• No results found

GEFOPTE HOORNDRAGER, B L T S T E L.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEFOPTE HOORNDRAGER, B L T S T E L. "

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D E

ONTMANTELDE

APOTHEKER.

Met de

GEFOPTE HOORNDRAGER, B L T S T E L.

Tot G O U D A :

By de Erven van L. KLOPPENBURG ,

in de Gehoornde waarheyd.

(2)
(3)

D E N Wcl-Edclen Heere

P: A: D : H.

H E E R

Van K • . . . •

Wel-Edcle Heer

LE BACCIO LA MA NO.

Roote Zie l ! de Redene n waarom ik de vrymoedigheyd neem o m aa n u Wei-Edele dit Blyi*

Ipel op te draagen, zyn in d e vol - gende Latynfcn e Spreu k opgefloo - ten,

SEMPER DEVS DVC1T SI MILEM.

AD S1MILEM.

behaagt hetuWel E. E.,

Ml SARA CARISSIMO,

* 3

cn

:

H

(4)

en waarom zou'het uWel E

f

E. niet haagen ? die ee n Mecena s zy t de r Edele Dichtkunft; en van wien men met recht mag zeggen; 't geen Hor:

in zyn Car: Lib. 4. zegt.

INSTILL ATA PAT RIS riRTVS t/BI.

FORTES CRE4NTVR FORT IB VS & BONIS

Gy zul t my zekerlyk vragen , wat bewoog u tot het maaken va n zulk een Blyipel: I k antwoord e me t d e Vacrzen uyt Juvenalts,

SEMNSR EGO AUDITOR TANTVMl

en vervolgens:

. .JmSinXM DICERE rEKJUM gülD VBXAT.

ik vree s gee n vitter s , of Lerter - knabbelaarSj zo u Wel E. E. myn Eer- {teling in uwe belcherminge wilt nee- men: latend e pruHevaar s vry, als uytzinojg, roepen : a l weer een ry- melgékje, taa l teder?er, die noc h

van

(5)

van Toneelwetten,noch Poèzy iets weet: zyn dat Vaerzea ? dan korte, dan lange , dan met , dan zonde r maat: is da t Taal, en Geflacht - woorden waargenomen ? maar laa*

ten zulke denken

CHI TROPPO ÏASSamGLlA, 51 SCAVBZZA.

Maar wat durft de ftouthcyd niet on- dernemen ? u Wel E. E. gaat zelf niet vry, van wie ik met recht durf zeg- gen met de woorden van Lucretius,'

^ui genus humanum mgenio fupertvit &

omnes

%

Trétftrtnxit JlelUu, exêrtus vti cjEtbe- riusfil.

en aa n wie n i k onbefchroom t d e Vaerzen, die, de Vader der Neder- duytfche DichtkunftJ . V. Vondel, den Edelen Jonkheere N: van Vloos- wyk, te n Lof zong, dur f toeeyge- ncn.

* 4 Hoc

(6)

Hoe heeft uw Rol'taanfchouwêrs hart verquikt»

Den geeft gefterkt me t ed'le wierook-reuken, Van Leeringen en Goddelyk e Spreuken!

En lager;

Wie vrolyk leerd en fticht verdiend God s pryzen.

En ik voeg hier noch by, het geen den Heer Vollenhoven op de Poëzy van den Heere A: Monen uy tgalmde,

Pees heeft de kunft, van Taalgebreeken Heel fchuw, d'aalouthey d afgekeeken ;

En lager : doch met een woord ver - anderinge.

Begroet, ó vrye Nederlanders,

Liefhebbers va n iets fchoon en fchranders , Hergroet, met luft, zyn Poëzy ;

Vlecht kranffen dankbaar , vlecht Laurieren, Om 's Dichters hoof d en werk te eieren .

Gy vlieg t al s eene n onvertzaag - den Adelaar de Zon in 't gezicht, ter- wyl een party keffe r tjes, uyt nydig- heyd u nabalfen : maar denk

Ars

(7)

rfrs non habet oforem nifi ignorantem,

Vei.

guoquis indoftioTi eó impudentior.

Hoor uwen Voorganger, de groo- te Goezenaa r , die g y onuytkenne- * lyk volgt , in zyne n tyd al klagen.

Onze eeuw, naaukeuri g bove n reen , -Is than s mee r vruchtbaa r i n he t bare n

Van Zwynen , di e o p rooze n treên . Als ongeveynsde Kunftenaren .

En fteekt maa r ieman d uyt i n Lof >

De wangunf t heef t ee n ze e van ftof.

De fchaduw durf t d e Zo n braveeren . De haa t win d 't Veld. d e Kunf t neemt af . Zoïlen tarte n wee r Homeren ;

De dood vin d zelf s gee n ruf t in'tgraf . Men fpuuwt , baldadi g e n vermeeten , Op heylig e aflehe n de r Poëten .

En lager :

Heeft Scalige r nie t Flakku s Lie r , Zo Goddely k va n klan k e n zwier , Befchuldigt va n vervalfcht e fnaare n ? En wor d nie t Nazoo s edl e ceef t Gebrandmerkt, al s ofze onervare n

Telos e n weeli g wa s geweef t ?

* * De

(8)

De kunft baard nyd: maa r

GRANDE MALEM INFIDIA.

Laat denyduaanbafTen ,de dom- heyd u w Poèz y fchcnnen , en d e

lafter u bekladden, en g y zult pa l ft aan:

lllifos fluftus rupes ut vajla refündit, Etvarias cir cum Lat rant es dtjjlpat undas, Molefua.

In weerwi l va n die u haaten, en u onfterflyk maake n .*

A MVSIS

*J£T

E R NITAS.

'Dignum laude virum Mufa vetat mort.

Toen ik laatft d e eere genoot om uw weergadeloos Treurlpel t e zien vertoonen , fchooten my de Vaar - zen van den Heer Vondel in gedach-

ten,

(9)

ten, i n de Opdracht van zy n Ovi - dius, aan den Heer Buifero to e ge- eygent, di e ik met reden op uWel E. E. toepafle. I n tegenfteliingc va n zoveel prulftukjes, die , helaas!

jn deze bedurve Eeuw, ten Toneele gevoerd werden.

Zo doofccen fterker licht het flaauwer en zyn luyfter.

Zoo ftraald een diamant vee l fchoone r in het duyfter.

Wie oore n heef t bekent , als zic h u w ftem verheft,

Hoe Treurtooneekoon verr e alle and're over- treft ,

En overoude n , in hun doodbu s lang begra- ven ,

Zien op, verwonderd wie zo hcoghenna dur f draven.

Non datur ad mufas currere lata via.

