• No results found

BESLUIT BESLUIT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT BESLUIT"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nummer 1547/ 11

Betreft zaak: 1547/ Sara Lee - Meester

BESLUIT

I. MELDING

1. Op 20 september 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Sara Lee Corporation door middel van haar dochteronderneming Sara Lee Meats Europe B.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Meester B.V., Nistria Dieetvleeswaren B.V. en TST Research B.V.. Van de melding is mededeling gedaan in

Staatscourant 185 van 27 september 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.

II. PARTIJEN

2. Sara Lee Meats Europe B.V. (hierna: Sara Lee) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Aan het hoofd van de groep waartoe Sara Lee behoort staat Sara Lee Corporation, een vennootschap naar Amerikaans recht. Sara Lee heeft als

dochterondernemingen: Industrias de Carnes Nobre S.A. te Portugal, Imperial Meat Products B.V. te België, Aoste Holding S.A. te Frankrijk, Al Ponte Prosciutti Srl. te Italië, Stegeman B.V. en Boers Meat Products te Nederland en Grupo Alimentario Argal S.A. te Spanje.

(2)

4. Meester B.V., Nistria Dieetvleeswaren B.V. en TST Research B.V. (hierna tezamen: MNT) zijn besloten vennootschappen naar Nederlands recht. Het volledige aandelenkapitaal van genoemde drie besloten vennootschappen die gezamenlijk MNT vormen is in handen van Simon de Wit B.V., een dochteronderneming van Koninklijke Ahold N.V.. De activiteiten van MNT zijn sinds 1997 samengevoegd.

5. MNT is actief op het gebied van de productie en verkoop van vleeswaren en op het gebied van de productie van dieetvleeswaren.

III. DE GEMELDE OPERATIE

6. De gemelde operatie berust op een Letter of Intent d.d. 28 juni 1999 en behelst de verkoop van alle geplaatste aandelen MNT door de huidige aandeelhouder, Koninklijke Ahold N.V., aan Sara Lee.

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

7. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 6, omschreven transactie leidt er toe dat Sara Lee uitsluitende zeggenschap verwerft over MNT.

8. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Sara Lee Corporation en MNT. 9. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING

A. RELEVANTE MARKTEN

Rel evan t e pr oduct mar kt en

10. De markt die naar het oordeel van partijen door de concentratie wordt beïnvloed is de markt voor vleeswaren en vleesconserven. De markt voor vleeswaren en vleesconserven behoeft, bezien vanuit de consument, in beginsel niet te worden onderscheiden in een markt voor vleeswaren en een markt voor vleesconserven, aangezien de tot deze categorieën behorende producten inwisselbaar zijn. De inwisselbaarheid blijkt uit het feit dat vleeswaren en

(3)

corned beef, gekookte ham, pork, knakworsten en frankfurter worsten zowel aan de toonbank van slagerijen, supermarkten et cetera verkocht als in glas, blik of andere conserveringsverpakking, aldus partijen.

11. Volgens partijen kennen de producten uit de categorieën vleeswaren enerzijds en vleesconserven anderzijds hetzelfde “ gebruiksmoment” . Zowel vleeswaren als vleesconserven worden voor een belangrijk deel als broodbeleg gebruikt en door de veranderde eetgewoonten van consumenten worden zowel vleeswaren als vleesconserven meer en meer gebruikt als snack, borrelhapje, tussendoortje, smaakmakers in salades en gerechten en als maaltijdcomponent. 12. Partijen zijn van mening dat vanuit de aanbodzijde bezien vleeswaren en vleesconserven eveneens substitueerbaar zijn. Ter onderbouwing van deze zienswijze stellen zij dat voor de productie van vleeswaren en vleesconserven weliswaar deels verschillende soorten machines nodig zijn, maar dat indien de vraag naar een bepaald product stijgt, relatief eenvoudig (met een geringe investering) van het productieproces voor vleeswaren naar het productieproces voor vleesconserven kan worden overgeschakeld, en vice versa.

13. Het belangrijkste verschil tussen vleeswaren en vleesconserven in het productieproces is gelegen in de bewerking die de producten ondergaan met het oog op de houdbaarheid.

Vleeswaren worden geconditioneerd om ze gedurende een langere tijd te bewaren. Vleesconserven ondergaan een sterilisatieproces en zijn om die reden lang houdbaar. 14. De mogelijkheid dat de markt voor vleeswaren en vleesconserven kan worden onderscheiden in verschillende productmarkten is echter niet geheel uit te sluiten.1

Dientengevolge zal in onderhavig besluit rekening worden gehouden met mogelijk afzonderlijk te onderscheiden markten voor vleeswaren en voor vleesconserven (zie de punten 23 tot en met 25). 15. Daarnaast zal in onderhavig besluit rekening worden gehouden met een mogelijk onderscheid tussen huishoudelijke en buitenhuishoudelijke afnemers (zie de punten 24 en 25).2

16. Voor de onderhavige zaak kan het in het midden blijven of de markt voor vleeswaren en vleesconserven nader moet worden onderscheiden, aangezien de uiteindelijke materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 22 tot en met 25).

