• No results found

J. VAN DEN BOSCH,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "J. VAN DEN BOSCH, "

Copied!
186
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

~----

!

I

k VEHSLAG

VAK ~. EXCELLEX'I'lE DEK COi\[)lISSAHTS GF.N"~RAAL

J. VAN DEN BOSCH,

D}J GHON])SI.AGEN EN )~)~n.STE UJ'1'KOl\IS1']~N

.

'.,\:,

HET KUL'ru URS 'l'ELSEL

IN INDIE.

(2)

V I c:, ( ,

(3)

~II.JNE VElUUG1'I N GEN I N INDIE.

VEl{SLAG

VAN '!.. EXCELLENTIE DEN COl\ll\IISSAHIS O"~NERAAL

J . VAN DEN BOSCH,

Over de jaren 1830, 1831, 1832 en 1833,

DOOit Z. I~XC~LL. ZELV' OPGESTELD EN OVERllANDIGD AAN ZrJNEN OI~Vor.GF.R DEN GOUVER..'iEUR GENERAAL AD INTERIM J. C. BAUD,

WAARIN

DJ, GnONDSLAGEN EN EEnSTE UJTKOlUS'l'),N

HET KULTUURSTELSEL

VI':RGELEKEN WORDEN MET DE VROF.GF.R GE\'OL(lD.~ REGlmll'iGS- IIIW1XSF.r,I':N EN DF. D,\ARUIT VERKRl:GEN RESUI.TATI;S; F.N IJESC1l0UWU

IN VI;RflAND i\H:T Dl': POI.ITIEKE EN FlNANTIEI •• ~ IH:r.AN'G~:N VAN

INDJB J<N NEDERT,AND.

OvergetInikt uIt do: Bijdragen voor TaaJ." Land- en Volkenkunde

",an Neder!. India, ultgegcvtll (fooT het KOSISlI:l.IJI; INITITUUT \'001!. J)~

TIoAL', I.AND. r.S "OLKESKlJSDf; ,'Al'! ~EDERL. ''''DIE,

AMSTERDAM,

!,'Jl.1JDEJl.IK

nru

LLEll.

1864 .

(4)

(5)

MEMORIE

VAN

DEN COMMISSARIS-GENERAAL

J_ VAN DEN BOSCH _

1834.

Overgedrukt uit de Bijdragen tot de Taal· Land- en Yolkenkund6 flan Nedl!rla'lldlch Indië, Nieuwe Volgreeks, 7' Deel, bI. 295.

VERSLAG :mJNER VERRIGTINGEN IN INDiË, G,EDURENDE DE JAllEN 1830, 1831, 1832 EN 1833.

Om de maatregelen, onder mijn bestuur genomen, met juist- heid ie beoordeelen, is het naodig eOllen blik te werpen op de gesteldheid van zaken op het o0cicnblik dat ik hetzelve aan- vaardde) op de oorzaken waardoor clio gesteldheid is te weeg gebragt, en op de resultaten welke het gevolg zijn geweest van de grondslagen, door mij ingevoerd en gevolgd.

1 [n het geschrift: OV6r !tet beheer der Koloniiin van den Heer COR- NETS DE GRoor, in 1862 in dl'Uk uit;;cgc\'cn, is op blz. 124 melding ge- maakt "all cene Memol'ic van den Gouvcl'IlcurGcllcraal YAS DES DOSen, bij zijn vertrek van Ja,'3. in den aanvang ":In 1834 aan zijnen tijdelijken opvolger, den Gouverneur Generaal ad interim J, Cl. BAUD, overgegeven, betreffeude het door hem sedert. 1830 gevoelde bestuur in Indië. Daarbij is herinnertl, dat WII1 dèze Memorie eenig(' "lakclijkc exlraclen", voor zoovecl liet kultuur-stelsel anllf;:lI:l.t, in l\laal't J834 zijn opgenomen in het Staatsblad Va/I Nederla/ulsch. Indië; Cll dat dc daal'in beschrcvene '!finUlI- ciete besc1louwingf1l eli verri!ltillgen" opgenomen zijn in liet werk ,'an den Hcer D. c. STEYN PAJtV~: De toekomstige 1uijze t'all beheer ell verantwoor- d/J/g der geldmiddelen VUil Neder/al/dscll Indië, lS5:!, blz.. 25-48.

De Heer CORNETS DE GItOOT meendc dat dele merkwaardige i\Jemoric van dcn Heer VAN m:N nosen beschouwd moest worden lot het domein der ge~clliedenis te behooren en dat hare seheele pnLliekmakillg weilsche- lijk was. Hij 1.egt verder: "In de eerste afdeelilig wordL behandeld de gesteldheid van z.aken in het algemeen, zoo al!S de Heer VAN DE!i llOSCJI

die bij zijne komst op Java aantrof, onderscheiden in den politieken toe-

I

(6)

(296) MEMORIE VAN DES CO~nUSSAlUS GE~EILL\L 2 De inrigtingen toch, die in een land worden tot ,tand ge- bragt, zijn steeds voor een groot gedeelte nfllankclijk van de omstandigheden, welke zijn voorafgegaan. De geheele maat- schappij heeft daardoor een' zekeren vorm verkregen; velerlei belangen zijn daarop gegrond en worden daardoor geregeld, en het is niet doenlijk deze omstandigheden ter zijde te stellen of derzelver bestaan te ontveinzen, althans niet zonder de maat- schappij te krenken en op eene geweldadige wijze de noodza- kelijke uitwerkselen van vroeger bestaan 11Cbbende oorzaken uit te wissehen.

Uit dien hoofde is de bekendheid met het voorafgegane een noodzakelijk vereisehte, om het daarop gevolgde behoorUjk te kunnen beoordeelen.

Daarom is het ook niet voldoende het redematige der geno-

stand van Java I den algemeen financiëlen tOClitaDd, den staat der indus- t ric en van den handel, hel krijgs- co l.eewezen. De tweede afdeeHng is gewijd aan de genomen maatregelen tot herstel der Tust en lol vesliging van 't Gouvcrilcmcntsgcz.ag, onderscheiden in de volgende I"ubdcken: lIet inlandsch besluur in bet algemeen, de 6nanciële b~schouwingen en inrigtiugen; de kultures; de handel van Javaj de militie-en marinezakenj de buitenbeziltingen. liet stuk eindigt met een resumé van de uitk.om·

sten der genomene maatregelen."

Door de welwillendheid der Indische regerin~ is het Tnstituut in het bezit gesteld van de genoemde I\'1emorie van den Heer VAN D~N DOSCII I

onder het opsehrifL: Verslag mijner verr,'gti1lgell t'n Indië, gedurende de jaren 1830, 1831, 1832 en 1833.

Reeds in vorige verslagen van den staat der wel'wamheden van het Instituut is melding gemaakt van schik1J.ng betreffende de toezending \'3U

stukJen uiL het archief te Eatavia. Het is eell gevolg daarvan, dat onze Commissarissen het gemelde Verslag ter publicering ontvlH1gen en her- waarts getonden hebben. Op de belangrijkheid van dat Verslag behoeven wij niet te wijzen, maar bet is misschien niet overtollig te herinneren, dat de Heer VAN DEN Bosen, na in 1840 al:; Minister van Koloniën te zijn afgetreden, zitting verkreeg in de Tweede Kamer der Staten Gene- l'3al, en dnt zijne handelingen als Gouverneur Generaal. reeds vroeger llaarin herhaaldelijk. besp"oken, toen meermalen op den voorgrond kwa- men, cn in 1861 keurig zijn beschreven in bet tweede deel van het werk. van den Heer E. DE WAAL: Nederlandsch IndiE in de Staten Ceneraal sedert de Grondwet van 1814. Maa. ook nu is het door den Ueer VAN DEN BOSOH

op Java ingevoerde sleisel DOg dagelijks het onderwerp van bespreking.