Maar hoe ! u w zedi g aangezicht raakt door myn gegronde Lor fpraak aan 't bloozen! uw bekende nedrig-

heyd

(10)

heyd gantfc h ontflage n va n eyge n liefde, ee n deugd dieweynig Dich- ters thans bezitte n , doet my me t de Heer A: Monen aanheffen.

Uw 'glori toch, ö eer van Febus koor, Die gy verbergen wilt, breektalzin s door, En volgt gedurig 'tzonnewagen-fpoo r

In glans en luyfter.

Befcherm my groote n Dichte r , daar klampe n m y d e maandelyk e Bqekzaal-fchryvertjes aa n boort:een Volkje da t mee r o p hekelen , dan

op uyttrekken fchynt beluft t e zyn, die nieman d ontzien , e n waar van men gegrond mag zeggen:

Multi mult a fc'tunt & (e ipfos nefciunt } Cumfumma Thiloföfhiajü cognitio Sni:

Onze eyge n liefd e vervoer t on s buyten ons zelven.

Mats

(11)

Malsjehay par fur tout m ffavoir pedath tefque.

Hoe kokerrriuyle n z y i n hunnen fchuylhoek! als niet twyffelende de zegenpalmte hebbe n geplukt : maa r

Victoria nulla efi-

t

Quant qua Cónfejfus animo quoque fubju- gat hoftes.

Vincitur baud gratis Jugulo qui provocat hojtem.

Dat ze gedenke n wa t Ariofto zegt . Ba fit al nocchiero Ragionar deventiy jiï bifolco de i tore & lefum piaghè

Conti '/guerrier , conti 7 Taftor gli ar*

menti.

Ik voe g hier nog by

Nefcio, quo patio magis in ftudïis bonti~

nis tintori Quamjiducia decet.

Men

(12)

Men zal my licht vraagen, mag men dan geen uyttrekzels maaken ? ik zegge Ja.

SAPIENTI*s£ LI BERT AS.

Si melius quid habes , ace er Je > vel imp e*

riumfer.

Doch

gUALlS VIR

f

TALIS QRATiO.

Maar weer tot de zaak. Verfchooit my , dat ik du s uytwyde : behaagt uWelE.E. ditBlyfpel,zozaluWe i E. E. in het kort zie n volgen , de

BAATZUCHTIGE BOEKVERKOOPE R ,

Blyfpel.

Jo faro fempremai divotiffimo fervitore

dellafua Signoria&mi raccommando alia

Contimtazione delJMfavor e.

(13)

Aan den Maker van het B L Y S P E L ,

De Ontmantelde

A P O T H E K E R ,

Met de

Gefopte HOORNDRAGER .

V

Aar voort, mjn Vriend Qioezjctrdenjd mag blaffen)

Met de ondeugd in haar werken te beftraffen:

Brengt, onbefchroemd, die monfiers aan den dag, Die deugd noch trouw ontzjea ,noch 't minfie ontzag Voor eer, noch Echt, noch Ov'righeyd vertoont».

Thalia zal met Lauweren u bekroonen:

Toon onver tzaagt, op't Nederduyts Tonneelt Hoe jrder voor z.jn werken krygt mj/H deel.

H: V: B.

(14)

V E R T O O N E R S .

C O R N U T U S , Ma n van Lonkoog.

L O N KOOG, Vrou w va n Cornutus , Verlicf t o p Rotkeel.

R O T K E E L G E E N K U Y T , Apotheker , Verlieft op Lonkoog.

B A M B O E S , Vrien d va n Cornutus.

R I T S A A R D , Vrien d van Rodteel.

Z O N D E R G A L , Knech t van Cornutus.

F L O D D E R , Mey d van Lonkoog.

K A A T Z O N D E R Z I E L , ee n Koerewaardin.

T R U Y T J F . Z O E T P R U Y M , Kamcrka t van Kaat Zcnderziel.

N O T A R I S ,

JuRGEN K N O E T , EenKruyer .

Het eerft e Bedry f van di t Blyfpc l fpeel d i a het huy s va n Cornutus.

Het Tweede i n he t ftille Hoerhuys van Kaan Zonderziel.

En het Derde weer in het huys vanCornutus . Het Spel begint des Morgens, en.eyndig t

des Avonds ten 8 uuren.

(15)

Pag. I D E

ONTMANTELDE

APOTHEKER»

Met d e

GEFOPTE HOORNDRAGER , B L T S T E L.

E S R S T E B E D R Y F .

EERSTE TOONNEEL.

LcyNKOOG, FLODftER .

L O N K O O G .

Lodder, Flodder».. .

F L O D D E R .

Wat belieft Juffrouw ?

LONK OOG .

Jiebtgy allegaar , he t geen ik u hebbegezeyd ?

F L O D D E R . L Ü N X O O C .

Dat's braaf : £y tyt tea Keunipgin.van. een

meyd: «

A Nu .

ÓJaa.

(16)

a De Ontmantelde apotheker,

Nu,Heer Geenkuyt,ial'« 6 wel rykelyk beloonen:

Hy kend de waereld. Ee n fchrander fneukelaar zal zig altyd tegen de meyd libeia" t toonen.

Ftöfirj^R.

Dat 's waar: di e HeeHs-alfyd geweeft gencren s en mild;

Hy heef t «I tnanigpei} fiwrep Aeekpeeninglaan ee n rtooy.e meid.veiiptH .

6 Dar ilrettkelerrköft geKf 1 TO plagt myn Peetje tegen haar Zeun te praaten:

Mzar dan hyweer: 'tismyaangebooren! ho e kan ik het laaten?

Ik verhing, my. liever als te yetftjkken ia dat vuurT Het geen gettóökt, gekoeftort , e n gekweekt werd

door Natuur;

En onze geeften ftreeld.rrïet dtryzend zottigheden:

Voor lieraens hartstocht wyktdezedekuhit en reden.

LONK OOG .

Wel wat-dunktje van Flodderlwel meyd! je Poëzeert:

Heb jedaf van je Peetje,- of van de Apotheker geleefd ? Maar zacht; daa r komt myn man: hy moet vanons

gefprek niets wècten :

Hy is t'zedert't bewufte voorval, o p myn Apotheker fel gebeeten.

Ik zal my ziek veinzen; o m door dat bedrog te zien, Ofhy, al s voor dezen, he m zal willen doen entbiêu.

TWEEDE TO O NATE EL.

LoNKOOG, CottXUTUS , F L O Ï > D E * .

A

L O N K OOG .

ch hartje.benjedaar^wyaziel.myn uytverkooren.