1 Zie besluit van 28 juli 1999 in zaaknr. 1402/ Zwanenberg – Offerman, punt 12.

2 Onder “ huishoudelijk” wordt in dit verband verstaan: supermarkten en slagerijen, die verkopen aan eindgebruikers voor

(4)

Rel evan t e geogr af isch e mar kt en

17. Partijen hebben aangegeven dat geografische reikwijdte van de markt voor vleeswaren en vleesconserven de Europese Unie is. Vleeswaren en vleesconserven kunnen gedurende langere tijd worden bewaard. Transport over langere afstanden vormt daarom geen probleem.

18. Een duidelijke aanwijzing dat de geografische markt ruimer is dan Nederland is volgens partijen dat zes van de tien bedrijven in de toptien van de Europese vleeswarenbedrijven actief zijn in meer dan één land.3 De strategie van de bedrijven die in meer dan één land actief zijn is

om schaalgrootte te bereiken. Een aantal bedrijven bereikt deze schaalgrootte door producten centraal te produceren voor verschillende landen.

19. De Europese markt voor vleeswaren en vleesconserven kent een lage concentratiegraad. Dit blijkt uit voornoemd overzicht in het reeds genoemde rapport Structuurontwikkelingen in de

Europese vleessector 1997. De grootste vleeswarenonderneming heeft slechts 3% marktaandeel. Op

dit moment is er een trend naar meer concentratie.

20. Weliswaar zijn er binnen de markt voor vleeswaren en vleesconserven ook partijen actief die slechts nationaal actief zijn zoals Meester. Dit is volgens partijen echter geen reden om de markt voor vleeswaren en vleesconserven als een nationale markt te beschouwen.

21. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat met name de (deel)markt voor vleesconserven ruimer dan nationaal is4, kan het in de onderhavige zaak in het midden blijven of de markt(en)

voor vleeswaren en vleesconserven nationaal of ruimer dan nationaal zijn, omdat de materiële beoordeling hierdoor niet wordt beïnvloed (zie de punten 22 tot en met 26).

B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE

22. Indien wordt uitgegaan van een Nederlandse markt voor vleeswaren en vleesconserven, dan bedraagt het marktaandeel van Sara Lee circa [0 - 10%]* 5. Het marktaandeel van MNT op

3 Vgl. Rapport Structuurontwikkeling in de Europese vleessector 1997, p. 30, bijlage 8.

4 Evenals in de besluiten met zaaknr. 1402/ Zwanenberg – Offerman, besluit van 28 juli 1999, punt 15, zaaknr. 775/ Hendrix’

Vlees Druten – Murris Meppel – Smits Emmen, besluit van 24 juli 1998, punt 20 en zaaknr. 349/ Sturko Meat – Jansen Group,

besluit van 18 mei 1998, punt 20.

* In deze openbare versie van het onderhavige besluit zijn delen van de tekst weggelaten of vervangen door een bandbreedte om redenen van vertrouwelijkheid. Dit wordt aangegeven door middel van vierkante haken.

5 De in het onderhavige besluit vermelde marktaandelen zijn gebaseerd op het rapport “ Food for Thought” van The

(5)

deze markt bedraagt circa [0 - 10%]. Het gezamenlijke marktaandeel van partijen zal derhalve circa [10 - 20%] bedragen.

23. Indien de markt voor vleeswaren wordt onderscheiden van de markt voor

vleesconserven, dan bedraagt het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de Nederlandse markt voor vleeswaren circa [10 - 20%]. Partijen geven aan een verwaarloosbaar marktaandeel te hebben op de Nederlandse markt voor vleesconserven.

24. Indien op de Nederlandse markt voor vleeswaren en vleesconserven rekening wordt gehouden met afzonderlijke markten voor huishoudelijke en buitenhuishoudelijke afnemers, dan geven partijen aan dat het gezamenlijke marktaandeel op de markt voor buitenhuishoudelijke afnemers zeer gering is. Er is geen reden aan te nemen dat deze zienswijze verandert als op deze markt nader onderscheid wordt gemaakt naar enerzijds vleeswaren en anderzijds vleesconserven. 25. Op de Nederlandse markt voor vleeswaren en vleesconserven voor huishoudelijke afnemers krijgen partijen op basis van door hen verstrekte gegevens een gezamenlijk marktaandeel van circa [10 - 20%]. Wordt op deze markt nader onderscheid gemaakt naar vleeswaren en vleesconserven, dan wordt het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de markt voor vleeswaren voor huishoudelijke afnemers circa [10 - 20%]. Met betrekking tot de markt voor vleesconserven voor huishoudelijke afnemers is geen reden om aan te nemen dat dit afwijkt van het gezamenlijke marktaandeel van partijen op de Nederlandse markt voor

vleesconserven (zie hiervoor punt 23).

