Vraag nr. 247
van 23 augustus 2001
van mevrouw BRIGITTE GROUWELS Woonzones – Geluidsnormen
In de industriezone van Hoboken zijn verschillen-de bedrijven gevestigd waarvan verschillen-de activiteiten voor geluidsoverlast zorgen. Vlarem II voorziet in geluidsnormen voor de woonzones die gelegen zijn in de buurt van dergelijke bedrijven. Deze voor-schriften bepalen echter dat voor een zone binnen een straal van 500 meter van zo'n bedrijf andere normen gelden dan voor het gebied op meer dan 500 meter afstand.
Concreet heeft dit in Hoboken tot gevolg dat in een deel van de woonwijk die gelegen is nabij Bul-metal en Union Minière de richtwaarde voor nach-telijk lawaai 45dB (decibel) bedraagt en enkele straten verder 35dB. Dit betekent dat van sommige inwoners dus verwacht wordt dat zij gevoelig meer geluidsoverlast verdragen dan hun buurtgenoten. Gelet op de schadelijke gevolgen van voortduren-de geluidsoverlast voor voortduren-de gezondheid, kan men zich afvragen of dit aanvaardbaar is.
Hebben dan niet alle burgers evenveel recht op een even grote bescherming van hun gezondheid, onder meer m.b.t. geluidsoverlast ?
De betrokken woonwijk, inclusief het gedeelte waar de norm van 45 dB geldt, is geen nieuwe buurt waar inwoners willens en wetens nabij luid-ruchtige industrie zijn gaan wonen, maar een woongebied waar de inwoners ongevraagd gecon-fronteerd zijn met deze schadelijke overlast. O n g e-twijfeld doen zich in andere Vlaamse gemeenten met industrieterreinen gelijkaardige situaties voor. 1. Waarom wordt niet dezelfde geluidsnorm
ge-hanteerd voor alle woongebieden ?
Waarop is de redenering gebaseerd dat sommi-ge inwoners een grotere overlast moeten kun-nen verdragen dan andere ?
Zijn er reeds studies verricht naar de gezond-heidseffecten van dergelijke verhoogde geluids-overlast ?
2. Is een aanpassing van Vlarem II dan niet aange-w e z e n , zodat alle aange-woongebieden dezelfde
be-scherming tegen geluidsoverlast kunnen genie-ten ?
Werden daartoe reeds stappen ondernomen ?
Antwoord
1. De milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht zijn vastgelegd in bijlage 2.2.1 bij titel II van het V l a r e m . Daarbij zijn voor woongebie-den richtwaarwoongebie-den vastgelegd van 45 d B ( A ) o v e r d a g, 40 dB(A) 's avonds en 35 dB(A) 's nachts.
Dit zijn eenvormige normen, die gelden voor alle woongebieden. Bedoelde V l a r e m - e m i s s i e-normen maken dus geen onderscheid naarge-lang de soort van woongebied. Wel is het zo dat in dezelfde bijlage 2.2.1 hogere richtwaarden bepaald zijn voor gebieden of delen van gebie-d e n , niet enkel woongebiegebie-den maar alle soorten g e b i e d e n , die op minder dan 500 meter gelegen zijn van welbepaalde hinderlijke gebieden, z o a l s i n d u s t r i e g e b i e d e n ,K M O - z o n e s, o n t g i n n i n g s g e-bieden voor grindwinning, gee-bieden voor ge-meenschapsvoorzieningen en openbare nuts-voorzieningen, enzovoort.
Het instellen van voormelde "overgangszone" van 500 meter is gegroeid uit de noodzaak om voor de talrijke historisch gegroeide situaties van verwevenheid van zones voor hinderlijke activiteiten met zones voor niet of minder hin-derlijke activiteiten, de bestaande activiteiten verder mogelijk te maken. Er wordt daarbij dus niet van de redenering uitgegaan dat sommige inwoners een grotere overlast moeten kunnen verdragen dan andere. Wel wordt ervan uitge-gaan dat bewoners de normaal aanvaardbare last eigen aan het ruimtelijk gebied waarin ze w o n e n , moeten accepteren. Dit principe geldt dus niet enkel voor geluid, maar voor elke vorm van hinder, en is inherent aan de verwevenheid van functies.
Er zijn mij geen studies naar de gezondheidsef-fecten van dergelijke verhoogde geluidsoverlast bekend.
2. Een aanpassing van titel II van het Vlarem op dit vlak lijkt mij niet noodzakelijk. Het betreft hier immers richtwaarden die worden gehan-teerd bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige inrichtingen.