C o j m « T u s .

i, Da t woord van hartje kliflktmy niet al te wel in de

ooren: » %1

(17)

Met de Gefoftt JTotonèragn. $ i, Z y zal weer ziek zyn: maar ik moet veinzen, ta l

ik haar

„ Betrappen: ó ik merk haar kneepen aan heuf ge- maakt gebaar.

"Hoe is 't my n ziel ? g y fchynt gantfc h niet wel fe weezen:

Dat telken s ziek zy n doet my n vaa k voo r onheyl vreezen.

Loop Flodder, haa l de Dokter, z o qüyt ik my van mynen plicht,

Die laatft geweeft is, i n dat zwaar toeval, by onze Nicht.

LotfKOOG.

Dat za l nie t nodi g zyn ; laat ons, tot nog , di e koften fpaaren:

Het i s myn oude quaal, he t Moerfpul, e n daar is myn Apotheker wonder in ervaaren.

C O R N O T U S .

Neen lief, g y zyt my te waardig, o m aaneen ApO*

theker te zyn vertroud:

De meefleDoktooren begaan , oc h lade! dagelyks fout op fout;

Die't, o f aan ondervinding, o f aan wakkere ftndie ontbreeken:

Wat zo u tog een jong ongefroud Apotheker van t

• Moerfpul kunne n ïpreekea ?

LONKOOG.

Wel hoe ! fcheer t gy de gek met my lieffle? wa t is dat?

Gy hebt my dikmaals gezegt, dat'e r geenbequatnér Apotheker is in de Stad:

Ht kent inyn Natuur j e n heeft menfgtrtaaten My dicnft gedaan ; e n geholpe n Van deze en meet

qüalen:

Gy zy t immers zy n boetemvrind : en de vrinden bchoerd djérl fcrtllé geval

A i «erf t

(18)

De Ontmantelde jifothek^r ,

erft voor t t e helpen ; indie n me n d e vrindfcra p aankweeken zal.

C O R N U T U S .

Gy heft gelyk: 't is wel, bent gy daarmee te vreeden:

Ik zey 't om beftewil: goet, ik laatmy overrecden.

Gaa Flodder , haa l d e Apotheker; ze g dat hy aan- ftonds kome n moet.

F L O D D E R .

't'Is we l Sinjeur . „ hoe fyntje s wer d hy in de zak gepift! die n goeden bloed.

DERDE T O O N N E E L.

CoRNUTtS, LoNKOOG .

C O R N U T U S .

L

ieffte gaa na uw flaapvertrek, daar kunt gy beter ruften.

LOKKOOG.

Gy heb t gely k hartje . „ Nu za l i k my met myn Apotheker verluften.

VIERDE TO O N NE EL.

C O R N U T U S , Z O N D E R G A L . C O R N U T U S .

H

Oe Zondergal! zyt g y daar ? hebt gy, 't geen abelaft i s ontdekt?

Z O N D E R G A L .

Daar is een mof of een kruyer aan de deur, di e wal met my gekt:

Hy heef t ee n brief ; di e h y zegt , aan d e Juffrou w zelf te moeten geeven:

Styfkoppïger knoe t zag & nooyt van myn gantfch e

keven. Cox. '

\

(19)

Met de Gefopte Hoorndrager, J CoRNUTUS.

Zeg dat hy binnen koom.

VTFDE TOONNEEL]

CORNUTUS.

KJ wonderly k geval!

Ik meen dat ik hem dien brief wel af handig maaken zal.

Nu zal ik zonneklaar heur hoerery ontdekken : Die brief zal my, mifTchien , tot volkome n getuy »

genis verftrekken.

ZESDE TOONNEEL.

CORNUTUS, JURGE N KNOET , ZOKDERGAL . J Ü R G E N K N O E T .

D

Ag Heerfchop. „ ó woupen , 6 moort, 't is hier niet pluus:

„ Dit ' s mien zeel de n ma n o f Heerfcho p vo n ' t huus.

„ Hoo zal ik et moken ? ik bin verroon.

y 6 Ongelukkige die een hoorenweerdi n te n deenf t mot ftoon.

C O R N U T U S .

Wel Vrind, wat hebj e voo r ee n brie f ? waar , en aan wie moet die weezen ?

J U R G E N KNOET .

Ik heb gienbreef. „ 6 ten duuvel ik begin te vreezen.

„ Ik aarmen menfch! woorbinikliedertoo ebrocht?

„ Ik weet mien zeel nich t wan ik verroon bin oder verkocht.

A 3 C O R 5

(20)

C9P.NVTUS.

Wat legje te mompelen ? geef pp, pf't ialje rouwen.

Zondergal, krygt ee n en d hou d i k moe t he m de n huyt wat touwen .

JlJRGEN KïfOET .

De bree f is an ou neet ; wat fchpl y mit cin ander s mans breef doen?

CORNVTÜS.

Geef hier ïeg ik o f ik geefueen onïagt e paerdczoen . Hj grjpt hem de Brief 'ujt de band.

jFurgen v)ÜT»eggaau, maar word.

•weederbouden.

Neen Broer , g y moe t wagten , da t i k he m o p doe, en zie ,

Van wat inhou d deepen Briefis, e n van wie .

Uf leeft bet opftbrift. Breekt deBrief open en leeft zagt.

Gaaheen, maarw ü noy t op deeaewys wederkomen, Of je moogtvoo r wa t fchuuring o p je maagere rug -

graat fchroemen.

ZEVE ND E TO O NNEEL.

CORNUTUS, ZoMDERGAL .

Cornutus leef de Brieft Aan M Ï J U E F R O Ü W , M E J U F F R O U W .

L O K KOOG ,

In ejgen banden,

^ÏEJUFFFOUW,

J

Kverviagtu ten vjf uuren ten mynen buyze, Heer Geeitkrujt en ZJH VriendÏFiifiunrdzullen daarz-yn. Uw gcrtsgen? Vfindinne.

KA AT Z o ^ D E R Z l E t .

Nu

(21)

Met dt Gtfipt H-rnfcAg*. f Nu be n ik agter d e zaak , ik zal my n Vrind Barn*

boes kennis daar yan geren;

Geen beter ty d , om haar te betrappen , deed' lig ooyt op van myn leeven.

Zondeval, daa r is Flodder; laat toch niets blyke n van de Brief» ofti s verbrurt:

Pas op alles; laatje niet bedottao; ik ga eens u yt.

AGTSTE TOONNEEZ.

Z O N D E R G A L , FLODDER .

W

4 * LODDER.

Aar gaat Sinjeur.

Z O N D E R G A L .

Ligt naatKoffy-buy»^ o m een pypje-te rooken.

Maar wat weet ik het, had je he m zelf liever aan- gelprooken.

Daar is iemand aan de deur.

FLODDER.

