Bomen Effect Analyse
Boomtechnisch onderzoek
2 monumentale platanen Meeuwensingel,
Capelle aan den IJssel
OPDRACHTGEVER Gemeente Capelle aan den IJssel
PROJECTCODE 17089
STATUS RAPPORTAGE Definitief
DATUM RAPPORTAGE 24 maart 2017
PROJECTTEAM
M. Zwemer, projectleider P. van Es, senior adviseur M.J.H. Arkesteijn, adviseur
A. Lakerveld, adviseur
INLEIDING
In opdracht van de gemeente Capelle aan den IJssel, Afdeling Stadsbeheer, Unit Project- en Ingenieursbureau, de heer R.J.M. Bremmert, heeft Bomenwacht Nederland in het kader van een Bomen Effect Analyse (BEA) een boomtechnisch onderzoek uitgevoerd bij
2 bomen aan de Meeuwensingel te Capelle aan den IJssel.
Aanleiding van dit onderzoek vormt het voornemen om de bestaande riolering te
verwijderen en te vervangen door een nieuw riool. Tevens zullen fiets-/voetpaden worden aangelegd. De 2 onderzoeksbomen staan binnen de werkgrenzen en zullen mogelijk (negatieve) gevolgen ondervinden van de uit te voeren werkzaamheden. Zowel voor het riool als voor de fiets-/voetpaden geldt dat de tracés vermoedelijk binnen de wortelpakketten van de beide bomen liggen.
Eerder hebben wij voor u al het voorlopige ontwerp voor dit project beoordeeld. In dat ontwerp was nog sprake van de aanleg van een fiets-/voetpad dicht bij één van de bomen.
De uitkomsten van de beoordeling heeft u laten meewegen bij de totstandkoming van het definitieve ontwerp. Uit dit ontwerp blijkt dat het fiets-/voetpad op grotere afstand van de betreffende boom komt te liggen.
De doelstelling van het onderzoek is meerledig. Ten eerste dienen de resultaten van de eerder uitgevoerde nulmeting te worden geactualiseerd.Ten tweede dient via een nader boomtechnisch onderzoek uitsluitsel te worden geven over de kwaliteit van de beide bomen.
Ten derde dient te worden beoordeeld welke effecten de geplande werkzaamheden zullen hebben op de bomen. Ten slotte dient ten aanzien van het (duurzaam) behoud van de bomen een richtinggevend advies te worden opgesteld.
Op basis van de bevindingen kan een weloverwogen besluit worden genomen over de toekomst van de beide bomen.
Het onderzoek is uitgevoerd op 16 februari en 20 maart 2017 door M.J.H. Arkesteijn (European Tree Technician) en A. Lakerveld, boomtechnisch adviseurs bij Bomenwacht Nederland.
SITUATIE
De onderzoeksbomen staan op de splitsing van de Meeuwensingel, de Rivierweg en de Kievitslaan in Capelle aan den IJssel. Het betreft 2 gewone platanen (Platanus x hispanica).
Beide bomen hebben de vastgestelde gemeentelijke beleidsstatus ‘monumentale boom’.
De 2 bomen staan in een groot, aaneengesloten heestervak met een totale lengte van 28 meter. De breedte varieert van 3,5 tot 6 meter. De onderlinge plantafstand van de bomen bedraagt 17 meter.
Op de luchtfoto hieronder is de locatie van de bomen indicatief aangegeven met een rode cirkel.
(Bron: Google Maps)
Ten behoeve van dit boomtechnisch onderzoek zijn de bomen genummerd. Boom 1 is de noordelijke boom, boom 2 is de zuidelijke boom.
ONDERZOEKSMETHODE
INVENTARISATIE
De inventarisatie in het projectgebied verschaft inzicht in de huidige toestand van de bomen. Naast de algemene aspecten worden hierbij tevens de aspecten opgenomen die gerelateerd zijn aan het functioneren van de bomen.
Algemene aspecten zoals boomsoort, boomtype, stamdiameter, boomhoogte, kroondiameter en plantjaar geven een beeld van de boom en zijn huidige omvang.
Aspecten die te maken hebben met het functioneren van de boom op zijn huidige standplaats, zijn conditie, beheerbaarheid en toekomstverwachting.
In het algemeen wordt bij bomen met een toekomstverwachting van minder dan 15 jaar handhaving tijdens en na de werkzaamheden als ongewenst beschouwd. Bij een
toekomstverwachting van meer dan 15 jaar is het (zeer) wenselijk de betreffende bomen in de nieuwe inrichting van het gebied een (duurzame) plaats te geven. Ook de beleidsstatus van de boom is hierbij van belang.