Is dus de publiekmaking van het Verslag van dezen Staatsman, waaraan Nederland zijn bloei grootendeels verschuldigd ill, nuttig uil een geschied- kundig oogpunt, zij is dit ook uit hoofde der actualiteit. Het is ons der·

halve dubbel aangenaam, dat het InstÎluut dit stuk van de Indische He·

gel'Îng lOogt ontvangen. Wij laten het nu in zijn geheel volgen.

(7)

3 .T, Y.\:\' DEN nOSCl!. (29i) meno maatregeleJl, alleCJt in het afgctrokkcuc beschouwd, aan te wijzen; ccne 1.t1ak knil zeer wel met algemeene beginselen stro- ken of met mlClere bekende omstandigllCdcn overeenkomen, zou- der nogthans in bijzondere gevallen doelmatig te zijn; het meest algemeene geneesmiddel kan dikwerf in buitengewone omstan- digheden niet worden aangewend; de kennis van den narel der kwaal, de oorzaken, welke dezelve hebben teweeggebragt, en de natuur van den lijder moeten in zulk ccn geval in aan- merking worden genomen, wil de geneesheer zich aan gecne mistasting bloobtclJcn; gelijk nu het uitwerksel van la~t genees- middel, dat is, de genezing daardoor te weeg gebragt, aUecH ter bevestiging van de doelmatigheid van heL aangewende mid- del strekt J cvenzoo moet de ondervinding als het ware het zegel drukken op de doelmatigheid van het verrigte, en de uit.slag moet derhalve getoetst worden lian het oogmerk, dat men zich daarbij ter bereiking heeft voorgesteld.

Deze wijze van behandeling van het tegenwoordig onderwerp znl tevens, vleie ik mij, kunnen strekken om den ingeslagen weg) althans voor zooverre die tot bevredigende uitkomsten geleid ]1Ceft, te doen vervolgen. De tijd alleen kan een aan- genomen systema van bestuur, op eelle maatschappij toegepast, tot ontwikkeling en rijpheid brengen. OHafgebl'okene veran- dering en vCl'wi::lseling verhindert zulks; onder den invloed daar- van komt niets tot stand, en wordt de boom als het ware omgehouwen v66r hjj vruchten dmgcn kan; zijn dus de a~n­

vankelijk verkregene re::lultaten bcmoedigend eH bevredigcnd tevens geweci'lt. rlrm is het betpT den ingeslagen weg j·c vervol- gen, dan telkens tot nieuwe proeven ov(,1' te gaan en op die wijze op goed geluk in het onmetelijke dal der bespiegelingen rond te dwalen 7 waardoor men niet ~elden het spoor gcheel bijster wordt.

Alleen dan, wanneer men op goede gronden voorziet dat een staat van zaken niet kan blijven besttlan, of wèl, wanneer ccne maatschappij onder bezwaren zucht, waarvan de opheffing ge- biedend gevorderd wordt, is het noodig onverwijld tot andere middelen toevlugt te nemell en des noods tot proefnemingen, zoo de zaken n priori niet zijn te beslissen, daar het in zulke gevallen verkieslijk is een twijfelachtig hulpmiddel aan te wen- den, dan het kwaad te doen voortduren en daardoor veeltijd, diepe wortelen te docn schieten.

Arm znn(lanige proefnemingen heeft het hiel' te lande dan 1*

(8)

(298) MEMORIE VAN DEN CO~'IISSARIS GENERAAL 4 ook geenzins ontbroken. Sedert den ongelukkigen oorlog van het jaar 1780, van welk tijdstip af het verval der gewezen.

kompagnie dagteekent, zijn onderscheidene systema's beproefd.

Geene derzelve heeft, gelijk nader blijken zal, aan het voor- gestelde oogmerk beantwoord, en de voordcelen , welke men rekende van onderscheidene inrigtingen te zullen trekken, heb- ben zich nimmer vertoond, zoodat de proefnemingen bestendig op teleurstellingen zijn uitgeloopen, eene reden derhalve te meer om, zoo men aanvankelijk door andere maatregelen tot een beter resultaat geraakt is en daardoor belangrijke uitkom- ,ten of wel gunstige verwachtingen verkregen heeft, de geno- mene ma.tregelen niet gering te schatten en te ligtvaardig door anderen te doen vervangen. Hetgeen toch reeds zoo dikwerf mislukt is, kan wederom mislukken, en ook zij die vroeger andere stelsels hebben voorgesta.n en ingevoerd, hebben zich niet alleen met het vooruitzigt op eenen gunstigen uitslag ge- vleid. maar tevens zijn vele van die ,teIseIs zoo wel betoogd, en onder zulk ecn gunstig verschiet aangenomen, dat men, naar den schijn te oordeelen, zich met den besten uitslag had mogen vleijen J hetwelk dus doet zien, hoc ligt de theorie in deze bedriegen kon, en dat het toeval als het ware een aan- deel moet worden toegekend in eene gebrekkige keuze derzelve.

Na deze korte ontwikkeling van de wijze, waarop ik mijn onderwerp denk te behandelen, vermeen ik te kunnen over·

gaan tot de vermelding van de gesteldheid van zaken, welke ik hier heb "angetrolfen.

De politieke toestand van Java verdient hier het ce .. te in aanmerking te komen als van grooten invloed geweest zijnde op al hetgeen door mij verrigt is en volbragt is kUDnen worden.

Door de politieke gesteldheid dezer gewesten. versta ik in de eerste plaats de verhouding der inlandsche bevolking tot het Europeesch Gouvernement, en in de tweede plaats de middelen.

welke deze verhouding in ons belang regelen. Nederland be- zit deze 1anden als wingewesten. Hoezeer dan ook een aanzien·

lijk gedcelte daarvan aan het Gouvernement bij kontract voor bewezene diensten is afgestaan, zijn en blijven de inwoners ech·

ter van ons afgezonderd cu zijn cene aan het Europeesch be·

,tuur onderworpen be~olking.

De verhouding van het Gouvernement tot de bevolking re- gelt zich dus nnar de magt, die hetzelve kan uitoefenen, naar

(9)

5 J. \' J.N DE)j BOSCH. (299) de physieke en redelijke hulpmiddelen, welke hetzelve tot ver- sterking en bevestiging van deszelfd gezag kan aanwenden.

Ten aanzien van lIe Vorsten maakt het hierboven aaultcvoerde nopens de bevolking in het algemeen gecne uitzondering, want deze zijn niet anders dan als leenmannen van het Gouvernemeut te beschouwen.

In den jare 1825 is de jongst geëindigde Jilvasche oorlog uit- gebroken. Het zou hier overtollig zijn al de gebeurtenissen gedurende den loop van denzelven voorgevallen te schetsen of daarbij stil Ie staan.

Voor zooverre deze echter kenmerken opleveren van de ge~

zindheid der bevolking jegens bet Gouvernement, of wcl een juist denkbeeld verschaffen kUlUlcn van deszelfs magt, en de mjddelen, die hetzelve kan aanwenden ter bescherming van des- zelfs belangen, zijn dezelve alle 3andacht waardig.

De aanleiding tot dien oorlog moet gezocht worden in de on- tevredenheid van éûn der Prinsen van Djokcljokarta, ontstaan gcrlurende de minderjarigheid van den Sultan, waarvan hij te- vens ecn der voogdcn was J ell in het zwak en onverstandig ge- drag van onze hooia-ambtenarCll aan dnt hof.

Het is overbodig om hier te onderzoeken of het mi~noegen

van dien Prins al of niet als regmatig moet worden aangemerkt.

Uit het oogpunt, w[lnruit wij thans de zaak be~ehol1WeD, is de vraag alleen wat een misHoegde Prins voor het Gouvernement heeft kunnen worden, en welke omstandigheden kunnen mede- werken, om dezelve voor de openbare rust hoogst gevaarlijk te doen worelen.