Dat zal de Apotheker zyn;

zeg dat hy binnen koom.

NEGENDE TOONNEEL*

F L O D D E R RO T KEEL . F L O D D E R .

M

Yn Heer neemt uw gemak; Sinjeur is uyt, zi t zonder fchroom.

Ik za l Juffrou w roepen , die nw reed s wag t xoet groot verlangen.

A 4 R O T -

(22)

ft De ötümAnteli* Apotheker,

ROTKEEL.

Hou daar meyd , wil dit kley n present voor uw gc- daane moeyte ontfangen .

F L O D D E R .

6 Dat hoeft niet ; ik be n duyzentmaa l meer ton uw goedigheyd verplicht.

Maar!. daar is Juffrouw. I k he b 'r geen my n belaft is, gely k gy zier, verricht-

TIENDE TO ON NE EL.

LoKKOOG, ROTKEEL . R.OTKEEL.

M

Ag ik, ö paerel van de vrouwen!

Uw fchoon , u w vriend'lyk aangezicht , Myn waardiger als't zonnelicht;

Na zo veel rampen weer befchouwen ! Mag ik uw lieven roozemond , Weer me t een blyden kus genaaken!

Geen ncktar kan Jupyrt zofmaaken , Als my dien balzcm voor myn wond.

Die,kusjes, doe n myn ziclhcrleeven!

Die afgeibltert be n door min;

Herhaalt die kusjes, ziels-vriudin : Ach! mogt ik kuilende dus frieeven;

Omarmd, geftrengel d in"u w fchoof;

Gekwetft doo r lonkjes uy t uw oogjes , Als fchigjes va n Cupidoos boogjes,

Zo ftierf ik ecu volmaakte dood.

LONKOOG. '

Leef, leef , my n Heer , zo blyf t my n hoop e mede in't keven,

Dat

(23)

Met de Gefopte tïohrn&rager. 9 Dat een s 't geva l on s wi l ee n guultig c uytkoml t

gecven.

ROTKEEL.

o Goön! hebt gy dat fchóone beeld!

Zoryzig! poezel ! we l geichapen!

Om altyd by een Bok te flaapen ?

Wiens (tank, en nortshcyd elk verveeld:

Mag hy dien fchoonen boezem raak en ? Djaar'tminnegoodje dart'lead * fpeeld;

Waard van Jupyn t e zyn geftreeld ; Indien hem ooyt een vrouw kon blaaken.

LONK OOG .

Hou moet, myn ziel, myn levens vreugd;

Ik fchonku't bloempje van myn jeugd

Zo menigmaaljten ipyt,van nootlot, trouw, en magen;

En zal 't u fchenken.... ach! de Min Stort my weer nieuwe liften in ,

Om't uvan dezen dag noch rnflig op te draagen:

'k Omhels u met dee's lieffelyken kus : Gun minnegoón dat ik myn vlamme blus.

R O T K E E L .

Ikblyf, my n zelve ontrukt! aa n uwen boezem han- gen; .

Maar hebt gy geenen Brief van daag van Kaat ontrah-- gen?

Zo weeft verdag t dat gy die ïeeker krygen zult:

'k Hebu verzoeken doen, ten eynde van geduld, Of gy ten naaren huys , te n vyf uur wilde koomen;

•Staa my diebeede toe; waarvoor , hebt g/ie fchroo - men?

LONKOOG.

'kZal, wat m e oo k tege n ftaat, n u gee n gevaa t ontzien:

ó Liefde, wi l my toch, me t gunft, u w h'ulpebicn.

A S ROT-

(24)

SO \De Ontmmtteïie Aptheker , R O T K E E L .

Vaar wel met dezen kus, i k zaludan verwagten.

L O N K O O G .

ó Min, hoekoefterde n hoeflrcel d gy myn gedagten.

ELFDE TQQWNEEL,

LONKOOG.

W

At baard g'ó Huuw'lyks liefde! a l fmart e Aan hen, die'uy t een valfchen grond, Steeds moeten leevep, mon d aan mond, En ander minnen in het harte:

Gedwongen liefde, doo r de trouw, Baard, onheyl , quelling, e n berouw.

JEy queekt geftadig huys-krakkeelen , Waar door 't gedacht te grond e gaat;

Zy voed verachting, eygenbaat : Wie zou die liefde niet verveelen?

Die ons van't pad der deugden leyd;

En alle rampen ons bereyd.

Maar ach! wie kan de min betoomen ?

Hou moed, ho u moed , my n minnen d hart?

Uw min , die alle rampspoed tart:

Zajumet welluft overftroomen t

Een wel lull, di e de Hemelgoön, Vaak lokten, va n hun ftarrentroon.

Ejnde van logt Eerjtt Betbyf.

IWEE-

(25)

Met de Gefsfte Ifaritdnfgeri. , p

T W E E D E B E D R Y F ,

EERSTE TOONNE EL.

T R U Y T J E ZOETVRVYMvoor Jefftegei beur krullen fcbikkende zingt....

Stem, Tranquille Coeur.

VJEkrulde lokjes , va n de min Als duyzerjd ftrikjes uytgehangcn,

Daar meenig, al te ).os van zin, Eer dat hy 't weet werd in gevangen:

o Ciercel! daar natuur zo mild my mee befchonk ; Gy ftrekt my tot een pronk.

Zig Maaktttauk.

Blanketzel, 't middel, om natuur,

Hoe fchoon! nog fchoonder glans te geven:

Wat (raat gy menig jongman duur;

Die kuflfende aan uw fchynfchoon kleven : p Kunsjes! door de min bedagt, die' t Ritzig hart

In zyoen tlrik vecward.

TWEEDE TOONNEEL.

C A A T Z O N B E R Z I E L , T R U Y T J E . C A A T Z O N D E R Z I E L .

W

At legje te lollen: wel wat benjeeen gMuwerd, je bent nog pas gekleed:

Luftig rep je handen, wakker , i s alles hetgeen ik je belaft heb gereed?

Heer Ritfaard za l je Z Q aanflond s koome n bezoc .

ken, Nu f

(26)

W D* ÖntmMHtelde apotheker,

Hoe zit je da t kleet aa n j e gat , en wa t is het val vlakken, i k zou'tfchier Vervloeke n Om-oyt een Moffin wee r i n myn huy s te neemen,

wammen kan der geen eer aan begaan.

Ik ga f u myn befte kleed . Tf k zi e ' t me t bedroefd e oogen aan:

Ey zie hoe vo l vlakken ! of he t Va n de toort s va n den duyvel wa s bedroopen:

Maar het is ook geen wonder, het is nu vie r dage n dat j e jo u all e dage n fiaoordronken heb t gezopen.