De inventarisatie is uitgevoerd volgens de richtlijnen in het Handboek Bomen 2014, een uitgave van het Norminstituut Bomen.
ONDERGRONDS ONDERZOEK
Het ondergronds onderzoek is uitgevoerd door (handmatig) 3 profielsleuven te graven in de zone rond de onderzoeksbomen. Met behulp van deze sleuven zijn het aanwezige
bodemprofiel (bodemopbouw, -type en -structuur) en het bewortelingspatroon in beeld gebracht. Ook is de actuele grondwaterstand bepaald.
Aan de hand van het bodemprofiel zijn de verschillende grondlagen, de diverse grondsoorten en de bodemvochtigheid in kaart gebracht. Het aanwezige bewortelings- patroon laat zien tot op welke diepte de beworteling zich heeft ontwikkeld, in welke kwaliteit en met welke hoeveelheid. Hieruit is af te leiden welke invloed de huidige samenstelling van de bodem heeft op de wortelontwikkeling.
PROGNOSE PROJECTINVLOED
De prognose van de projectinvloed heeft tot doel te bepalen in hoeverre de geplande werkzaamheden een negatief effect kunnen hebben op het (duurzaam) behoud van de onderzoeksbomen.
Per boom wordt de invloed van het project beoordeeld. Er zijn 4 categorieën: geen invloed, beperkte invloed, aanzienlijke invloed en onhoudbaar. Bij een beperkte of aanzienlijke invloed zullen de uit te voeren werkzaamheden leiden tot boven- en/of ondergrondse knelpunten ten aanzien van de boom. De categorie ‘onhoudbaar’ houdt in dat de boom als gevolg van de werkzaamheden niet kan worden gehandhaafd.
RESULTATEN INVENTARISATIE
Hieronder worden de resultaten van de inventarisatie besproken. Boom 1 is de noordelijke boom, boom 2 is de zuidelijke boom. Per boom zijn de resultaten van de inventarisatie terug te vinden op de overzichtstekening in bijlage A en op het registratieformulier in bijlage B.
ALGEMENE KENMERKEN
De 2 gewone platanen (Platanus x hispanica) hebben een stamdiameter van respectievelijk 115 en 114 cm, gemeten op 130 cm boven maaiveld. De bomen vallen in de leeftijdsklasse 50 tot 75 jaar.
CONDITIE
De conditie is bij beide bomen als voldoende beoordeeld. Er is sprake van een jaarlijks toenemend kroonvolume.
BEHEERBAARHEID
De beheerbaarheid is bij beide bomen als voldoende beoordeeld. Boom 1 heeft weliswaar enkele holten in de stam, waaronder één omvangrijke holte, maar in de huidige situatie resulteert dit niet in beheerproblemen. Bij boom 2 zijn oude kroonankers aanwezig, maar ook dit brengt geen beheerknelpunten met zich mee. Er zijn bij deze boom geen gebreks- symptomen waargenomen en vervanging van de ankers is momenteel niet aan de orde.
TOEKOMSTVERWACHTING
Op basis van de conditie en de beheerbaarheid is de toekomstverwachting voor de bomen bepaald. Bij beide bomen is de toekomstverwachting ingeschat op meer dan 15 jaar.
De holten bij boom 1 en de kroonankers bij boom 2 zijn op dit moment geen reden om de toekomstverwachting naar beneden bij te stellen.
GEBREKEN
Bij boom 1 is een uitgebreide inspectie uitgevoerd bij de 2 holten in de stam. De holte aan de zuidzijde heeft een beperkte diepte. Aan de westzijde is een omvangrijke holte
aangetroffen. Tijdens het kloppen met de klophamer op de stam is ter hoogte van deze holte een klankafwijking waargenomen, maar op de stam zijn geen symptomen van overbelasting (zoals reactiegroei) geconstateerd. Ook zijn er geen (restanten van) vruchtlichamen van schimmels aangetroffen. Zolang de conditie voldoende blijft, kan de boom voldoende energie steken in de aanwas van nieuw hout rondom de holte.
Bij boom 2 bevinden zich net boven de takbasis meerdere kroonankers. Deze bestaan uit staalkabels, draadspanners en (stalen) ogen die in de gesteltakken zijn bevestigd. Een deel van deze ogen is ingegroeid. Bij de staalkabels zijn rafels zichtbaar. Los van de vraag of de kroonankers wel noodzakelijk zijn, sorteren deze met de huidige kwaliteit en op deze locatie weinig effect.
AANDACHTSPUNTEN
Bij boom 2 zijn dikke dode takken (‘grof dood hout’) aangetroffen. Deze dode takken kunnen gemakkelijk uitbreken en daarbij (letsel)schade veroorzaken. Het is dan ook van belang dat de betreffende takken worden verwijderd.
RESULTATEN
ONDERGRONDS ONDERZOEK
Hieronder worden de resultaten van het ondergronds onderzoek besproken.
Boom 1
Bij deze boom is 1 profielsleuf gegraven.
De bovenste 40 cm van het bodemprofiel blijkt te bestaan uit een mengsel van klei en zand.
Dieper in het profiel is alleen klei aangetroffen.
De beworteling heeft zich in de bovenste 40 cm van het profiel intensief ontwikkeld met fijne en dunne wortels. Ook is hier 1 dikke wortel waargenomen met een diameter van 10 cm.
Tussen 40 en 60 cm diepte heeft de beworteling zich matig intensief ontwikkeld met fijne wortels. Tussen 60 en 70 cm diepte is extensieve fijne beworteling aangetroffen.
Dieper in het profiel is geen beworteling meer waargenomen.
De actuele grondwaterstand bevindt zich op 80 cm beneden maaiveld.
Boom 2
Bij deze boom zijn 2 profielsleuven gegraven: één in de heesterbeplanting en één in het trottoir.
In de heesterbeplanting bestaat de bovenste 60 cm van het bodemprofiel uit een mengsel van klei en zand. Dieper in het profiel is alleen klei aangetroffen.
De beworteling heeft zich in de bovenste 30 cm van dit profiel matig intensief ontwikkeld met fijne wortels. Tussen 30 en 60 cm diepte is intensieve fijne en dunne beworteling waargenomen.
Ook is hier 1 dikke wortel waargenomen met een diameter van 4 cm. Dieper in het profiel heeft de beworteling zich matig intensief ontwikkeld met fijne wortels.
De actuele grondwaterstand bevindt zich in dit profiel op 80 cm beneden maaiveld.
In het trottoir bestaat de bovenste 70 cm van het bodemprofiel uit humusarm zand. Dieper in het profiel is klei aangetroffen.
De beworteling heeft zich in de bovenste 50 cm van dit profiel intensief ontwikkeld met fijne en dunne wortels. Ook is hier 1 dikke wortel waargenomen met een diameter van 7 cm.
Dieper in het profiel is nog extensieve fijne beworteling waargenomen.
De actuele grondwaterstand bevindt zich in dit profiel op 90 cm beneden maaiveld.
RESULTATEN
PROGNOSE PROJECTINVLOED
Binnen de invloedssfeer van de 2 platanen wordt een nieuw riool aangelegd. Eerder is
gebleken dat het verwijderen van het bestaande riool zou leiden tot onacceptabel wortelverlies.
Dit riool blijft daarom in de bodem achter en wordt dichtgeschuimd. Daarnaast is gebleken dat ook de plaatsing van het nieuwe riool, op basis van het voorlopige ontwerp, zou resulteren in onacceptabel wortelverlies (ook al zou daarbij sleufbekisting worden toegepast). Op basis hiervan is in het definitieve ontwerp een aanpassing doorgevoerd en is het nieuwe riool bij bomen 1 en 2 ingetekend op respectievelijk 8 en 10 meter afstand.
Naast de rioolvervanging worden op deze locatie ook fiets-/voetpaden aangelegd en zal de vorm van het heestervak veranderen ten opzichte van de bestaande situatie.
De beoordeling is uitgevoerd op basis van het door de opdrachtgever verstrekte kaartmateriaal. Op dit kaartmateriaal ontbreken een stempel en een projectnaam.
Hieronder wordt, op basis van het definitieve ontwerp, eerst ingegaan op de te verwachten effecten van de uit te voeren werkzaamheden op de 2 bomen. Vervolgens worden de bedreigingen voor de bomen nader toegelicht.
TE VERWACHTEN EFFECTEN
Rioolwerkzaamheden
Bij bomen 1 en 2 kan het riool op basis van de aanpassing in het ontwerp worden aangelegd zonder nadelige gevolgen voor de bomen. Ook bij een open ontgraving zullen geen stabiliteitsproblemen en/of onacceptabel wortelverlies ontstaan.
Wel vormt de mogelijke inzet van bronbemaling tijdens het groeiseizoen een bedreiging voor de (duurzame) instandhouding van de bomen.
Aanleg fiets-/voetpaden
Bij bomen 1 en 2 zullen fiets-/voetpaden worden aangelegd. Deze komen op basis van de aanpassing in het ontwerp (net) buiten de stabiliteitskluit te liggen, op respectievelijk 300 en 325 cm uit het hart van de stamvoet. Er zullen dan ook geen wortels verloren gaan die essentieel zijn voor de stabiliteit van de bomen.
Wel zullen de graafwerkzaamheden leiden tot verlies van voedingswortels. Daarnaast zal, ondanks compensatie aan beide zijden van het heestervak, een deel van de huidige groeiplaats verloren gaan.
TOELICHTING BEDREIGINGEN
Hieronder wordt een toelichting gegeven op de bedreigingen die (in algemene zin) van toepassing zijn.
Wortelschade
Graafwerkzaamheden bij een boom kunnen leiden tot schade aan het wortelgestel.
Bij schade aan de dikkere wortels kan de boom te kampen krijgen met een (aanzienlijke) conditievermindering. Bovendien vormen (grote) verwondingen aan het wortelgestel een potentiële invalspoort voor houtrotveroorzakende schimmels. Hierdoor kunnen op termijn de stabiliteit en breukveiligheid van de boom in gevaar komen.
Verder kan bij graafwerkzaamheden schade ontstaan aan de zogenoemde stabiliteitskluit van een boom. Het betreft hier het deel van het wortelgestel dat ongeschonden dient te blijven om de stabiliteit van de boom te kunnen waarborgen. Verlies van stabiliteitswortels kan bij de boom leiden tot (acute) instabiliteit.
Voor het bepalen van de omvang van de stabiliteitskluit wordt gebruik gemaakt van normwaarden. Deze waarden zijn weergegeven in de volgende tabel.
Stamdiameter
(in cm, op 130 cm boven maaiveld)
Straal stabiliteitskluit (in cm)
20 125
40 150
60 175
80 225
100 250
150 350
Bij de 2 onderzoeksbomen bedraagt de stamdiameter respectievelijk 115 en 114 cm (op 130 cm boven maaiveld). Op basis hiervan bedraagt de straal van de stabiliteitskluit circa 290 cm.
Bodemverdichting
Door het inzetten van zwaar materieel, het opslaan van materialen en/of het ophogen van het maaiveld kan bodemverdichting optreden. Ook het aanbrengen van verharding en verkeersbelasting hebben verdichting tot gevolg. Bestanddelen als klei, veen en fijn zand maken een bodem gevoelig voor verdichting.
Bij verdichting wordt het poriënvolume in de bodem verkleind. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor wortelgroei af. Zwaar verdichte bodems kenmerken zich bovendien door een moeizame verplaatsing van vocht en bodemgassen, waardoor wateroverlast en zuurstofgebrek kunnen optreden. Te lage zuurstofgehalten in de doorwortelde zone kunnen bij de boom leiden tot wortelsterfte en (dus) tot conditievermindering.
Ophoging
Een ophoging bij bomen brengt in het algemeen een verslechtering van de groeiplaats- omstandigheden met zich mee. Zo zorgt het gewicht van de opgebrachte grond ervoor dat de onderliggende bodembestanddelen worden samengedrukt. Dit leidt tot een verkleining van het poriënvolume en (dus) tot bodemverdichting.
De maximale ophoging die een boom kan verdragen, hangt grotendeels af van de specifieke eigenschappen van de betreffende boomsoort. Ook de conditie, groeifase en standplaatsomstandigheden kunnen van invloed zijn op de maximaal toelaatbare ophoging.
Bronbemaling
Als gevolg van bronbemaling daalt het grondwaterniveau tijdelijk. Voor bomen die in contact staan met het grondwater kan dit zeer nadelige gevolgen hebben. Vooral in droge perioden kunnen de bomen te kampen krijgen met uitdroging door een tekort aan vocht.
Schade aan de stamvoet, stam en/of kroon
Door het onzorgvuldig inzetten van (zwaar) materieel kan er bovengronds schade aan een boom ontstaan. Het is van belang dat directe schade aan de stamvoet, stam en/of kroon te allen tijde wordt voorkomen.
CONCLUSIE EN ADVIES
Op basis van de onderzoeksresultaten volgen hieronder de conclusie en het advies.
