• No results found

G. M. H. Benerink. SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek. SOB Research Heinenoord, november 2013

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "G. M. H. Benerink. SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek. SOB Research Heinenoord, november 2013"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied Tiggeltsestraat 11’, Rijsbergen, Gemeente Zundert

G. M. H. Benerink

(2)
(3)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied Tiggeltsestraat 11’, Rijsbergen, Gemeente Zundert

G. M. H. Benerink

(4)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen

‘Plangebied Tiggeltsestraat 11’, Rijsbergen, Gemeente Zundert G. M. H. Benerink

SOB Research,

Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek

© SOB Research

Heinenoord, november 2013 ISBN/EAN: 978-94-6192-210-6

(5)

Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Tiggeltsestraat 11, Rijsbergen, Gemeente Zundert

Inhoud

1. Inleiding 3

1.1 Planontwikkeling 3

1.2 Archeologisch onderzoek 3

1.3 Opdrachtverlening 3

1.4 Doel van het onderzoek 5

1.5 Fasering 5

1.6 Onderzoeksteam 5

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 9

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek 9 2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel 9 2.3 Veldonderzoek 9 2.4 Rapportage 10

3. Archeologisch Bureauonderzoek 11

3.1 Geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens 11

3.2 Archeologische gegevens 14

3.3 Historische gegevens 16

3.4 Luchtfoto’s 18

3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland 19

3.6 Archeologisch Verwachtingsmodel 19

4. Resultaten veldonderzoek 21

4.1 Inleiding 21

4.2 Booronderzoek 21

4.3 Geologische opbouw 22

4.4 Archeologische indicatoren 23

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 25

5.1 Samenvatting en conclusies 25

5.2 Aanbevelingen 26

Literatuur 29

Verklarende woordenlijst 31

Bijlage 1: Administratieve gegevens 33

Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 35

Bijlage 3: Overzicht Boorgegevens 37

Bijlage 4: SOB Research: Gegevens 41

(6)
(7)

1. Inleiding

1.1 Planontwikkeling

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure ten behoeve van de bouw van een nieuwe melkveestal, ter plaatse van de Tiggeltsestraat 11 te Rijsbergen, Gemeente Zundert. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1.000 vierkante meter. De afmetingen van de nieuwe stal bedragen circa 55 x 18.5 meter. De nieuwe stal zal aan de noordzijde grotendeels worden gefundeerd op poerfunderingen, met een afmeting van 1.4 x 1.4 meter of 0.8 x 0.8 meter. Daarnaast zullen strokenfunderingen worden aangelegd, ter plaatse van de windbokken en de technische ruimte. De breedte van de strokenfunderingen zal 0.6 meter bedragen. De funderingen zullen worden aangelegd tot op een diepte van circa 1.0 meter beneden het vloerniveau (het vloerniveau ligt ter hoogte van het huidige maaiveld). Ter plaatse van een groot deel van de oppervlakte van de stal zal een mestkelder worden aangelegd. De afmeting van de kelder bedraagt circa 55 x 11.5 meter en de keldervloer zal worden aangelegd op een diepte van circa 2 meter beneden het maaiveld.

Afbeelding 1. De ligging van het plangebied (rode stip) in Nederland.

1.2 Archeologisch onderzoek

In 2011 is een Archeologische Beleidskaart voor de Gemeente Zundert opgesteld (Klerks & Simons, 2011). Op deze kaart wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de aanduiding

‘Archeologisch waardevol gebied 4’. Voor een dergelijke zone geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstoringen met een oppervlakte van meer dan 500 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.5 meter.

Door de Gemeente Zundert is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningprocedure eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek moest worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus).

1.3 Opdrachtverlening

Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen 5 bouwprojecten, Gemeente Zundert, d.d. 8 april 2013) heeft Schoenmakers Advies Achtmaal BV aan SOB Research opdracht

(8)

Afbeelding 2. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart.

Bron Topografische Kaart: Topografische Dienst, Emmen [2013]. Schaal 1: 25.000.

1.4 Doel van het onderzoek

Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was om de gespecificeerde archeologische verwachting voor deze locatie nader vast te stellen. Het doel van het booronderzoek (IVO-Overig) was om deze gespecificeerde archeologische verwachting (het Archeologisch Verwachtingsmodel) nader te toetsen. Het booronderzoek was gericht op het in kaart brengen van mogelijke bodemverstoringen, het geologisch profiel, de landschapsgeschiedenis, de daarmee samenhangende bewoningsmogelijkheden in het verleden, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische horizonten, de kans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en de kans dat mogelijk aanwezige archeologische resten als gevolg van de met de planrealisatie samenhangende bodemverstoringen verloren kunnen gaan.

1.5 Fasering

In eerste instantie is het Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd en is het daarop gebaseerde, gespecificeerde Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij zijn verschillende archieven geraadpleegd om de al aanwezige archeologische, historische en geologische informatie te verzamelen. Daarna is op 6 mei 2013 het veldonderzoek uitgevoerd, ter toetsing van het Archeologisch Verwachtingsmodel. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht

(9)

De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.

1.6 Onderzoeksteam

Het onderzoek is uitgevoerd door:

G. M. H. Benerink bureauonderzoek, veldonderzoek, uitwerking en rapportage J. E. van den Bosch eindredactie en interne toetsing

Afbeelding 3. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Bron:

Topografische Dienst, Emmen [2013]. Schaal 1: 2.500.

(10)

Afbeelding 4. Overzicht van de nieuwbouwlocatie op de ontwerptekening. Bron: Schoenmakers Advies Achtmaal BV.

Schaal 1: 1.000.

(11)

Afbeelding 5. Overzicht van de nieuwbouwlocatie op de ontwerptekening, met plattegrond en doorsnede. Bron: Schoenmakers Advies Achtmaal BV. Schaal 1: 200.

(12)
(13)

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken

2.1 Archeologisch Bureauonderzoek

Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek is het verwerven van informatie, op basis van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerde archeologische verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek. Het rapport bevat de beschikbare gegevens over de aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden en over de aardwetenschappelijke eigenschappen.