T R U Y T J E . *.

Hoe dromme l za l i k he t n a je zi n maaken? drin k ik niet , z o knorj e dat'er niet genoeg word verteerd:;

Zit ik ftil by de luy, he t deag t niet, e n z o i k woei- dan zyn myn kleeren te veel gefineerd : Maar; wi e kan zulke rozyne wyn drinken , zonde r

ziek te zyn? gee f Wyn als voor deezen:

Maar die koft je vier ftuyvers het mengelen meer , dat zou je fchaadlyk weezen ;

Je win t 'e r nie t genoe g aa n s derti g ftuyvers voor een fles van anderhalf pint.

Ik beklaag dien tyd doen ik by je quam: maar ach , doe was ik maa r een kint!

Dat ayt onnozelheyd uy t my n ouders huys was. ge- lopen.

Wat deed gy al voordeel ! met myn maagdom meer dan twintig-maal te verkopen !

Hoe meenig kalaut hebt gy gemaakt door myn jeugd en bevalligheyd!

Maar, wa t be n ik 'e r van t e bed ! z o ar m da t he t tot aan den Hemel fchreid .

Ik heb twe e hal f gefleete n hemde n o m m y pa s t e kunnen verfchoonen ;

En wat laf-' t zyr i al s ik-oo d wor d ? dewyl je jou alreeds zo brutaal durft tooncu. Lig t

(27)

Met de Gefypte Heoremdragtr. • i * Ligt naak t te n huyz e uy t gefchopt , hal f vermurt ,

en verrot,

En da n voo r kruyshoe r t e loopen, he t algemeene hoeren lot ;

Om z o no g naauw'lyk s myn koft t e winnen, met nagt op nagt te fwerven;

En eyndely k va n honge r e n ziekte op een kakhuys te derven.

K A A T .

Is di t my n loon , voor a l he t goe t he t gee n ik zo dikwils aan u heb gedaan ?

Had ikje niet in huys genomen, ha d je niet van luy- zen en vlooyen moeten vergaan ?

Je waard immers te luy, gelyk je nog bent, om t e werken:

Foey fchaa m u g y afiurant e e n ondankbar e ver - ken.

Hou je maar arm: maar denk dat ik beter weet:

Hoe menigmaa l houj e geld agter de bak, he t is aan je nie t befteet:

Maar 't is wel , n u ik je ken, zu l je me voortaa n niet meer loeren.

Je kree g nie t meer als een Agt-en-twintig, va n die Sardammer Boeren?

Niet waar ? j e bak t toe di e kooltje s va n dag, to t

•dag:

En hou d je maa r arm: fyn e kneepen , o m t e zy n in 't beklag.

Daar word geklopt: daar zal Ritiaard zyn: hou je geflooten:

Weeft t e vrede n als . een meyd , i k zaljehtra r wa t vergrooten.

D I K

(28)

S4 De OmrnHMelAe Apotheker, DERDE TOONNEEL.

T R U Y T J E .

O

Spyt» ik ïal je dat betaltn: maar 't is myn tyd noch niet:

Zoveel fnaps! e n my geen eeten te gunnen! ödul- dcloos verdriet.

VIERDE ÏOONNEEL.

TRUYTJE, KAAT, RtTSAARD.

RlTSAARD.

J

E Dienaar Dametje: je fchy n t, na uy térly k e fchy n, nog wel te vaaren.

T R U Y T J E .

Myn Heer je Dienareflè.

K A A T .

Ja: te ka n 't no g als de befte meyd uyt de buurt klaaren-.

Waar kan ik je meé dienen ? metzowat peuzelwcrk, denk ik, en een flesje wyn.

Ik heb het'ervandaagopgeftclt, omeerislufti g vroo*

lyk te ivn.

Truytje, geef Heer Ritfaard een ftoel : myn Heer zet n needer.

Ik zal wyn haaien

VT F D E TOONNEEL.

R I T S A A R D , T R U Y T J E . RlTS AARD Truytje by de band óf

O

zptfiboot trekkende.

Handje! da t zo lief! zotceder!

My

(29)

Mét de Gefoftt Httrnirager. **

My dikmaals ftrceldeop 't leüikant;

Gy fteekt my 't harte weer aan brand.

6Mondje! dat met lieve kusjes, My vaak ontfteekr in dart'le lusjes;

Terwyl de n boezem zwoegd en daald.

6 Oogjes daar de min uytfixaald:

Gyjweet met lieve lodderlónken Een nieuwen gloet in my te ontfonken.

T R U Y T JE .

Zagt, zag t myn Heer ; daa r 's Kaat: bedwin g cerx wyl uw luft .

ZESDE T O O N N E E L.

RlTSAARD, T R Ü Y T J E , KAAT .

K A A T .

H

Oezit jeluyzodroomig! waaro m niet eens ge- kult?

Maar eerft een glaasje, d e wyn queekt min: e y Iaat ons eens klinken.

Vat aan Trüytje, w y zullen dfen Heer zyngezond- heyd eens drinken.

Dat fmaak t me ; trouwen s w y hebben in agt dagen geen volk gehad :

Nog eens zey likkefpitje en flak ten tweedenmaal in 't zelfde gat.

Myn Hee r het zal uw Matres gezöndheyd weezen i Hoe zie je na de deur? d e grendel is'erop ; je hoeft.

nergens voor te vreezen.

Alle goed e dingen beftaan in drie; u w goede infcómft myn Heer,

En dan laat ik je vryheyd: daar zet ik de fles neef.

T R Ü Y T J I *

Maar zy is bykans leeg.

K A A T .

(30)

I/> De Ontmantelde Afttheker.

K A A T . om dehoekvan dediureent andere fles krjgende.

Hier is weer een ander, metfa p geperft uy t ftüTchc druyven:

óDe wyn doet ons alle zorg en hartzeer verftuyven .

R I T S A A R D .

Daar wor d geklopt : zie eens doo r 't vender of 't fchreefje va n de deur.

K A A T .

Nu Vrinden vaar wel, 'k geloof Heer Gcenkuy t ;s 'er veur.

ZEVENDE T O O N N E E L.

R I T S A A R D , T R U Y T J E . R I T S A A R D .

H

Oe zit je zo droevig ? ey zegt wat is je toch we- dervaren ?

T R U Y T J E .

Ach myn Heer, daa r heb ik reden toe, die ik u moet openbaaren:

Myn lieffie: want ziet , i k word van een Heer van fatzoen gemaintineerd :

Heeft onlangs verltaan dat ik met u heb verkeerd;

Dat heeft hem zo fel tot my in toorn doen ontfteeken;

Dat h y zyn geld in houd; enmyzweerdhalsenbee n . te zullen breeken :

Heb ik dan geen reden tot droefheid? e n ik had juyft nu nodig geit van doen.

