• No results found

^^Voorblad_MC.doc/l 1-6-2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "^^Voorblad_MC.doc/l 1-6-2015"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Medische

Wetenschappen

Bloktoets Datum Aanvang

50204 Water- en Zouthuishouding 2

26juni2015 13.00 uur

Deze tentamenset kunt u na af loop meenemen ALGEMENE AANWUZINGEN EN INSTRUCTIE:

' Ditte-rltamen bestaat uit 70 m®erke"zevragen en 10 extended matching

. Controleer of uw tentamenset compleet is.

. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur.

' Helge=bTikvanalleaudiovisueleen technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u

<e apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude warden aangeme7kt.'

' .opuw.tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaai "liggen. Etui's moeten

vsn

a .opdemeerkeuzevraclen en extended matching vragen zijn verschillende richtliinen en instmcties ' Il^JJ£^^a"^oordformu!ieren,uit9ereil<t- een ten behoeve van het meerkeuzedeel en een

ten behoeve van het extended matching deel.

. Vermeld op beide antwoordformulieren ctuidelijk uw naamenstudentnummer.

. Gebruik een HB-potlood voor beide antwoordformuliere^'

' Sp^t^SOTdfomulleLgeeftuuw antwoord door het vakje onder de letter of het cijfer dat hoort

bij het betreffende alternatief helemaal te vullen.

' corrigeer fouten met 3um- verw'Jder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulieren.

. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

' wann.eer_een_antwoord °P het antwoordformulier slecht leesbaar is, zal het als blanco warden ' ?teJ/u^.a"!woo"/fom7u//er*//ew'/o(/^' beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet CO^CLTden,w?rerw-yraa» de sy^ewanf/" der9^e 9e^te/7^^

^!w^o^o!1lul.ier'^dien.u dlt verzuimtziJn de gevolgen daarvanvooruw'rekenmg.

* D_e.op-het.antwoordformulier in?evulde antwoorden worden beschouwd'als uwdefTnitieve

?^o-r?en.;on9e?cht uw omclrkelin9en/gegeven antwoorden in uwtoetsboe'kje^

' Lewr,"a-afloopd-e antwoordformulieren in. Indien u commentaar"heefltopde'

^rwi?enJ-e."-"aarde_hyperlink die is °P9e"omen bij uw toetsindeTng'iIi uww^do'ssier

t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE MEERKEUZEDEEL:

' Bij iedere vraa9 is slechts een alternatief het juiste of het beste.

' ugeefthet naar uw mening juiste antwoord aan door het CUFER voor het betreffende alternatief te ' yragenwaar.udoor tijdnood ntet aan toekomt-laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven. na

^rgyuldigebestudering, evenjuist, dan moet u de vraag niet beantwoorden"'Ku^lu1 e6n°o7"'

meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag'welbeantwoorden'.'

u^.ilr!t^antwoorclen (dus de omcirkelde £U£ERS) zoTgvuldigover'tebrengen op het

antwoordformulier,

' Als uee"-vraag wilt ope" late"vult"het hokje bov®" h®t vraagteken "?" in.

.' Als ubli een vraag meer dan een antwoord invul't, wordt devraa'g'afsbTanco aer'n

. De vragen warden als volgt gescoord: ---.-" - -.", .^ a- - ^. 01^, u.

antwoorden: Goed Fout open

2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag

-./2 -1/3

-'A

0 0 0

0

Punten Punten Punten Punten

c. ^^

Voorblad_MC.doc/l 1-6-2015

(2)

AANWUZINGEN EN INSTRUCTIE EXTENDED MATCHINGDEEL.

Voor elkjuist antwoord is 1 punt te behalen.

. Bij iedere vraag is het aantat gevraagde antwoorden aangegeven, zowel op uw tentamenset als op het antwoordformulier (tussen haakjes). Het is mogelijk dat er meer antwoorctopties juist zijn dan aangegeven, geef in dit geval niet meer op dan het gevraagde aantal.

. Antwoordopties kunnen meer dan een keer aebruikt worden en niet alle antwoordopties

hoeven aebruikt te warden.

. Zorg er voor dat u als u klaar bent, uw antwoorden op het antwoordformulier staan.

. De vragen warden als volgt gescoord:

Goed antwoord Fout antwoord

II 1 0 _Punten

Vul niet teveel antwoorden in:

. Draag er zorg voor dat het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden NIET overschrijdt.

. Indian het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden overschrijdt, wordt het extra aantal antwoorden genegeerd, te beginnen bij het antwoord het

meest achteraan in het alfabet.

Vul niet te weinig antwoorden in:

. Er is geen sprake van 'correction for guessing' (= punten aftrek voor foute antwoorden). Kruis

daarom altijd het gevraagde aantal alternatieven aan.

LET OP !!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP BEIDE ANTWOORDFORMULIEREN!

VEEL SUCCES!