Bij beide platanen is de conditie als voldoende beoordeeld. Er is sprake van een jaarlijks toenemend kroonvolume.
De toekomstverwachting is bij beide bomen ingeschat op meer dan 15 jaar. Bij boom 1 zijn in de stam enkele holten aangetroffen, waaronder 1 omvangrijke holte. In de huidige situatie hoeven deze holten niet te leiden tot een negatieve bijstelling van de toekomstverwachting.
Bij boom 2 zijn kroonankers aangetroffen die niet (meer) functioneel zijn en weinig effect sorteren. Feitelijk is er in de huidige situatie geen noodzaak voor deze kroonankers.
Bij beide bomen kan het riool op basis van de aanpassing in het ontwerp worden aangelegd zonder nadelige gevolgen voor de bomen. Wel vormt de mogelijke inzet van bronbemaling tijdens het groeiseizoen een bedreiging.
De fiets-/voetpaden kunnen op basis van de aanpassing in het ontwerp worden aangelegd zonder dat er schade ontstaat aan de stabiliteitswortels van de bomen. De
graafwerkzaamheden zullen (net) buiten de stabiliteitskluit plaatsvinden. De stabiliteit van de bomen komt dan ook niet in gevaar, wel zullen de werkzaamheden leiden tot verlies van voedingswortels en gaat een deel van de huidige groeiplaats verloren.
ADVIES BESLUITVORMING
Om de 2 platanen tijdens en na de uitvoering van de werkzaamheden duurzaam te kunnen behouden, dienen een aantal beschermende randvoorwaarden in acht te worden genomen.
Voorbeelden hiervan zijn:
Instellen van een afschermingszone rond de bomen.
Zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de kronen van de bomen.
Zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de boomwortels.
Handhaven van de grondwaterstand op het oorspronkelijke peil.
Wij verwijzen in dit verband naar een tweetal uitgaven van het Norminstituut Bomen:
Handboek Bomen 2014, hoofdstuk 2: ‘Werken rond bomen’.
Bomenposter ‘Werken rond bomen’.
De randvoorwaarden die voor de bomen van belang zijn, worden in hoofdstuk 2 van het Handboek Bomen 2014 uitgebreid beschreven. Een weergave van dit hoofdstuk is opgenomen in bijlage C.
De bomenposter ‘Werken rond bomen’ vat de randvoorwaarden op overzichtelijke wijze samen.
Van belang is in elk geval dat de negatieve gevolgen van de aanleg van de fiets-/voetpaden voor de bomen worden verminderd. Een minimale vereiste is dat de stabiliteitskluiten van de bomen ongeschonden blijven. Bij beide bomen bedraagt de straal van de stabiliteitskluit circa 290 cm (gerekend vanuit het hart van de stamvoet). Vanuit boomtechnisch oogpunt is het raadzaam het gehele heestervak intact te laten. Het is namelijk zeer aannemelijk dat het heestervak intensief doorworteld is met voedingswortels. Werkzaamheden en wijzigingen binnen het heestervak zullen altijd leiden tot wortelverlies en een achteruitgang van de groeiplaats, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin.
Ten behoeve van de fundering van de fiets-/voetpaden adviseren wij, na de ontgraving, een geotextiel aan te brengen met daarbovenop een puinlaag. Dit om een betere drukverdeling te realiseren, zodat de druk op de wortels wordt verlicht. Bijkomend voordeel is dat het geotextiel er ook voor zorgt dat de bodem van het heestervak en de puinlaag niet met elkaar in aanraking komen. Als laatste kan dan de (klinker)verharding worden aangebracht.
Indien er voor de uitvoering van de werkzaamheden een bestek wordt opgesteld, adviseren wij de beschermende randvoorwaarden in dit bestek op te nemen. Tevens kan er gedacht worden aan het opnemen van een boeteclausule die in werking treedt indien er schade aan de bomen wordt toegebracht.
Ten slotte verdient het aanbeveling om tijdens de uitvoering van de werkzaamheden een boomtechnisch toezichthouder (‘groenwacht’) aan te stellen. Deze ziet toe op de naleving van de randvoorwaarden en geeft zo nodig advies, bijvoorbeeld over wortelkap buiten de stabiliteitskluit.
BIJLAGEN
BIJLAGE A Overzichtstekening
BIJLAGE B Registratieformulier
BIJLAGE C
Handboek Bomen 2014, hoofdstuk 2: ‘Werken rond bomen’