Jongetje, wouje mynueenextraatjegeven, ikzouj e met zoen op zoen

Zo Ikf! z o vrindelyk! e n ongemeen onthalen!

R I T S A A R D baar geld gevende.

Zie daa r meyd; met een lekker kosjen kunt gy my

weer betalen. T R U Ï-

(31)

Met de Gefopte Hoorndrager. 1 j

TRUYTJE.

Datfkomt Kaat : laa t niet blyken va n 't geld : ea 't geen ik je heb gezégt.

A G T S T E T O O N N E E L.

RITS AARD, TRUYTJE ^ ROTKEEL, KAAT , K A A T .

H

Oe zit je luy noch al eeven droomig? we l dat vinde ik liegt.

R I T S A A R D .

Hó my n Heer Rotkeel ; zyt welleko m : zal nw fchoone Lonkoog koooien?

ROTKEEL.

6 Ja; om my met een ganfch e zee van welluf t t e overftroomen.

Daar hoor ik een fleetje: het ftaat ftil: daar is myn fchoone zon:

Wiens vriendelyk gelaat myn vaak ontfteeken kon:

Wiens aangenaamen glans en lieffelyke draaien*

Door d e oogen dringen en tot in myn harte daalen.

NEGENDE TOO NNE £.£,,

R I T S A A R D V T R U Ï T J E , R I T S AARD.

H

Y eere vry die ZOK; t e fterk voor myn; gezïgt;

Uw oogjes, tint'lend als het flikk'rend ftarreligt, Wiens ftraaltjens my de ziel ontfonkeli :• zyn myn\

. leeven.

Ey zoetert, wi l my eens een lekker kusje geeven.

B TIEH-

(32)

18 De Ontmantelde Apothekp ', TI E.ND E T O Q N N E E L.

R l T S A A R D , T R U Y T J E , K A A T , R O I K E E L , L O N K O O G .

K A A T .

H

Ackereys Mannen, roept men op de Kermis: zie 20 den bruy;

Dat ma g ik beget leyen: hou aan jonge luy.

R l T S A A R D .

ZytwellekomMejufFrou: ho e duifje't onderwinden?

L O N K OOG .

Al floot men een verliefde op; zy zal altyd een ope- ninge vinden .

R o T K E E t .

Zyt gy de Moeder van de min ? ben ik bedroogen ? ója! uwduyvekoets , brag t uvan 's Hemels boogen:

Geen fterflyk menfch bezit diefchoonheid: ach vergeef Myn ftoutheid ; dat ik aan uyv Gode n lippen kleef, Met Hemels Ambrozyn en Neélar overgooten : Addnis heeft we l eer die gunft va n u genooten:

Ik min zo,teder) al s Adonis Chitherée:

Of als Leander, di e om Hero fturf in Zee.

L O N K O O G .

Myn Heer, gyfpotrnetmy .

R O T KEEL .

De min heeft myn gedach ten Betoverd; dies zal ik u boven menfch'lyk achten .

T R U Y T J E .

Myn Heer is een Poëet: d e meefte Poëzy, Beftaat i n zwetzen, en in harfen fchildery : Het alderminfte fchoo n i s Godd'lyk in zyn oogen, Die door de Poëzy en liefde is opgetoogen.

R l T S A A R D .

Dat zag ik laatft aan Heyn. de Boek wurm, by den Dam, Die

(33)

Met de /Gefopte Hoorndrager. i p Die in zyn Toonbank rymd;doe ik laatft by hern quam, Wanneer hy bezig was een Bruyloftsdigttemaaken ; Zyne oogen fcheenen door een Godd'lyk vuur te blaa-

ken;

't Was alles fchoon, totzelfsdeNavelvandeBruyd . Maar zagt — daar word geklopt: gaa Kaatje, ky k

eens uyt.

ELFDE TOONNEEL.

R o T K E E L , LONKOOG , RlTSAARD , TRUYTJE . ROTKEEL.

N

U i s dat heylryk uur gebooren;

Zo lang verhinderd, door 't geval;

Dat ik in welluft zwemmen zal:

Wel aan' myn Ziel! myn uytverkooren ! Wat wederhóu d ons ? gaan wy in De binnezaal, gelcyd door min.

TWAALFDE TOONNEEL.

R O T K E E L , L O N K O O G , R L T S A A R D , T R U Y T J E , K A AT. ]

K A A I .

A

Ch! wat komt ons over! Cornutus, en Bamboes*

ftaan aa n de deur te kloppen.

R O T KEEL .

Wat zeg je Kaatje \ i s dat waar? o f wil je wat met ons foppen?

K A A I .

Gaa, verfchm'l je door giatfchedeur: komallesaa n een kant:

Hoor je niet? z y kloppen byget, ot'er moord is, en

brand: B i Weg ,

(34)

ao J>e Ontmantelde Apothektr,

Weg, weg , daa r komen ze: i k heb miffchen in gro- ten haaft de deur niet we l geflooten.

Zyvhgten; hebalven Ksat, door ten deur onder bet Tapyt verbergen.

Het zy, zo 't zy, zy hebben die althans open geftoetea»

DERTIENDE TOONNEEL;

K A A T , C O R H U T U S , BAMBOES . CORNUTUS.

Aar is dien Heer met die Paarfche Mantel ? en, die juffrouw die met een Sleetje hier is

gebragt ?

KAAT.

Ik weet van geen Heer, no g Juffrouw: help t Buu- ren, ik word verkragt: •

óGuyten! hou (tand; een eerelyke Vrouw, du s in haar eygen huys te afïronteeren:

Staat by Buuren, ik werd verkragt: gaat heen, o f ik zal je wat anders leeren.

COR.NUTUS.

Wel ouwe Teef; jou verkragten! hou je Bek, o f ik bruy je op je huyd.

Ik heb gezien dat ze hier zyn in gekomen; en ze moe- ten 'er ook weer uyt.

BAMBOES.

Daar hangt de Mantel, va n die fchurk, die wy hier komen zoeken,

C O R N U T U S .

6 Ja, ' t is zyn merk: zeg Bamboes, i s 't niet om te vloeken ?

BAMBOES.

Wel neemt die mee1, dan heb je immers bewys ge- noeg.

Cor

w

(35)

Met de Gefopte Hoorndrager. %\

Cornutus De Mantel nemende.

Jou Verken .. . . wy rulle n alles overlegge n in on- ze Kroeg.

Zeg tegen Rotkeel, en Lonkoog, dat wy zorg zullen dragen,

Dat zy hier noyt zullen wederkome n van hun gant - fche leevens dagen.