Mede namens alle docenten, Gerald Vervoort, blokcoordinator blok 50204 water- en zouthuishouding 2.

Voorblad MC.doc/11-6-3015

(3)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

Normaalwaarden volwassenen in veneus plasma

kreatinine 60 -110 kreatinine 50 - 90 kreatinine 30 - 90 ureum 3,0 - 7,0 natrium 137-144

kalium 3,4 - 4,6 chloride 98-107 bicarbonaat 24 - 30 calcium 2,20 - 2,60 fosfaat 0,80 -1,30 alkalische fosfatase < 122 glucose 4,0 - 5,5

osmolaliteit 280 - 300

parathormoon (PTH) 1,0 - 6,5 albumine 37 - 53 cholesterol 4,7 - 6,0

anion gap 8-12

Arteriele bloedgasanalyse

pmol/L (mannen) pmol/L (vrouwen) pmol/L (kinderen)

mmol/L mmol/L mmol/L mmol/L mmol/L

mmol/L mmol/L U/L

mmol/L mosm/kg pmol/L

g/L

mmol/L mmol/L

PCOz

pH

P02

bicarbonaat

4,5 - 6,0 kPa (34 - 45

7,35 - 7,45

10,6-13,3 kPa(79-100mmHg)

22 - 26 mmol/L Selectiviteit protein urie

hoog matig laag

< 0,1

0,1-0,2

> 0,2

Schatting van de kreatinineklaring volgens Cockcroft & Gault (mannen):

[in mL/min]

(140 - leeftijd in j'aren) x lichaamsgewicht in kg x 1,23

piasma-kreatinine in |jmol/L

(voor vrouwen moet de waarde met 15 % warden verminderd)

(4)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

1 B^telde.flctio.neleMar!ngvan urinezuur "itgaande van de volgende

parameters: plasmakreatinineconcentratie: 80 umol/lTDlasm^

u^!zul^nc!ntrat^a4° mmol/l,urinekreatinineconcentratie: 5 mmol/1:

dua'tTeTzuurc°ncentratie 2 mmol/l- De fr^°"ele1<lanng°va°nu'r;n'e'zuu'ur is in

\Ji1\0^ K 'PcfC^

1. 1%

2. 5%

3. 8%

^ ^ 0^0 6'

O.H ^ ^

U ere- ^

^.- FflA

2- ^S^Si!^ *r~er 'NKC^) - '" "3""r 1

^

Bowman's"' g-on'eftto

.aii-srent

1. Ter plaatse van 1.

2. Ter plaatse van 2.

3. Ter plaatse van 3.

4. Ter plaatse van 4.

Figuur 1

(5)

3 Aan een9ezond persoon met een normale bloedsuiker wordt 1 L oplossing met 16,8 gram ureum toegediend (molecuulgewicht van ureum = 60). Hoe~

gedraagt de 1L oplossing zich in dit geval? Als een:

L,i t t >A n1 '!'( ^ ' & ^ *-inl 0 ^ * "' r- ^ t 1. hypotone vloeistof.

2. isotonevloeistof.

3. hypertone vloeistof.

Stel de serumosmolaliteit is 285 mmol/1. De GFR (glomerulaire filtratie snelheid) is 100 ml/min. Wat is de osmolaliteit van de urine ter plaatse van het

.over§an9s9ebiecl (de tjP) tussen afdalende en opstijgende deel van de lis van

fehle?' ~ "

1. ±100 mmol/l.

2. ±285mmol/l.

3. ±1200mmol/l.

n<3--c(

5. Een man met een serumnatriumgehalte van 160 mmol/l en een kreatinine van

300 umol/1 is fors gedehydreerd. Er wordt aan hem 2 liter water gegeven via een maagsonde inTuui\ Hetserumnatriumgehaltezakttot152mmol/i.Wai is

naar schatting het gewicht van deze man?

15'^, Q^c-^

1. ±50kg ^ ^ ^ ;/ ^

2: ~±65kl ^^ 1sn ^ cj&

3- ±8okg ^ -y..,. ^ ^.t^,-. 10

6.

7.

*\ Ot

De glomerulaire druk wordt gereguleerd door veranderingen in de weerstand

x

van de afferente en efferente arteriolen van de nier. Wat is het effect van een

dubbelzijdigemerai:tenestenose op de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en

renale plasmaflow (RPF)?

1. Stijging GFR en RPF.

2. Dating GFR en RPF.

3. Stijging GFR en dating RPF.

4. Dating GFR en stijging RPF.

Welk enzym/transporter of kanaal is het aangrijpingspunt van acetazolamide?

1. Carbo-anhydrase.

2. ENac (epitheliaal natriumkanaal) 3. Na-CI co-transporter.

8. Waar in de nier vindt in absolute zin de grootste hoeveelheid reabsorptie van

chloorionen plaats? In de:

1. proximate tubulus.

