• No results found

Online politieke geëngageerdheid onder jongeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Online politieke geëngageerdheid onder jongeren"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Online politieke geëngageerdheid onder

jongeren

Een onderzoek naar online jongerendiscussies over het online

politieke jongerenprogramma #BOOS Polertiek

Masterscriptie

Groningen, 30 oktober 2017

W.M. (Maaike) van der Hoek

S2578131

mw. dr. S.C. (Sabrina) Sauer

Tweede lezer: dr. T.A.C. (Tamara) Witschge

Master Journalistiek

(2)

2

Online politieke geëngageerdheid onder jongeren

Een onderzoek naar online jongerendiscussies over het online politieke jongerenprogramma

#BOOS Polertiek

Masterscriptie

Groningen, 30 oktober 2017 W.M. (Maaike) van der Hoek

S2578131

mw. dr. S.C. (Sabrina) Sauer

Tweede lezer: dr. T.A.C. (Tamara) Witschge Master Journalistiek

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt de masterscriptie ‘online politieke geëngageerdheid onder jongeren’. Het onderzoek naar de online politieke geëngageerdheid onder jongeren is tot stand gekomen door het analyseren van comments op YouTube onder vijf afleveringen van het programma #BOOS Polertiek. Dit programma kwam online in de weken naar aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen in 2017. De scriptie is geschreven in het kader van mijn master Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De keuze voor het onderwerp van deze scriptie stond vrij en daarom heb ik gekozen voor een onderwerp dat aansluit bij mijn theoretische specialisatie Jongeren, sociale media en nieuwsgebruik en mijn persoonlijke interesses. Na een periode van literatuuronderzoek ben ik aan de slag gegaan met een discoursanalyse. De bevindingen uit het literatuuronderzoek en uit de discoursanalyse stonden niet los van elkaar, maar waren tijdens mijn gehele scriptieperiode met elkaar in dialoog.

(4)

4

Samenvatting

Tijdens de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen van 2017 bleek dat jongeren de grootste groep niet-stemmers zijn (NOS, 2017). Daarnaast zijn jongeren nooit eerder minder betrokken geweest bij politiek dan nu (Möller, 2015). De media speelt een belangrijke rol bij het betrekken van jongeren bij politieke kwesties, maar hoe spreek je jongeren van tegenwoordig aan? Tim Hofman deed met zijn online programma #BOOS Polertiek een poging om jongeren te betrekken bij politiek.

Om te onderzoeken hoe de online politieke geëngageerdheid onder jongeren is, is een discoursanalyse verricht. Dit houdt in dat de comments onder het programma op platform YouTube zijn geanalyseerd. Daarnaast is er literatuuronderzoek gedaan naar politieke betrokkenheid en jongeren, politieke betrokkenheid en sociale media, platform YouTube en agendasetting zodat bestaande theorieën konden worden toegepast op de resultaten uit de discoursanalyse.

(5)

5

Inhoudsopgave

Inleiding 7

1. Theoretisch kader 10

1.1. Politieke betrokkenheid en jongeren 10

1.1.1. Politieke betrokkenheid onder jongeren 10

1.1.2. Wie zijn de jongeren van tegenwoordig 12

1.1.3. Jongeren, burgerschap en het internet 13

1.2. Politieke betrokkenheid en sociale media 16

1.2.1. Sociale media en politieke betrokkenheid 16

1.2.2. Politiek zelfvertrouwen 16

1.2.3. Traditionele media vs. sociale media 17

1.3. YouTube en #BOOS Polertiek 20

1.3.1. YouTube als interactieplatform 20

1.3.2. Politiek en online platform YouTube 21

1.3.3. #BOOS Polertiek als participerende politiek 23

1.4. Agendasetting 25

1.4.1. Agendasetting 25

1.4.2. Achtergrond van de agendasettingtheorie McCombs 26

1.4.3. Verschillende agenda’s 29

1.4.4. Reversed agendasetting 30

1.4.5. Agendasetting in een digitaal tijdperk 31

2. Methode 33

2.1. Literatuurverzameling en discoursanalyse 33

(6)

6

2.3. Corpus 35

2.4. Scrapen van comments 36

2.5. Categoriseren van comments 36

2.5.1. Categorieën op basis van literatuur 36

2.5.2. Categorieën op basis van discoursanalyse 37

3. Analyse 40

3.1. Politiek zelfvertrouwen onder jongeren 40

3.2. De media-agenda en de publieke agenda 43

3.3. Inhoud: debat op platform YouTube 50

3.4. Media: comments over het programma #BOOS Polertiek 51

3.5. Platform: metacomments 54

3.6. Direct politiek: comments over politici en partijen 55

3.7. Persoon: comments over Tim, Marije en programmagasten 57

Discussie en conclusie 59

Literatuurlijst 63

(7)

7

Inleiding

Afgelopen februari publiceerde de NOS het artikel ‘De feiten en cijfers: jongeren stemmen minder dan gemiddeld’ (NOS, 2017). Uit het artikel kwam naar voren dat jongeren tussen de 18 en 35 jaar, tijdens de Tweede Kamerverkiezing van 2012 de grootste groep niet-stemmers zijn (NOS, 2017). Dit sluit aan bij eerdere conclusies van Möller (2015) in haar proefschrift ‘jongeren waren nog nooit minder betrokken dan op dit ogenblik’ (Möller, 2015, p. 143).

Dat er tijdens de verkiezingen in 2012 en in aanloop naar de verkiezingen van 2017 weinig politieke betrokkenheid was onder jongeren, was ook Tim Hofman opgevallen (Meinardi, 2017). Hofman is een Nederlandse presentator, blogger, journalist, dichter en columnist. Hij is initiatiefnemer van de online programma’s #BOOS en de politieke variant #BOOS Polertiek. Het laatste programma, dat op YouTube te volgen is, gaat over jongeren die boos zijn op een wet, politicus of politieke partij. Hofman bedacht het programma #BOOS Polertiek om jongeren te interesseren in de politiek (Woudt, 2017).

Er zijn meerdere politieke programma’s voor jongeren beschikbaar in verkiezingstijd. Zo zijn er bijvoorbeeld de programma’s De Tweede Kelder en het debat met politici bij het NOS Jeugdjournaal. In dit onderzoek kies ik bewust voor om het programma #BOOS Polertiek onder de loep te nemen, omdat het programma het eerste online programma over politiek is. Het gaat niet om een programma op TV, maar een programma op het sociale mediaplatform YouTube. Omdat het online is kan ik de comments van jongeren onderzoeken. De spin-off van #BOOS bestaat uit 10 afleveringen die gemiddeld zo’n twaalf minuten duren (#BOOS Polertiek, 2017). Het programma werd bedacht door Tim Hofman en wordt door ledengeld van BNN betaald omdat de NPO het programma voor TV had afgewezen en omdat het geen programma’s ondersteunt die alleen op internet verschijnen (Nieber, 2017).

(8)

8

zich boos over een maatschappelijk probleem waar de jongeren bij betrokken zijn. Boos zijn, wordt door het programma, gelijk gesteld aan betrokkenheid.

De onderwerpen die naar voren komen zijn onderwerpen waar jongeren zich betrokken bij kunnen voelen, bijvoorbeeld het wel of niet krijgen van een stagevergoeding. Volgens McCombs & Shaw (1972) worden onderwerpen die tijdens politieke campagnes veel aandacht krijgen van traditionele media, als belangrijk beschouwd door de kiezers. Dit noemen we agendasetting (McCombs & Shaw, 1972). Het probleem is alleen dat de onderwerpen die centraal staan tijdens politieke campagnes, over het algemeen geen onderwerpen zijn waar jongeren zich betrokken bij voelen (Katz, 1993). Dit is een probleem als het gaat om het betrekken van jongeren bij politiek. Hofman zijn programma relateert hieraan door in te spelen op dit probleem door onderwerpen centraal te stellen waar jongeren zich wel betrokken bij voelen, zoals studiefinanciering en het onderwijs op mbo-scholen. Hofman’s online programma #BOOS behoort niet tot de traditionele media maar heeft wel als doel politieke onderwerpen op de agenda te zetten (Nab, 2016).

(9)

9

verhogen, is het dus belangrijk om jongeren te stimuleren op sociale media met politiek bezig te zijn’ (Möller, 2015, p. 153). Dit laatste is precies wat Tim Hofman probeert met zijn programma #BOOS Polertiek.

Naar aanleiding van het onderzoek van Möller, die onderzoek deed naar traditionele media en politieke betrokkenheid, legt dit onderzoek de focus op online media als het gaat om politieke betrokkenheid onder jongeren. In Nederland zijn vrijwel alleen nog maar onderzoeken verschenen naar de politieke betrokkenheid onder jongeren door traditionele media. Het is daarom interessant om te kijken hoe online media invloed hebben op de politieke betrokkenheid van jongeren. Met het signaleren van deze gap, wil ik hier graag onderzoek naar doen en bijdragen aan de wetenschap. Het online programma #BOOS Polertiek werd aangeboden via het sociale mediumkanaal YouTube. Jongeren die naar het programma keken werden daardoor meteen ook gestimuleerd om een reactie achter te laten omdat het programma online discussie toelaat door het te plaatsen op YouTube. Wellicht laten deze discussies iets zien over de politieke betrokkenheid van jongeren. Het lijkt mij dan ook interessant om te onderzoeken wat de online discussies rond het programma #BOOS Polertiek laten zien over de politieke betrokkenheid van jongeren. Ik stel daarom de volgende vraag:

Wat laten online discussies met #BOOS Polertiek zien over de politieke betrokkenheid van jongeren en wat impliceert dit met betrekking tot toekomstige programma’s die politieke betrokkenheid van jongeren wil stimuleren?

(10)

10

(11)

11

1. Theoretische Kader

1.1. Jongeren en politieke betrokkenheid

1.1.1. Politieke betrokkenheid onder jongeren

“Wie tijdens zijn eerste twee verkiezingen stemt zal dat zijn hele leven lang doen” citeert Möller (2015, p. 144) van Seats & Valention (1997). Een democratie heeft actieve en betrokken burgers nodig om te kunnen bestaan en die instelling moet ontstaan in onze jeugd (Möller, 2015, p. 143, 144). Dit betekent ook dat wanneer jongeren zich niet bezighouden met politiek ze later ook niet gaan behoren tot de betrokken en actieve burgers (Möller, 2015, p. 144). Volgens Möller (2015, p. 144) zijn er steeds minder politiek actieve burgers en dat zorgt er voor dat de democratie langzaamaan draagvlak verliest. In dit verband kijkt Möller (2015) naar de rol van media. Jongeren gebruiken sociale media en zijn dagelijks bezig met het maken van content (Möller, 2015, p. 144). De media spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren en daarom keek Möller (2015) of de media ook een belangrijke factor speelt in de ontwikkeling van politieke betrokkenheid onder jongeren.

(12)

12

elkaar in interactie zijn en wat ze doen met taal en de effecten daarvan. Dit verschilt met een survey waarbij steekproefsgewijs respondenten worden ondervraagd. Daarnaast onderzoek ik een politiek-informatief programma dat gemaakt is voor een online platform: YouTube. Möller (2015) deed onderzoek naar traditionele media en geeft aan dat het belangrijk is dat jongeren nieuws delen en bespreken om politiek betrokken te raken. Möller (2015) onderzocht geen social media platform. Dit ga ik wel doen om te kijken of er daadwerkelijk nieuws gedeeld wordt op een social media platform als YouTube. Dit is nog niet eerder gedaan en zal daarom een toevoeging zijn op bestaand onderzoek naar de politieke geëngageerdheid onder jongeren en de rol van media daarin.

Möller (2015) geeft aan dat jongeren een “grotere politieke betrokkenheid vertonen als ze een actieve rol in het communicatieproces spelen tussen programmamakers en publiek” (Möller, 2015, p. 143). Dit betekent dat jongeren een grote politiek zelfvertrouwen krijgen wanneer ze zich kunnen uiten en informatie kunnen uitwisselen op sociale media dan wanneer ze alleen maar worden blootgesteld aan politieke informatie (Möller, 2015, p. 147). Als we dit gegeven aannemen zou YouTube het perfecte kanaal zijn om een zo groot mogelijke politieke betrokkenheid bij jongeren te verkrijgen. Het platform biedt namelijk ruimte voor discussie bij het publiek. Door naar de discussies op YouTube bij het programma #BOOS Polertiek te kijken onderzoek ik de actieve rol van jongeren, het publiek, die onderling met elkaar discussiëren over het politieke topic dat wordt aangedragen door de programmamakers van #BOOS Polertiek. Dit moet wel genuanceerd worden omdat het de vraag is of er op YouTube daadwerkelijk communicatie met makers mogelijk is.

(13)

13

internet de potentie om nieuws en kennis te verspreiden en politieke participatie te stimuleren (Hirzalla, 2008, p. 223). #BOOS Polertiek is hét voorbeeld als het gaat om jongeren aanspreken en betrekken bij het politieke debat omdat het programma zich op internet afspeelt. Er kan dus worden gekeken of het programma, zoals de wetenschappers in media en communicatie Dahlgren en Svenson aannemen, jongeren stimuleert om politiek te participeren (Hirzalla, 2008, p. 223). Dat internet jongeren kan stimuleren in burgerschap kent ook een tegengeluid. Politicologen Putnam en Uslaner zien het internet juist als veroorzaker van sociale isolatie en depressie (Hirzalla, 2008, p. 223).

In het artikel Digital media shapes youth participation in politics schrijven de auteurs Kahne en Middaugh (2012, p. 52) dat sociale media drastische veranderingen kunnen brengen in hoe jongeren deelnemen in een democratie. Er waren altijd al uitlaatkleppen voor jongeren waar ze zich politiek konden uiten. Hierbij kan gedacht worden aan politieke activiteiten georganiseerd door scholen. Maar sociale media onderscheiden zich op twee manieren van traditionele uitlaatkleppen namelijk dat het niet georganiseerd wordt door (zichtbare) gatekeepers en dat jongeren vertrouwen hebben in sociale media (Kahne & Middaugh, 2012, p. 52). Gatekeepers zijn een soort poortwachters die bepalen welke informatie wordt verleend. Op sociale media kunnen jongeren hun eigen verhaal kwijt over wat er in de traditionele media gebeurd. Ze kunnen dit delen met hun netwerk en daarnaast zijn er hun comments die helpen om een bepaalde gedachte bij hun peers te vormen (Kahne & Middaugh, 2012, p. 53). In dit onderzoek ga ik naar de verhalen, oftewel comments, van deze jongeren kijken. Wat is de invulling van hun verhaal en hoe geven ze deze vorm. Laten deze comments iets zien over de politieke betrokkenheid van deze jongeren?

1.1.2. Wie zijn de jongeren van tegenwoordig

In bovenstaande tekst wordt steeds over jongeren gesproken, maar wie zijn die jongeren die net mogen stemmen? Termen die voorbijkomen over deze generatie jongeren zijn bijvoorbeeld ‘millennials’ of ‘generatie Y’. De generatie is geboren tussen 1981 en 2001(Heemskerk, 2016). Deze leeftijdscategorie loopt tot burgers die nu 36 jaar oud zijn, en zijn voor dit onderzoek niet relevant aangezien ik me richt op die leeftijdsgroep die net mag stemmen. De generatie die na generatie Y komt, is ‘generatie Z’. Deze jongeren zijn nu tussen de 7 en 22 jaar oud (Kooyman, 2015). De jongeren die net mogen stemmen vallen dus net in beide generaties volgens deze bronnen.

(14)

14

zelfstandig nadenken over maatschappelijk op politiek relevante issues, of zelfs alleen maar naar het journaal kijken of de krant lezen, ‘zapt’ de hedendaagse jongere van de ene naar de andere vorm van entertainment, zoals blowen, chatten en comazuipen (Wijnberg, 2007) in Generatie Y, burgerschap en het internet (Hirzalla, 2008, p. 224). Jongeren worden met zoveel informatie geconfronteerd dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Wijnberg meent dan ook dat meer data tot je beschikking hebben, niet per se meer weten betekent (Hirzalla, 2008, p. 224).

Waar generatie Y en de millennials ook nog een leven zonder internet kennen, geldt voor generatie Z dat ze geen leven kennen zonder intensief gebruik van een smartphone (Kooyman, 2015). Een eindeloze stroom aan informatie is voor hen de standaard. Ze staan onophoudelijk in contact met anderen en zijn continu in dialoog. Generatie Z is daardoor gewend om te multitasken (Kooyman, 2015).

1.1.3. Jongeren, burgerschap en het internet

Het verband tussen jongeren, burgerschap en het internet berust volgens Hirzalla (2008, p. 225) op drie premissen, met andere woorden het verband berust op drie vooronderstellingen. Ten eerste is er het idee dat jongeren veel gebruik maken van het internet. Daarnaast menen “we” dat ze een probleem hebben omdat ze niet maatschappelijk actief zijn en dat “we” daar iets aan moeten doen (Hirzalla, 2008, p. 225). Hirzalla (2008, p. 225) schrijft in haar artikel Generatie Y, burgerschap en het internet dat jongeren geïnformeerd kunnen worden via het internet en dat daar de mogelijkheid wordt geboden om te discussiëren en debatteren op fora. Volgens Wiebenga, die aangehaald wordt in het artikel van Hirzalla (2008), is de jeugd van tegenwoordig op een eigentijdse manier geïnteresseerd in politiek. Jongeren van een paar generaties geleden werden lid van een politieke partij en toonden zo hun politieke betrokkenheid. Tegenwoordig zoeken jongeren andere plaatsen om hun politieke betrokkenheid te tonen. Zo organiseert Wiebenga debatten en colleges van politici op Lowlands en ziet ze dat jongeren actief meedoen (Hirzalla, 2008, p. 225). Ook het internet vormt zo’n plek waar jongeren veel aanwezig zijn. Internet speelt volgens Wiebenga, die aangehaald wordt door Hirzalla (2008), dan ook een grote rol omdat het ook veel mogelijkheden biedt om mee te doen aan allerlei acties (Hirzalla, 2008, p. 226).

(15)

15

participeren in publiek debat voorstelt als evenbeeld van burgerschap (Hirzalla, 2008, p. 226). Als we deze denkwijze naast het online programma #BOOS Polertiek leggen, biedt dit programma op YouTube een mogelijkheid waarbij jongeren online kunnen participeren in een publiek debat door comments achter te laten en met andere jongeren de discussie aan te gaan.

Bij Habermas (1962) zijn publieke sfeer gaat het om zelfuiting en publieke discussie, dat kan worden gezien als een vorm van burgerschap (Hirzalla, 2008). Het houdt in dat wat besproken wordt in de Tweede Kamer ook op straat, in de woonkamer of in de kroeg wordt besproken (Hirzalla, 2008, p. 228). Dit zijn allemaal gesprekken die zich offline afspelen. Maar als we dit begrip naar het heden trekken, zien we dat er een nieuwe vorm van publieke sfeer te ontdekken valt, namelijk online. In 1962 konden jongeren niet via sociale media communiceren over wat er in de Tweede Kamer besproken werd. Het deelnemen aan een publieke politieke discussie online kan dan ook worden gezien als publieke sfeer, en daarmee als vorm van burgerschap.

Peter Dahlgren (2009) stelt dat internet kan worden gezien als een publieke sfeer; hij kijkt specifiek naar de potentie van internet voor burgers in een samenleving. Hij schrijft dat politieke activiteiten worden gevormd door de omstandigheden en praktijken die karakteriserend zijn voor iemands levens. Om deel te nemen aan een democratie hoef je niet uit je bestaande kaders en denkwijzen te stappen. Je eigen dominante omgeving draag je met je mee. Op het internet komen deze mensen samen en vormt zich een maatschappelijke verbintenis. Het internet verandert hoe we leven, schrijft Dahlgren (2009, p. 149). Het web biedt, ons mensen, namelijk zeer efficiënte middelen voor een sociaal leven. Dit is belangrijk om te weten zodat we kunnen begrijpen hoe het kan dat het internet opgenomen wordt in onze cultuur. Dahlgren (2009, p. 149) ziet het internet als een ruimte die burgerlijke activiteiten biedt. Hij onderstreept het belang van het netwerkkarakter van internet, datgeen dat essentieel is voor democratische participatie (Dahlgren, 2009, p. 149).

(16)

16

slechts een aantal domeinen die Dahlgren (2009, p. 167 – 168) bespreekt. Hij geeft wel aan dat de grenzen tussen de domeinen vloeibaar zijn. Het is volgens hem moeilijk om de publieke sferen in hokjes te plaatsen. Het is dan ook, vooralsnog, niet mogelijk om de publieke sfeer die YouTube biedt bij #BOOS Polertiek te vangen in de gegeven domeinen van Dahlgren (2009).

(17)

17

1.2. Politieke betrokkenheid en sociale media

1.2.1. Sociale media en politieke betrokkenheid

Möller (2015) geeft, zoals in het vorige hoofdstuk is weergegeven, aan dat sociale media de politieke betrokkenheid van jongeren kan vergroten. Dit strookt met het onderzoek van Kushin & Yamamoto (2010). Zij deden in 2008 onderzoek naar de invloed van sociale media tijdens de Amerikaanse verkiezingen in 2008 (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 608). Ze keken naar het gebruik van online media met politieke doeleinden: hoeveel aandacht besteden de jongeren op sociale media en hoeveel uiten ze daar. Dit werd in verband gebracht met political self-efficacy, ook wel politiek zelfvertrouwen, en politieke betrokkenheid. Uit het onderzoek bleek dat er een significante positieve relatie is tussen de aandacht voor traditionele internetbronnen en politiek zelfvertrouwen en politieke betrokkenheid. Aandacht voor politiek op sociale media staat ook in verband met politieke betrokkenheid, maar niet met politiek zelfvertrouwen (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 608). Ik ben benieuwd of uit de reacties op het sociale medium YouTube politiek zelfvertrouwen is te ontdekken. Hiervoor gebruik ik de theorie uit het onderzoek van Möller (2015).

Baumgartner & Morris (2010, p. 26) geven aan dat de ontwikkeling van internet kan bijdragen aan democratische gesprekken en participatie en dat dit een gebied is dat nodig onderzocht moet worden, ook omdat er nog geen eenduidig beeld is. Dit wordt ook onderstreept door de wetenschappers Dahlgren (2007) en Svenson (2007), die eerder in dit hoofdstuk zijn genoemd. Tegengeluiden uit de academische tak komen van bijvoorbeeld Sherry Turkle in Alone Together (2011) en van politicologen Putnam en Uslaner, in het artikel van Hirzalla, die het internet zien als veroorzaker van depressies en sociale isolatie onder jongeren (Hirzalla, 2008, p, 223). In het boek Social Media: a critical introduction haalt Christian Fuchs wetenschappers Van Dijck en Nieborg aan, zij zien ook beperkingen als het gaat om participatie door sociale media (Fuch, 2017, p. 36 - 38). Steeds vaker wordt aangenomen dat de komst van steeds betere technologieën resulteert in een meer democratische maatschappij. Dit wordt met name duidelijk wanneer aanhangers van deze benadering spreken van participerende sociale media (Fuchs, 2017, p. 36 - 38). Uit de aangehaalde literatuur blijkt dat participatie op meerdere manieren wordt besproken en dat er nog geen eenduidig beeld is van het concept binnen academische studies.

1.2.2. Politiek zelfvertrouwen

(18)

18

(2015) staat ‘om te begrijpen hoe mediagebruik de ontwikkeling van politieke betrokkenheid kan beïnvloeden, is het belangrijk om het concept political efficacy te introduceren’ (Möller, 2015, p. 144). Binnen dit begrip wordt onderscheid gemaakt tussen extern zelfvertrouwen en intern zelfvertrouwen. Bij extern zelfvertrouwen gaat het erom of burgers het gevoel hebben dat het politieke systeem reageert op de wensen van de burger. Intern zelfvertrouwen geeft jongeren de moed om deel te nemen aan het politieke proces (Möller, 2015, p. 144). In de analyse zal naar voren welke vorm of vormen van zelfvertrouwen in de comments aanwezig zijn. Als er blijk is van intern zelfvertrouwen dan zal dit zich uiten in comments die deelnemen aan een politieke discussie. Comments waarin gereageerd wordt op het politieke systeem en de wens van jongeren zullen blijk geven van extern zelfvertrouwen. Met deze gegevens kan worden nagegaan of jongeren politiek betrokken zijn.

1.2.3. Traditionele media vs. sociale media

Jongeren hebben andere mediagewoonten dan oudere burgers. Ze lezen minder snel een krant, kijken niet naar het achtuurjournaal en luisteren minder naar het nieuws op de radio (Baumgartner & Morris, 2010, p. 24). Ook Rob Wijnberg (2007) schrijft dat jongeren niet meer de moeite nemen om naar het journaal te kijken of de krant lezen (Hirzalla, 2008, p. 224). Het wordt steeds duidelijker dat jongeren minder politiek betrokken zijn door conventionele media dan oudere groepen in de samenleving (Baumgartner & Morris, 2010, p. 24). Volgens Wijnberg is er onder andere met de komst van het internet een overstroming aan informatie en meningen ontstaan waardoor jongeren niet meer weten waar ze wat moeten zoeken (Hirzalla, 2008, p. 224) Het wordt daardoor steeds waarschijnlijker dat jongeren minder gaan stemmen of gaan deelnemen aan politieke activiteiten. Het internet heeft de manier waarop jongeren iets over politiek leren drastisch veranderd. Dit komt omdat er nu een overload aan informatie is waardoor jongeren zelf opzoek moeten gaan naar wat ze willen weten en niet meer worden bediend door wat het journaal ze biedt (Hirzalla, 2008, p. 224). Daarnaast heeft het internet zich zo snel ontwikkeld dat er weinig aandacht is besteed aan de manier waarop jongeren sociale media sites gebruiken in relatie tot politiek (Baumgartner & Morris, 2010, p. 24).

(19)

19

De grote vraag is of jongeren ook gebruik maken van sociale media om meer over politiek te weten te komen. Dit is een belangrijke vraag omdat sociale media een mogelijkheid bieden voor jongeren om politiek betrokken te raken (Möller 2015, Kahne & Middaugh 2012, Hirzalla 2008). Jongeren die misschien niet geïnteresseerd zijn in politiek kunnen politieke informatie ontvangen door hun online netwerk van vrienden en andere relaties en dit kan zorgen voor een grotere politieke interesse (Baumgartner & Morris, 2010, p. 25). Baumgartner en Morris (2010) voerden hun onderzoek, door middel van surveys, uit in aanloop naar de Amerikaanse verkiezingen van 2008. Ze ontdekten dat sociale media sites door jongeren breed erkend worden als bron voor politiek nieuws. Veel van de jongeren ontving in ieder geval iets van nieuws via sociale media sites. Desondanks vinden Baumgartner & Morris (2010) maar weinig significant bewijs dat suggereert dat sociale media websites faciliteren in het vergroten van politieke kennis, politieke betrokkenheid en politieke participatie onder jongeren.

(20)

20

1.3. YouTube en #BOOS Polertiek

1.3.1. YouTube als interactieplatform

Als je op het platform YouTube opzoek gaat naar een video over hoe je een cheese cake maakt, dan krijg je 106.000 hits (Lubberding, 2015). Een voorbeeld dat aangeeft dat YouTube niet meer is weg te denken uit onze huidige levens; we zetten alles online, zelfs recepten. Zeker generatie Z kent geen leven zonder: de groep jongeren waarvan de helft nog op de basisschool zit en de andere helft net gaat studeren is opgegroeid met het platform.

YouTube werd in 2005 opgericht door Chad Hurley, Steve Chen en Jawed Karim (Lubberding, 2015). Na Google zijn YouTube en Facebook de meest bezochte websites ter wereld (Hostingfacts.com, 2017). Inmiddels groeit generatie Z op met YouTube en is de impact enorm. Per maand krijgt de videowebsite ruim 1 miljard unieke bezoekers, wordt er per minuut 300 uur aan nieuwe videocontent geüpload en zijn er 4 miljard videoviews per dag (Lubberding, 2015). In Nederland maken 6,8 miljoen Nederlanders gebruik van YouTube (Jassies, 2015).

De opkomst van YouTube viel samen met de opkomst van Web 2.0. De periode waarin sociale netwerken op het internet werden ontwikkeld, internet steeds sneller werd en iedereen met elkaar in contact kwam te staan. Taalbarrières en tijdsgrenzen verdwenen (Lubberding, 2015). Gillespie (2010, p. 5) geeft ook een definitie van Web 2.0: ‘the ability of people to use a range of information and communication technology as a platform to express themselves online and participate in the commons of cyberspace’ (Gillespie, 2010, p. 5). Het succes van YouTube bleef niet onopgemerkt, ook niet voor Google. Ruim een jaar na oprichting, in 2006, nam Google YouTube over (Lubberding, 2015).

(21)

21

1.3.2. Politiek en online platform YouTube

Een website waarop je je zelfgemaakte video’s kunt delen met de hele wereld en gesprekken voeren met mensen vanuit de hele wereld: zo’n online community waarop dit gebeurt is YouTube (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 612). YouTube geeft gebruikers niet alleen de mogelijkheid om filmpjes te delen en te bekijken, maar biedt ook een interactieve mogelijkheid. Gebruikers kunnen met anderen in gesprek gaan door zich online uit te spreken. Bijvoorbeeld door politiek commentaar te posten (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 613). YouTube geeft het publiek een stem doordat iedereen nu zijn mening kan uitwisselen met anderen. Vanuit dit perspectief kan YouTube meer burgers laten meedoen in het politieke proces en kan het met name effectief zijn om jongeren te betrekken bij politiek (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 614).

Sociale media sites zoals YouTube worden dan ook positief geassocieerd met situationele politieke betrokkenheid schrijven Kushin & Yamamoto (2010, p. 614). Dit komt volgens hen doordat sociale media sites gebruikers nieuwe kanalen bieden voor politieke informatie. Jongeren vertrouwen hun vrienden en het internet het meest als het gaat om politieke informatie (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 614). In vergelijking tot traditionele nieuwsmedia ervaren gebruikers politieke informatie op een meer persoonlijk niveau doordat vrienden hen erin taggen bijvoorbeeld. Zulke ervaringen maken politiek toegankelijker, brengt politiek naar het dagelijks leven van jongeren en raken de interesses van jongeren politieke situaties en onderwerpen (Kushin & Yamamoto, 2010, p. 614).

Zoals eerder genoemd bestaat politiek zelfvertrouwen uit intern zelfvertrouwen en extern zelfvertrouwen. Wanneer intern zelfvertrouwen aanwezig is hebben burgers de moed om deel te nemen aan het politieke proces. Om te kunnen stellen dat jongeren intern zelfvertrouwen hebben wanneer ze meedoen in een online politieke discussie op YouTube, moet eerst het verband tussen het platform en politiek gevonden worden. YouTube is een online platform dat domineert in de wereld van online video schrijft Gillespie (2010, p. 2) in het artikel The politics of ‘platforms’. Er zijn slechts een handvol videoplatformen, zoekmachines, blogging tools en interactieve online ruimtes die de basis vormen voor discussie op het internet. YouTube noemt zichzelf een platform, een term die recentelijk is ontstaan als een steeds bekendere term in de omschrijving van een online dienst (Gillespie, 2010, p. 2).

(22)

22

architectural, figurative en political (Gillespie, 2010, p. 3-4). De categorie computational geeft een technische context aan de term platform. Het wijst op een rekenkundige betekenis: het is een infrastructuur die het ontwerp en gebruik van bepaalde applicaties, in dit geval YouTube, ondersteunt op bijvoorbeeld mobiele apparaten. Architectural geeft de oudste en eerste betekenis van het woord platform. Namelijk een verhoogd oppervlak waarop mensen of dingen kunnen staan. Het kent vaak een structuur bedoelt om een bepaalde activiteit of operatie uit te voeren. Een voorbeeld hiervan is een treinstation (Gillespie, 2010, p. 4). De categorie figurative refereert naar een meer conceptueel gebruik. Als voorbeeld noemt Gillespie (2010) de grond of het fundament als basis voor een gebeurtenis. Het beginnen aan je eerste baan is figuratief als platform te zien, waarna je verder opklimt (Gillespie, 2010, p. 4). Als laatste categorie noemt Gillespie (2010) political. Hij refereert bij deze term naar de kwesties die een politieke kandidaat of partij onderschrijft als hun ‘platform’ (Gillespie, 2010, p. 4). Uit alle betekenissen samen kunnen we opmaken dat een platform een verhoogde, vlakke oppervlakte is, die is ontworpen om een activiteit te vergemakkelijken. Ook impliceert het een neutraliteit ten aanzien van de activiteit (Gillespie, 2010, p. 4). Dit laatste kan uitgelegd worden met het voorbeeld van een station. Op een station worden alle reizigers toegelaten om direct op een trein te stappen, in plaats van dat de moeten treuzelen langs een spoorlijn. Daarnaast is niet alleen de hoogte bij een platform van belang, maar ook de vlakte dat staat voor openheid voor diegenen die gebruik maken van het platform (Gillespie, 2010, p. 5).

(23)

23

1.3.3. #BOOS Polertiek als participerende politiek

De jongeren die geboren zijn in de laatste fase van Generatie Y en de jongeren die aan het begin van Generatie Z zijn geboren vormen nu de groep jongeren die net mogen stemmen. Het gaat dan om jongeren die nu 18 tot en met 25 jaar oud zijn. Ze hebben al dan wel of niet, meegemaakt dat het landschap verandert: er komt steeds meer informatie op hen af en dit gebeurt steeds meer online. Tim Hofman meent dan ook dat het medialandschap moet veranderen (Nab, 2016). Met het online programma #BOOS en #BOOS Polertiek probeert hij hier een weg in te vinden.

Cohen en Kahne (2011) geven aan dat participerende politieke handelingen een groot publiek kunnen bereiken en dat dit vaak online gebeurt. Voorbeelden die ze noemen zijn bijvoorbeeld het starten van een nieuwe politieke groep, het schrijven en verspreiden van een blog over een politieke kwestie en het doorsturen van grappige politieke video’s naar iemand zijn sociale netwerk (Cohen & Kahne, 2011, p. 6). Daarnaast helpen deze participerende politieke handelingen bij het vormen van agenda’s door het dialoog aan te gaan met politieke leiders of door politieke leiders te voorzien van feedback. Dit kan zowel online als offline gebeuren (Cohen & Kahne, 2011, p. 6). In het online programma #BOOS Polertiek gaat Tim Hofman in iedere aflevering, samen met een jongere het dialoog aan met een politicus om maatschappelijke punten op de agenda te zetten. Als we het programma naast de definitie van participerende politiek van Cohen en Kahne (2011) zetten zijn er vele overeenkomsten te zien, zoals het bereiken van een groot publiek en het aandragen van politieke kwesties in een online omgeving. Tot slot geven Cohen en Kahne (2011) aan dat participerende politiek, deelnemers in staat stelt om een grotere vertegenwoordiging in te nemen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het doorsturen en het circuleren van politieke informatie, maar ook door de productie van content van deelnemers aan de maker. Dit vormt zich door blogs of brieven aan de maker van de politieke content (Cohen & Kahne, 2011, p. 6). Bij #BOOS Polertiek worden jongeren vertegenwoordigd die tevens op het programma kunnen reageren in de discussiemogelijkheid onder de afleveringen op het platform YouTube.

(24)

24

(25)

25

1.4. Agendasetting

1.4.1. Agendasetting

In de eerste aflevering van #BOOS Polertiek gaat Tim Hofman met coassistent Thomas naar het Binnenhof om te vragen waarom hij geen stagevergoeding krijgt tijdens zijn coschappen. Ze spreken verschillende politici en na afloop zegt Tim ‘We hebben het niet opgelost, maar wel op de agenda gezet’ (Sark, 2016). Dat laatste is precies wat Tim Hofman wil bereiken (Nab, 2016).

Volgens McCombs & Shaw (1972) betekent agendasetting dat wanneer onderwerpen tijdens politieke campagnes veel aandacht krijgen van traditionele media deze onderwerpen dan ook als belangrijk worden beschouwd door de kiezers (McCombs & Shaw, 1972). #BOOS Polertiek valt niet onder traditionele media maar valt onder online media. In 1972 was hier nog geen sprake van, maar ik wil kijken of een online programma als #BOOS Polertiek ook een agendasettingfunctie kan hebben. De agendasettingtheorie is van belang voor dit onderzoek omdat er wordt gekeken naar waar het publiek over praat in de comments onder de Youtube-filmpjes van het online politieke jongerenprogramma #BOOS Polertiek. Hierbij wordt gekeken of de onderwerpen die worden aangeboden door het programma ook worden besproken door jongeren. Zorgt de vorm van het platform YouTube door het faciliteren van interactie dat er een agendasettingeffect ontstaat? In andere woorden: kunnen we uit online jongerendiscussies opmaken of de onderwerpen die door #BOOS Polertiek worden aangedragen ook als belangrijk beschouwd door het publiek?

(26)

26

internet hebben burgers veel meer invloed gekregen op het nieuws en creëren burgers ook zelf nieuws, dit wordt citizen journalism genoemd. Het is echter niet zo dat traditionele media geen macht meer hebben. Het publiek heeft de traditionele media namelijk nodig als bron om aan informatie te komen. De verandering zit hem in het feit dat het publiek een veel grotere rol heeft gekregen in het nieuwsmilieu (Volders, 2013).

1.4.2. Achtergrond van de agendasettingtheorie McCombs

Het concept agendasetting kwam in een andere vorm aan het licht voordat het publiek een rol kreeg in het nieuwsmilieu. Agendasetting werd onder de aandacht gebracht tijdens een onderzoek van McCombs en Shaw (1972) tijdens de verkiezingen in Chapel Hill. De agenda van kwesties die een kleine groep zwevende kiezers beschouwde als de belangrijkste van de dag, werd vergeleken met de nieuwsberichten die de kiezers volgden tijdens de presidentiële campagne (McCombs, 2005, p. 543). Na de ontdekking van dit verband werden er over de hele wereld honderden onderzoeken gedaan naar de agendasettingtheorie (McCombs, 2005, p. 543). Binnen een aantal onderzoeken werd ook anders tegen de theorie aangekeken. Er werden namelijk ook kritische noten geplaatst door verschillende wetenschappers als Kuhn, Ettema et al., en door Burd in Agenda Setting door Dearing en Rogers (1996). Kuhn geeft in Agenda Setting aan dat een krachtige paradigma in elke wetenschappelijke tak gevaarlijk zijn. Eén enkele aanpak van een centraal onderzoeksprobleem kan volgens Kuhn namelijk gestandaardiseerd worden (Dearing en Rogers, 1996, p. 8 – 9). Hierdoor kan het zijn dat onderzoek naar agendasetting bestaat uit een paradigma van stereotypen. Ook Ettema et al. tekent in Agenda Setting een kritische noot: “The literature on agenda setting has been stunningly successful in telling people what data to collect but it has not been very successful in telling its readers why the data matter” (Dearing en Rogers, 1996, p. 93).

Uit sommige hoeken van de wetenschap komen nog steeds kritische geluiden, maar de agendasettingtheorie leeft nog steeds voort. Met de komst van internet is de agendasettingtheorie niet zo zeer verdwenen of vervangen, het is alleen veranderd. Door de jaren heen is de theorie aangevuld en door verschillende stadia gegaan (McCombs, 2005, p. 544). De vijf stadia bestaan uit: 1. Basic agenda-setting effects, 2. Attribute agenda-setting, 3. Psychology of agenda-setting effects, 4. Sources of media agenda, en 5. Consequences of agenda-setting effects (McCombs, 2005, p. 544). De stadia worden niet afgesloten nadat er een volgend stadia komt, maar ze lopen in elkaar over (McCombs, 2005, p. 544).

(27)

27

Het Chapel Hill-onderzoek en vele andere studies wereldwijd hebben de focus van nieuwsmedia op de belangrijkste publieke kwesties en andere belangrijke politieke aspecten, zoals de kandidaten, vergeleken met de focus van aandacht van de publieke opinie (McCombs, 2005, p. 544). Volgens McCombs (2005, p. 544) is deze overgang van uitgelichte kwesties van de nieuwsmedia naar het publiek, een belangrijkste eerste stap in het vormen van de publieke opinie.

Attribute agenda-setting

Volgens McCombs (2005, p. 546) focust de agendasettingtheorie zich in eerste instantie op de opvallendheid van objecten, meestal publieke kwesties. De term objecten wordt hier gebruikt op een manier die sociaalpsychologen gebruiken in de zin van attitude object om datgene aan te wijzen waar een individu een mening of attitude over heeft. Als het gaat om aandacht, het domein van de traditionele agendasettingeffecten, bestaan agenda’s uit een set van objecten. Deze objecten hebben attributes, oftewel eigenschappen en een verscheidenheid aan karakteristieken die deze objecten omschrijven. Wanneer nieuwsmedia spreken van een object worden sommige eigenschappen benadrukt terwijl andere eigenschappen alleen even tussen neus en lippen worden genoemd. Voor elk object op de agenda is er een agenda van eigenschappen die het begrijpen van een object beïnvloedt (McCombs, 2005, p. 546).

Zowel traditionele agendasettingeffecten als attribute-agendasettingeffecten beïnvloeden de overdracht van salience (opvallendheid) (McCombs, 2005, p. 546). Deze twee fasen worden ook wel ingedeeld in twee niveaus: first and second levels of agenda setting. Dit betekent dat de kwesties die hoog op de agenda staan van nieuwsmedia, de belangrijkste kwesties worden op de agenda van het publiek. De media weet het publiek niet alleen te vertellen what to think about, maar is ook succesvol in het vertellen van how to think about it (McCombs, 2005, p. 546).

Psychologie achter de effecten van agenda setting

(28)

28

Iedereen heeft een andere behoefte aan nieuws en de één vindt het ene interessanter dan een ander. Er zijn significante individuele verschillen als het gaat om need for orientation (McCombs, 2005, p. 547). Een concept dat gebaseerd is op het idee dat individuen een aangeboren nieuwsgierigheid hebben voor de wereld om hen heen. De nieuwsmedia zorgen voor deze oriëntatie door een brede verscheidenheid aan publieke onderwerpen aan te bieden (McCombs, 2005, p. 547).

Het begrip need for orientation, dat een concreet, gedetailleerd en psychologisch weergave geeft van agendasettingeffecten, wordt vaak over het hoofd gezien in discussies over de theorie van agendasetting. Agendasetting focust zich op wat het publiek leert van de media. Dit leerproces wordt bemiddeld door individuele verschillen die hem vooral zitten in de relevantie van een bericht en in de graad van interesse in specifieke details (McCombs, 2005, p. 548).

De media-agenda

“If the press sets the public agenda, who sets the media agenda?” is de vraag die wetenschappers stelden in nog een andere fase van de agendasettingtheorie. De media-agenda wordt met name bepaald door normen en tradities binnen de journalistiek schrijft McCombs (2005, p. 548). Daarnaast werpen journalisten ook vaak een blik naar de elite. McCombs noemt als voorbeeld dat journalisten vaak naar mediabedrijven kijken als de New York Times en nationale televisienetwerken. Dit laatste concept waarbij mediabedrijven naar elkaar kijken wat betreft de media-agenda wordt intermedia-agendasetting genoemd en geeft de invloed van nieuwsmedia op elkaar weer. Het gevolg is dat de media-agenda's homogeen worden (McCombs, 2005, p. 549).

Het is belangrijk om te kijken of dit effect ook plaatsvindt bij programma’s op het internet. Wanneer programma’s ook een rol hebben in agendasetting dan is de kans groot dat zij invloed hebben op de media-agenda. Dit kan vergeleken worden met Tim Hofmans #BOOS Polertiek en de invloed van dit programma op de media-agenda. De media-agenda sluit het dichtst aan bij dit onderzoek. Door naar de comments van jongeren te kijken, kan worden onderzocht of de onderwerpen van de media-agenda overeenkomen met de agenda van de jongeren, ook wel de publieke agenda. Wanneer de agenda’s overeenkomen zal er meer engagement ontstaan onder het publiek.

Gevolgen van agenda setting effecten

(29)

29

gevolgen voor de meningsvorming en het gedrag bij het publiek (McCombs, 2005, p. 549). Deze fase van agendasetting kent drie gevolgen van agendasetting voor het vormen van gedrag en meningen: 1. het vormen van een mening, 2. de nadruk leggen op meningen over publieke figuren door middel van het uitlichten van bepaalde problemen, en 3. het vormen van een mening door de nadruk te leggen op bijzondere eigenschappen (attributes) (McCombs, 2005, p. 549).

1.4.3. Verschillende agenda’s

De agendasettingtheorie geeft dus aan waarom bepaalde informatie wordt besproken door het publiek in een democratie (Dearing & Rogers, 1996, p. 1-5). De theorie bestaat uit vijf agenda’s namelijk de publieke agenda, de politieke agenda, de media-agenda, de maatschappelijke agenda en de persoonlijke agenda.

(30)

30

Figuur 1. Agendasettingtheorie (Dearing & Rogers, 1996)

In tegenstelling tot de traditionele agendasettingtheorie waarbij de media-agenda cruciaal is voor wat er op de publieke en politieke agenda komt te staan, wordt in dit onderzoek gekeken wat voor invloed het publiek heeft op de media-agenda. Bij het online jongerenprogramma #BOOS Polertiek kunnen jongeren zich opgeven om over een onderwerp te praten dat zij van belang achten voor op de politieke agenda. Daarnaast kunnen jongeren op YouTube direct met elkaar discussiëren over het onderwerp dat wordt aangeboden en kan er uit hun comments achterhaald worden of deze onderwerpen overeenkomen met hun persoonlijke agenda. Met andere woorden, door naar de inhoud van de comments te kijken kan ontdekt worden wat de jongeren van belang achten.

1.4.4. Reversed agendasetting

Reversed agendasetting is een concept dat voortkomt vanuit de online wereld. Het is een theorie van Kim & Lee (2006). Reversed agendasetting vindt plaats wanneer een bericht over een onderwerp online zo groot wordt, dat de traditionele media erover berichten (Volders, 2013). Zoals bijvoorbeeld gebeurde met Tim Hofman naar aanleiding van zijn gebroken kaak in een vlog. In kranten en op de radio verschenen nieuwsberichten over het incident. Zo publiceerde het AD het artikel Tim Hofman: Mijn kaak is in twee stukken geslagen door huisbaas (Tates, 2017). Zelfs in talkshows werd erover

Gate- keepers & Invloed -rijke media

Maatschappelijke agenda: werkelijke gebeurtenissen die

worden gezien als belangrijk

Media-agenda

Publieke

agenda

Politieke

agenda

Persoonlijke agenda: persoonlijke ervaring en

(31)

31

gesproken. Dit zagen we hierboven bij media-agendasetting wanneer nieuwsmedia naar bloggers kijken.

1.4.5. Agendasetting in een digitaal tijdperk

Met de komst van sociale media, waarbij het publiek kan deelnemen aan het nieuwsmilieu verliezen traditionele media hun monopoliepositie. Burgers kunnen ook nieuws verspreiden waardoor zij helpen bij het vormgeven van de media-agenda (Gilmore, 2004, p. 682). Alhoewel #BOOS Polertiek niet valt onder burgerjournalistiek staat Tim Hofman met zijn programma dichterbij het publiek dan andere politieke jongerenprogramma’s. Doordat het programma zich online afspeelt en in de vorm van een vlog is gegoten staat hij direct in contact met zijn publiek. In tegenstelling tot traditionele media, zoals tv-programma’s, kunnen kijkers direct reageren onder de filmpjes. Daarnaast kunnen kijkers ook met elkaar in discussie gaan. Met andere woorden: doordat het programma te zien is op YouTube biedt het direct mogelijkheid tot interactie. Vraag is of een online kanaal zoals #BOOS Polertiek agendasettingeffecten heeft op het publiek?

(32)

32

(33)

33

2. Methode

2.1. Literatuurverzameling en discoursanalyse

Om dit onderzoek tot stand te brengen is er voor gekozen om eerst opzoek te gaan naar literatuur die relevant is voor het onderwerp: online politieke geëngageerdheid en jongeren. Dit onderwerp bestaat uit drie delen namelijk jongeren, politieke geëngageerdheid en dat dit zich afspeelt in een online omgeving. Met deze drie thema’s in het achterhoofd zijn artikelen gezocht die in het theoretisch kader zijn uitgewerkt. In het theoretisch kader is dan ook terug te vinden dat de paragrafen binnen deze drie thema’s zijn opgedeeld. Naast deze drie thema’s is een vierde thema toegevoegd, dat ik van belang acht voor dit onderzoek: agendasetting.

Naast de literatuurreview is een online discoursanalyse uitgevoerd. Een discoursanalyse wordt ook wel een vertooganalyse genoemd. Volgens Hermes en Reesink (2011, p. 83) is een vertoog alles wat gezegd en geschreven kan worden over een bepaald onderwerp. Het beginsel van de discoursanalyse is het werk van Foucault. Hij trok met zijn discoursanalyse de geschiedenis van de geesteswetenschappen in twijfel. ‘Een term die beschrijft hoe het denken over specifieke onderwerpsgebieden is georganiseerd’ (Hermes en Reesink, 2003, p. 13). Deze discours moest plaatsvinden in een online omgeving, de inhoud moest over politiek gaan en het programma moest bedoeld zijn voor jongeren, om aan het onderwerp te voldoen. Ik heb daarom gekozen om het online jongerenprogramma #BOOS Polertiek te volgen. Dit programma is bedoeld om jongeren te betrekken bij politiek. In aanloop naar de landelijke verkiezingen van 2017, werd tien weken lang op iedere dinsdag een aflevering van het programma op het YouTubekanaal #BOOS geplaatst. Onder de video’s kunnen kijkers reageren op het filmpje of op de inhoud daarvan en met andere kijkers in discussie gaan.

(34)

34

2.2. #BOOS Polertiek

Het programma #BOOS Polertiek is het eerste programma van BNN dat niet traditioneel wordt uitgezonden op televisie, maar dat iedere week online werd gezet. Het programma werd in de aanloop naar de landelijke verkiezingen iedere dinsdag op YouTube geplaatst. Het online plaatsen van de afleveringen begon tien weken voor de verkiezingsdag en het programma heeft dan ook tien afleveringen. De eerste aflevering werd online gezet op 13 december 2016. Iedere week volgde een nieuwe aflevering met op 14 maart 2017 de laatste. Zoals ik al noemde is #BOOS Polertiek een spin-off van #BOOS, het kanaal op YouTube met ruim 264.500 abonnees. #BOOS is een initiatief van programmamaker en presentator Tim Hofman. Hij werkt voor BNN en zet zich in voor online jongerenprogramma’s omdat hij gelooft dat jongeren geen televisie meer kijken en dat de media mee moet gaan met de tijd.

De tien afleveringen van #BOOS Polertiek zijn in tabel 1 weergegeven met de titel van de aflevering, het aantal views op YouTube en het aantal comments/reacties per aflevering.

Aflevering Onderwerp Aantal views

(23 september 2017)

Aantal reacties

(23 september 2017) 1 Die keer dat de regering artsen

liet verhongeren

294.090 795

2 Die keer dat homo’s niet mochten bloeden en nul politici wisten waarom

230.167 524

3 Die keer dat de regering nog steeds moest lachen om discriminatie

226.666 612

4 Die ene keer dat Kuzu 10 homo’s in een moskee wilde stoppen

252.143 993

5 Die keer dat Wilders knuffelde met twee moslims

215.828 691

6 Die keer dat Henk Krol Tim een knietje gaf

168.448 640

7 Die keer dat alle politici seksgrappen maakten op het

(35)

35

MBO

8 Die keer dat Marianne Thieme in de war was van haar partijnaam

145.467 547

9 Die keer dat politici ijsberen lieten doodgaan

145.951 482

10 Die keer dat Thierry Baudet boos wegliep bij het kleine partijen partijtje

191.494 1.031

Tabel 1. Afleveringen #BOOS Polertiek met aantal views en aantal comments

Door op YouTube te kijken naar de reacties die geplaatst worden onder de filmpjes van #BOOS Polertiek kan onderzocht worden of de onderwerpen jongeren aanspreken. Met andere woorden is de media-agenda gelijk aan de publieke agenda. Daarnaast is er gekeken naar het aantal likes en het aantal comments per aflevering. Er zullen altijd kijkers zijn die niet reageren, deze worden ook meegenomen in de resultaten.

2.3. Corpus

(36)

36

jongeren, is het belangrijk dat de comments van jongeren zelf zijn. De comments zelf illustreren dit het beste, maar dit kan ook afgeleid worden uit gebruikersnamen.

2.4. Scrapen van comments

De reacties onder de filmpjes werden verzameld met een scrape-programma. Dit betekent dat alle comments per aflevering in een Excel bestand gedownload zijn. Het programma dat ik daarvoor heb gebuikt is http://ytcomments.klostermann.ca/. De resultaten bevatten het commentaar, de gebruikersnaam van de persoon die een reactie heeft achtergelaten, het aantal likes op de reactie en een reactie op het comment. Ook van de reacties op het comment zijn het aantal likes verzameld. Het downloaden van de resultaten kan is JSON-bestanden en in CSV-bestanden. Voor dit onderzoek zijn de resultaten verzameld in CSV-bestanden die geopend kunnen worden in Excel. Deze bestanden zijn te vinden in de bijlage. Vervolgens heb ik de resultaten in Excel geordend en gecategoriseerd.

2.5. Categoriseren van comments

Het categoriseren van de comments is gedaan door te kijken naar de input van jongeren in de discussieruimte op YouTube, oftewel de discoursanalyse, en door te kijken naar de literatuur.

2.5.1. Categorieën op basis van literatuur

(37)

37

De vraag of de onderwerpen relevant zijn kan ik goed gebruiken om de relevantie te meten voor het psychologische concept need for orientation. Wanneer jongeren het gevoel hebben dat ze niet alle informatie hebben over het onderwerp, ontstaat er uncertainty ofwel, onzekerheid. Als uit de reactie blijkt dat er meer behoefte is aan informatie zal de persoon nog in de staat van uncertainty verkeren. De comments waaruit dit blijkt behoren tot de categorie onzekerheid. De comments waar jongeren vragen om meer informatie over het onderwerp vallen onder deze categorie. Uit de reacties kan ik ook opmaken of jongeren de onderwerpen belangrijk achten. De reacties die aangeven dat het onderwerp relevant is, behoren tot de categorie relevantie. Deze comments worden tegenover de comments gezet waaruit blijkt dat jongeren het onderwerp niet relevant vinden. De laatst genoemde comments vallen in de categorie niet relevant.

Ik wil onderzoeken of er sprake is geweest van een agendasettingfunctie door een discoursanalyse te doen. Met andere woorden, waar wordt over geschreven en hoe wordt er over onderwerpen geschreven? En wat wil dit zeggen over de media-agenda. Onder de 10 filmpjes ontstaan discussies over de onderwerpen die op de agenda worden gezet door het programma. Ik wil kijken hoeveel van deze reacties inhoudelijk over het onderwerp gaan. Wanneer de onderwerpen jongeren interesseren zal er politieke participatie plaatsvinden door mee te doen in het online debat. Daarnaast kan worden gekeken of de media-agenda overeenkomt met de publieke agenda. Worden de onderwerpen die door #BOOS Polertiek worden aangedragen belangrijk gevonden door de jongeren? Deze comments zullen vallen in de categorieën media-agenda komt overeen met publieke agenda en media-agenda komt niet overeen met publieke agenda.

2.5.2. Categorieën op basis van discoursanalyse

(38)

38

Figuur 2. Thema’s en categorieën voor discoursanalyse

Inhoud

De categorieën die onder inhoud vallen zijn: 1. politiek gerelateerd aan onderwerp, 2. niet politiek gerelateerd aan onderwerp en, 3. zowel niet politiek gerelateerd als gerelateerd aan het onderwerp. Binnen de laatste categorie vallen ook comments die naar mijn idee niet gerelateerd zijn aan de inhoud, het programma of het platform, zoals het gebruik van grof taalgebruik.

Media

Thema's en categorieën uit literatuur

Politiek zelfvertrouwen: - deelname aan politiek inhoudelijke discussie - geen deelname aan inhoudelijke

discussie

Agenda Setting: - Media-agenda komt wel overeen met publieke agenda: onderwerp is van belang voor de

jongeren

- Media-agenda komt niet overeen met publieke agenda: onderwerp is niet van belang voor

publiek • Need for orientation: - Onzekerheid: vraag om meer

informatie

- Relevantie: inhoud is wel/niet relevant

Thema's en categorieën uit discours

Inhoud: - politiek gerelateerd - niet politiek gerelateerd, wel over

onderwerp

- niet politiek gerelateerd en niet over onderwerp

Media: - over programma - over iets dat gezegd of getoond

wordt

Platform: metacomments

Direct politiek: - over politieke partij of politicus

(39)

39

De comments die gaan over het programma zelf vallen onder de categorie: comment over programma. Een voorbeeld hiervan is het kanaal BOOS is het droogste kanaal van Nederland. Daarnaast komen er veel reacties van jongeren over iets grappigs dat gezegd of getoond is. Deze comments vallen in de categorie: comment over iets dat gezegd of getoond is.

Direct politiek

Reacties die over een politieke partij gaan of over een politicus vallen in de categorie comments over politicus of politieke partij. Deze twee onderwerpen zijn niet gescheiden omdat dit niet van belang is voor het onderzoek. Het maakt voor de uitkomsten namelijk niet uit of een jongere in een comment oproept om te gaan stemmen op bijvoorbeeld GroenLinks of wanneer een jongeren aangeeft dat hij Dion Graus van de Partij van de Vrijheid grappig vindt.

Platform

Er zijn ook jongeren die comments geven over het geven van comments. Zo zijn er jongeren die een comment geven over het geven en/of ontvangen van comments. Dit noem ik metacomments. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het vragen om een like: Like als je dit kijkt met oortjes!. In een dergelijk comment als deze wordt gevraagd om een reactie, namelijk een like. Metacomments zijn platform gericht, ze kunnen gemaakt worden omdat het platform YouTube de ruimte biedt om te liken. Personen

Er zijn ook comments die over personen gaan anders dan politici. Voorbeelden hiervan zijn presentator Tim Hofman en sidekick Marije (in het programma wordt zij kutMarije genoemd) en de gast in de uitzending die een probleem onder de aandacht brengt waarover hij of zij zich boos maakt. De comments die over deze personen gaan vallen respectievelijk in de categorieën comments over Tim, comments over Marije en comments over gast.

(40)

40

3. Analyse

In de analyse worden alle resultaten uit de discoursanalyse verzameld. Alle comments die onder vijf van de tien afleveringen van het politieke jongerenprogramma #BOOS Polertiek zijn geplaatst, zijn verzameld en gecategoriseerd. Het gaat om afleveringen 1. Die keer dat de regering artsen liet verhongeren, 2. Die keer dat homo’s niet mochten bloeden en nul politici wisten waarom, 3. Die keer dat de regering nog steeds moest lachen om discriminatie, 7. Die keer dat alle politici seksgrappen maakten op het mbo en 9. Die keer dat politici ijsberen lieten doodgaan. In dit hoofdstuk worden de bevindingen vanuit de discours weergegeven per thema en per categorie. Deze thema’s en categorieën zijn eerder genoemd en onderbouwd in de methode. In totaal hebben de vijf afleveringen 954.294 views en zijn er 3.615 comments achtergelaten.