Diepo Negoro had zich noch als een man \'fin bijzondere be- kwaamheid, noch als iemalld van eenig milibir beleid doen ken- nen. Hjj was ten uiterste dweepziek, hardnekkig en in eene hooge mate trotseh, inzonderheid jegens Europeanen, eene ge·

mocd5stemming, onder het norsch en langdurig bestuur van den ouden Sultan Sepoe nan de Prinsen van Djokdjoknrb eigen ge- worden. Sints eenen geruimen tijd had hij door meer don ge·

wone teekenen van uiterlijke devotie eenige del' voornaamste priesters aan zich weten te verbinden, en bij de bevolkülg een reuk van heiligheid verworven; op de overige Prinsen oefende hij insgelijks een onbeperkten invloed en gezag; eensdeels door zijne hooge waardigheid van oudsten voogd en de magt, waar·

mede hij als zood.nig was bekleed, en ten ondere door zijn vast en onverzettelijk karakter.

(10)

(300) .MEMORiE V.AN DEN COMMISSARIS OENEHAAL 6 Er bestaan geene voldingende bewijzen, dat Diepo Negara, althans lang v66r dat zijne vijandige houding zich heeft geopen- baard, het oogmerk zou gehad hebben om tegen het Gouver- nement 'op te staan, en de gebeele loop der zaak heeft integen.

deel genoegzaam doen zien, dat hij in gecuen deele tot eenen opstand voorbereid was, doch dat het toeval alleen hem daartoe heeft gebragt.

Nadat de oneenigheden tussehen Diepo Negoro en den Re- sident Smissaert tot die hoogte waren geklommen, dat deze hem wilde cloen gevangen nemen, en daartoe een detachement had afgezonden, ontvlugtte hij uit zijne daIm, begaf zich naar die streken, welke onmiddellijk onder zijn bestuur stonden, en wel, volgens zijne eigene verklaring I zonder cenjg bepaald plan.

Weldra volgde een aantal Prinsen van den bloede zijn voor- beeld, verlieten, namelijk Djokdjokarta, en vereenigden zich met hem. Eenige priesters, en daaronder de later zoo zeer berucllte Kiay Uodjo, vloeiden hem almede toe, en naar het schijnt, zijn het voornamelijk deze geweest, welke hem het ont- werp, om zich als Sultan en als den hersteller van het Ua- homedaansche geloof op te werpen, in het hoofd hebben ge- bragt.

Met behulp der bedoelde Prinsen en priesters, inzonderheid evenwel van de laatsten, gelukte het hem reeds spoedig, ook onder do mindere volksklasse, eenen grooten aanhang te verwerven en een aanzienlijk getal manschappen te verzamelen. Hierin echter zou hij, door het volstrekte gemis aan bekwame aan- voerders, weinig steun gevonden hebben, zoo men hem dadeljjk ceDe noemwaardige magt had kunnen tegenstellen ; dan ecne expeditie van p. m. 1400 man, was naar Celebes gezonden, en de overige troepen waren zoodanig verspreid, dat men geene genoegrlaame sterkte bijeenbrengen kon, om de beide hofplaat- sen van het M.taramsehe te bezetten en Diepo Negara met goed gevolg te bestrijden, waartoe vermoedelijk in den aanvang 5 i\

600 man, in massa vereenigd, voldoende zouden zijn geweest.

net gelukken, in den aanvang, van eenige door hem onder- nomene aanslagen, deed zijn euvelmoed al meer en meer toe- nemen, en leidde evenzc.cr tot versterking van zijnen aanhang en invloed.

Nadat de expeditie van Celebes teruggeroepen en op Java aangekomen was, werd dadelijk met kracht tegen Diepo Negoro gehandeld en hem onder anderen ren belangrijk verlies te

(11)

7 ,), YA~ DEN UO.5CII. (301) Plcrcd tocgcbrngt; het getal del" oproerlingen verminiicrile door deze nederlaag reeds spoedig, en de opstand scheen te zijn ge- dempt t toen kort daarop een paar ongelukkige ontmoetingen aan onze zijde, de magt en den invloed van Diepo Negoro weder even spoedig deden herstellen. Sedert werd de oorlog een' gcruimclI tijd met afwisselend geluk en zonder be1allgrijken voortgang Vflll onze 7<ijde volgehouden, tot dat mcn eindelijk besloot zich van alle belangrijke wegen CH toegangen en van alle voorname dcssa'~, door middel vnn kleine redoutes of ben- tings , meester te maken en den vijand, die daar tu~schcn drong, rusteloos te vervolgen.

Het bijeenbrengen en. meer b~zonder. het bestendig onder- houden van een aanzienlijk getal manschappen, gaat het beleid van de I nlnndsehe hoofden en hunne middelen te boven, vooral zoo zij niet over uitgestrekte landschappen te beschikken heb- ben, en de bevolking van deze niet kunnen vcrpligten tot de levering van al hunne benoocugdheden; doch zelfs wanneer deze hulpmiddelen \Toorlmnden zijn, is aan de zaak voor hen zeer veel moeijclijkheid ·verbonden, daar z~j geenê geregelde depot-plaat- sen weten aan te leggen of dezen in veiligheid te stellen tegen eenen ollverhoedschen arm val.

Hunne optogten met eene groote mngt, zijn dus slechts tij- del ijk , en Joopen spoedig uit ecu. - Daarentegen :t.ijn zij bij- zonder geschikt om den oorlog en de aanklevers van denzelven gaande te houden. Een klein T nbndsch korps, bij voorbeeld van G à 700 man, VÜldt overal middelen van hestaan , en het land biedt, schier op alle pwlten. toevlugtsoordcn en schuil- plaatsen aan, hetgeen veroorzaakt, dat zoodanig korps bezwaar- lijk te ontdekkeIl , en nog rnoei.ielijker te achterhalen is.

Door het vermeesteren van alle voorname passngiën ~ en door aan Diepo Negoro den toegang tot alle hoofddcsso.'s af te snij- den, ontnam men hem de middelen van onderhoud voor ecne verecnigdc talrijke magt. Vrlll daar dan ook, rlat het meeren- deel vall zijne aunhangelingcn hem verlieten, waartoe deze te- vens inzonderheid aansporing vonden jn de gunstige aanbie- dingen en toe~cggingCl\ van Gouvernementswcge vnn land, volk, geld enr.. aun de Prinsen en hoofden, die Diepo Negara gevolgd waren, en :Jan de personen, door hem tot die waardig- heden verhevell.

Deze maatregel werkte insgelijks gunstig mede om dc magt,

('11 don invloed van Diepo Negoro te fnuiken! ilooclat llij zich

(12)

(302) MEMORIE VAN DEN COMMISSARIS GENERAAL 8 eindelijk gedrongen zag, om met de weinige volgelingen, welke hem waren overgebleven, in de bosscben en afgelegenste plaat- sen rond te zwerven.

Bchalve de 011.00 geringe magt, die hem bijgebleven was, be- stonden cr nog eenige andere kJeine troepen oproerlingen, waar.

van, onder anderen, cene bende aangevoerd werd door liet be- roemde rooverhoofd Iman Moesby en eene andere door den zoon van Diepo N egora.

Al deze benden werden gestadig rusteloos vervolgd, doch slechts zeldzaam gelukte het, om een of meer derzelven te achterhalen en "ee!lijds wns men zelfs geheel onkundig in welke streken zij zich ophielden, of werwa:nds zij zich begeven hadden.