2. lis van Henle.

3. distale tubulus. n,. ec-

(6)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26jimi 2015

9. Welk van onderstaande diuretica zal het verdunnend vermogen van de nier

verminderen?

1. Amitoride (kaliumsparenddiureticum).

2. Chloortalidon (thiazidediureticum).

3. Furosemide (lisdiureticum).

10. De renale klaring van ureum bedraagt ± 50% van de GFR. In geval van een

prerenale nierinsufficientie zal de renale klaring van ureum:

1. afnemen.

2. niet veranderen.

3. toenemen.

Of »' <} 0.

ft

(,C(aq £^

r-l.

(^y iA..<e,^-.Vt

11.Bij mensen met een afgenomen spiermassa, bijvoorbeeld bij chronisch zieken,

is de kreatinineklaring:

1. hoger dan de ureumklaring.

2. lager dan de ureumklaring.

3. gelijk aan de ureumklaring.

12. De MDRD formule wordt gebruikt om de GFR in te schatten. Bij bodybuilders

wordt, in het algemeen, de daadwerkelijke GFR met de MDRD formule-

1. onderschat.

2. correct ingeschat.

3. overschat.

13.Een patient met een SIADH (Syndrome Inappropriate ADH secretion) heeft

een vochtinname van 1,5 L/dag maar heeft veel moeite om zich er aan te

houden. Welke van onderstaande maatregelen is zinvol om een grotere vochtinname toe te staan zgnc[erjiQnseqyenties voor het

serumnatriumgehalte? Het toedienen van:

^o c & ^'< fc 1. een thiazidediureticum.

2. ureum.

3. vasopressine. P'^t-'l

6t^p^;

v-e/cl

,.w"

M.O ^W iC

U.Bij welke van onderstaande gezonde personen met een normale

lichaamsbouw, lengte en gewicht zal het drinken van 5L water in 1 uur tijd de sterkste daling geven van het serumnatrium? "^ , 13,'5 °/

1. Een gemiddelde man van 60kg. ^ i L\

2. Een gemiddelde vrouw van 52kg.

3. Een gemiddelde man van 50kg. ^, L

-E -I %

5"t. 2

-1.1-

--1.-S'?'

^ Ib

y

2LL '15 ''' 2.^

(7)

M^

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

15"EenJongedame van 6bk9 moet biJ haar dispuut "atten" (in een

\n yan glazen bier of water)- zijdrinkt in 6 uur'tijd 3L water, is ^

?e?-l'esL?ij bloedco?-role na het drinken van deze 3L blijktzij e'en'"' hyponatriemievan 128 mmol/l te hebben. Wat is-hier-vanonderstaande

de meest waarschijnlijke oorzaak van?

1. Renaal zoutverlies.

2. SIADH (syndrome of inappropriate ADH secretk

3. Waterintoxicatie.

^

^£>

^

^Q

^'

^

.tW

^0 r ^

^3%

-\0% I

16-Bu.pat!ente.n,met een.reset osmostat is sprake van een veranderina van de ge.voeligheidvan de ADH recePtoi- waarbij het setpoint van'het'ser^mn'atrium l!veriaagd-steLdathet.setpointvan natrium 128 mmol/l is. Wat~gebeurtel:"

T^dLu.rine:os^olaliteit.mdi.en het serumnatrium9ehaltevan'de^^^^^^

^erhoogdnaar 136 mmol/l-Ga uit van een verdernormaiewaten^n'amev'an'

3? De urine-osmolaliteit zal in dat aeval:

/W-1 s

1. hoger zijn dan bij een natrium van 128 mmol/l. -l z6t »»mo?A

2. hetzelfde zijn als bij een natrium van 128 mmol/l. , ^ " ^^ ^ ^c, t

3. lagerzijndanbijeennatriumvan128mmol/l.~"" ^OM r o'T

17-stelling:,De aanwezi9heid van dysmorfe erytrocyten in het urinesediment kan

passen bij een dunnebasaalmembraannefropathie.

Deze stelling is:

1. juist. - 2. onjuist.

18.Cimetidine remt de tubulaire secretie van kreatinine. Wat zal het effect ziir de_serumkreatinineconcentratie bij het gebruik van~cimetidineinlveraeliikjir met de situatie zonder cimetidine? De serumkreatinineconcentratie51:T

1. afnemen.

2. niet veranderen.

3. toenemen.

19.BIJ het gebruik van kreatine (wat wordt afgebroken in het lichaam tot

I zal de serumconcentratie vankreatinine toenemen^ Wat'is het op de kreatinineklaring? De kreatinineklaring zal:

1. afnemen

2. niet veranderen.

3. toenemen.

(8)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

20 welkvan onderstaande beeldvormende onderzoeken is het meest geschikt

voor het opsporen van een ernstige nierarteriestenose?