Het Archeologisch Bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4002 Bureauonderzoek. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn diverse archieven geraadpleegd. Dit onderzoek heeft tot doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Daarbij is onder meer gebruik gemaakt van de archiefinformatie uit de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2), TNO- NITG, de Topografische Dienst en de Gemeente Zundert. Daarnaast is er over het plangebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen.

2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel

Op basis van de bij het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie is het Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom), in relatie met de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).

2.3 Veldonderzoek

2.3.1 Booronderzoek

Op basis van het hiertoe opgestelde Plan van Aanpak is ter plaatse van het plangebied het booronderzoek (IVO-Overig, verkennend) uitgevoerd. Dit ter toetsing van het op basis van het bureauonderzoek opgestelde Archeologische Verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.

Ten grondslag aan deze keuze ligt het gegeven dat relevante archeologische niveaus mogelijk door sediment, verharding en/of begroeiing zijn afgedekt, waardoor het opsporen van potentiële archeologische horizonten door middel van een oppervlaktekartering niet mogelijk zou zijn. De uitvoering van grondboringen was daarom in dit geval de minst destructieve methode, waarmee met voldoende betrouwbaarheid de kans op de aan- of afwezigheid van archeologische waarden kon worden aangetoond.

(14)

Door middel van boringen kan de mate van intactheid van het geologisch profiel worden bepaald en kan inzicht worden verkregen in de geologische opbouw van een gebied. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse tijd en de Middeleeuwen is er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning.

Booronderzoek is geen valide methode voor het opsporen van archeologische vindplaatsen. Wel kan met een booronderzoek de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang van mogelijk archeologisch interessante grondlagen globaal worden bepaald en in kaart worden gebracht. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd. Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen.

2.3.2 Oppervlaktekartering

Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten aan het oppervlak. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen relatief dicht aan het oppervlak liggen (er is dan geen sprake van omvangrijke sedimentvorming op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral vers geploegde akkers lenen zich voor deze onderzoeksmethodiek. Binnen het plangebied is geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Het plangebied was ten tijde van het veldonderzoek deels begroeid met gras (groenstrook), en grotendeels verhard (asfalt, betonplaten). Een oppervlaktekartering was daarom niet mogelijk.

2.4 Rapportage

Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Ter afronding van het Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld. De rapportage is in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4002 Bureauonderzoek en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.

Alle kaarten in het rapport zijn zuid (onder) - noord (boven) georiënteerd.

(15)

3. Archeologisch Bureauonderzoek

3.1 Geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens

Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het plangebied en de directe omgeving daarvan, is gebruik gemaakt van de Geomorfologische kaart van Nederland (Alterra) en de Bodemkaart van Nederland (Alterra). Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van de kaarten; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau.

Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie.

Op de Geomorfologische kaart van Nederland wordt ter plaatse van het plangebied een zone met de code 3L12 weergegeven (zie Afbeelding 6). Dit betreft terrasafzettingswelvingen. Hier is sprake van welvingen ten gevolge van het onder het dekzand aanwezige reliëf in de Waalre Formatie. Op een afstand van circa 300 meter ten zuidoosten van het plangebied ligt het beekdal van de Aa of Weerijs.

Afbeelding 6. De ligging van het plangebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geomorfologische kaart van Nederland. Bron: Archis2/Alterra. Schaal 1: 7.500.

(16)

Op de Bodemkaart van Nederland (zie Afbeelding 7) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de code zEZ23. Dat betekent dat hier ‘hoge zwarte enkeerdgronden; lemig fijn zand’

voorkomen. De grondwatertrap bedraagt VI.1 De hoge zwarte enkeerdgronden hebben een humushoudende bovenlaag met een dikte van 0.5 - 0.7 meter, maar in enkele gevallen kan deze dikte zelfs 0.8 - 0.9 meter bedragen. Veelal komt onder het humeuze dek een podzol-B-Horizont voor, maar soms rust het dek direct op een C-Horizont. De bovenste 0.3 meter van het humeuze dek is wat bruiner van kleur dan de hieronder gelegen laag. Een enkele maal is het gehele podzolprofiel nog intact, maar vaak is geconstateerd dat het gehele podzolprofiel is verdwenen. Het is dan opgenomen in het onderste gedeelte van het humeuze dek (of nooit aanwezig is geweest).

Afbeelding 7. De ligging van het plangebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Bodemkaart van Nederland. Bron: Archis2/Alterra. Schaal 1: 7.500.

Hoge zwarte enkeerdgronden liggen op de relatief hoge delen van het dekzandgebied, veelal in de directe omgeving van de oude bewoningskernen, en hebben een antropogene oorsprong. De van nature arme Pleistocene dekzanden van Brabant, waren alleen permanent bruikbaar als landbouwgrond indien er voldoende mest kon worden aangevoerd. Daartoe werd in de Middeleeuwen de potstal ontwikkeld, waarin de mest van dieren werd opgevangen in een bed van bosstrooisel of heideplaggen, waarin dikwijls veel zand aanwezig was. In dit landbouwsysteem was de grootte van het akkerbouwareaal afhankelijk van de hoeveelheid mest die beschikbaar was, en deze werd bepaald door de beschikbaarheid van weidegronden.

1 Bij grondwatertrap VI ligt de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen 0.4 - 0.8 meter en de gemiddelde laagste grondwaterstand beneden de 1.2 meter beneden het maaiveld. Deze grondwatertrap is kenmerkend voor

(17)

De weidegronden omvatten de natte laaggelegen percelen in de beekdalen, vaak hooilanden, en de droge hooggelegen delen van het dekzandlandschap, de ‘woeste gronden’. De permanente akkers lagen rond de nederzettingen, tussen de droge en natte weidegebieden in. Door de constante toevoer van met plaggen of strooisel vermengde mest, ontstond op deze akkers geleidelijk een dik pakket vruchtbare grond, het zogenaamde esdek. Al is de ontwikkeling van esdekken in de Middeleeuwen op gang gekomen, hun grootste dikte ontwikkelden ze pas na de Middeleeuwen. Dit akkerbouw systeem werd doorbroken door de introductie van meststoffen van elders, zoals guano uit Zuid-Amerika en stadsafval in de 19de eeuw na Chr. Met de introductie van kunstmest in het begin van de 20ste eeuw na Chr., werd het mogelijk om op grote schaal de woeste gronden te ontginnen. Binnen de bodemkunde wordt gesproken van enkeerdgronden indien het esdek dikker is dan 0.5 meter. Onder het esdek kan een restant van de oorspronkelijke podzolgrond in het dekzand aanwezig zijn of het meer of minder roestige C-materiaal.