Zoodanig wns de stand van den oorlog bij mijne komst in deze gewesten; dezelve scheen weldra. ten einde te zullen Wal-

den gebragt , wanneèr zich echter ook wederom groote moeije- lijkheden deden vooruitzien in de vervulling der toegezegde aanzienlijke belooningen in land en volk, aan de tot het Gou- vernement overgekomcne weêrspannigc Prinsen en andere Groo- ten, - cene offi:::;tnndigheid, welke niet dan hoogst aan:stootelijk kon wezen voor de Prinsen en Groaten, die het Gouvernement getrouw wa.ren gebleven. In d~ regeling van deze teedere zaak moest dus steeds voor oogen worden gehouden, dat het ten hoogste lloodzakel ijk was, om, zoowel de getrouw geblevene als de vroeger afvallige Prinsen en Hoofden te bevredigen, danr, zonder dit, op geene duurzame vrede was te rekenen, aHhans niet zonder een talrijker leger op den been te houden, dan de middelen van het Gouvernement toelieten te bezoldigen_

Het zal hier geenzins overbodig zijn, deze en gene bijzon- derheid, in den loop van dien oorlog voorgekomen, ann te stip- pen, om daaruit aanleiding te nemen tot het vestigen der aan- dacht op eenige hoofdtrekken van het karakter der bevolking en derzelver hulpbronnen, ingeval van opstand, - voorts, op de middelen van het Gouvernement, om dien voor te komen of. uitgebroken zijnde, te beteugelen en te dempen, en eindelijk om, zoowe] onze zwakke als sterke zijde, benevens de missIngen, die men te vermijden lieeft, aan te wijzen.

D.t de bevolking in de gewezen vorstenl.nden van 's Gou- vernement, gezag zeer afkeèrig wa" daarvan heeft de geheele loop des oorlogs de duidelijke bewijzen opgeleverd; zonder dat toch wns het niet mogeJijk geweest, dat een oproerig Prins, gelijk Dicpo Negoro, in zulk eenen korten tijd, cenen zooda.

(13)

9 J. Y AN DEN BOSCH. (303) nigen graoten aanhang verwierf, veel minder, dat de bevolking hem bleef ondersteunen, nadat zij reeds zooveel tegenspoeden door hem had ondCivondcn, en ondanks de groote opofferingeJl, welke daarbij nog van dezelve ondervonden worden.

De afkeer der bevolking van het Europeescll bestuur bleek nog ondubhelzinniger uit den geringen invloed van de getrouw geblevene Prinsen op dezelve, en inzondel'heid ook daaruit, dat de mee,te der Prin,en en Hoofden, die aanvankelijk Diepo Negoro gevolgd hadden, doch later tot ons waren overgekomen, allen invloed verloren hadden, waaronder zelf de zoodanigen J die met Dicpo Negoro vereenigd, vroeger het hoogst ontzag eo den diepsten eerbied bij de bevolking ingeboezemd hadden.

Ook dit was het geval met de priesters; tegen het Gou- venlemcnt waren zij hoogst schadeHjk, met hetzelve, van wei- nig nut.

Mishandeling der bevolking vall onze zijde had tot die slechte gezindheid niet kunnen leiden, daar de lauden, waar de opstand is uitgebroken, dezelve de grootste uitgebreidheid heeft verkre- gen en het lHlrdnekkigst is volgehouden, llimmer in cenige aanraking met het Europeescll bestuur gestaan hadden.

De haat was dus het gevolg "an bijzondere begrippen, ver- moedelijk voortgesproten, deels uit de" afkeer die ieeler volk van vreemde overheersehing heeft. en deels ook uit den Gods- diensthaat, ",eiken ele ,ekte der Uahomeelanen voedt tegen allen, die zij als ollgc1oovigcn beschouwt.

Deze haat werd manr al te zeer door den invloed van dweep- zieke priesters aangevuurd, en was in het gebied "an Djokdjo- karta zeker hooger dan elders op Java gestegen, daar de oude Sultan Sepoc. die zoo lang het rijk had bestuurd, de Europe- anen steeds met diepe verachting had bescholl\\'fl en bejegend.

In de Gouvernements-dislrikten op Java is de afkeer, althans vroeger, nimmer in die zelfde mate opgemerkt, als in het ge- bied des Sultans, en hestaat dezplve tllans, llfHtT de uiterlijke omstal1digheden te oOJ'deden, nog volstrekt niet, ten minste niet onder dat gedeelte der hevolking, hetwelk, gelijk in dc Pl'can- gel' Rrgl"lItschnpprn en op het eilnlld ÀIac1ut'a, mindrr in da- delijk conLnct met het Europeesrh bestuur gebrngt i~.

J1I andero dj~t.rjctcn op Java hebhen ~ich in dc bat:::te tij- den ook vrel h1i.ikt'11 vall kwade gezindheid vel'toond, hij voor- beeld, in het Cherihonsche, het 13antn01:3chc CII, tijdens oen

ln:lt~trn .TiIv:l!'chcn oor log. in rle KmIoe. hl'f ltrmhflllg~(',hr en

(14)

(304) MEMORIE VAN DEN comUSSARlS GENERAAL 10 Demahche; echter met dat kennelijk onderscheid, dat de Hoof- den in deze Gouvernements-provinciën aan hetzelve getrouw gebleven zjjn. schoon er slechts eelle geringe bende oproer ..

lingen gevorderd werd, om hen alle gezag te doen verliezen en de bevolking tegen het Gouvernement te doen opstaan.

Onze inrigtingen en ons bestuur hebben dus geenzins de strekking gehad, om dien volksafkeer te overwinnen, integen- deel dezelve is toegenomen, naarmate wij in uaauwere aanra- king met de bevolking getreden zijn.

De rust, die op Java onder het voormalig bestuur der kom- pagnie, sedert de jaren 1755 tot 1806, tocn het binnenlandsch gezag aan de inlandsche Hoofden was toebetrouwd, geheerscht heel't, strekt overigens ter bevestiging van de hierboven geuitte meenmg.

Gedurende even gemeld tijdsverloop van meer dan 50 jaren is geen spoor van volksopstand Doch oproer in de landen, aan het Gouvernement onderworpen, waargenomen, terwijl a]stoen bestendig het beginsel is gevolgd, om zich met de hui.houde- lijke aangelegenheden der bevolking zoo min mogelijk in te laten. Sedert men van dat beginsel is afgeweken, en dus in het opgevolgde tijdsbestek van 25 jaren, zijn er op Java negen oorlogen en opstanden te voeren en te beteugelen geweest, en men behoeft .lechts de aanleidende oorzaken van die opstallden in onze eigen provinciën na te gaan, om de overtuiging te ver- krijgen, dat dezelve allen zijn ontsproten deels uit onberaden handelingen van den kant der ambtenaren, en deels uit den invloed, welken men op de huisholldelijke aangelegenheden der bevolking, strijdig met llUllDe gebruiken, heeft willen uit- oefenen.

Men heeft, wel is waar, beweerd, dat 's Gouvernements be- lang eene meer dadelijke bemoeijeuis met de hnishoudelijke aangelegenheden der bevolking heeft gevorderd, en dat, zonder dezeu maatregel, het grootste gedeelte onzer bezittingen thans nog even inproductief zoude zijn voor het Gouvernement, als zij zulk!:! voor de gewezen kompagnie was, doch, naar mijn inzien, kan de noodzakelijkheid van zoodanige bemoeijenis geen- zins worden ontleend uit de omstandigheid, dat de kompaguie nit vele harer bezittingen geen meerdere voordcelen heeft we- ten te trekken; dit althans is zeker, dat de Preanger Regent- schappen met het voormalig stelsel veel grooterc voordcelen aan het Gouvernement hebben opgeleverd, dan eenige andere

(15)

11 J. VAN DEN BOSCH. (305)

Residentie vau dezelfde uitgestrektheid en met gelijke bevol- king, en wel zoodanig dat, bij cen overslag der lnat.ste 25 jaren, zulks ongetwijfeld het dubbele zou aanwijzen, zoodat, om meerdere inkomsten te verkrijgen J ons zoo omslagtig cn den Javaan over het algemeen zoo weinig gcvallig bestuur, niet wordt vcreischt.

