Vraag nr. 247 van 13 mei 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Kinderdagverblijven – Cytomegaliepreventie Het cytomegalievirus (CMV) blijkt een beroepsri-sico in de gezondheidszorg te zijn. De overdracht van het virus gebeurt onder andere via speeksel of urine van geïnfecteerde kinderen. Het virus wordt gedurende een langere periode via de luchtwegen en de urine uitgescheiden en kan aldus andere kin-deren maar ook volwassenen besmetten.
Wanneer men tijdens de zwangerschap wordt geïn-f e c t e e r d , geegeïn-ft het in ongeveer 30 % van de geval-len aanleiding tot een congenitale infectie ; 15 tot 25 % van de congenitaal geïnfecteerde kinderen vertonen ernstige restverschijnselen. Vermits een groot aantal jonge kinderen het virus gedurende een relatief lange periode kan uitscheiden, is het niet te verwonderen dat vooral de nadruk wordt gelegd op risico’s bij personen die met jonge kinde-ren omgaan, zoals verpleegkundigen in pediatri-sche afdelingen en werknemers in kinderdagver-blijven.
Recente studies toonden onverwacht besmettings-r i s i c o ’s aan bij vbesmettings-rouwelijke webesmettings-rknemebesmettings-rs in kindebesmettings-r- kinder-d a g v e r b l i j v e n . Het blijkt kinder-dus kinder-duikinder-delijk om een beroepsrisico te gaan. Personeel van kinderdagver-blijven neemt immers niet dezelfde voorzorgen tegen infecties als in ziekenhuizen : hun omgang met de kinderen is meer vergelijkbaar met de thuissituatie.
De mogelijkheid tot preventie van congenitale C M V-infecties is beperkt. Momenteel bestaat er geen vaccinatie en deze wordt ook in de nabije toe-komst niet verwacht. De behandeling is experimen-teel en weinig doeltreffend. Daarom zijn vooral algemene hygiënische maatregelen aangewezen ( v n l . het werken met handschoenen bij blootstel-ling aan speeksel en urine van kleine kinderen). Het nut hiervan is duidelijk aangetoond bij ver-p l e e g k u n d i g e n , waar het risico over-p besmetting niet hoger ligt dan in een algemene populatie daar zij spontaan hygiënische voorzorgsmaatregelen nemen in hun werkomgeving. Verwijdering van zwangeren uit het arbeidsmilieu is geregeld in de Belgische wetgeving. Hoewel het effect van deze verwijdering beperkt is, kan het toch aangewezen zijn wanneer men vermoedt dat er asymptomati-sche uitasymptomati-scheiders van CMV aanwezig zijn.
1. Is de minister op de hoogte van dit mogelijk probleem in kinderdagverblijven ?
2. Heeft hij maatregelen genomen om preventie te stimuleren ?
3. Werd er reeds overleg gepleegd met de bevoeg-de febevoeg-derale ministers met het oog op het stimu-leren van een efficiënt beleid in het kader van de arbeidsgeneeskunde ?
4. Is de minister het ermee eens dat het voorko-men van besmettingen in kinderdagverblijven als een prioriteit in het kader van het kwaliteits-decreet moet worden beschouwd ?
Antwoord
De tekst van de parlementaire vraag verwoordt op een correcte wijze de essentie van de problematiek van CMV- i n f e c t i e, meer bepaald in kinderdagver-blijven.
1. Ik ben mij goed bewust van deze problematiek. Hij wordt van nabij opgevolgd door de verant-woordelijken van Kind en Gezin.
2. In de erkenningsvoorwaarden van de opvang-voorzieningen zijn preventiemaatregelen voor infectieziekten opgenomen. Deze vallen onder toezicht van de inspectieambtenaren. Bij elk infectie-incident wordt de medische kwaliteits-coördinator van de provincie op de hoogte g e s t e l d . Deze arts wordt ook betrokken bij adviesvragen.
Ik heb aan Kind en Gezin de opdracht gegeven een dossier voor te bereiden betreffende de kwaliteit van de medische-preventieve opvol-ging en de preventie van besmettelijke ziekten in de opvangvoorzieningen.
Zonder afbreuk te doen aan de familiale sfeer van de voorziening, kan er door concrete voor-schriften allicht beter worden gescoord op vlak van hygiëne en infectieziekten. Deze maatrege-len zulmaatrege-len nog dit jaar worden geïmplemen-teerd.
3. In het Algemeen Reglement voor de A r b e i d s-bescherming (ARAB) gaat speciale aandacht naar de "moederschapsbescherming". D e z e reglementering is federale materie en werd geactualiseerd door de wet van 3 april 1995 en het koninklijk besluit van 2 mei 1995.
kunnen zwangeren aldus tijdelijk worden ver-wijderd uit het arbeidsmilieu.
Voor de opvangvoorzieningen betekent dit con-creet dat de tegemoetkoming momenteel enkel kan worden verleend wanneer het verblijf van een actieve "uitscheider" (virusbron) wordt aangetoond en de zwangere werkneemster, waarvoor de tegemoetkoming van het FBZ wordt gevraagd, geen antistoffen voor CMV heeft.
Deze criteria,opgesteld in 1986 op basis van het koninklijk besluit van 24 december 1968, s t a a n binnen het FBZ ter discussie, maar ze zijn nog steeds geldig.
De verwijdering uit het arbeidsmilieu gebeurt via de arbeidsgeneeskundige dienst.
Er werd in dit verband door mij geen contact opgenomen met de bevoegde federale minister. 4. In het kader van het kwaliteitsdecreet zal bij de