OPGAVEN BIJ ANALYSE 2015, LIMIETEN VAN FUNCTIES (14)
Resultaten
Definitie. Zij f : S → S∗ een functie. Zij s0∈ S. We schrijven
s→slim0
f (s) = L
voor zekere L ∈ S∗ als voor elke > 0 er een δ > 0 bestaat zodat d f (s), L < geldt als d(s, s0) < δ.
Definitie. We noemen f : Rn\ {0} → R homogeen van graad α als voor elke ~x 6= 0 en r > 0 geldt
f (r~x) = rαf (~x).
Propositie. Zij f : Rn\ {0} → R continu, homogeen van graad α en niet constant.
Dan is lim~x→~0f (~x) = 0 als α > 0 en bestaat deze limiet niet als α ≤ 0.
Opgaven
Opgave 1. Ga voor de volgende functies f : R2 \ {~0} → R na of lim~x→~0f (~x) bestaat. Zo ja, bepaal de limiet.
(a) f (x, y) = xy x2+ y2 (b) f (x, y) = xy
x2+ y4
(c) f (x, y) = x2y2 x2+ y4 (d) f (x, y) = xy log(x2+ y2)
Opgave 2. Gebruik Taylorbenaderingen om te onderzoeken of lim~x→~0f (~x) bestaat voor de volgende functies. Herinner : log(1 + z) =P∞
n=1 (−1)n+1
n zn. (a) f (x, y) = sin(xy)
x2+ y2 (b) f (x, y) = log(1 + x2y2) x2+ y2 Opgave 3. Bewijs dat de afbeelding f (~x) = k~xk continu is op Rk. Opgave 4. Bewijs dat de volgende functie R2→ R continu is:
f (x, y) =
ex2−y2− 1
x2− y2 als x26= y2 1 als x2= y2