Daar ik nader op de bijzonderheden van dat bestuur zal te- rugkomen, acht. ik het vooreerst voldoende, te hebben doen zien, dat

duur,

waar onze invloed op de bevolking, gelijkin de vOl'stenlandcJl, al te beperkt was, of dátJ..l', waal' dezelve, gelijk in de meeste der Gouvernemcllts Residcntil!l1. te veel punten van aanraking opleverde, ecn algcmecnc geest vnll on- tevredenheid, onder de inlandsche bevolking werd bespeurd, zoodat , bij mjjnc aanvaarding van het bestuur, nog steeds de uiterste behoedzaamheid werd gevorderd, dat geen der toen nog in opstand zijnde Vonten en Hoofden andermaal in 's Gouverne- roents onmiddellijke bezittingen trok, om aldaar op nieuw het oorlogsvuur te ontsteken. ln dezen stand vun zaken) werd het dan ook onraadzaam geoordeeld, om de zoo aanzienlijke krijgsmagt, welke nog met 6000 man, uit het moederland ge- zonden, stond versterkt te worden, te verminderen, hoezeer ook door het onderhoud van zulk een talrijk leger de inkomsten van het Gouvernement belangrijk werden overschreden.

De Luitenant Generaal de Koek, die tot dien tijd met zoo veel bcleid nis voorzigtigheid, den oorlog kttl bestuurd, oor- deelde althans eene vermindering der krijgsmagt in de bedoelde streken onraadzaam.

])e Hoofden in de provinciën van het Gouvernement zijn 3un hetzelve, gelijk ik reeds heb opgemerkt, getrouw gebleven, hoc wisselvallig de kans ook meermalen gestaan heeft, en het zal niet onnut zjjn, ook hiervan de waarschijnlijke oorzaken op te sporen, om daaruit later af te leiden, welke handelwijze de billijkheid in OIlS belang vordert, te hunnen opzlglc te volgen.

De inlamlsche Hoofden zijn onder hunne eigene Vorsten zeer onzeker in hUl'lne betrekkingen, welke ook niet dan zeldzaam op hunne kinderen overgaan, zijnde de Hoofden schier ieder oogenblik hlootgestelcl. aan ontzetting uit hunne bedieningen, 11an willekeurige ~trafren en vooral aan de uitwerkselen van intrigues, welke dikwerf duul' val:schheid CIl baatzucht van an- deren, tegen hen. worden ge::;meed.

Daarhij is de hommage, welke de hedoelde inlnmlsehc Hoof-

(16)

.

(306) MEMORlE VAN DEN COMMISSARIS GENERAAL

12

den aan hunne Vorsten te bewijzen hebben, van een en verne.

derenden en lastigen aard.

Deze Hoofden daarentegen oefenen in de districten, waarover zij gesteld zijn, een bijna willekeurig gezag uit, terwijl zij veeltijds in de gelegenheid zijn, om zich nieuwe lnkomsten, zoo al niet in geld, dan toch in voorwerpen van eerste nood.

wcndigheid te verschaf}'en, waardoor zij cenen talrijken stoet van naa tbestaanc1en kUDnen onderhouden; vrouwen en paarden zijn mede overvloedig te hunner beschikking, terwijl zij door hunne ondergeschikten slaafsch vereerd cu ontzien worden.

Onder de kompagnie had men de inland.ehe HoofClen al de voorregtcn gelaten, die zij gewoon waren vroeger onder hun eigen VOI'~ten te genieten; zij werden daarbij van onze zijde met onderscheiding bejegend, terwijl de waardigheid van Re- gent in hunne f"miliën al, erfel\ik werd aangemerkt, zoodat hun toestand alstoen in alle opzigten te verkiezen wns boven dien onder hunne eigen vorsten; hetgeen dan ook Jlceft ge~

leid, dat die Hoofden aan het Europeesch Gouvernement, zelf, in zeer netelige omstandigheden, zijn getrouw gebleven.

Langdurige gewoonten, eene talrijke clientclle, en het eigen- aardige van het Javaansch karakter, om hunne Hoofden cenen bijzonderen eerbied toe te dragen en blindelings te gehoorza- men, heeft dezen eenen invloed op de bevolking cloen verkrij- gen, welke doorgaans in 's Gouverncments belang is aangewend, en het is zeer opmerkelijk, dat bijna .1 de oorlogen, die op Java ontstaan zijn, hebben plaats gevonden in landen, welke onder .lavaanschc Vorsten stonden, of althans kort te voren gestaan hadden, en wanr de Regenten dus onder de bevolking nog dien invloed niet verkregen hadden, welke andere Regen- ten in provinciën, sints lang aan bet Europec::.ch besluur onderworpen, hadden verworven. Later, nadat een uesLuur, meer op den Europes;chen voet geschoeid, in onze provinciën was ingevoerd, zijn de voorregten aer inlandsche Hoofden van lieverlede beperkt, en voorts de oDder~cheiding, waarmede zij vroeger behandeld werden, dikwerf uit het oog verloren, en heeft Illen zeker met de beste oogmerken de bevolking op hunne voorgewende of wezeulijke grieven in beschermiug genomen; men i. zelfs verder gegaan, door de inlandsche Hoofden te be- schon wen Als gouvernements.ambtenaren, vatbaar om gebezigd te worden waar men hen nooclig oordeelde, zood at men dezelve van het cellC Hegentschap naar het andere verplnat.stc, hetgeen

(17)

13 J. VAN DE~ ROSCn. (307)

niet minder leidde tot verzwakking van hun gezag als van hunnen invloed.

Dat wij intusschen den Javaan alleen door middel van zijne eigcllc Hoofden kUil Ben hest.uren,-behoeft geen omstandig betoog.

Aan de gezindheid der lagere volksklasse. ook in die streken,

W3:11' zij nimmer :lan ons bestuur onderworpen geweest is t be- hoeft lIiet te worden getwijfeld.

De jongst.e en vrof'gerc oorlogen hebben daarvan de bewijzen opgeleverd; wnur de hoofden ons vijandig geweest zijn, heeft de bevolking steeds grelig tegen het Gouvernement de wapenen opgevat,; c1áu.r zelf::;, waar de hoofden hetzelve genegen waren, heeft het oproer niet altijd kunnen worden voorgekomen, zoo deze nnmelijk niet door voorouderlijke gewoonten en talrijke aanklever::; een en graaten invloed bezaten, of wanr, bij de beste gezindheid del' inlandschc Hoofden, hun invloed door onze be- moeijl'nis met de inlandsclle huishouding was ver:t.wakt.

J n die oorden echter waar de Regenten, gelijk op l\fadura en in de Prcanger Regentschappen, in het gezag hunner VQor- vaders gebleven zijn, duurt de rust bestendig voort, en ik durf zeggen, bijna zeker te zijn, dat zoo een vijandelijke inval in die landen was beproefd geworden, de bevolking tegen den wil hunner Hoofden den vijand niet zou toegevallen, doch inte- gendeel met behulp der Hoofden krachldadig zoude hebben me- degewerkt om zooclnnigcn inval af te weren.

Al het hicl'vol'cn aangevoerde doet dnn ook gcnocgzanm zien, dat het gczag en de illvloed der volkshooiäen in alle landeIJ.

aan ons onderworpen, den besten steun voor ons Lestuur op Java oplevert, en dat het als gevaarlijk beschouwd moet wor- den, hen, nl is het met prijzenswaardige oogmerken, in magt en aanzien te verminderen.

Oppervlakkig komt het voor, dat men de bevolking aan het Gouvernement zoude kunnen verbinden door haar tegen de onderdrukking en willekeur der lillandschc Hoofden te: bescher- men t doch in wezenlijkheid is dit geheel denkbeeldig, en de mogelijkheid daarvan wordt door de ondervinding weer- sproken.

