• No results found

Vraag nr. 119 van 26 maart 2004 van mevrouw MARIJKE DILLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 119 van 26 maart 2004 van mevrouw MARIJKE DILLEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 119 van 26 maart 2004

van mevrouw MARIJKE DILLEN

Resolutie intrafamiliaal geweld – Oorzakenonder-zoek

In de resolutie betreffende de opvang en huisvesting van personen die het slachtoffer zijn van partner-ge-relateerd/intrafamiliaal geweld werd gevraagd we-tenschappelijk onderzoek te ondersteunen naar de oorzaken van partner-gerelateerd thuisgeweld (Stuk 1535 (2002-2003) – Nr. 3).

1. Welke initiatieven heeft de minister terzake ge-nomen ?

Wat zijn de resultaten van deze wetenschappe-lijke onderzoeken ? Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan ?

2. Op welke wijze hebben deze onderzoeken een ef-fectief preventiebeleid van partner-gerelateerd thuisgeweld ondersteund ?

Welke concrete beleidsinitiatieven zijn er voortgevloeid uit de resultaten van deze onder-zoeken ?

Antwoord

1. In Vlaanderen is nog geen wetenschappelijk on-derzoek uitgevoerd naar de oorzaken van partner-gerelateerd geweld. Professor R. Bruynooghe heeft in 1998 (in opdracht van de toenmalige fe-derale minister van Tewerkstelling, Arbeid en Gelijke Kansen) wel een onderzoek uitgevoerd naar het geweld op vrouwen.

Het meest recente onderzoek naar partnergeweld is echter "Het strafrechtelijk beleid in België in-zake partnergeweld" uit 2002, uitgevoerd door de KU Leuven en de ULB (KU Leuven : Katho-lieke Universiteit Leuven; ULB : Université Li-bre de Bruxelles – red.). Deze twee onderzoeken hebben echter betrekking op incidentie- en preva-lentiecijfers. De onderzoekers gingen niet op zoek naar de oorzaken van partnergeweld. Daarnaast is er het net afgeronde onderzoek "Hu-welijksdynamiek in allochtone gemeenschappen in relatie tot faciliterende factoren m.b.t. intrafami-liaal geweld", verricht door Noël Clycq van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid, dat vooral een

stand van zaken geeft van het bestaande onder-zoek (in binnen- en buitenland) over huiselijk ge-weld bij allochtonen en dieper ingaat op de migra-tiecontext en huwelijksdynamiek als mogelijk fa-ciliterende factoren voor huiselijk geweld.

Het onderzoek besluit tot het volgende.

– Etnische afkomst wordt zelden opgenomen in het zeldzaam verrichte geweldonderzoek.

In Nederland is wel een interessant onderzoek gevoerd naar huiselijk geweld onder allochtonen en autochtonen. Uit deze gegevens blijkt dat hui-selijk geweld bij autochtonen hoger ligt dan bij allochtonen. Dit verschil kan voor een deel ver-klaard worden door hoge(re) onderrapportage bij allochtonen (dit geldt echter mogelijk ook voor de autochtone cijfers).

Uit de weinige kwantitatieve studies kunnen even-wel enkele patronen onderscheiden worden, die zo-wel bij autochtonen als allochtonen teruggevonden worden: vooral jongeren worden het slachtoffer van geweld, het geweld tegen vrouwen is sterk ge-seksualiseerd en mannen zijn vaker dan vrouwen de geweldplegers (zowel bij geweld tegen vrouwen als bij geweld tegen mannen).

- In de loop der jaren werd het denken over de pre-valentie van geweld in grote mate beïnvloed door de theorie van de risicofactoren.

Deze factoren hebben zowel betrekking op situa-ties of voorvallen in het verleden (zelf slachtoffer van geweld geweest zijn, emotionele deprivatie) als in het heden (armoede ervaren, plotse proble-men in de relatie of arbeidssituatie). Elk afzon-derlijk is de impact van deze factoren niet erg groot, maar wanneer ze in groten getale tegelij-kertijd voorkomen, dan stijgt de kans op het ge-bruik van geweld aanzienlijk.

(2)

de taal en een mogelijk ontbreken aan netwerken voor steun in conflicten.

- Geweld komt in alle maatschappijen of gemeen-schappen voor. De gelijkenissen tussen allochto-nen en autochtoallochto-nen overtreffen de verschillen in aantal ruim. Dezelfde trends zijn waar te nemen en de geweldpleging heeft vaak gelijkluidende oorzaken.

Dit neemt niet weg dat alertheid geboden is voor bepaalde contexten - zoals een stressvolle migra-tiesituatie - waar specifieke risicofactoren aanwe-zig kunnen zijn.

2. De onderzoeken van R. Bruynooghe uit 1998 en van de KU Leuven/ULB van 2002 hadden geen be-trekking op de oorzaken en bijgevolg boden deze onderzoeken geen ondersteuning voor een effectief preventiebeleid. Er zijn uit deze onderzoeken geen concrete beleidsinitiatieven voortgevloeid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Penvoerende instelling aangewezen door de be- trokken partners van het regionaal expertisenet- werk Oost-Vlaanderen : de Universiteit Gent; Bedrag : 11.790.866

Op basis van deze berekeningen zullen de forfaits voor de werking en de subsidie aange- past worden middels een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het

Er wordt niet in financiële ondersteuning voor- zien vanuit de administratie Gezondheidszorg, aangezien Psynet ook geen vraag voor financië- le ondersteuning gesteld heeft.... Voor

- de Vlaamse minister bevoegd voor Buiten- lands Beleid en Europese A a n g e l e g e n h e d e n de opdracht te geven onderhandelingen te voeren met het oog op het sluiten van

Dit overleg wordt opge- volgd door de Canon Cultuurcel en ABC ( A r t Basics for Children – red.) binnen het departe- ment Onderwijs en de Cel voor Cultuurbeleid binnen

Op welke wijze heeft de minister in het kader van het gemeentelijk cultuurbeleid een goede synergie bepleit tussen alle lokale initiatieven op het vlak van de leescultuur?.

Welke projecten en initiatieven heeft de minis- ter ondersteund, met graag een uitsplitsing per jaar en dit sinds het begin van de legislatuur?. Kan de minister een overzicht geven

111 van de Vlaamse volksvertegenwoordiger moet ik zeggen dat het niet de bedoeling is of geweest is om orga- nisaties als het Centrum voor Lezen en Informatie (LINC) en het