Op basis van de gegevens van de Geomorfologische Kaart en Bodemkaart van Nederland kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied dekzand van de Formatie van Boxtel voorkomt. Het dekzand is afgezet gedurende de laatste ijstijd (Weichselien, circa 115.000 - 12.000 jaar geleden).

Onder het dekzand zijn oudere Pleistocene afzettingen aanwezig, afgezet door de grote rivieren (Waalre Formatie). Voorafgaand aan de laatste ijstijd, tijdens het Eemien (circa 130.000 - 115.000 jaar geleden), kwam in de top van deze oudere afzettingen op veel plaatsen een vegetatiehorizont tot ontwikkeling (Klerks & Simons, 2011). Dit niveau werd vervolgens afgedekt door het dekzand. De Formatie van Boxtel kan zowel bestaan uit eolische afzettingen als uit fluvioperiglaciale afzettingen.

Lemige en zandige lagen kunnen elkaar in het dekzand dan ook afwisselen.

Afbeelding 8. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Zundert. Paars: Archeologisch waardevol gebied 2. Grijs: Archeologische waardevol gebied 3.

Rood: Archeologisch waardevol gebied 4. Lichtoranje: Archeologisch waardevol gebied 5. Bron: Klerks & Simons, 2011.

(18)

3.2 Archeologische gegevens

Voor een overzicht van reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied zijn de archieven van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2), de Gemeentelijke Archeologiekaart Zundert en de Heemkundekring ‘De Drie Heerlijkheden’2 geraadpleegd.

In 2011 is een Archeologische Beleidskaart voor de Gemeente Zundert opgesteld (Klerks & Simons, 2011). Op deze kaart wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met een hoge archeologische verwachtingswaarde (Archeologisch waardevol gebied 4, zie Afbeelding 8).

In de nabije omgeving van het plangebied wordt op de kaart van Archis2 één geregistreerd Archeologisch Monument weergegeven. Het plangebied grenst aan de zuidwestelijke zijde van dit Archeologisch Monument (zie Afbeelding 9 en Tabel 1). Binnen het Archeologisch Monument is sprake van terrasafzettingswelvingen, bedekt met een dunne laag dekzand. Het aanwezige plaggendek is hier vrij dun (tot 0.5 meter) en lokaal is sprake van een oude ploeglaag. Op enkele lokale verstoringen na, is binnen de begrenzing van het monument sprake van een grotendeels intacte bodemopbouw. Op basis van veldkarteringen werden meldingen gedaan van vondstmateriaal uit het Neolithicum, de Bronstijd en de Volle- en Late Middeleeuwen.

Monument nr.:

Locatie: Afstand en oriëntatie ten opzichte van het plangebied

Waarde: Type vindplaats:

Datering vindplaats:

5.102 Kruisheining/

Leguiten/Kattekuil

10 meter, oost hoge waarde

nederzetting NEO-LME

Tabel 1. Overzicht van de archeologische monumenten in de omgeving van het plangebied. Bron: Archis2.

Onderzoeks- melding nr.:

Locatie: Afstand en

oriëntatie ten opzichte van het

plangebied

Type: Jaartal: Uitvoerende instelling:

Vervolg:

47.238 Tiggeltsestraat 14

150 meter, west

booronderzoek 2011 BAAC vrijgegeven

Tabel 2. Overzicht van de uitgevoerde archeologische onderzoeken in de omgeving van het plangebied. Bron: Archis2.

Waarneming nr.:

Locatie: Afstand en oriëntatie ten opzichte van het plangebied

Vondst- verwerving:

Type Vindplaats:

Datering vindplaats:

A 100.512 200 meter, noord kartering aardewerk LMEB

B 100.511 Kattekuil 150 meter, noord kartering aardewerk LMEB C 100.514 Leguiten 120 meter, noordoost kartering aardewerk ROM/LME D 100.524 Kruisheining 160 meter, oost kartering aardewerk LME/NT

E 35.317 Tiggelt 160 meter, oost literatuur vuursteen NEO-BRONS

F 100.532 250 meter, oost kartering aardewerk VMED-LMEA

G 100.500 Vinkenakker 160 meter, zuid kartering aardewerk LME H 100.462 Oude Hof 300 meter, zuidwest kartering aardewerk LMEB/NTA I 100.487 Biesheining 300 meter, zuid kartering aardewerk/

nederzetting

ROM/LME/ NT

Tabel 3. Overzicht van de archeologische waarnemingen in de omgeving van het plangebied. Bron:Archis2.

(19)

Ter plaatse van het plangebied werd nog geen geregistreerd archeologisch onderzoek uitgevoerd. In de omgeving van het plangebied wordt in Archis2 één onderzoeksmelding weergegeven. Het betreft een bureau- en booronderzoek uitgevoerd door BAAC ter plaatse van het boerderijerf ‘Margrietstal’, aan de overzijde van de Tiggeltsestraat. Hier werd een grotendeels verstoord bodemprofiel aangetroffen, ten gevolge van recente verstoringen door de aanleg van een gierkelder, mestsilo’s en erfverharding.

Op basis van deze onderzoeksresultaten werd geen vervolgonderzoek aanbevolen.

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Wel worden op de kaart van Archis2 twee geregistreerde archeologische vindplaatsen weergegeven, ten noordoosten en ten zuidwesten van het plangebied (zie Afbeelding 8 en Tabel 2). Voor een groot deel gaat het daarbij om aardewerk- en vuursteenvondsten binnen de begrenzing van het bovengenoemde Archeologische Monument. Op de Vinkenakker ten zuiden van het plangebied werd laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen, evenals ter plaatse van het ‘Oude Hof’. Bij een andere waarneming wordt eveneens vermeld dat hier sprake is geweest van een nederzettingscomplex uit de Late Middeleeuwen. Bij nader onderzoek bleek echter dat het terrein ‘ernstig verstoord’ was. Daarom is dit terrein niet als Archeologisch Monument aangemerkt.

Afbeelding 9. De ligging van in Archis2 geregistreerde waarnemingen (gele stippen), archeologische monumenten (rood omkaderd, en onderzoeksmeldingen (blauw omkaderd) ten opzichte van het plangebied (blauw gemarkeerd). Bron: Archis2.

Schaal 1: 5.000.

(20)

3.3 Historische gegevens

Het plangebied ligt in het buitengebied, ten zuiden van de bebouwde kom van Rijsbergen en in de buurtschap Tiggelt. De naamgeving Tiggelt zou vertaald kunnen worden als ‘plaats waar tegulae worden gevonden’ (van Berkel & Samplonius, 2006). Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat hier grote hoeveelheden Romeinse dakpannen (tegula) en bouwmateriaal zijn aangetroffen, welke mogelijk in later tijden als bouwmateriaal werden hergebruikt. Het plangebied ligt aan de Tiggeltsestraat, een oude weg met lintbebouwing.

In het kader van de analyse van oud kaartmateriaal werden het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832 en de Topografische Kaarten uit 1830 - 1850, 1900, 1921, 1938, 1947, 1958, 1967, 1980, 1989 en 1995 geraadpleegd.

Op het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832 (zie Afbeelding 10) is te zien dat het plangebied toen onbebouwd was. Ter plaatse van het plangebied lagen toen een drietal afzonderlijke percelen. Ter plaatse van het westelijke gedeelte van het plangebied lagen een moestuin en een boomgaard. Ter plaatse van het oostelijke gedeelte van het plangebied lag toen bouwland. Enigszins opvallend is de aparte verkaveling van een brede bosstrook (of houtwal), die twee percelen met bouwland omsloot. Op de Topografische Kaart uit de periode 1830 - 1850 wordt deze bosstrook prominent afgebeeld, in tegenstelling tot de andere houtwallen. Ook wordt op deze kaart een weg afgebeeld die vanuit noordelijke richting naar het door bos omgeven perceel liep.

Afbeelding 10. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Kadastrale Minuutplan uit 1811 - 1832. Bron: watwaswaar.nl. Schaal 1: 2.500.

(21)

Afbeelding 11. De ligging van het plangebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart uit 1900. Bron: watwaswaar.nl.Schaal 1: 10.000.

(22)

Ook op de Topografische Kaart uit 1900 (zie Afbeelding 11) wordt ter plaatse van het plangebied geen bebouwing weergegeven. De bestemming van de percelen lijkt grotendeels onveranderd te zijn gebleven. Op deze kaart worden de genoemde door bos omgeven percelen, weergegeven als bouwland, met normale houtwallen als perceelsbegrenzing.

Ook op de Topografische Kaart uit 1958 (zie Afbeelding 12) wordt ter plaatse van het plangebied nog geen bebouwing weergegeven. Wel is te zien dat voorafgaand aan 1958, in de jaren ’40-’50, de voorheen aanwezige percelering is samengevoegd tot één perceel. In de jaren ’70-’80 vond een uitbreiding plaats van de bebouwing op het erf, in oostelijke richting. Hierbij werd eveneens de nog bestaande, grote stal gerealiseerd, ter plaatse van het zuidelijke deel van het plangebied.

Op basis van Kaarbijlage 3b, de verstoringenkaart, van de gemeentelijke archeologiekaart Zundert (Klerks & Simons, 2011), moet worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen ontgrondingen hebben plaatsgevonden. Wel moet op een modern boerderijerf rekening worden gehouden met de kans dat er mogelijke (sub-)recente verstoringen aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld ingravingen voor gierkelders, mestsilo’s en kuilen voor veevoer.

3.4 Luchtfoto’s

In het kader van het onderzoek zijn twee luchtfoto’s geraadpleegd. Eén foto uit 1989 (ROBAS fotonummer 50304) en een luchtfoto van Tiggeltsestraat 11 (zie Afbeelding 13).3 Op deze luchtfoto’s zijn ter plaatse van het plangebied geen duidelijk als zodanig te herkennen archeologische fenomenen zichtbaar. Wel is zichtbaar dat ter plaatse van het plangebied grotendeels sprake is van een opslag van kuilvoer. Ook op meer recente beelden van Google Earth zijn deze elementen zichtbaar.

Afbeelding 13. Een luchtfoto van het erf aan de Tiggeltsestraat 11 uit de jaren ‘80. Ter plaatse van de locatie van het plangebied (rood omkaderd) is over een grote oppervlakte veevoer ingekuild. Bron: De heer Daemen te Rijsbergen.

(23)

3.5 Actueel Hoogtebestand Nederland

Tijdens het onderzoek is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 14). De rode, oranje en gele zones betreffen relatief hoger gelegen gedeelten. De groene en blauwe zones betreffen relatief lager gelegen gedeelten. Het maaiveld ligt ter plaatse van het plangebied op een hoogte van circa 8.6 - 8.9 meter +NAP. Het plangebied ligt op de randzone van een bolle akker. Er zijn ter plaatse van het plangebied geen bijzonderheden zichtbaar op het AHN.

Afbeelding 14. De ligging van het plangebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De rode, oranje en gele zones betreffen relatief hoger gelegen zones, en de groene en blauwe zones betreffen relatief lager gelegen delen. © AHN - www.ahn.nl. Schaal 1: 10.000.

3.6 Archeologisch Verwachtingsmodel

Ter plaatse van het plangebied is hoogstwaarschijnlijk sprake van een bodemopbouw met een esdek, op Afzettingen van de Formatie van Boxtel (dekzand). Ter plaatse van het plangebied is sprake van terrasafzettingswelvingen. Vanwege de hoge ligging kan dit gebied worden beschouwd als een locatie met een hoge potentie voor de aanwezigheid van archeologische waarden.

Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied een kans bestaat op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied archeologische resten kunnen worden aangetroffen uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen, op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van

(24)

De te verwachten vondstdiepte is dan afhankelijk van de dikte van het esdek. Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen ook worden verwacht in het esdek.

De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische resten is op dit moment nog niet bekend. In de nabije omgeving van het plangebied is een Archeologisch Monument aanwezig, met archeologische resten uit het Neolithicum, de Bronstijd en de Volle- en Late Middeleeuwen.

Op basis van de analyse van oude kaarten werd geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied geen bebouwing aanwezig is geweest, in de periode vanaf het begin van de 19de eeuw. De bestaande boerderij was vermoedelijk sinds lange tijd aan de weg gevestigd, ten westen van het plangebied. Voor de aanwezigheid van archeologische resten samenhangend met bewoning in de Nieuwe Tijd wordt dan ook uitgegaan van een lage verwachting. Wel waren ter plaatse van het plangebied in het begin van de 19de eeuw een moestuin en een boomgaard aanwezig, behorende tot het erf waarbinnen het plangebied is gelegen, zodat er wel een hoge verwachting bestaat voor archeologische sporen uit deze periode van andersoortige activiteiten op een boerderijerf.

Voor archeologische vindplaatsen uit voornoemde perioden geldt dat vrijwel alle complextypen zouden kunnen voorkomen. Het zou hier immers kunnen gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om akker- en/ of weidegebieden, enz. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen is op dit moment nog niet bekend.

In hoeverre het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog intact aanwezig zal zijn, is niet bekend. Dit geldt ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief. Mogelijk is er binnen het plangebied sprake van bodemverstoringen ten gevolge van de aanleg van de naastgelegen stal en van gierkelders en door de aanleg van veevoederkuilen.

(25)

4. Resultaten veldonderzoek

4.1 Inleiding

Het plangebied ligt aan de Tiggeltsestraat 11, in de buurtschap Tiggelt, ten zuiden van Rijsbergen. Het terrein was ten tijde van het veldonderzoek in gebruik als boerderijerf, met een naastgelegen weg en sloot. Ter plaatse van de oostelijke zijde van het plangebied was sprake van een opslaglocatie voor kuilvoer. Langs de betonnen wanden van de opslagplaats was grond opgebracht. Het erf was verhard met asfalt. Ter plaatse van de westelijke zijde van het plangebied stonden silo’s. Een smalle strook grond tussen de erfverharding en de naastgelegen weg was onverhard.

Afbeelding 15. Foto van het plangebied ten tijde van het veldwerk op 6 mei 2013.

4.2 Booronderzoek

Ter plaatse van het plangebied zijn ter plaatse van een onverharde strook grond vier boringen uitgevoerd, in een west-oost georiënteerde raai binnen het plangebied. De afstand tussen de boringen bedroeg 15 meter. De afgeleide boordichtheid bedroeg 40 boringen per hectare. Bij iedere afzonderlijke boring zijn de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen ingemeten ten opzichte van het maaiveld. De locatie van de boringen is bepaald met gebruikmaking van een GPS- systeem (GPS Rover). De nauwkeurigheid bedraagt daarbij circa +/- 0.03 meter.

Het maaiveld binnen het plangebied lag op een hoogte van circa 8.6 - 8.9 meter +NAP. De hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) is bepaald met

(26)

Per boorpunt is geboord met een Edelmanboor, met een diameter van 7 centimeter, tot een diepte van minimaal 2.0 meter beneden het huidige maaiveld.

Afbeelding 16. De locaties van de boringen (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het plangebied is rood omkaderd. Schaal 1: 1.000. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2013].

4.3 Geologische opbouw

Op basis van de gegevens van het booronderzoek (zie ook Bijlage 3) kan worden gesteld dat ter plaatse van het plangebied voor het grootste gedeelte geen sprake is van een bodemopbouw met een esdek op dekzand. Ter plaatse van de meeste boringen was de bodem tot diep beneden het niveau van de oorspronkelijke, natuurlijke ondergrond verstoord. In één boring werd wel een bodemopbouw met een esdek op dekzand aangetroffen.

Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 3 werd een verstoord bodemprofiel aangetroffen. Het betrof een vergraven pakket grond, met daarin kiezels en puinbrokken. Tot op grote diepte werd nog zwart landbouwplastic aangetroffen.

(27)

De bodembrokken bestonden uit een mengeling van humeuze grond (resten van het oorspronkelijke esdek), met lichter gekleurd zand (resten van het dekzand) en soms leembrokjes (resten van fluvioperiglaciale afzettingen). De verstoring reikte tot een diepte van 1.32 - 1.8 meter beneden het maaiveld (7.1 - 7.51 meter +NAP). Deze verstoringen hangen hoogstwaarschijnlijk samen met de locatie op het erf, waar reeds lange tijd veevoer werd ingekuild.

Ter plaatse van Boring nr. 4 werd een grotendeels onverstoorde bodemopbouw aangetroffen. De bovenlaag was hier eveneens vergraven, maar daaronder werd een intact esdek aangetroffen, tot een diepte van 0.9 meter beneden het maaiveld. Het onderste deel van het esdek bestond uit een menglaag met dekzand. Onder het dekzand werd geen restant van een oude bodem aangetroffen, er was sprake van een A/C-profiel.

Het dieper gelegen dekzand, ter plaatse van de verstoorde bodemprofielen, bestond uit licht grijsgeel, lemig, fijn dekzand met roestvlekken. Ter plaatse van Boring nr. 4 kon ook nog een leemlaag worden vastgesteld, op een diepte van 1.15 - 1.45 meter beneden het maaiveld (7.26 - 7.56 meter + NAP). Het betreft een fluvioperiglaciale afzettingshorizont, met een sterk zandige, lichtgrijze leemlaag met roestvlekken.

Afbeelding 17. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 4.

Legenda:

groen verstoord

grijs esdek

lichtgeel zand, dekzand (C-Horizont) geel leem, fluvioperiglaciale afzettingen

4.4 Archeologische indicatoren

Ter plaatse van Boring nr. 4 werden in het esdek houtskoolspikkels en steenkoolbrokjes aangetroffen.

Dit betreft echter materiaal dat vroeger met de bemesting op het land is opgebracht.

(28)
(29)

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

5.1 Samenvatting en conclusies

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningprocedure ten behoeve van de bouw van een nieuwe melkveestal, ter plaatse van de Tiggeltsestraat 11 te Rijsbergen, Gemeente Zundert. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1.000 vierkante meter. De afmetingen van de nieuwe stal bedragen circa 55 x 18.5 meter. De nieuwe stal zal aan de noordzijde grotendeels worden gefundeerd op poerfunderingen, met een afmeting van 1.4 x 1.4 meter of 0.8 x 0.8 meter. Daarnaast zullen strokenfunderingen worden aangelegd, ter plaatse van de windbokken en de technische ruimte. De breedte van de strokenfunderingen zal 0.6 meter bedragen. De funderingen zullen worden aangelegd tot op een diepte van circa 1.0 meter beneden het vloerniveau (het vloerniveau ligt op dezelfde hoogte als het huidige maaiveld. Ter plaatse van een groot deel van de oppervlakte van de stal zal een mestkelder worden aangelegd. De afmeting van de kelder bedraagt circa 55 x 11.5 meter en de keldervloer zal worden aangelegd op een diepte van circa 2 meter beneden het maaiveld.

In 2011 is een Archeologische Beleidskaart voor de Gemeente Zundert opgesteld (Klerks & Simons, 2011). Op deze kaart wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de aanduiding

‘Archeologisch waardevol gebied 4’. Voor een dergelijke zone geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstoringen met een oppervlakte van meer dan 500 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.5 meter.

Door de Gemeente Zundert is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningprocedure eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, moest worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus).

SOB Research heeft, in opdracht van Schoenmakers Advies Achtmaal BV, het Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-Overig) uitgevoerd. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn verschillende archieven geraadpleegd om inzicht te verkrijgen in de bestaande geologische, archeologische en historische informatie. In het kader van het veldwerk, dat is uitgevoerd op 6 mei 2013, zijn in het plangebied 4 boringen uitgevoerd met een Edelmanboor, met een diameter van 7 centimeter. De boringen zijn doorgezet tot een maximale diepte van 2 meter beneden het huidige maaiveld.

Op basis van de resultaten van het Archeologisch Bureauonderzoek kon worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied hoogstwaarschijnlijk een bodemopbouw kon worden verwacht met een esdek, op Afzettingen van de Formatie van Boxtel (dekzand). Vanwege de hoge ligging, de aanwezigheid van een Archeologisch Monument grenzend aan het plangebied en de locatie van een oud erf, grenzend aan de westzijde van het plangebied, kan het terrein worden beschouwd als een locatie met een hoge potentie voor de aanwezigheid van archeologische waarden.

Op basis van de beschikbare geologische, archeologische en historische gegevens kon worden gesteld dat er binnen het plangebied een kans bestaat op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. In algemene zin kan worden gesteld dat er ter plaatse van het plangebied archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen kunnen worden aangetroffen in de top van het dekzand van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden).

In hoeverre het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog intact aanwezig was, was niet bekend. Dit gold ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief. Wel waren er aanwijzingen voor de aanwezigheid van bodemverstoringen als gevolg van het inkuilen van veevoer en de aanleg van funderingen voor de naastliggende stal en silo’s.

(30)

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied slechts voor een klein deel sprake is van een intact bodemprofiel. De te verwachten bodemopbouw, met een esdek op dekzand werd slechts in één boring aangetroffen (Boring nr. 4).

Binnen het grootste gedeelte van het plangebied was sprake van een diepe (sub-)recente bodemverstoringen, als gevolg van het inkuilen van veevoer. Uitgaande van de in Boring nr. 4 aangetroffen dikte van het esdek (0.9 meter) en de ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 3 geconstateerde verstoringsdiepte (tot 1.32 - 1.8 meter beneden het maaiveld), moet worden geconcludeerd dat in het grootste deel van het plangebied de oorspronkelijke top van het dekzand is aangetast tot op een diepte van 0.4 - 0.9 meter beneden dat niveau. Slechts een kleine oppervlakte, ter plaatse van een pad naar de naast gelegen weg tussen de kuilvoeropslag en de silo’s, is vermoedelijk onverstoord gebleven.

Mogelijk is ter plaatse van de weg het bodemprofiel ook nog onverstoord (zie Afbeelding 18).

Tijdens het veldonderzoek zijn in de boringen geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen.

5.2 Aanbevelingen

De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats wordt, ter plaatse van het grootste deel van het plangebied, zeer klein geacht. Dit vanwege de hier aanwezige, zeer diepe bodemverstoringen.

Ter plaatse van een klein deel van het plangebied (zie Afbeelding 18) zou nog wel een onverstoord bodemprofiel kunnen worden aangetroffen. Ter plaatse van het meest westelijke deel van de toekomstige stal, evenals langs de noordzijde, worden echter poerfunderingen (1.4 x 1.4 of 0.8 x 0.8 meter) en of funderingssleuven (0.6 meter breed) voorzien. De bodemverstoring bij het plaatsen van de funderingen is hierdoor ter plaatse van het (mogelijk) onverstoorde deel van het plangebied in oppervlakte zeer beperkt.

Op basis van de voornoemde conclusies wordt voor het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Wel zou het aanbeveling verdienen wanneer bij het uitgraven van het meest noordelijke deel van de mestkelder waarnemingen zouden kunnen worden verricht door leden van de lokale Heemkundekring ‘De Drie Heerlijkheden’.

(31)

Afbeelding 18. De locaties van de boorpunten (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Aangegeven zijn de veronderstelde verstoorde en intacte zones. Het plangebied is rood omkaderd. ©Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2013]. Schaal 1: 1.000.

oranje: mogelijk onverstoord profiel wit: waarschijnlijk verstoord profiel

(32)
(33)

Literatuur

- College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK): Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1; Zoetermeer: 2002

- Klerks, K. & M. Simons: Gemeentelijke archeologiekaart Zundert. Toelichting op de totstandkoming en koppeling met de ruimtelijke ordening (planregels); Vestigia, Amersfoort:

2011

- SIKB/ CCvD: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie; SIKB/ CCvD, Gouda: 2010

- Miedema, F. R. P. M.: Gemeente Zundert, Plangebied Tiggeltsestraat 14 te Rijsbergen.