De volkeren van Java zijn zeer anll hunne oude instellingen en gebruiken gehecht, en bezitten, zoo nIs gezegd, eenen on- bepaalden eerbied voor zood ani ge Hoofden, die een reeks van geslachten met het gezag over hen zijn bekleed; aan d.t ge- zag is steeds eene onbepaalde heerschappij, aan willekeur gren-

(18)

(308) MEMORIE VAN DEN comUSSARIS GENERAAL. 14 zende, verbonden geweest, waaraan de Javaan zich met lijd·

zaamheid onderwerpt, zoolang daardoor de oude instellingen of adats niet worden verkracht, vooral daar deze willekeurigheden doorgaans slechts enkele jJljDSOnen en schier nimmer de geheele hevolking treffen. Van daar dat er op Java geen voorbeeld bestaat, dat immer ~e bevolking tegen zulke hoofden is opge- staan, maar wel dat zij zich integcndeel dikwerf hereid getoond heeft, om dezelve tegen ons in bescherming te Demen, wan·

neer zij meende dat hunne regtcn door ons waren aangerand;

de eerbied voor de Hoofden is dan ook geheel onbepaald, en strekt zich zelf zoo ver uit, dat, wanneer ecn opperhoofd zich daden veroorlooft van meer algemecncn omvang, strijdig met de gewoonten en begrippen, de bevolking zich eenvoudig door verhuizing aan zijn gezag onttrekt, zonder overigens het ge- ringste dadelijk blijk van misnoegen te geven, bcstaande er, naar mijn weten, geen voorbeeld, dat do bevolking in zooda- nige omstandigheden zich geweldadig tegen het gezag van zulk een Hoofd verzet, terwijl zij daartoe in gelijk geval, met het Gouvernement, maar al te zeer genegen zou zijn.

Het moet dan ook als ten uiterste onstaatkundig worden be- schouwd, ccn aanzien cn eenen invloed t.e beperken. zoo heil- zaam voor 's Gouvernements belang, inzonderheid daar zulks niet geachieden kan. zonder het gevoel van den Javaan te krenken en hetgeen wat, 1D zijn oog, eerbiedwaardig is, diep te beleedigen.

Geenzins echter wil ik hiermede gezegd hebben, dat men de oogen zou behooren te sluiten voor de misdragingen der Hoofden; integendeel, zij behooren met voorzigtigheid te worden gadegeslagen, terwijl alle onwettig of onredelijk gebruik van gezag moet worden geweerd.

Dit vordert de regtvaardigheid, welke wij aan de volken, wier bestuur wij op ons genomen hebben, verschuldigd zijn;

dan, dit geschiede bij teregt~izing en overreding.

De Javanen, zoowel ~e Hoofden als de geringe klasse, zijn van een zeer leidelijk karakter; eene ernstige en vaderlijke ver- mauing heeft op heu veel invloed; en, waar die vruchteloos is. moet eene voorzigtige verwijdering van slechte voorwerpen, als het beste middel beschouwd worden, om uitspattingen of kwaadwilligen te beteugelen, inzonderheid zoo daarbij met de inlandsche Hoofden het beginsel gevolgd wordt, om deze, bij verwijdering, zoo veel mogelijk door hunne regtstreeksche af·

(19)

f

\

15

J. VAN DEX BOSCH. (309)

8tammclingcil te doen opvolgen of anders door de meest in aal\ZlCn zjjnde bloed verwanten.

Nimmer beproeve men het misbruik van gezag onder de inlalldsehc hoofden te beteugelen door strenge wetten, noch het lot der negenten van den willekeur en de begrippen der ambtenaren afhankelijk te maken; men zorge, dat de Hoofden met onderscheiding en heuschheid worden behandeld, en men houde het gCl'ustelijk daarvoor, dat, wa.nneer een ltcgcnt niet aan 7.ijnc bestemming beantwoordt, zu1ks vnn de 10 zeker 9 malen nun de ongeschikth~id onzer ambtenal'cn geweten moet worden, en' dat dezen de vereischte zorg niet met vriendelijk.

heil! CII ecne doelmatige leiding hebben weten te paren.

Kooren wij na deze uitweiding tot ons onderwerp terug, en ga all wij te dien einde over, om ook onze politieke verhou- ding tot de Vorsten vau Java in oogcnschouw te nemen.

De zoogcl1aamde Hoven van Java, dat des Keizers en van den Sullan, hebben sedert het jaar 1757 eelle zeer verschil·

lende staatkunde gevolgd.

De Keizer, die door het Gouvernement in den toen beslech- ten oorlog kl'Uehtdadig was ondersteund geworden, en die aan hetzelve het behoud van zijn troon te danken had, heeft se·

dert dien aan het Gouvernement onafgebroken bewijzen gege- ven van verkleefdheid, deels voortspruitende uit het gevoel van eigen zwakheid en deels het gevàlg van den haat tegen het Hof van Djokdjokal'ta.

Illtusschcn is deze goede gezindheid van den Keizer voor het Gouvernement op zijnen opvolger overgegaan; de neiging even- wel van het Hof van Soerakarta, om zich a~lJl 01lS welgeval- lig te maken, is niet altijd verstandig door onze ambtenaren benuttigd geworden, hoofdzakelijk ter oorzake van de te groote intimiteit, welke tusschen hen en de Prinsen bestond, terwijl dezen door dien gemeenzamen omgang eenige, en wel de minst prijzenswaardige der Europesche neigingen en gewoonten hcb- ben aangenomen, zooals het gebruik van sterken drank in cellen hoogen graad, het spel, en in het algemeen ccne vcr- kwistende geaardheid, hetgeen van dat gevolg is geweest, dat niet alleen de regerende Vorsten, maar ook bijna alle Prinsen.

nog weinige jaren geleden, diep in schulden gewikkeld waren, en daarbij onder de bezwarendste verbindtenissen lagen van de BUl'opcanen, hunne geldschieters, aan wie !tij niet zelden cenell woekcrachligcn intrest. moesten voltloen.

(20)

(310) ME~rORIE VAN DEN CO.lIMISSARIS GENERAAL 16

Bij mijne komst hier te lande vond ik op den troon van Soerakarta Pakoe BoelVono den VI', eeu jonge losbol, en daarbij een onwettige zoon van den voormal1gen Keizer zijnde, bezat hij geene hoedanigheid, die hem conigzill~ in de 01)Îuie :tijm:r onderdanen aanbeval; van daar dan ook, dat hij in den 3.aUe

vang van den jongsten oorlog zich zeer dubbelzinnig gedragen heeft, dat hij, als bondgenoot, weinig hulp heoft kunnen ver- leen en, en dat onze troepen doorgaans verpligt geweest zijn, zelfs zijne hoofdplaats tegen de muitelingen te verdedigen.

'l.'e Djokdjokarta was in den jare 1826 de oude Sultan Sepoe, die onder het Engelsch bestuur gebannen en door ons in b:lllingschap was gehouden, wederom tot den troon verheven, in de hoop, dat door deszelfs invloed de rust zou worden hersteld.

Deze maatregel, welke van geen de minste gunstige uitwere king is geweest, heeft op nieuw doen zien, dat hoe groot het ontzag voor de Prinsen van den Mataram moge wezen, de af·

keer aér bevolking van 's Gouverncments gezag in die stre~

ken nog grootel' is en de overhand heeft, althans wanneer de mindere volksklasse door oproerige priesters en Prinsen tot ver·

guizing van het wettelijk gezag wordt aangehitst.

De staatkunde van het Hof van Djokdjoknrta, onder het vo- rig langdurig bestuur van Sultan Sepoe, was, gelijk ik hier- voren reeds aangemerkt heb. steeds tegenovergesteld aan dat van Solo.

Het Djokdjokartasche Rijk door Mangkoe Boemie , afvallig Prins van Solo, van eenen meer oorlogzuchtigen aard dan de meeste leden zijner familie, in den jare 1756 gesticht, had de geheele hofhouding te Djokdjokarta een meer indrukwekkend en krijgshaftig voorkomen gegeven, zoodat deze Vorst tijdens de kompagnie met cene onderscheiding en omzigtigheid behan- deld werd, welke, zoo aan hem, als aan zijne onderdanen ge·

noegzaam decd zien. hoezeer hij werd gevreesd.