K A A T .

Hout dieven, dieven , daar gaa n z y met de Mantel voort.

VEERTIENDE TOONNEEL.

K A A T .

K

Omt alle voor den dag: wie heeft ooyt van groo- ter ftoutheyd gehoord ?

r m JENDE TOONNEEL.

K A A T , R O T K E E L , R I T S A A R D .

K A A T

A

Ch, my n Heer, bedwin g u w driften ; hy heeft uw Mantel mcê genomen.

R O T K E E L .

Dat zal ik hem betaalen; dien Plug mag voo r my n degen fchroomen.

Foey, dat ik niet voor den dag quam: ik had hem ge- wis doorboord:

Maar zagt: daar fchiet my een lift in. Waa r is myu Lonkoog ? wy moeten voor t

Van hier in alle fpoct vertrekken, o m voorCornutu s t'huys te weezen,

En lukt my dat, z o hoeft zy nergens voor te vreezen.

B3 H y

(36)

%% De Ontmantelde Apotheker .

Hy moe t gefop t zy n ; dien Deeke h va n het Hoorn - dragers Gild ;

Maar daa r i s myn Ziel hie r diend gee n ty d vcrfpild .

ZESTIENDE T O O N N E E L.

R o T K E E L , LoNKÖ-OÖ , R l T S A A R D , KAAT . RoTKEEL.

W

Ees geruf t , myn Schoone , wil maar i n all e haaft n a huys vertrekken;

En gaa te bedde leggen, 'kza l voort byu zyn, om u een lift, to t onzereddinge, t e ontdekken.

LONKOQG.

6 Mingodes, befcherm ons nu,

Die zelfs de Goden doet nauwe wetten leeven ; En't a l beheerd: w y zullenu

Ons harten willi g tot een offêrhande geeven ; O Venus! Moeder van de Min, Stort ons weer nieuwe liften in.

Eynde van het Tweede Bedrjf.

DERDE

(37)

Met de Gefopte Hoorndrager. 13 D E R D E B E D R Y F , EERSTE TOONNEEL.

L O N K 0 0 6 te Bed leggende.

R o T K E E L , R l T S AARD - I/ONKOOG.

U

W lif t is , n a myn oordeel, goe d ; indien he t ons wil gelukken;

En is den Rechter te doek en, dan zullen wy gewenfte vruchten plukken.

Maarj ho e kom je aan die Mantel? dezelfd e kleur, en van het eygen merk.

R O T K E E L .

Daar is meer gelyk als eygen, ze y Besje, e n zyging met een ander wyfë huyk in de Kerk.

Dit is de ziel van'tfpul: maar wees tog ftyf injekaa- ken,

Een onvertzaagde floutheyd, helpt ons door de ver- wardfte zaaken.

Ik he b de Notaris gezegtdat hyzo aanftonds hier ko- men moet,

Als hy zulk een Verklaring ziet, wat zal hy ftaanky- keu, die n onnozelen Bloed.

Zo moet men de Hoorndragers, die j aloers zy n, fop-

T> p e a'

Deze Mantel, u w te fled leggen, e n de Verklaring, zal hem de mond (foppen .

B 4 TWEE-

(38)

2 4 De Ontmanteld* Apotheker , TWEEDE TOONNEEL.

LONKOOG, RO T KEEL, RITSAARD , FLODDER . FLODDER. y

J

Uffrouw, daar i$ de Notaris, zal ik hem binnen doen gaan ?

LONKOOG.

Ja, Flodder .

DERDE TOONNEEL.

ROTKEEL, LONKOOG , R I T S A A R D . ROTKEEL.

N

U gaat de Klucht van de Gefopte Hoorndrager aan.

Heer Ritfaard, hou wel ftand , gy moet verbleeken ofverbloozen,

Dus plukt men, va n de fcherpfte doornen, zomtyd s de lchoonfte RooZen.

R I T S A A R D .

Ik zal je dat wel klaaren: maar zagt ,daar komt hy al.

ROTKEEL.

b Liefde! 6 Minnegod! begunftig dit geval.

VIERDE TOONNEEL.

ROTKEEL, LONKOOG , RITSAARD , NOTARIS .

U

N O T A R I S .

W Dienaar Vrinden,

ROT-

(39)

Met ie Gefopte HwrndrAger. vg

R o T K E E l .

Myn Heer, i k ben den uwen; z o t ugelieft, zetuneder .

N O T A R I S .

Wat is 'er van de Vrinden naaren dienft ?

LONK OOG, de Gardeyn tpen JcbuyvptJe, Een Verklaring, my n Heer,

maar ach! de zaak is teder;

De Hemel weet, ho e noo ik't doe! regtvaarde goón, Vertrooft een droeve Vrouw van uw genade Troon.

Myn Man verloopt zich , tot my n droe f heyd, alle dagen

In Egtbreuk ; dies wil ik, na regten, zy n ontflagen;

Van zulk een huysverdriet,die plichten eer vergeet:

Hy heeft van deezen dag, 't geen ik zo zeker weet, Als dat ik udaar zie, zich fchandelyk verloopen , In zeker Hoerhuys; ach! wat kan ik va n hem hoo-

pen,

Die dag, o p dag zyn plicht, helaa s ! te buyten gaat .

N O T A R I S .

Wie zyn Getuygen van dat gantfch verfoeylyk quaad?

R I T S A A R D .

Wie zal getuygen't geen in't Hoerhuys werd bedree- ven ?

Daar elk zyn vryheid heeft.

LONKOOG.

Ach l moet i k dan zo leeven I Wat komt my over! Goón, i k fterf van ongeduld!

Maar'k heb iets anders tot zyn laft, he t geengyhoo- ren zult;

Een zaak, die my in toorn engramfchap fel doet bla- ken ;

Daar ik verzoek, dat ge een Verklaarin g va n wil d maak en;

't Geen deze Heeren, zelf s met Eede n voo r 't Ge - recht,

B s Gertan t

(40)

* £ D* OntmMUlie Apthchfr,

Geftant doen zullen:, ach? die Schurk heeft doorzyn Knecht,

Mygift'renzodoenflaan; da t ik door fpyt en pynen, En groote ohtfteltenis, my n lichtelyk dood zal quy-

nen;

Is dat geen zwaare punt va n Eehtbreu k ? zeg myn Heer?

N O T A R I S .

Hoe heeft hy u doen flaan ? dat doa geen Ma n naet eer.

Maar ziet; daar is hy zelf.

VT F D E TÖONNEEL.

R o T K E E L , LONKOOG , R l T S A A U D , N O T A R I S , CORNUTUS .

O

Goön! wat zien myne oogen!

