Vraag nr. 13
van 12 oktober 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Welzijnsvoorzieningen – Directiefuncties
Netwerkvorming en samenwerking tussen de voor-zieningen van een specifieke sector en over deze sectoren heen hebben als doel de toegankelijkheid, bereikbaarheid, continuïteit in de verzorging, naad-loze overgang van de ene zorgvorm naar de ande-re, ... in de welzijnssector te vergemakkelijken. Dit vraagt een investering van alle actoren in de diverse sectoren om zorgplannen, projecten, spe-cialisaties, doorverwijzingen, convenants, ... op elkaar af te stemmen, zonder hierbij de directe dienstverlening aan de klanten aan te tasten. In vele kleinere welzijnsinitiatieven kan men de vraag stellen wie dit overleg moet doen, op welke manier en door wie betaald. Blijkbaar is er in heel wat voorzieningen geen directiefunctie erkend en gesubsidieerd, zodat de coördinatietaak moet gebeuren ten koste van de directe zorg aan de cliënten.
1. Heeft de minister weet van deze problemen ? 2. Welke welzijnsvoorzieningen die onder zijn
bevoegdheid vallen en die worden gevat door de bestaande regelgeving in verband met conve-nants, netwerken, samenwerkingsinitiatieven, ... hebben geen erkende directiefunctie ?
3. Kunnen deze voorzieningen vanuit de uitvoe-ringsbesluiten van het kwaliteitsdecreet reke-nen op extra omkadering ?
Antwoord
1. In de welzijnssector worden, ten gevolge van een toenemende professionalisering en de daar-mee samengaande groei in specialisatie en diffe-rentiatie, belangrijke nieuwe ontwikkelingen ingezet.
Op het vlak van de verhouding overheid-secto-ren-voorzieningen : responsabilisering. De ver-antwoordelijkheid voor de kwaliteit van de hulpverlening en de werking van de voorziening aan de gebruikers moet daar worden gelegd waar ze werkelijk hoort, namelijk bij de voor-zieningen.
De tendens van het overreguleren moet worden omgebogen in andere types van resultaatverbin-tenissen, waaronder het hanteren van
conve-nants, het werken met jaarplannen of meerja-renplannen en het afsluiten van sectorprotocol-len.
– Op het vlak van de welzijnsplanning en pro-grammatie moet de hulpverlening vertrek-ken vanuit de vraag van de gebruiker.
De organisatie van de welzijnsvoorzieningen moet vraaggeoriënteerd worden : gedifferen-tieerd, goed gespreid, goed geëchelonneerd en vooral naadloos in de verschillende over-gangen van zorgvormen.
– Aandacht voor de kwaliteit van de hulpver-lening en werking van een voorziening : gebruikersgericht, doelmatig, doeltreffend, continu en maatschappelijk verantwoord. Hier komen facetten als planmatig handelen, systematisch evalueren, toegankelijk maken van de zorg, management van voorzieningen en deskundigheid van personeel naar voor. – Schaalvergroting, samenwerkingsverbanden
en netwerkvorming optimaliseren de zorg-op-maat-gedachte steeds verder.
– Continue innovatie zowel inzake zorgnor-men als methoden wordt gestimuleerd via projecten. In ditzelfde kader moeten ook de sectoroverschrijdende projecten worden gelokaliseerd.
Ik ben er mij wel degelijk van bewust dat deze veranderingsprocessen in de aanvangfa-se bijkomende inspanningen vergen van alle zorgaanbieders.
Sector Subsector Directiefunctie Bijzondere Jeugdzorg
Begeleidingstehuizen 1 vanaf capaciteit 13 ; 1 onderdirec-teur vanaf capaciteit 76
Onthaal- en oriëntatiecentra 1 vanaf capaciteit 8
Dagcentra 1/2 vanaf capaciteit 10 tot 19 ; 1 van-af capaciteit 20
Thuisbegeleidingsdiensten en 1/2 vanaf capaciteit 16 tot 31 ; 1 van-diensten begeleid zelfstandig af capaciteit 32
wonen
Diensten voor pleegzorg 1 vanaf capaciteit 36 Gehandicaptensector
Diensten begeleid wonen 1 per 8 gehandicapten ; minder dan 8 : pro rata per gehandicapte Zelfstandig wonen 1 coördinator (weddeschaal
verant-woordelijke)
Diensten beschermd wonen geen directiepersoneel
Thuisbegeleidingsdiensten 1 licentiaat (psychologie-pedagogie) Voor alle andere voorzieningen directiekader in verhouding tot de
zoals capaciteit – tehuizen niet-werkenden (bezigheid en nursing) – tehuizen werkenden semi-internaten/dagcentra – ATB* Kinderdagverblijven en
dien-sten opvanggezinnen geen directiepersoneel
Algemeen welzijnswerk geen directiepersoneel
Centra integrale gezinszorg 1 directiefunctie per voorziening
Diensten gezins- en bejaardenhulp 1 halftijdse directiefunctie per 75 voltijds equivalent verzorgend personeel
Rusthuizen 1 dagelijkse verantwoordelijke,
rust- en verzorgingstehuis geen subsidie
Dagverzorgingscentra 1 dagelijkse verantwoordelijke,
geen subsidie
Dienstencentra 1 dagelijkse verantwoordelijke,
Sector Subsector Directiefunctie
Serviceflats 1 dagelijkse verantwoordelijke,
geen subsidie
Huwelijksbureaus personeels- noch werkingskosten
Maatschappelijk opbouwwerk 1 voltijds coördinator voor elk van
de 7 regionale instituten (namelijk de 5 provinciale instituten en de grootsteden Antwerpen en Brussel) en tevens 1 coördinator voor het Vlaams Instituut voor de Bevorde-ring en de Ondersteuning van de Samenlevingsopbouw
Centra voor ontwikkelings- is niet expliciet bepaald in de
regel-stoornissen geving, maar subsidiëring van
direc-tiefunctie is opgenomen in de alge-mene subsidie-enveloppe
Integratie van minderheden 1 coördinator voor elk van de 8
regionale integratiecentra, één directeur voor het Vlaams Overleg-centrum en een coördinator voor elk van de ondersteuningscentra (allochtonen, vluchtelingen, woon-wagenbewoners)
* ATB : arbeidstrajectbegeleiding
Het is duidelijk dat de situatie ingevolge de sec-torale regelgeving per sector verschillend is. In enkele sectoren wordt de directiefunctie trou-wens ingevuld als coördinatiefunctie.
Antwoordend op de terechte bekommernis van de Vlaamse volksvertegenwoordiger kan ik meedelen dat in een aantal sectoren nieuwe organisatievormen worden ontwikkeld : dit is onder meer het geval in het algemeen welzijns-werk en de sector van de etnisch-culturele min-derheden, wat moet leiden tot betere invulling van de managements- en coördinatietaken. Her-organisatie, hetzij op territoriale basis, hetzij op niveau van netwerkvorming en samenwerkings-verbanden, laat toe overkoepelende of onder-steuningscentra te erkennen en te subsidiëren. Deze centra staan in voor de begeleiding van de initiatieven die onmiddellijke dienstverlening aan de zorgvrager als doelstelling hebben. 3. Het decreet op de kwaliteitszorg in de
welzijns-voorzieningen is niet in de eerste plaats gericht op het aanleveren van bijkomend personeel.