In den jare 1792 werd hij door zijnen zoon Sepoe, hier- boven reeds genoemd, opgevolgd; deze paarde bij eene norsche geaardheid een hevigen afkeer van de Europeanen, hetgeen de slechte gezindheid cu de kleinachting van het toenmalig ge~

zag, door het Hof van Djokdjokarta bestendig geopenbaard, al meer en meer deed toenemen. Gewoon met de uiterste onder·

scheiding bejegencl te worden, was de hooge toon, door den Gouverneur Generaal Daendels tegen den Vorst Sepoe aange-

1

J

(21)

17 J. VAN DEN BOSCH. (311)

nomen J voor hem volstrekt ondragelijk, en zeer zeker zou toen reeds de later uitgebarsten oorlog zijn uitgebroken, ware de Vorst hiervan niet door zijne hooge jaren afgeschrikt, zood at hij vrijwillig besloot van den troon afstand te doen ten behoeve van zijnen ecnigcn echten; zoon! die hem dan ook onder den titel van l-Inmnngkoc Daewano den IIIde, bijgenaamd Sultan Rodjo, opvolgde el1 door eene minnelijke schikking met het Gouvernement deu vrede in stand deed blijven.

In den jare 1811 echter, nad.t de Engelsehen de .kolonie hadden veroverd, maakte de oude Sultan zich wederom meester van den tl'Oon, wikkelde zich met dezen in cenen oorlog, doch met dat voor hem ongelukkig gevolg, dat het hun in het daar·

opvolgende jaar gelukte, door ceno stoute manoeuvre zich van zjjnen daIm, van zijn persoon en van zijne schatten meester te maken, hem naar Amboina te verbaUJwn en zijnen zoon, door het voormalig Rolhndsch Gouvernement aangesteld, op den (roon te herstellen.

Deze stierf reeds in den jare 1814, wanneer hij door zijnen minderjarigen zoon onder de voogdij van den Pallgcran Pakoe Alam werd opgevolgd, die ook reeds in den jare 1822 over- leed, eenen zoon nalatende, nog geen 3 jaren oud, bestemd om hij meerderjarigheid den troon zijner voorvaderen te beklim·

men. Dat kind, onder het oppertoezigt van het Gouvernement, onder voogdij van de voornaamste Prinsen van het Hof gesteld, zoo was aan dezen, onder de leiding en den invloed van den Resident, het bestuur des Rijks opgedragen. net kon wel niet anders, of de Horselle en vau Europeanen afkeerige geaardheid der Prinsen van Djokdjokarta, gevoegd bij het aanmatigend ka~

rakter vall onze toenmalige Europesche ambtenaren aldaar, moest aanleiding geven tot vele botsingen, gelijk zieh dan ook ril zeer spoedig ontevredenheid en zelfs minachting in het gedrag der voogden jegens die ambtenaren openbaarden.

In deze zoo moeijelijke omstandigheid zou aldaar een man noodig zijn geweest van veel doorzigt, maar tevens bescheiden eu waakzaam karakter.

Ongelukkig was de betrekking van Resident van het Hof van Djokdjokarta opgedragen aan iemand, die alle vereischten daar~

toe miste, en wiens indolent karakter ten sterkste geinfluen_

ceerd werd door een jOlig en vurig jongeling t hij hem ge-

plnat~t, dien het zoowel aan ondervinding als voorzigtigheid ontbrak.

2

(22)

f

(312) MEMORIE VAN DE~ COl\l.\IISSAl\lS GENERAAL 18 Het lijdt bij mij geene bedenking. dat. zoo de evengenoemde betrekking aan eenen daarvoor geschikten ambtenaar was op·

gedragen geweest, de oorlog zou zijn voorgekomen, en dat, zoo Diepo Negoro al vroeger vijandelijke oogmerken mogt hebben gekoesterd. dezen zouden bebben kunnen worden ver- ijdeld. door zich tijdig en op eene gepaste wijze van zijn per- soon meester te maken. Zoo duur betaalt een Gouvernement, ja dikwerf eene geheele natie. eene verkeerde keuze_

Het is nutteloos stil te staan bij al de misslagen, zoo in het beleid der "ken aldaar, als in de bejegening van Diepo Negoro begaan; die missbgen zijn genoegzaam bekend; ook ligt de verdere ontwikkeling daarvan geheel buiten mijn te- genwoordig bestek.

Eene omstandigheid echter meen ik hier nndermoal te moe- ten opmerken. namelijk, hoe gereedelijk iemand van de Vor- stelijke familie onder de Javanen eenen aanhang vinden kan.

bereid om zich tegen het wettig gezag te verzetten_

De vroegere geschiedenis van Java ,ook vóór wij ons ge- bied over hetzeI ve hadden uitgebreid. levert daarvan reeds de bewijzen op.

De Vorsten zijn niet zeldzaam door hunne aanverwanten van den troon gestooten en hebben zeer dikwerf oproerigheden en opstanden, doOl' hen te weeg gebragt, te beteugelen gehad.

Niet weinig wordt de gelegenllCid om aanslagen tegen den troon te ondernemen. of wel andere vijandel~ke daden te ple- gen, begunstigd door het aanwezen onder de Javanen van celle talrij ke klas!!e van menschen, im:onderheid onder de pro.

letaircs, eindelijk genegen zich onder de banier van een be- faamd man te scharen en met denzeI ven een l'Ooversleven te leiden_

Met behulp van deze worden al die andere personen. die daartoe uit hen zeI ven minder genegen zijn, gedwongen deel aan de ,onderneming te Demen en, zoo deze niet dadelijk ver·

ijdeld, maar tijd gelaten wordt zich te ontwikkelen, en inzon- derheid wanneer aan dezelve in den aanvang eenig geluk ten deel valt, groeit het getal der aanhangelingen wel ras aan als eene avalanche, brengt gruwzame en laf\gclurige oorlogen voort, die vroeger, gelijk ik reeds gezegd heb. de Vorsten van den troon stieten, en Inter zelfs meermalen voor het Gou- vernement gevaarlijk geworden zijn.

Zoodanige opstanden zijn zeldzaam geweest in landen, geheel

(23)

19

J. y_~~ DEN BOSCH. (313) aan ons bestuur onderworpen, waarschijnlijk een gevolg, dat de bevolking voor de aanverwanten der Regenten niet dat ont- zag heeft, als wij gewoon zijn aan ieder Prins van clen ~fata­

ram te betDonen, terwijl wij nog bovendien eene betere poli- cic en de dadelijke beschikking over de naodige middelen om oproerige bewegingen te verijdelen of te beteugelen J merkbatlr bijdragen, om die voor te Nomen, zijnde alvcrder door de on- dervinding bevestigd, dat daar waar het bestuur wordt uitge- oefend door Regenten van oude herkomst en van een geves- tigd gezag J en dezen door cono talrij kc familie en grooten aan- hang benevens 'sGouvcrncmellts magt en invloed worden 011-

dersteund, het bezwaarlijk gaat, een groot aantal oproerlingen te verzamelen. en de zamenrottingen ligtelijk in de geboorte worden gestikt; althans el' bestaan goene voorbeelden, dat de- zelve vrocger in onze oude pro\rinciën immer eenige noem·

waardige uitbreiding hebben verkregen.

Zoodanig eCIlO policie uit te oefenen in de landen van den Keizer en v::m den Sultan, was intws~chel1 met de voormalige gesteldheid van zakcn niet mogelijk.

Het gebied der Vorsten toch was z6ó dooreen geweven, dDt niet alleen provinciën en districten tusschen de beide Hoven verdedd waren, maar zelfs vele dorpen in dezelve, hun ge- meenschappelijk toebehoorden.

leder Vorst had cr zijn eigen bestuur en ingezetenen J die tevens niet zeldzaam deelden in den afkeer der Vorsten van elkander.