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase). BAAC-rapport V- 11.0203; BAAC, Deventer: 2011

- Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De Ondergrond van Nederland; Groningen: 2003

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (Archis2); RCE, Amersfoort: 2013

- Robas Producties/ Topografische Dienst: Foto-atlas Noord-Brabant; Den Ilp: 1990

- SOB Research: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen 5 bouwprojecten, Gemeente Zundert, Plan van Aanpak; SOB Research, Heinenoord: 2013

- Tol, A. J., et al: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek;

Amsterdam: 2006

Geraadpleegde internetsites:

- www.watwaswaar.nl

- www.ahn.nl

(34)
(35)

Verklarende woordenlijst

AHN Algemeen Hoogtebestand Nederland

antropogeen veroorzaakt door menselijk handelen

archeologische aanwijzing voor de aanwezigheid van mensen in het verleden indicator

bioturbatie door dieren en planten veroorzaakte sporen in een grondlaag

C14 datering bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch

materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden

afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.

C-horizont moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen

cryoturbatie het vermengen van bodemmateriaal uit verschillende bodemhorizonten door afwisselend vriezen en dooien. Het verschijnsel doet zich voor in periglaciaal- gebieden waar permafrost wordt aangetroffen.

dagzomen het (nagenoeg) aan het oppervlak komen van een gesteente of sediment

dekzand fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn.

Edelmanboor grondboor, te vergelijken met een palenboor

eolisch onder invloed van de wind

erosie verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water

esdek verhoogd bouwland ontstaan door ophoging door bemesting. Voor de bemesting werd potstalmest vermengd met zand, plaggen of bosstrooisel gebruikt. Een esdek is tenminste 40 cm dik.

fluviatiel onder invloed van een rivier

Holoceen jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 11000 BP tot heden)

horst deel van de aardkorst dat tussen breuken omhoog is gekomen

in situ bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten

interstadiaal relatief warme periode binnen een glaciaal

(36)

Mesolithicum Midden Steentijd, tussen circa 10.000 BP en 7.000 BP. In bepaalde delen van Nederland loopt het Mesolithicum langer door.

Neolithicum Jonge Steentijd, tussen circa 7.000 BP en 4000 BP. Tijdens het Neolithicum introductie landbouw in Nederland

Paleolithicum Oude Steentijd, tussen circa 800.000 BP en 10.000 BP

periglaciaal - gebied dat grenst aan de ijskap tijdens een IJstijd

- klimaatzone in grensgebied ijsbedekking tijdens een IJstijd - kenmerkende verschijnselen van grensgebied ijsbedekking

permafrost permanent bevroren ondergrond

Pleistoceen geologisch tijdperk dat ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen

pleniglaciaal koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, circa 20.000 BP tot 13.000 BP

podzol bodem waarin de humus door uitspoeling uit de bovengrond (A1-horizont) verdwenen is en op enige diepte weer neergeslagen is als een donkere band (B-horizont). Tussen de A1-horizont en de B-horizont ontstaat een grijze, humus en ijzer arme laag: de A2-horizont. Podzolisering vindt vooral plaats in zure, mineraal en lutum arme zandgronden.

pollenanalyse statistische studie van stuifmeelkorrels en sporen, die in sedimenten gevonden worden. Doel is onder meer milieureconstructie

Saalien voorlaatste glaciaal, circa 250.000 BP tot 130.000 BP, waarin het landijs tot Nederland doordrong.

sediment door wind, water en/of ijs verplaatste en vervolgens afgezette korrels of deeltjes (bijvoorbeeld zand, grind, lutum, silt)

stadiaal koude periode binnen een glaciaal

Weichselien laatste glaciaal, circa 120.000 BP tot 11.000 BP. De ijskap reikte toen niet tot Nederland.

(37)

Bijlage 1

Administratieve gegevens

Projectnaam: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend

Veldonderzoek door middel van grondboringen Tiggeltsestraat 11, Rijsbergen, Gemeente Zundert

Project nr.: 2078-1304-D

Opdrachtgever: Schoenmakers Advies Achtmaal BV Contactpersoon: mevrouw L. Schrauwen Minnelingsebrugstraat 4a, 4885 KP Achtmaal Tel.: 076 - 5990341

Fax: 076 - 5984675

E-mail: leny@schoenmakers-ontwerp.nl

Uitvoerder: SOB Research

Hofweg 13, Heinenoord

Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 - 604432

Fax: 0575 - 476139 E-mail: sobresearch@wxs.nl

Bevoegde overheid: College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zundert

Contactpersoon: de heer M. Provoost Postbus 10001, 4880 GA Zundert Tel.: 076 - 5995600

Fax: 076 - 5995666

E-mail: m.provoost@zundert.nl Archeologisch adviseur van

bevoegde overheid:

Regio West-Brabant

Contactpersoon: mevrouw L. Weterings-Korthorst Postbus 503, 4870 AM Etten-Leur

Tel.: 076 - 5027229

E-mail: leonie.weterings@west-brabant.eu

Datum opdracht: 16 april 2013

Datum conceptrapport: 18 mei 2013 Datum definitief rapport: 2 november 2013

Provincie: Noord-Brabant

Gemeente: Zundert

Plaats: Rijsbergen

Toponiem: Tiggeltsestraat 11

Kadastrale gegevens: Kadastrale Gemeente Rijsbergen, Sectie H, nr. 0324.

Huidig grondgebruik: Erfverharding, weg, sloot.

Toekomstige situatie: Bebouwing

Kaartblad: 50AZ

Geologie: Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden (dekzand).

Geomorfologie: Terrasafzettingswelvingen.

Bodemtype: Hoge zwarte enkeerdgronden, lemig fijn zand.

Grondwatertrap: VI

NAP-hoogte maaiveld: Circa 8.6 - 8.9 meter +NAP.

Coördinaten: Zuidwest:

Zuidoost:

Noordwest:

106.535/ 391.412 106.547/ 391.427 106.503/ 391.461

(38)

Kaart plangebied: Zie Afbeelding 2 t/m 5.

CMA/ AMK-status: N.v.t.

CAA -nr.: N.v.t.

CMA -nr.: N.v.t.

ARCHIS-Monument nr.: N.v.t.

ARCHIS-Vondstmelding nr.: N.v.t.

ARCHIS-Waarneming nr.: N.v.t.

ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: 56.492 Deponering documentatie en

vondsten:

Provinciaal Depot Noord-Brabant Directie SCO, Bureau Cultuur

Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch Depotbeheerder: R. P. M. Louer

Tel.: 06 - 18303225 E-mail: rlouer@brabant.nl Deponering digitale documentatie: e-depot (www.edna.nl)

(39)

Bijlage 2

Archeologische en geologische tijdschaal

Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De

(40)

(41)

Bijlage 3

Overzicht Boorgegevens

Boring: 1 Coördinaten: X: 106.542,0 NAP: 8.83 Beschrijver: SB

Y: 391.426,8 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 06-05-2013 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.00 – 1.15 matig fijn zand, matig donker bruin grijs Vergraven humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: kiezels, asfalt, leembrokjes Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.15 – 1.32 matig fijn zand, zwak donker bruin grijs Vergraven lemig, matig humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

plantenresten

Opmerking: puinspikkels, plastic, abrupte overgang Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.32 – 2.00 matig fijn zand, matig lemig licht grijs geel Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: lemige vlekken Boortype: Edelman 7

Boring: 2 Coördinaten: X: 106.528,9 NAP: 8.9 Beschrijver: SB

Y: 391.435,3 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 06-05-2013 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.00 – 0.80 matig fijn zand, matig donker bruin grijs Vergraven humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: kiezels Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.80 – 1.20 matig fijn zand, zwak bruin grijs Vergraven lemig, matig humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: recent glas, puinspikkels, leembrokjes Boortype: Edelman 7

(42)

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.20 – 1.65 matig fijn zand, matig grijs bruin Vergraven lemig, matig humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: puinspikkels, onderin zwart plastic, kleine vlekjes, leembrokjes Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.65 – 1.80 matig fijn zand, zwak lemiglicht grijs geel Vergraven

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: met grijsbruine vlekken Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.80 – 2.00 matig fijn zand, zwak lemiglicht grijs geel Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: met lemige vlekken Boortype: Edelman 7

Boring: 3 Coördinaten: X: 106.517,3 NAP: 8.76 Beschrijver: SB

Y: 391.442,4 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 06-05-2013 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.00 – 1.55 matig fijn zand, matig donker bruin grijs Vergraven humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: kiezels, puinbrokjes, leembrokjes Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.55 – 2.00 matig fijn zand, zwak lemiglicht grijs geel Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: met lemige vlekken, abrupte overgang Boortype: Edelman 7

Boring: 4 Coördinaten: X: 106.504,4 NAP: 8.71 Beschrijver: SB

Y: 391.450,2 Oxi/red: 0 Boorder: SB Datum: 06-05-2013 Opmerking:

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.00 – 0.40 matig fijn zand, matig bruin grijs Vergraven humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: puinbrokjes Boortype: Edelman 7

(43)

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.40 – 0.75 matig fijn zand, sterk donker bruin grijs Esdek humeus

Lithologie: Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: steenkool, houtskoolspikkels Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.75 – 0.90 matig fijn zand, matig donker bruin grijs Esdek humeus

Lithologie: heterogeen Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: vermengd met dekzand Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

0.90 – 1.15 matig fijn zand, matig lemig licht geel grijs Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.15 – 1.45 leem, sterk zandig licht grijs Fluvioperiglaciale Afzettingen

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking:

Boortype: Edelman 7

Diepte: Grondsoort: Kleur: Horizont: Interpretatie:

1.45 – 2.00 matig fijn zand, zwak lemiglicht geel grijs Dekzand

Lithologie: met roestvlekken Consistentie: Organische Inhoud:

Opmerking: met lemige vlekken Boortype: Edelman 7

(44)
(45)

Bijlage 4

SOB Research: Gegevens

SOB Research

Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V.

Bezoekadres Hoofdvestiging: Hofweg 13, Heinenoord Bezoekadres Regio Oost: Voorsterweg 166, Empe

Postadres: Postbus 5060

3274 ZK Heinenoord

Telefoon: 0186 - 604432 Hoofdvestiging Heinenoord 0575 - 476439 Regio Oost

Fax: 0575 - 476139 E-mail: sobresearch@wxs.nl Internet: www.sobresearch.nl

Directeur: Jhr. J. E. van den Bosch Raad van Advies: J. van de Erve (Voorzitter)

Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vicevoorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)

Rabobank Graafschap-Noord 3543.43.181

BIC RABONL2U

IBAN NL22 RABO 0354 3431 81

KvK Rotterdam 24346983

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gegeven, dat deze crevasse-afzetting echter op een diepte van 170 cm beneden maaiveld wordt gevonden, en dat zich daarop dus nog een vrij dik pakket zandige klei bevindt,

Archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen op en in de top van de dagzomende (kom-) Afzettingen van Duinkerke III, vanaf een diepte

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor de relatief hoog gelegen delen van de beide delen van het plangebied die bovendien aansluiten op de

Op een historische kaart worden de ‘tighel’werken aangevuld met onder meer een touwslagerij, steenovens – de geelbakkende afgetichelde klei uit de omgeving van de stad werd ook op

Driessen, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Molenlaan te Mildam (Friese naam: 'Mildaam'), gemeente Heerenveen, provincie Fryslân (zie Figuur 1)..

Omdat deze kleine puindeeltjes zijn waargenomen in de geroerde bovengrond, waarin zich veel recent materiaal bevindt en waarin geen andere archeologische indicatoren zijn

Ter plaatse van het onderzoeksgebied kunnen archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum worden aangetroffen in de top van - of op de Afzettingen van Calais (Formatie van

van Duinkerke Lithologie: sterk venig Consistentie: Matig gerijpt Organische Inhoud: riet (wortels) Opmerking:. Boortype