1. CT-angiografie.

2. Echo-doppler.

3. MAG III scan (nucleair onderzoek).

21'waus de berekende renale klaring van kalium bij iemand met de volgende

gegevens^ _plasmakaliumgehalte van 2 mmol/1 en een urinekaliumaehaltevan

90 mmol/24 uur?

1. ±3ml/min.

2. ± 15ml/min.

3. ± 30 ml/min.

00 m'-not

0, .O'Vt'l '^

.I, If h \ 1 ^0^ ^

^ wmo?.!^

-( -^,0\.rl ^> 1F-

me?//

y'i.^

0, QO X

patient plast2,5L in 6 uur; de urinekreatinineconcentratie is 1,5 mmol/l.

Het serumkreatinine is 80 pmol/1. Wat is de berekende kreatininekiaring?"

fe cpt 1. ±80ml/min.

2. ±130ml/min.

3. ±200ml/min.

O.OD-?

A 0 - -^ .^ '"t'"( 'v't 0 U I-z

6o

x

^ b;i5

-far .\0

23.Een patiente wordt behandeld met heparine waardoor de productie van alctosteron wordt geremd. Na enkele weken komt zij op het spreekuur van de

internist waarbij er afwijkingen van het serumkalium en het zuur-base evenwicht warden geconstateerd, welke worden toegeschreven aan het gebruik van heparine en diens invloed op het aldosteron. Welke combinatie van onderstaande bevindingen past daar bij?

1. Hyperkaliemie en metabole acidose.

2. Hypokaliemie en metabole alkalose.

3. Hyperkaliemie en metabole alkalose.

4. Hypokaliemie en metabole acidose.

24. De ziekte van Liddle is een aandoening waarbij er een verhoogde activiteit van het epitheliaal natriumkanaal bestaat met als gevolg onder andere

hypertensie. i.ft£\C'

Stelling: De hoge bloeddruk door deze aandoening kan effectief behandeld warden door spironolacton. Deze stelling is:

1. juist.

. 2. onjuist.

(9)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

^^^^s^ystemn en renine zi'n (^ ^

\ ^??eron vel'hoo9d en renine verhoogd.

[ A!c!osteron verlaa9den renine verhoog^

?' ^!?)s!eron vel'hoo9d en renine verlaagd.' 4. Aldosteron verlaagd en renine-ve~rlaagd"

a

a

1- n^iSaT na*riumresorPtie d00^ ENaC (epitheliaal

2 ^S^^^ Hae"J~de aan de basolaterate

3' f^svee^evan gevoeligheid van de NKCC2 transporter voor

1. afnemen.

2. gelijk blijven

3. toenemen.

H+

K.'

"KSSKS-SSKS^s.a.-

1. afnemen 2. gelijk blijven.

3. toenemen.

(10)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26 juni 2015 cU.^^ -^ sp^o^ofa-ct^^

29. Het overmatig gebruik van drop kan leiden tot een beeld wat lijkt op een

overmaat aan mineralocorticoTden. Wat zal het effect zijn op het

concentrerend vermogen van de nier bij een langdurig bestaande situatie van overmatig dropgebruik? Het maximaal concentrerencTvermogen van de nier

zal:

C[r0p °. k^.n^po^it^

en AC. a.cxr' 1. afnemen.

2. niet bemvloed warden.

3. toenemen.

Ao. rc^P^'c

30-Een man van 76 jaar wordt opgenomen via de SEH. De bloeddruk is 105/40 mmHg met een irregulaire pols van ± 100/min. De bloedwaarden laterfeen'

serumnatriumgehalte zien van 124 mmol/l. Het urineonderzoek toont een urine-osmolaliteit van 600 mosmol/kg, een urinekreatinineconcentratie van 14

mmol/1 en een urinenatriumconcentratie van <10 mmol/l. Wat is de meest

waarschijnlijke oorzaak van de hyponatriemie? , _ " c \/ r\ A *

1- Hartfalen.

ia.^

2. Psychogene polydipsie.

3. SIADH (syndrome of inappropriate ADH secretion).

i(\/

S.O

31.Bij een man wordt een osmol gap gemeten van 30 mosmol/L. De betreffende patient heeft alcohol (ethanol) gedronken. Het molecuulgewicht van alcohol = 46,1. Indien de osmol gap volledig op het conto van de ethanol kan warden geschreven wat is dan het verwachte alcoholpromillage van de man?

1. ±1,4%o.

2. ±6,5%o.

3. ±15,3%o.

°)

mot

t'lb^ x

^ ti»0--0- X- ^^ ^!^

32.Een man heeft de keuze tussen twee flessen, 1 met ethanol en de ander met methanol. Hij drinkt 1L en na 3 uurwordt bloed afgenomen. Bij

bloedonderzoek wordt een acidose vastgesteld. De osmol gap is verhoogd.

Wat zal deze man waarschijnlijk hebben'gedronken?

0

1. Ethanol. 1

2. Kan zowel ethanol als methanol zjjn.

3. Methanol.

33.Bij een kind van 10 kg is sprake van een hypotone dehydratie bij diaree en braken met een serumnatrium van 110 mmol/l. Bij dit kind zal vo'ornamelijk

sprake zijn van een afname van:

1. het extracellulaire volume.

2. zowel het extracellulaire als intracellulaire volume.

3. het intracellulaire volume.

(11)

34.Welke maatregel is in het algemeen het meest effectief bij de behandeling van ritmestoornissen ten gevolge van een hypokaliemie? Intraveneuze toediening

van:

1. calcium.

2. kalium.

3. NaHCOs.

35-Een 35-jarige Aziatische man met een gewicht van 70kg komt op de SEH in verband met spierzwakte. Hij is verder gezond. Bij bloedonderzoek is het serumkaliumgehalte 2,0 mmol/1 en het serumkreatininegehalte 80 |jmol/l. De

urine toont een urinekaliumgehalte van 15 mmol/l en een

urinekreatininegehalte van 3mmol/l. -15- ^ .>

Wat is hier de meest waarschijnlijke oorzaak van de hypokaliemie? ^

/

1. Kaliumshift van extra- naar intracellulair 2. Verlies van kalium via de darm.

3. Verlies van kalium met de urine.

c

36. Na een mime infusie van natriumbicarbonaat zal een metabole alkalose

ontstaan. De urine pH zal naar verwachting hoog zijn en de uitscheiding van

HCOs'met de urine zal voomamelijk plaatsvinden als:

1. NaHCOs.

2. NH4HC03.

3. KHCOs.

37. De normale pH in het bloed is 7,4. De pH in de urine kan lager warden, ongeveer 4,4. Stel dat de urine pH gedurende 24 uur 5,0 is. Hoeveel "vrij" H+

zal dan per dag warden uitgescheiden?

1. 1 mmol 2. 0,1 mmol 3. 0,01 mmol

^-^ >-10

38.Een man van 40 jaar heeft een(high^niongap metabole acidose. Het bloedonderzoek toont een serurTTniatriumgehalte van 135 mmol/l en een

bicarbonaat van 15 mmol/l. Wat is naar verwachting het serumchloorgehalte?

1. ±100mmol/l.

2. ±110mmol/l.

3. ±120mmol/l.

^s 1 -1 0

1 2,. C."")

(12)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

1. ±2,5kPa. ^.Ko^:.^ pO,T (.«.>,

2. ±5kPa.

3. ±9kPa.

40'^ellle^ond.erstaande bloed-9as analyses is compatibel met het bestaan

van een gecombineerde metaboie alkalose~en"m'etab'oTa;cidocser

^-y;>- MOS+ -^^

)H7nlolpc02 8'° kpa' bicarbonaat 36 mmol/1, Na+ 133mmol/l en

' 2" K J^±c02 5'5 kpa' bkcarbonaat 24 mmol/l- Na+ 143 mmol/l en

.mmol/L ...- 1^/'i ' "W3':"'{^'^"^ ^}'z8

?n7n63'J)c02 5'3 kpa- bicarbonaat 39 mmol/1, Na+137 mmol/l en'

41"B^en^bloeodga.sanalyseworden devo.l9e"de uitslagen gevonden: pH 7,2;

,pco?.2;3.0.kpa^bicarbonaat 8 mmol/l; NauTmmor/Fcl ^OOUmmcol/IPWat1s de juiste interpretatie van deze gegevens?"Er is sprak'e'van le/en"""ul/1' vval ls (

^^ - {-('004<S Y I. gecombineerde metabole en respiratoire acidose.

anion gap metabole acidose.

3. respiratoire acidose. t^- 1.^

-Ah

42'BJJi^pa?elmet.een_acute verslechtering van de nierfunctie warden de

Yolgendebevindingen 9ezien: urine soortel'akgewichri'.'OS^

.urr!^^tlulcon??ratie.3^mmol/1' uri"e-osmolaliteii 600moasmol/kg en

^^^S?By='v;;;;;r;^^^;^S-n

1. Acute tubulusnecrose.

2. Glomerulonefritis.

3. Pre-renale nierinsufficientie.

43'stS.DLbelangrijl<steoorzaakvan acute nierinsufficientie in de

^seate^gTkveentubutomter;titrae"^

1. juist.

2. onjuist.

(13)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

44'&J,eelnilraan<joenlngLkan eenhyperkaljemie ontstaan, een potentieel

!lv,CTS±drelgende s'tuatie-_welke iva" °"derstaande"niCTaan^e°ni'^^ zal

het meest gepaard gaan met een hyperkaliemie'?'

1. Acute glomerulonefritis. - 2. Cystenieren

3. Membraneuze glomerulopathie.

45-HlevleL%^an-d_e_Nederiandse bevolkin9 heeft een verminderde nierfunctie.

gedefinieerd als een GFR < 60 ml/min/1,73m2?' "" '""""'wluc ."c"u"^'^

1. ±1%.

2. ±5%.

3. ±15%.

461 Een moarLvan 50 Jaarheeft een renale diabetes insipidus. Hij heeft een die

~'^»eSiTe^^eana'^^^^^^^^

1. Afname van de diurese.

2. Geen effect op de diurese.

3. Toename van de diurese. XO^-'- K^fc'

47 ^eelma?trTlenz2aJS_ewitbePerkin? ZIJn aangewezen in het geval van

chronische nierinsufficientie. Voorwelk vanonderetaande"

elektrolytstoornissen is eiwitbeperking het meesreffectie??

1. Hypercalciemie.

2. Hyperfosfatemie.

3. Hyperkaliemie.

48'^-pa^t^t.hypertenslewordtbehandeld met een angk)tensine-receptor

^p.%

^sdoen^p^lke van onderstaande t"J"erkingenis"heTnsico"h'e';gSe

1. Hoest.

2. Hyperkaliemie.

-3; Oedeemvorming.

(14)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

49 Bij een patiente is sprake van microscopische hematurie en een urine-eiwit concentratie van 2 gram eiwit/liter. Het urinealbuminegehalte bedraagt 110 mg/mmol kreatinine. Van welke van onderstaande aandoeningen is hier meest

waarschijnlijk sprake?

1. Beginnende membraneuze glomerulopathie

2. IgA-nefropathie.

3. ParaproteTne-geassocieerde ziekte.

50'Een £atien,t h^eft een nefrotischsyndroom. De proteTnurie bedraagt 7 g/24

uur. De selectiviteitsindex is 0,5. Watrepresenteert deze selectiviteitsindex?

1. De fractionele albumineexcretie.

2. De klaring van IgG/klaring van albumine.

3. De procentuele urine-albumineuitscheiding in verhouding tot de

totale proteTnurie.

51.Welk van onderstaande geneesmiddelen is het meest frequent geassocieerd met het ontstaan van een renale diabetes insipidus

1. Allopurinol.

2. Lithium.

3. Omeprazol.

52.Wat is de belangrijkste oorzaak van een acute tubulus necrose ontstaan in het

ziekenhuis?

1. Extrarenale aandoeningen zoals sepsis.

2. Nefrotoxische medicatie.

3. Operatieve ingrepen.

53'vvelk^Xa,n onderstaande gecombineerde laboratoriumafwijkingen zijn typisch

voor het bestaan van een hemolytisch uremisch syndroom?

1. Hoog LDH, trombopenie en verhoogd kreatinine.

<- 2. Hoog LDH, uremie en eosinofilie.

3. Normaal LDH, trombopenie en verhoogd haptoglobine.

4. Normaal LDH, uremie en verhoogd kreatinine

(15)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

54.Welk vanonderstaande resultaten van laboratoriumonderzoek is kenmerkend

voor een SLE-nefritis?

1. Verlaagd haptoglobine, Coombs-negatieve hemolytische anemie,

hoog complement C4 ~ .--.--..-....-,

?' ^nti-ds D,NIA Positief'. verlaagd complement C4 en trombopenie 3. Verhoogd haptoglobine, leucocytose en verhoogd complement C3.

55'^T-un-o?u^ressiey.e.^el'apie wordt vaak 9ebruikt als behandeling voor

nieraandoeningen. Welke van onderstaande aandoeningen wordtmeestal

met met immunosuppressieve therapie behandeld?

1. Granulomatosis met polyangiitis (M. Wegener).

2. IgA-nefropathie.

3. Minimal change nefropathie.

56.Welk patholoog-anatomisch beeld is compatibel met een IgA-nefropathie?

1. Endocapillaire proliferatie.

2. Extracapillaire proliferatie.

3. Mesangialeproliferatie.

57.1emand wil uit altruistische motieven een nier afstaan voor transplantatie. De

bloedgroep van deze donor is AB positief.

Voor wie is deze nier geschikt? Ontvangers met bloedgroep:

1. 0.

2. AB.

3. OenAB.

58-Stelling: Bij mensen met een normale bloeddruk zonder hematurie is er ae<

sprake van een onderliggende nieraandoening.

Deze stelling is:

1. Juist.

2., Onjuist.

(16)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26 juni 2015

59.ADPKD (polycysteuze nierziekte) is een voorbeeld van een aandoening waarbij het overervingspatroon autosomaal dominant is. Hoe groot is de kans dat een dochter de ziekte erft bij deze aandoening waarbij de moeder is

aangedaan?

A&/ ^ oo-

1. <25%.

2. 25%.

3. 50%

4. 100%

60-Stelling: In het merendeel van de patienten met polycysteuze nierziekte

(ADPKD) is de familie-anamnese negatief. ty0 %

Deze stelling is:

1. juist.

2. onjuist.

61.Voorwelke manier(en) van dialyseren is het creeren van hydrostatische drukverschillen voor het onttrekken van vocht typerend?

1. Uitsluitend CWH (continue veno-veneuze hemodialyse).

2. Uitsluitend Peritoneale dialyse.

3. Voor CWH en peritoneaal dialyse.

62.Bestaat er, in z'n algemeenheid een lengteverschil tussen de vena renalis van

de linker en de rechter nier?

1. Ja, linker vena renalis is langer.

2. Ja, de rechter vena renalis is langer.

3. Nee, de linker en rechter vena renalis zijn beide even lang.

63.Stelling: Geneesmiddelen met een hoge eiwitbinding zijn middels hemodialyse

goed te verwijderen. Deze stelling is:

1. Juist.

2. Onjuist.

64.Een vrouw van 60 kg krijgt een geneesmiddel toegediend met een hoge eiwitbinding. Wat zal dan het verdelingsvolume zijn?

1. ±2,5L 2. ±10L.

3. ±20L.

&^ /i

^

w ^ 0., ^-5

(17)

65.Welke van onderstaande maatregelen is NIET ge'fndiceerd bij patienten met

urinezuurstenen?

1. Afvallen.

2. Allopurinol

3. Verlaging van de urine pH

66.Een jongen van 14jaar bekend met recidiverende urineweginfecties wordt opgenomen in het ziekenhuis vanwege een pyelonefritis ten gevolge van een obstruerende niersteen. Meest waarschijnlijk betreft het hier een:

1. Struvietsteen (Magnesiumammoniumfosfaat).

2. Whewelietsteen (calciumoxalaat).

3. Weddelietsteen (calciumoxalaatdihydraat)

67.Bij een man van SOjaar blijkt kort na elkaar 2x een urineweginfectie aanwezig te zijn. Nooit eerder heeft hij deze klachten gehad. Welke van onderstaande aandoeningen is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze recidiverende

infecties?

- 1, Onvoldoende diurese.

2. Prostaathypertrofie.

3. Vesico-ureterale reflux.

68.Welk van onderstaande behandelingen is het meest adequaat als metafylactische behandeling (voorkomen van recidieven) van calciumoxalaatstenen?

1. Aanzuren van de urine.

-27 Allopurinol.

3. Hydrochloorthiazide.

69.Wat is de voornaamste oorzaak van overlijden na niertransplantatie?

1. Cardiovasculaire aandoeningen.

2. Infecties.

3. Maligniteiten.

4. Rejectie.

70-Stelling: Urineweginfecties bij vrouwen gaan meestal gepaard met urologische afwijkingen.

Deze stelling is:

1. juist.

2. onjuist.

(18)

Bloktoets water- en zouthuishouding 2 26juni 2015

EXTENDED MATCHING

Het volgende heeft betrekking op vraag 1 t/m 10.

Selecteer voor elke volgende casus de meest waarschijnlijke diagnose op grond van klinische parameters en aanvullend onderzoek. Daarbij wordt steeds gevraagd naar een diagnose. Antwoordopties kunnen meer dan een keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden.

a. Athero-embolische ziekte.

b. Diabetische nefropathie.

c. Dunnebasaalmembraannefropathie (benigne familiaire hematurie).

d. Extracapillaire glomerulonefritis.

e. IgA-nefropathie.

f. M. Alport.

g. Membraneuze glomerulopathie.

h. Minimal change glomerulopathie.

i. Post-infectieuze glomerulonefritis.

j. Secundaire focale glomerulosclerose.

k. Trombotische micro-angiopathie.

1. Tubulo-interstitiele nefritis.

1.

2.

Man, 24 jaar komt op de SEH omdat hij moe is. Er blijkt sprake van een sterk verminderde nierfunctie met proteTnurie en glomerulaire hematurie. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose? i ..^

Man, 38jaar bekend met een fors overgewicht blijkt bij keuring een verhoogde bloeddruk, een forse dyslipidemie en een proteTnurie van 1,5 g/l te hebben.

Zijn serumkreatinine is licht verhoogd. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

3. Man, 70 jaar is 5 dagen geleden gestart met een antibioticakuur. Kort daarna ontwikkelde hij huidafwijkingen (galbulten) en een verminderde nierfunctie.

Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

4. Jongen, Ujaar komt naarde poli nierziekten in verband met

gewichtstoename en oedemen. Bij onderzoek van de urine blijkt sprake van een proteTnurie van 10 g/1; in het sediment warden geen erytrocyten of leucocyten aangetoond. Onderzoekvan het bleed laat een

serumkreatininewaarde zien van 80 pmol/1, serumalbumine 20 g/1. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

5 Een vrouw van 50 jaar, die bekenct is bij de reumatoloog met SLE, wordt opgenomen in verband met een sterk verhoogde bloeddruk en achteruitgang van de nierfunctie. Bij onderzoek heeftzij in de urine eiwit ++ (1,0g/l), en enkele dysmorfe erytrocyten. Het lactaat-dehydrogenase is verhoogd en de thrombocyten laag. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose? [

(19)

6. Jonge vrouw, 17 jaar wordt gezien door de huisarts in verband metjaarlijks onderzoek van de urine en het bloed. Zij heeft als kind een Henoch-Schonlein gehad. Bij onderzoek blijkt er sprake van een gestoorde nierfunctie met in de urine eiwit ± (0,25g/l), en enkele erytrocyten. De bloeddruk is normaal. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

7. Een 45-jarige vrouw met type 1 diabetes sedert 18 jaar wordt gezien door de internist voor de jaarlijkse check-up. De urinealbumine-excretie is verhoogd, de nierfunctie is normaal en in het sediment warden enkele dysmorfe

erytrocyten gezien. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

;^^

8. Bij een vrouw van 35 jaar wordt vanwege een nefrotisch syndroom een nierbiopsie verricht. In de lichtmicroscopie warden geen afwijkingen gezien, maar bij electronenmicroscopie blijkt er evidente versmelting van de

podocytvoetjes. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

9 Een vrouw van 26 jaar wordt door de nefroloog gezien op verzoek van de huisarts in verband met dysmorfe erythrocyturie. Er is enige proteTnurie, en de nierfunctie is licht gestoord. Zij heeft eveneens visusklachten en ook hoge tonendoofheid op haarjonge leeftijd. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

10. Na een hartkatheterisatie ontwikkelt een man van 68jaar blauwe tenen. Bij laboratoriumonderzoek blijkt hij een evident gestoorde nierfunctie te hebben.

Er is geen hematurie of prote'fnurie van enige importantie. Wat is hier de meest waarschijnlijke diagnose?

EINDE EXTENDED MATCHING

(20)

^

^0r<l (M

I .^

I g

j

I

OQ

Q<5

I

I?

0

I

LU u?

I

u 0

I

UJ 3N

.itJOiiBU. *|.

:fc4i

Ct C»

*' as ^-tn. A'

\ --^;^

^'."" t^MW''w't''

''.'.' tf^' I \ .''» ^ ^ ' .I

£ ^C T'^V'^ '.< -'. ^"-.* . <,v'l-*t "\9f, r -a y .u .' "ji ^ :.. r ^- *-

rz-:

t.r-CT

'u

^^H'^ : .

^ \. -

^.

\^\-

1»-

tiT *

*.' ^1,

h-

"K I

.iw h_ -^ <.,., <, t ij - »<<,].» >

^Y^:'.:nT

l^f ^-^ '^s.^^

^'. £

\ ^^.

x ff.

1 ."^. .

t*. ^

,.. <^ ^.^

^<*<^

.-i '-ii :! '-*..?<

^'"

x^- ; ^

* t *v -* t" ' * ".^''.Mi

;-..<&. s'"11.

.^'-

^: :i^°;&^-- ;T"!.A

^-'^^y'". ''^

v ^. . . ^ .;-..,<.;; ^ »..-": _^«. - .. ^-/^^

^

; r;^

\r.r,

^ .30

n

-Se:

fni

.:x:

:^-'

IJFii

.t t;

t -I

en :» 5 n».

f, "'.

(

^ i

w

? tl.<-»

t^ '

m

w k. I r"4

* (.Jt

UJiu Sl,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat het niod doet, is niet alleen van wetenschappelijk belang, maar heeft ook maatschappelijke relevantie: resultaten van het (archief)onderzoek van het niod worden gebruikt door

De profetie van blinde Simon (Leeuwarden: Uitgeverij Noordboek, 2015); “Steven de Jong zoekt ‘Grutte Pier’ van 2 meter voor film,”

In de Nederlandse Liederenbank, waarin ruim 175.000 Nederlandse liederen zijn ontsloten, kun je zoeken naar melodiegelijkenissen.. Peter van Kranenburg ontwikkelde het algoritme

Vervolgens werd gevraagd naar de frequentie hiervan in de afgelopen tijd: ‘Hoe vaak is het in de afgelopen twee jaar voorgekomen dat iemand in uw organisatie doorwerkt na

Daarom schrijven de CLARIN-regels voor dat onderzoeksgegevens na afloop van projecten moeten worden onderge- bracht bij één van de vijf CLARIN- centra: het Max Planck

Als we bekijken welke landen per hoofd van de bevolking de ‘gulste gevers’ zijn op het gebied van bevolkingsactiviteiten dan zijn die vooral in Eu- ropa te vinden: Luxemburg

In de jaren negentig duikt het verhaal in ieder geval met regelmaat op in de christelijke media, het verhaal is met name in de eigen christetijke kring (en niet daarbui- ten) bekend