

15 www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze

Bij archeologisch onderzoek op het Plein 1944 zijn in 2011 een onbekende stadsmuur en stadstoren aangetroffen.37 Deze liggen buiten de eerste stadsgracht en zijn volgens

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwach- tingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of er archeologische waarden aanwezig zijn binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen

Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door

Indien grondwerkzaamheden plaatsvinden op locaties waar historische bebouwing aanwezig is, wordt geadviseerd hier een proefsleuvenonderzoek uit te voeren ten einde deze