26. Partijen stellen zich op het standpunt dat de geografische omvang van de markt voor vleeswaren en vleesconserven ruimer dan nationaal van aard is en de EU omvat. Op deze markt is het gezamenlijke marktaandeel van partijen kleiner dan 5 %, terwijl dit eveneens geldt voor concurrenten. De kleine marktaandelen op deze markt en de hoofdzakelijk Nederlandse

activiteiten van Meester geven geen aanleiding tot nader onderzoek van productdeelmarkten op het niveau van de EU.

27. Gezien het bovenstaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van

onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

VI. NEVENRESTRICTIES

(6)

september 1999 overgelegd, waarvan artikel 2 door partijen als nevenrestrictie wordt aangemerkt. Partijen geven de inhoud van artikel 2 van het Partnership Agreement als volgt weer:

a) Sara Lee wenst dat AH een aantal soorten producten exclusief van haar blijft afnemen. Het betreft de producten die op het moment van de overname reeds door AH worden

afgenomen. In lid 5 van artikel 2 wordt daar als voorwaarde aan gekoppeld dat de kwaliteit van de producten en de prijs competitief moeten zijn.

b) AH wenst dat Sara Lee bepaalde voor haar zeer belangrijke producten exclusief aan haar blijft leveren (“ exclusive products” )6. Van een andere groep voor AH zeer belangrijke

producten (“ restricted products” )7 wordt bepaald dat passieve verkopen aan derden zijn

toegestaan.

29. Uit artikel 2 van het Partnership Agreement blijkt dat betreffende afspraken tussen leveranciers en AH een periode van vijf jaar beslaan. Ter onderbouwing van de duur van de afspraken stellen partijen dat zij, gelet op de verregaande kwaliteitscontrole die voor betreffende producten geldt, vijf jaar nodig hebben om een minder afhankelijke positie op te bouwen. 30. Met partijen kan worden gesteld dat koop- en leveringsovereenkomsten in het kader van concentraties als de onderhavige gerechtvaardigd zijn, voor zover zij uitsluitend betrekking hebben op een overgangsperiode. Op deze manier kan zowel de bevoorrading van AH als de afzet van MNT verzekerd worden.

31. De duur van dergelijke overeenkomsten dient beperkt te worden tot een periode die niet langer duurt dan nodig is om de banden van afhankelijkheid te vervangen door een zelfstandige positie op de markt. Momenteel neemt AH [meer dan 50%] van haar omzet in vleeswaren en vleesconserven af van MNT, terwijl MNT [meer dan 50%] van haar afzet aan AH levert. Gezien het bovenstaande kan een periode van drie jaar als noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie worden beschouwd, aangezien deze periode noodzakelijk lijkt om partijen de mogelijkheid te geven zich in te stellen op de nieuwe situatie.

32. Er lijkt evenwel geen algemene rechtvaardiging te zijn voor ten eerste de exclusiviteit van “ exclusive products” en ten tweede de uitsluitend passieve verkoop met betrekking tot “ restricted products” . Partijen hebben niet aannemelijk kunnen maken dat exclusiviteit en passieve verkoop noodzakelijk zijn voor totstandbrenging van de concentratie.

33. Daarenboven valt niet in te zien op welke manier betreffende overeenkomsten MNT in staat stellen een zelfstandige positie op de markt te verwerven. Daarmee gaan deze

overeenkomsten verder dan het verzekeren van de bevoorrading van AH, dan wel het verzekeren

(7)

van de afzet van MNT. Hieruit volgt dat deze overeenkomsten niet als nevenrestrictie kunnen worden aangemerkt.

VI. CONCLUSIE

34. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde

concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

35. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

36. Gelet op de overwegingen 28 tot en met 33 is de directeur-generaal van oordeel dat, voor zover de in punt 28 omschreven clausules overeenkomsten vormen als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomsten, voor zover de duur van deze overeenkomsten wordt beperkt tot drie jaar en deze overeenkomsten niet verder strekken dan koop- en leveringsovereenkomsten.

Datum: 21-10-1999

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:

w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedurende deze hoorzitting hebben de klagers bevestigd dat de klacht die zij hebben ingediend zich primair richt tegen de regel van de Raad van Beheer dat slechts één

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit wijzigt het besluit van 11 december 2008 met kenmerk 6624_1/ 103 ten aanzien van de hoogte van de boete van Dusol en

verzegeling verbroken moest worden en de toegangsdeur geopend diende te worden, zoals bijvoorbeeld een noodtoestand. De Raad constateert dat, zoals in het rapport is vastgesteld,

Naar het oordeel van de Raad volgt uit de hiervoor beschreven documenten dat Carint en Carinova in het kader van Plectrum een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen inhoudende

Uit het nadere onderzoek is naar het oordeel van de Raad derhalve niet gebleken dat de gemeente een andere rol heeft gespeeld dan waarvan in het besluit in primo is uitgegaan..

In de loop van de procedure zijn door de Gemachtigde namens de Onderneming generiek toepasselijke argumenten naar voren gebracht die volgens de Gemachtigde door de Raad ten

verwijst de Raad naar hoofdstuk III van dit besluit dat voorziet in een nadere motivering ten aanzien van de wijze waarop de door Vialis georganiseerde bijeenkomsten het onderzoek

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd