3 5
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch
3
DAG
Thema 5 Mijn lijf
1
6
8
2 3 4 5
10
11
7
9
ie w
g m ei
g a t
de de
de m u g l ee s t k oo k t
h oe s t s t e p
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch
5
DAG
Thema 5 Mijn lijf
1
6
8
2 3 4 5
10
11
7
9
g eu
oe d u
n eu s
de de
de g ei t w ee g t s t eu n
b r oe k t r ei n
Dictee dag 3
1 Tom heeft gips om zijn been. Gips. Schrijf op: g 2 De juf heeft griep. Griep. Schrijf op: ie
3 Mam breit een trui van wol. Wol. Schrijf op: w 4 Er zit eten in mijn maag. Maag. Schrijf op: m 5 De koe loopt in de wei. Wei. Schrijf op: ei
6 Er zit een gat in je broek. Schrijf op: gat (rode hakkaart) 7 De mug prikt. Schrijf op: de mug (rode hakkaart)
8 De juf leest een boek voor. Schrijf op: leest (blauwe hakkaart) 9 De kok kookt lekker. Schrijf op: kookt (blauwe hakkaart)
De hoest is nog niet over. Schrijf op: de hoest (blauwe hakkaart) Saar is op de step. Schrijf op: de step (blauwe hakkaart)
Dictee dag 5
1 Het is een leuk boek. Boek. Schrijf op: oe 2 Geef maar een hand. Geef. Schrijf op: g 3 Teun fietst zonder zijwielen. Teun. Schrijf op: eu 4 Er zit een snee in mijn duim. Duim. Schrijf op: d 5 Die man is heel dun. Dun. Schrijf op: u
6 Kim snuit haar neus. Schrijf op: neus (rode hakkaart) 7 De geit staat in de wei. Schrijf op: de geit (rode hakkaart) 8 Bas weegt 25 kilo. Schrijf op: weegt (blauwe hakkaart) 9 Steun maar op de stok. Schrijf op: steun (blauwe hakkaart)
De broek zit te strak. Schrijf op: de broek (blauwe hakkaart) Hoe laat gaat de trein? Schrijf op: de trein (blauwe hakkaart)
1
1 2
2 3
3 4
4 5
5 6
6 7
7 8
8 10
10 9
9 11
11
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch
Thema 5 Mijn lijf
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch
8
DAG
Thema 5 Mijn lijf
1
6
8
2 3 4 5
10
11
7
9
aa h
f au g
h eu p
de de
de s au s f ee s t g r a s
f ie t s b l oe m
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch
13
DAG
Thema 5 Mijn lijf
1
6
8
2 3 4 5
10
11
7
9
p ie
ij eu f
g au w
de de
de p ij l b l au w g r ie p
r ij s t b r eu k
Dictee dag 8
1 De fles is leeg. Fles. Schrijf op: f
2 De kapper knipt Sams haar. Haar. Schrijf op: aa 3 Ik moet naar huis. Huis. Schrijf op: h
4 Paul gaat naar school. Paul. Schrijf op: au 5 Hoe gaat het met je? Gaat. Schrijf op: g
6 Je been zit vast aan je heup. Schrijf op: heup (rode hakkaart) 7 De saus is lekker. Schrijf op: de saus (rode hakkaart)
8 Het is feest! Schrijf op: feest (blauwe hakkaart)
9 De hond ligt in het gras. Schrijf op: gras (blauwe hakkaart) De fiets staat in de schuur. Schrijf op: de fiets (blauwe hakkaart) De bloem staat in de vaas. Schrijf op: de bloem (blauwe hakkaart)
Dictee dag 13
1 Pap eet graag ijs. IJs. Schrijf op: ij
2 Die pil helpt tegen hoofdpijn. Pil. Schrijf op: p 3 De juf is ziek. Ziek. Schrijf op: ie
4 Er zit een deuk in de auto. Deuk. Schrijf op: eu
5 De dokter maakt een foto van Lots arm. Foto. Schrijf op: f 6 Kom gauw mee! Schrijf op: gauw (rode hakkaart)
7 De pijl wijst naar boven. Schrijf op: de pijl (rode hakkaart) 8 Mijn lievelingskleur is blauw. Schrijf op: blauw (blauwe hakkaart) 9 Sam en Roos hebben griep. Schrijf op: griep (blauwe hakkaart)
De rijst is bijna klaar. Schrijf op: de rijst (blauwe hakkaart)
De breuk moet in het gips. Schrijf op: de breuk (blauwe hakkaart)
1
1 2
2 3
3 4
4 5
5 6
6 7
7 8
8 10
10 9
9 11
11
Lijn 3 | Aanvullende dictees | Thema 5 Mijn lijf © Malmberg ’s-Hertogenbosch