Hoe zou het mogelijk geweest zijn in zulk con land ccno goede policie te vestigen, daar de misdadiger als het ware slechts eenige voetstappen ver behoefde te gaan om zich op een ander grondgebied te bevinden. waar hij zoo al gecnc da- delijke bescherming ontmoette, dan loch zeker buiten het be- reik zijner regters en Hoofden geplaatst was; vandaar dan ook dat dc Keizer in den gansehen loop van tien oorlog zoo wei·

nig tot onze hulp en tot zijn eigen verdediging heeft kunnen bijdragen, cn dat zelfs op vele plaatsen zijne onderdanen door die van Djokc1joknrta gedwongen werden. met dezelve gemeen- schappelijke zaak te maken, waartoe zij ook welligt niet onge- negen waren, omdat men mag aannemen, dat insgelijks zij in den afkeer tegen de Europeanen, hoewel in eenen millderen graad, dan die van Djokdjokarta, declden. •

De derde Vorst van het Malaramsche ll,ijk, Mangko~ Negara,

2*

(24)

r

(314) MEl1QlUE VAN DEN CQMlIlSSARIS GE"ERAAL 20

is de kleinzoon van den beroemden Maas Said, die in den vroe- geren J .vaschen oorlog van 1746 tot 1755 mede tegen den Keizer was opgesban en gemeene zaak met den Pangeran Mangkoc Boemie gemaakt had, doch dezen op het laatst af·

viel en voor zich zelven den troon de, Keizers beoogde. Hier·

door geraakte hij in oorlog, zoowel met den Keizer en den Sultan. als met de kompagnie, en dezen oorlog ecn geruimen tijd met moed en volharding volgehouden hebbende, zag men zich eindelijk verpJigt hem een gèbied van 4000 tjatj.'s in de landen van den Keizer af te staan, welk Prinsdom nu door zijnen reeds genoemden kleinzoon, den tegenwoordigen Vorst Mangkoc Negoro. wordt bezeten.

M:ans Said, zoowel van oen Keizer als van Mungkoe Doernie afvallig geworden zijnde, zoo werd hem door heiden een wrok toegedragen, die op hunne nageslachten is overgegaan, en dus ook nog bestendig tegen Mangkoe Negara wordt gevoed.

Deze Prins onderhoudt reeds sedert vele jaren ten dienste van het Gouvernement een gewapend en gedisciplineerd korps, het,relk dun ook grootendeels door hetzelve bezoldigd wordt en zoowcl in den vorigen oorlog tegen de Engelsehen , als itt de jongste Javasche onlusten bewijzen van trouwen verkleefd·

heid aan het Europeesch bestuur gegeven, en hetr,elve naar beste vermogens heeft bijgestaan, hetwelk doet zien dat v.n Mangkoc Negara in ons belang een nuttig gebruik te maken ls.

Ook de Vorsten v.n Maduro hebben het Gonvernement in den oorlog op Java en ::;chier in alle oorlogen, welke hetzelve te voeren heeft gehad, krachtdadig ondersteund; niet alleen hebben zij aanzienlijke korpsen hulptroepen geleverd, maar ook hunne zoons hebben met moed in onzu gelederen gestreden.

Deze Vorsten, drie in getal, verdienen dan ook te worden aangemerkt als trouwe bondgenooten, van welke het Gouver·

uemcnt bij eene goede bejegening steeds gcwigtigell bijstand kan vem.chten. Zeer opmerkelijk is het, dat in de landen dezer kleine Vorsten zoo zelden onlusLen van eenige bedui- denis uitbreken, en dat die Vorsten meermalen belangrijke dien·

sten aan het Gouvernement hebben kunnen bewijzen, terwijl het voormaals zoo veel magtiger Rijk van Solo, ook vóór.onze komst in deze gewesten, zoo dikwerf door oproerige Prinsen van den bloede in opstand is gebragt , en zelfs onderscheidene der aldaar geregeerd hebbende Vorsten door oproerigcn zijn out- troond, hebbende het Hof van Solo steeds in het algemeen een.

(25)

21 ~. VAN DEN BOSCH. (~J 5) buitengemeene zwakheid aan den dag gelegd! zoo in deszelfs eigene verdediging. als in betrekking van onzen bondgenoot, schoon toch in vele omstandigheden aan de goede gezindheid van de aldaar regerende Vorsten voor het Gouvernement nict heen kunnen worden getwijfeld, te minder, daar hun eigen belang, dikwerf hun zelfbehoud, daarin betrokken was.

lIet komt mij voor, dat de oorzaak van de meerdere l'U5-t, in de kleinere vorstendommen genoten, hoofdzakelijk moet worden gezocht in den cCIbieci van den Javaan voor r.ijHe Hoofden, iJl·

zonc1erheid zoo der.clve van vorstelij kcn bloede zijn en sedert meerclere geslachten het gezag over hen hebben gevoerd. In de grooto vorstendommen schijnt die eerbied meer verdeeld te zijn tusschen de Prinsen van hun geslacht, en nI zoo niet uit- sluitend aan den regerenden Vorst te worden geschonken, het- welk namelijk daarvan het gevolg iR, dat deze Vorsten zich in de meest verwijderde provinciën nimmer vertoonen, en dus al- daar onbekend zijn, en dat de eerbied der bevolking zich mcer tot hun geslacht, (bn tot hun persoon bepaalt; bovendien kun- nen in het beperkt gebied van een' geringeren Vorst, cvell nIs zulks reeds van de Regentschappen is aangemerkt, gecne on·

lusten ontstaan of dezelve woruen immers mcestentijds, alvo- rens ontwikkelillg verkregen te hebben, bekend, waardoor ze ook beter te beteugelen zijn, cu het mag daarvoor worden gehou- den, dat het besef tevens dat cene niet zeer talrijke bevolking, nog ondcl'1ing verdeeld, de middelen l1iet bezit, om eoncn uil- gebreiden volksopstand te onderhouden, veel bijdraagt om kwa·

lijk gezinde Hoofden af te schrikken zulk eelle gevaarlijke znak te beproeven, te meer nog daar het aan het karaktcr van den Javaan eigen is, zich weinig met de aangelegenheden van zijne naburen te bemoeijen of zich met hunne twisten in te lalen, die zich dan ook meestal tot wezenlijke of veronderstelde grie- ven tegen den leenheer bepalen, ell waarvan dus anderen ge·

heel vreemd zijn.

Zoo, bijvoorheeld, hebhen noch de ingezetenen van 'l'agal, noch die van de Preallger Regentschappen eenig deel genomen ln de vroegere onlusten van Cheribon, noch deze laatsten in die der Vorstenlanden , zoodat ook zij, die cenen opstand tegen hun wet- tig hoofd ondernemen, op geenen bijstand van cIders kunnen rekenen.

Dat de onlusten menigvuldiger en van veel uitgebreider aard geweest zijn in het voormalig gebied van Solo I dan in de klei~

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken.. 3 Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb,

De Edel- De Edel- De Edel- De Edel- De Edel- De Edel- De Edel- De Edel- stenen- stenen- stenen- buurt buurt buurt De Staats- De Staats- De Staats- De Staats- De Staats- De Staats-

De woning beschikt onder andere over een zeer royale living, 3 volwaardige slaapkamers, ruime zolder en 16 zonnepanelen.. In de afgelopen jaren heeft de woning diverse renovaties

RUIME VRIJSTAANDE WONING - UITZICHT OP GROEN – VRIJ GELEGEN TUIN RONDOM - 5 GROTE SLAAPKAMERS VRIJSTAAND WONEN VOOR GROOT GEZIN EN WERKEN AAN HUIS (209 m²) Wat een heerlijke

Als ik maar weet, dat hier mijn weg, Door U, Heer, wordt bereid;.. En dat die weg, hoe moeilijk ook, Mij nader tot

MODERN -UITSTEKEND ONDERHOUDEN - PRACHTIG UITZICHT - VEEL LICHT - 4 SLAAPKAMERS INSTAPKLARE WONING VOOR JONG GEZIN IN KINDVRIENDELIJKE OMGEVING Wonen in de Haverleij is wonen in

grote ramen in deze ruimte heeft u beneden zicht op de tuin, die met de royale woonkeuken op de begane grond aan de achterzijde is gelegen.. Tevens treft u hier nog openslaande

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat de uitvoeringswerkzaamheden binnen Deelgebied C lokaal