3.1. Politiek intern zelfvertrouwen onder jongeren

Eerst is er gekeken in hoeverre jongeren politiek zelfvertrouwen hebben in de comments. Dit strookt met de theorieën van Möller (2015) en Kushin & Yamamoto (2008). Zij geven aan dat jongeren een groter politiek zelfvertrouwen krijgen wanneer ze informatie delen op sociale media. Politiek zelfvertrouwen bestaat volgens Möller (2015, p. 144) uit twee niveaus: intern zelfvertrouwen en extern zelfvertrouwen. Extern zelfvertrouwen geeft burgers het gevoel dat het politieke systeem reageert op de wensen van de burger (Möller, 2015, p. 144) Deze vorm van politiek zelfvertrouwen is in dit onderzoek buiten beschouwing omdat dit onderzoek is gericht op de politieke online geëngageerdheid onder jongeren. Intern zelfvertrouwen geeft jongeren de moed om deel te nemen aan het politieke proces.

De jongeren die blijk geven van deelname aan een politiek inhoudelijke discussie door een comment achter te laten tonen intern zelfvertrouwen volgens Möller (2015). In tabel 2 is weergegeven of jongeren met hun comments deelnemen aan een politiek inhoudelijke discussie of juist niet. De comments die niet politiek inhoudelijk zijn of geen mening bevatten zijn wel meegenomen. Dit zijn bijvoorbeeld comments die over de kleding van presentator Tim Hofman gaan.

Aflevering Deelname aan politiek

inhoudelijke discussie

Niet politiek inhoudelijk

(41)

41

2. Bloeddonatie van homo’s 171 353

3. Acceptatieplicht 149 520

7. Onderwijs Mbo-scholen 102 386

9. Klimaat 108 374

Tabel 2. Deelname aan politiek inhoudelijke discussie #BOOS Polertiek

Onder deelname aan politiek inhoudelijke discussie vallen comments die onderbouwd worden door de jongere. Dit kan zijn door het noemen van een bron of door het geven van een gegronde argumentatie. Ook zwakkere argumentaties, zoals eigen ervaringen zijn meegenomen. Dit is gedaan omdat de jongere wel meedoet aan de discussie en hij of zij meepraat over het onderwerp. Zo is er een mini-conversatie onder aflevering één tussen BigFatX en Nancy-The living Meme:

BigFatX: “Wat Samsom zegt is opzich1 wel waar: “Jouw studie werd betaald door mensen die zelf niet konden studeren.”

Nancy-The living Meme: “BigFatX ja maar ook gewoon door iedere belastingbetaler, en laat de mensen die gestudeerd hebben daar nou ook eens bij horen.”

BigFatX: “Ja, ik (en Samsom) zei toch ook niet dat dat niet zo was? Je hebt gelijk, hoor. Maar Samsom had het opzich toch ook niet verkeerd. Wat ik dan wel weer krom vind, is dat de belasting niet omlaag ging na het wegvallen van de stufi. Dus nu betalen we die belasting alsnog… Begrijp me niet verkeerd hoor. Ik ben volkomen voorstander van studiefinanciering. Eeuwig zonde dat ze dat hebben afgeschaft. Naar mijn mening is studeren nu weer voor de elite.:)” (Bijlage 1, aflevering 1. Die keer dat de regering artsen liet verhongeren).

Deze twee personen hebben online een politiek inhoudelijk gesprek waarbij beide hun mening kenbaar maken. Dit gesprek wordt door twee personen gevoerd dus hier hebben twee mensen een sterke mening, maar BigFatX laat twee comments achter. Er zijn dus drie sterke comments in totaal meegenomen in de telling.

In de categorie vallen, zoals ik hierboven noemde, ook comments waarbij een mening minder gegrond is. Ze zijn soms lastig te onderscheiden van sterke argumenten omdat de jongeren wel laten zien dat ze een mening hebben, alleen lijkt het meer op iets uitroepen, een kreet. Een voorbeeld is het comment van Rotinda N. Ze heeft duidelijk een mening alleen wordt die niet bijgestaan door een redelijke argumentatie.

Rotinda N.: “pff jonge doe geen moeite in Nederland zijn zoveel Nederlandse kinderen dakloos en hebben ook geen eten en hebben niet eens een houtje om op te bijten of kunnen geen opleiding volgen omdat ze moetten werken om in een instantie van de overheid te kunnen

1

Comments zijn letterlijk overgenomen van YouTube en van de jongeren die ze hebben geschreven, ze kunnen daarom

(42)

42

wonen en de huur zo duur is omdat ze geen familie of ouders hebben die hun financieel steunen dus daarnaast geen studie kunnen volgen omdat ze de studie niet kunnen betalen en dus de keuze krijgt nog meer in de shit te raken en je opleiding doen en maar hopen dat je het haalt mentaal is school al heel zwaar dit is een feit en bekend dus word dit onmogelijk.(alsof alles al niet zwaar genoeg is dan) En daar naast heb je zulke mensen die zeuren omdat ze op een houtje moet ten bijten...” (Bijlage 1, aflevering 1. Die keer dat de regering artsen liet verhongeren). Daarnaast zijn er comments die alleen naar een link van een artikel of video verwijzen. Hierin wordt dus niet zozeer een mening gegeven, maar er wordt wel politiek inhoudelijke informatie uitgewisseld. Een voorbeeld is een comment van Bartinator1990 die naar een artikel van De Correspondent verwijst:

Bartinator1990: “Voor als je het klimaat laat wegen in wat je morgen wil gaan stemmen, hier een interessant artikeltje van de Correspondent: https://decorrespondent.nl/6353/dit-zijn-de-partijen-die-klimaatverandering-serieus-tegengaan/1895115426732-be6e8ec4” (Bijlage 5, aflevering 9, Die keer dat politici ijsberen lieten doodgaan).

Vaak ontstaat een politiek inhoudelijke discussie wanneer andere jongeren reageren op een comment. Jongeren komen met voor- en tegenargumenten over de kwestie die in de desbetreffende aflevering wordt besproken. In een aantal gevallen komen de jongeren er niet uit omdat ze het niet met elkaar eens worden. De discussie slaat dan om waarbij jongeren elkaar op de persoon gaan aanvallen, zoals in het volgende voorbeeld. Deze comments voegen niet meer iets toe aan de inhoudelijke politieke discussie en noem ik off topic. Deze comments zijn geplaatst in de categorie niet politiek inhoudelijk. Mr Pheasant: “Hannah edvx ik zei toch ik had het niet tegen jou dus idk waarom je nu zon azijn zeiker begint uit tehangen over iets wat niet eens naar jou gericht werd en je zet je mening op het internet dus je moet niet lopen janken als iemand het er niet mee eens is” (Bijlage 5, aflevering 9. Die keer dat politici ijsberen lieten doodgaan).

Tot slot zijn er binnen het thema politiek zelfvertrouwen nog de comments die niet politiek gerelateerd zijn. Deze worden wel meegeteld als tegenhanger van de comments waarin wel politiek inhoudelijk gereageerd wordt. Een voorbeeld van een niet politiek inhoudelijk comment is bijvoorbeeld het comment van Merel M bij aflevering één.

Merel M: “echt liefde naar mees” (Bijlage 5, aflevering 9. Die keer dat politici ijsberen lieten doodgaan).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De mate waarin ouders stress ervaren hangt niet samen met de leeftijd van de jongere, noch met de internetvaardigheden van de ouders, maar wel met de mate waarin ouders het

• Toch zijn hier nog heel wat vragen en onzekerheden over bij ouders en leerkrachten. ‘Jongeren

De vouchers zijn bedoeld voor jongeren onder de 27 jaar en voor overige groepen (50-plussers en statushouders) met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waarbij een werkgever

Deze signalen ontstaan vaak door bemonstering (sampling) van een signaal in continue tijd;.. (5) Stukjes signaal in discrete tijd (functies van een (eindige)

Zowel bij staal als goud (en dat zijn maar twee voorbeelden uit vele, wordt er nooit van kunst- stof gesproken hoewel de stoffen wel kunstmatig zijn verkregen... Dan de

Samenwerking is dus van groot belang voor een goed popklimaat, niet alleen binnen de functies, maar vooral ook tussen instellingen van de verschillende functies..

Hoeveel staat er na jaar op de rekening als Simon geen geld van zijn rekening af haalt en er geen extra geld op stort. Hoeveel staat er na jaar op de rekening als Simon geen geld

Het Regiobestuur gaat in het najaar 2019 naar alle gemeenteraden toe om te horen hoe de legitimatie en de slagkracht van de regionale samenwerking op de strategische opgaven