Vraag nr. 315 van 20 maart 1998
van mevrouw GERDA RASKIN
Bestemmingswijziging – Schadevergoeding
Artikel 35 van het decreet betreffende de ruimtelij-ke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, bepaalt dat het Vlaams Gewest, de vereniging van gemeenten of de gemeente een schadevergoeding moet betalen wanneer een bouw- of verkavelings-verbod volgend uit een plan dat bindende kracht heeft verkregen, een einde maakt aan het gebruik waarvoor een goed dient of normaal bestemd is de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding
De waardevermindering die voor de schadeloos-stelling in aanmerking komt, dient te worden geraamd als het verschil tussen eensdeels de waar-de van dat goed op het ogenblik van waar-de verwer-v i n g, geactualiseerd tot op de dag verwer-van het ontstaan van het recht op schadevergoeding en verhoogd met de lasten en kosten voor de inwerkingtreding van het plan, en anderdeels de waarde van dat goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op schadevergoeding na de inwerkingtreding van het plan. Enkel de waardevermindering voort-vloeiend uit dat plan kan in aanmerking komen. Kan de minister meedelen in hoeveel gevallen en voor welke bedragen, een vergoeding werd uitbe-taald door het Vlaams Gewest in de jaren 1995, 1996 en 1997 ?
Antwoord
Voor de betaalde planschadevergoeding van 1995 wordt verwezen naar het antwoord op de vraag nr. 176 van 30 april 1996, gesteld door de heer Carl Decaluwé (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 13 van 13 mei 1996, blz. 644 – red.).