Vraag nr. 85 van 19 maart 2004
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Gemeenschapsonderwijs – Verkiezingen en neutra-liteit
In aanloop naar de verkiezingen van 13 juni dreigt een aantal leerkrachten zich weer te laten verleiden tot het voeren van politieke propaganda. Dit hoeft niet noodzakelijk door de eigen politieke voorkeur aan te prijzen, het kan ook gebeuren in de vorm van blijken van afkeuring voor een bepaalde politieke partij.
Mijns inziens is dit ook een vorm van politieke pro-paganda en van politieke activiteit die in het ge-meenschapsonderwijs verboden is.
Kan de minister meedelen of zij initiatieven geno-men heeft om de noodzakelijke neutraliteit van het gemeenschapsonderwijs bij de inrichtende machten in herinnering te brengen ?
Antwoord
Zoals uit de situering van zijn vraag blijkt, is de Vlaamse volksvertegenwoordiger van mening dat elke vorm van politieke propaganda en van politieke activiteiten in het gemeenschapsonderwijs verboden is, vanwege het feit dat het gemeenschapsonderwijs neutraal is.
Voor alle duidelijkheid ben ik zo vrij er de aandacht op te vestigen dat het verbod op politieke activitei-ten niet alleen in het gemeenschapsonderwijs geldt, maar in alle onderwijsinstellingen. De rechtsgrond hiervoor staat in artikel V.10 van het decreet betref-fende het onderwijs XIII - mozaiek. Dit verbod op politieke activiteiten heeft dus geen verband met de neutraliteitsverplichting van het gemeenschapson-derwijs, want ze geldt eveneens in het gesubsidieerd onderwijs, zelfs in de confessionele scholen. Dit verbod geldt trouwens doorlopend, en niet alleen in de aanloop naar de verkiezingen.
Het verbod op politieke activiteiten werd tijdens de-ze regeerperiode in twee omde-zendbrieven aan de scholen toegelicht (omzendbrief "zorgvuldig bestuur in het secundair onderwijs" van 27 november 2001 en omzendbrief "zorgvuldig bestuur in het basison-derwijs" van 21 februari 2002).
Bovendien toetst de Commissie Zorgvuldig Bestuur als orgaan van actief bestuur de vragen en klachten over concrete situaties in scholen aan onder andere het algemeen geformuleerde verbod op politieke ac-tiviteiten uit artikel V.10. Elke belanghebbende kan een dergelijke vraag stellen of een klacht daarom-trent indienen. Bij vragen formuleert de Commissie een advies ten aanzien van het onderwijsveld. Bij klachten neemt de Commissie een eindbeslissing waartegen beroep mogelijk is bij de Vlaamse rege-ring.
Zoals uit de werkzaamheden van deze commissie blijkt, behandelen verhoudingsgewijs slechts een klein gedeelte van de adviezen of beslissingen het verbod op politieke activiteiten. Bovendien was er helemaal geen sprake van een piek, of zelfs maar een stijging, van het aantal klachten of vragen rond het verbod op politieke activiteiten tijdens de aan-loop naar de federale verkiezingen van 2003. In te-genstelling tot wat de Vlaamse volksvertegenwoor-diger in zijn vraag suggereert, heb ik dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat veel leerkrachten zich laten verleiden tot het voeren van politieke pro-paganda.