Wat wederhoud my ach! hoe kan ik zulks ge- doogen?

Gaat, Schurke n , uyt my n huy s , eer i k u beencn maak:

Wie zag zyn leeven ooyt een óngehoorder zaak ? En gy, ontaarde Vrouw, van eer en deugd verbaftcrdi Vrees voor myn wraak.

LONKOOG.

Ey hoor, ho e hy my fchelden lafterd.

C O R N U T U S .

Hoe nu te bed! die nog zo onlangs In 't Bordeel Uw Pol onthaalde....

ROTKEEL.

Haal die woorden in uw keel, Of

(41)

Met de Gefopte Hocrndrtger. v»

Of'k zweer dat Jafteren én fchelden zaf-u w rouwen.

C O R N U T U S ugmJk Nttarit.

Myn Heer , daa r zie t gy 't fchuym , en fchandvlek aller Vrouwen $

Die met die n guy t j o fpyt! leeft , ' t geen hen niet.

betaamd.

N O T A R I S .

Wel hoc, myn Heer! zyt gy zo ftout en onbefchaamr, Dat gy uw eygeri Vrouw, dus laft'ren durft en fchel-

den!

CORNUTUS.

Ik fcheld, noc h latter; neen, 'k wil u de plaats wel melden

Daarzyheur plicht vergat, me t dezen fnooden guyt ; 'k Heb hem betrapt; en kreeg dees Mantel noch tea

buyt;

Ziedaar, my n Heer , zynMerk ; wiekaada t we - derleggen ?

ROTKEEL.

Zie daar, my n Mantel.

N O T A R I S .

Hoe! wat zal ik hier van zeggen!

CORNUTUS.

Dees Mantel, is 't bewys van Echtbreuk.

N O T A R I S ,

't Heeft geenTchyn.

CORNUTUS.

ója, my n Heer; i k wil van haar gefcheyden zyn;

Hoe komt die Mantel tog in 't Hoerhüys ? daar ij t'zaamen,

Het geen ik zelver zag, kor t na elkander quamen j En wilt gy meer bewys, zie daar een Brief, myn Heer.

Die zal't u zeggen.

LONKOOG.

6Schender van myn eer!

Hoe zal ik u, in 't kort, die fchelmfé part betaalen.

No-

(42)

*& Df OntmdttteU* i4fotkek*r ,

N O T A R I S .

Waar ïon dien Heer zo gaau w juyft zulke n Mantel , haaien ?

Dezelfde Kleu r e n Merk; neen.Vrind , g y zyt ver- dagt.

Maar.ik moet gaan, dewy I men my tot mynentwagt, Om zaaken van belang: myn tyd is reeds verftreeken.

LONKOOG.

Myn Heer, w y zullen u, e n 't kort wel nader fpree- ken.

N O T A R I S .

Tc Blyf uw Dienaar.

ROTKEEL

Heer, w y zullen met u gaan.

Uw Dienaar Juffer, laa t maar alles op my ftaan;

Ik zal , 't z y wi e ' t oo k fpyt ! u fteed s gedienffi g weezen.

Hou u ftandvaftig; wil i n 't aldcrminf t nie t vree- zen.

ZESDE TOONNEEL.

CoRNUÏUS, LoNKOOG . CORNUTUS.

Q

Spyt wat hoor ik J maar gy krygt gewis uw loon:

Gy zult, i n 't kort nog, voo r den Rechter zyn ontboon;

Drwil, .want 'k heb bewys, n u wetti g vanu fchey- den,

flc za l uw Hoerery frraks over al verfpreydenj De Mantel i n de Krant doen zetten. Xhode Vrouw, Uw liefd e , in fchyn , baard my een bitte r nabe-

rouw.

LONK-

(43)

Mtt ie Gefopte Hoorndrager. zg

LOHKOOC.

En ik ïcrfpey-dien dsg, docn' k a ayn tand moeft geeven

Voor *t Echt-Altaar: maa r 'k xa l in 't kort wel an»

. ders leevefx:

fk Zal u $loen. tien, wa t ee n getergd e Vronw ver- mag:

Tc Verfcheur d e banden va n het Huw'lyk „ en ' t ontzag.

Ejnde van hjt JDerdc en laatfte beitjf.

(44)

Op de

O N T M A N T E L D E

A P O T H E K E R ,

T l Elp laehghen Jhaaken,omCornutus,met de lap » Van Rotkeel, kijk.y hj *.iet verwildert en ver-

wondert 'y

De Lap, patafgeligt van Kaatjes kapfiokj, knap, Wyl 't Teefje Speelde met baar Rotkeeljin het bon-

derdt,

Ziet deetje zalfde Lap bedekken Geenktfjts fpujt.

DaarLonkoogzJekjeBedd' zjg aan biedhet klifiee- ren.

De gbe Corn/ttus werd gescholden voor een gujt, Echtbreekerjtgeen men wil Notaries voorz,weeren, Hierom lacht Rit/aard, en hj zingt Cornuut, Ctr,

Cor:

Ltop grabbel jongens twant htmpruUecht is lang hor.

(45)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij uitkeringsovereenkomsten is het uitvoerbaar om de indicatieve gevolgen voor het pensioeninkomen en de indicatieve hoogte van de afkoopwaarde te tonen als een (gewezen)

Naar verwachting gaan dit jaar ook 50 procent minder Nederlanders op vakantie in eigen land, dat zijn er 12,5 miljoen.. In totaal komen naar verwachting dus 24,5 miljoen minder

In 2005 werd tevens verder gewerkt aan de bouw van het Flageypleinstormbekken (33.000 m3) dat normaal in juni 2006 in gebruik wordt genomen en werden nieuwe mogelijkheden

De voorzitter van de referendumcommissie draagt er zorg voor dat het verzegelde pak, bedoeld in artikel 20, wordt vernietigd drie maanden nadat onherroepelijk is vastgesteld dat

Dit geldt met name voor de Britten en Chinezen, waar bijna drie kwart van de mensen die niet op vakantie gaan aangeeft dat de uitbraak van het coronavirus van (zeer) grote invloed

Gegeven: De ademregulatie wordt beïnvloed door de arteriële PCO2 (PaCO2) Vraag: Welke receptoren reageren allemaal op een verandering van de PaCO2.. Alleen de

Gedeputeerde staten kunnen, gehoord de desbetreffende commissie van provinciale staten, de begrenzing van het natuurnetwerk Nederland en de natuurverbindingen, als aangegeven op

Nu een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is, waarbij direct bouwrecht voor Bastion noord mogelijk wordt gemaakt, is ook de tijd voor een bijpassend beeldkwaliteitsplan daar... 5