Vraag nr. 63 van 16 april 2004
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Opleidingscheques – Cultuurcentra
Heel wat cultuurcentra die in het kader van hun educatief aanbod cursussen aanbieden, ondervin-den concurrentie van instellingen en organisaties die voor hun vormingsaanbod de zogenaamde vormingscheques kunnen aanvaarden.
Het lijkt niet logisch dat de cultuurcentra, die uit-eindelijk ook erkend zijn als opleidingsverstrekker, niet zouden mogen werken met deze opleidings-cheques.
Is de minister op de hoogte van het ongenoegen dat terzake leeft bij de cultuurcentra ?
Deelt hij die bekommernis ?
Zo ja, neemt hij initiatieven om het systeem van de opleidingscheques uit te breiden tot de cursussen die door de cultuurcentra worden aangeboden ? Antwoord
De erkenning van de cultuurcentra in het kader van de opleidingscheques voor werknemers is ondertussen een feit geworden.
Reeds op 24 maart is door mij aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsop-leiding (VDAB) meegedeeld dat ik het negatieve advies dat door het Beheerscomité van de VDAB is gegeven op 3 maart, niet volg.
Volgende argumenten werden door mij gehan-teerd voor deze beslissing:
– de door de bestaande subsidieregelingen ge-garandeerde kwaliteit van de cursussen; – de reeds bestaande automatische erkenning
bij onderwijs.
Ook in het onderwijs voor volwassenen wordt als opdracht geviseerd om kansen te bieden voor persoonlijke ontplooiing en maatschappe-lijke integratie; het onderwijs voor sociale pro-motie bijvoorbeeld geeft cursussen om vaardig-heden te verwerven waarmee men zich kan
ont-plooien en integreren in de samenleving. In de kernopdracht van het sociaal-cultureel werk staat eenzelfde doelstelling en men kan dus ook gelijkaardige opleidingsprogramma's in het so-ciaal-cultureel werk opmerken. Het deeltijds kunstonderwijs is bovendien ook reeds erkend als opleidingsverstrekker voor de opleiding-scheques voor werk-nemers;
– de bepalingen van het besluit van de opleidings-cheques voor werknemers zelf luiden dat het opleidingen betreft die niet gebeuren in op-dracht van de werkgever en niet uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op de huidige of toe-komstige functie van de werknemer.