• No results found

Bureauonderzoek en Inventarisend Veldonderzoek, karterende fase Keijserstraat te Elst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bureauonderzoek en Inventarisend Veldonderzoek, karterende fase Keijserstraat te Elst"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bureauonderzoek en Inventarisend Veldonderzoek, karterende fase

Keijserstraat te Elst

E.A. Schorn

Archeodienst Rapport 168

Onderzoeksmelding: 53468 In opdracht van: Dhr. S. Rutten

(2)

2

Colofon

Titel: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Keijserstraat te Elst

Auteur: Erik Schorn

Met bijdragen van: n.v.t.

Archeodienst rapportnummer: 168

ISSN nummer: 1877-2900

Versienummer: 1.0 (definitief)

Onderzoeksmelding: 53468

Gemeente: Overbetuwe Opdrachtgever: Gemeente Overbetuwe

Redactie: Anne Loonen

Eindredacteur: Willem-Simon van de Graaf

Foto’s en tekeningen: Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven

Datum: September 2012

Plaats: Zevenaar

Foto omslag: Luchtfoto plangebied (rode lijn) vanuit het zuiden, bron BingMaps Autorisatie: Willem-Simon van de Graaf

11-09-2012

Goedkeuring Bevoegd Gezag:

De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan, waarop hondepootafdrukken staan.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding.

Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen.

Ringbaan-Zuid 8a Postbus 297 6900 AG Zevenaar

Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl

(3)

3

Inhoudsopgave

1

 

Inleiding ... 5

 

1.1  Onderzoekskader ... 5 

1.2  Onderzoeksdoel en vraagstellingen ... 5 

1.3  Ligging en huidige situatie plangebied ... 5 

1.4  Toekomstige situatie plangebied ... 6 

2

 

Bureauonderzoek ... 7

 

2.1  Methode ... 7 

2.2  Fysische geografie ... 7 

2.2.1  Geologie en geomorfologie ... 7 

2.2.2  Bodem ... 8 

2.3  Archeologie ... 8 

2.4  Historische geografie ... 9 

2.5  Bodemverstoring ... 10 

2.6  Specifieke archeologische verwachting ... 11 

3

 

Booronderzoek ... 12

 

3.1  Werkwijze ... 12 

3.2  Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens ... 12 

3.2.1  Sediment ... 12 

3.2.2  Bodem ... 12 

3.3  Archeologische indicatoren ... 13 

3.4  Archeologische interpretatie ... 13 

4

 

Conclusie en aanbeveling ... 14

 

4.1  Inleiding ... 14 

4.2  Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen ... 14 

4.3  Advies ... 15 

Literatuur ... 16

 

Lijst van afbeeldingen ... 16

 

Lijst van tabellen ... 17

  Bijlage 1: Periodentabel 

Bijlage 2: Afkortingenlijst 

Bijlage 3: Verklarende woordenlijst  Bijlage 4: Geomorfologische kaart  Bijlage 5: Bodemkaart 

Bijlage 6: Archeologische informatie  Bijlage 7: Boorpuntenkaart 

Bijlage 8: Boorbeschrijvingen 

(4)

4 Administratieve gegevens

projectnaam Elst-Keijserstraat Onderzoeksmelding (ARCHIS) 53468

provincie Gelderland

gemeente Overbetuwe

plaats Elst toponiem Keijserstraat type project Bureau- en booronderzoek, karterende fase

opdrachtgever Gemeente Overbetuwe

contactpersoon opdrachtgever Dhr. S. Rutten

uitvoerder Archeodienst BV

datum veldwerk 6 september 2012

uitvoerders veldwerk E.A. Schorn

bevoegd gezag Gemeente Overbetuwe

geografische positie (x-y)

185.675 - 437.404 (N) 185.677 - 437.160 (Z)

kaartblad 40C huidig grondgebruik Grasveld

geplande verstoringsdiepte Maximaal 1,8 m

oppervlakte plangebied Ca. 800 m², lengte 250 m

(5)

5

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader

In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase (IVO-O(verig);

booronderzoek) uitgevoerd in het plangebied aan de Keijserstraat in Elst (gemeente Overbetuwe, Fig. 1.1).

Het onderzoek is uitgevoerd voor de geplande aanleg van een hemelwaterriool tussen de Keijserstraat en de bestaande watergang aan de Platemakersstraat. De bodem zal door

graafwerkzaamheden tot een diepte van maximaal 1,8 m beneden maaiveld worden verstoord.

Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan.

Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.2, Gemeente Overbetuwe) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting, wat inhoudt dat bij een bodemverstoring dieper dan de bouwvoor vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De gemeente heeft aangegeven dat er een kort bureauonderzoek en een karterend booronderzoek dient te worden uitgevoerd, uitgaande van 11 boringen per hectare en een minimum van 6 boringen.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (CCvD 2010) en de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek (Tol et al. 2006).

Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 1. Afkortingen en jargon worden in bijlage 2 en 3 uitgelegd.

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.

Het doel van het karterend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen en de eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen te inventariseren.

Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

 Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

 Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten?

 Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?

 Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?

 In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied betreft een tracé met een lengte van ca. 250 m, een oppervlak van ca. 800 m2 en ligt aan de Keijserstraat in Elst (Fig. 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door een

watergang aan de zuidzijde van de Platenmakersstraat, in het westen en oosten door een grasveld en in het zuiden door de Keijserstraat. Het plangebied is in gebruik als grasveld. De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op www.ahn.nl) bedraagt in het zuiden 9,10 m en loopt in noordelijke richting af naar 8,70 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil).

(6)

6

Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart 1:25.000 (bron: kadaster 2009).

1.4 Toekomstige situatie plangebied

Er is een hemelwaterriool gepland. Voor de ligging wordt verwezen naar Fig. 1.1.

(7)

7

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied.

In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap)

 Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl)

 Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (Alterra 2003, geraadpleegd via Archis2)

 Geomorfologische Kaart Nederland (Alterra 2004, geraadpleegd via Archis2)

 Paleogeografische kaart van de Rijn-Maas delta (Berendsen/Stouthamer 2001)

 Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten serie 1830-1850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 1935-1995, geraadpleegd via watwaswaar.nl)

 Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis2)

 Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via Archis2)

 Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 1074).

 Bodemloket

 Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) 2.2 Fysische geografie

2.2.1 Geologie en geomorfologie

Het plangebied ligt in het rivierengebied in het stroomgebied van de Rijn tussen de Nederrijn en de Waal. In de ondergrond bevinden zich oude rivierafzettingen van de Formatie van Kreftenheye, die tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, zijn gevormd (ca. 115.000 – 11.755 jaar geleden). De ri- vieren hebben in deze koude periode voornamelijk een vlechtend patroon gehad, gekenmerkt door meerdere geulen en een onregelmatige afvoer. De Rijn heeft in een brede vlakte een dik pakket zand en grind afgezet (Formatie van Kreftenheye).

De pleistocene afzettingen zijn tijdens het Holoceen (de laatste 11.755 jaar) bedekt en/of geëro- deerd door jonge rivierafzettingen. Het klimaat is in deze periode warmer en vochtiger geworden, waardoor de Rijn is gaan meanderen en zand en klei heeft afgezet. De rivierafzettingen van mean- derende rivieren kunnen worden onderverdeeld in stroomgordelafzettingen bestaande uit bedding- en oeverafzettingen (zand en zandige klei) en komafzettingen (zwak siltige klei, plaatselijk met veen- lagen) (Berendsen 2005). De holocene rivierafzettingen worden tot de Formatie van Echteld gere- kend.

Verschillende Rijntakken hebben zich tijdens het Holoceen diverse keren verlegd, waardoor zich vele oude stroomgordels in (de ondergrond van) het riviergebied bevinden. In het plangebied ligt de Santacker Driel stroomgordel in de ondergrond (Berendsen/Stouthamer 2001), die actief is geweest van 900-347 v. Chr., Late-Bronstijd tot en met Midden-IJzertijd (gecalibreerd met Oxcal 4.0.5 (Bronck Ramsey, 2007), geraadpleegd op https://c14.arch.ox.ac.uk). Deze stroomgordel heeft zich ingesneden in de pleistocene ondergrond, waardoor eventueel aanwezige archeologische resten ouder dan de Late-Bronstijd zijn opgeruimd. De stroomgordel is later afgedekt door kleiige

komafzettingen van de Waal en\of Nederrijn. Volgens de geomorfologische kaart (bijlage 4) ligt het plangebied op een rivieroeverwal (code 3K25). Dit beeld komt ook naar voren op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), waarbij de rivieroeverwal (groene kleur) duidelijk hoger ligt dan het met blauwgroen tot blauw aangegeven komgebied (Fig. 2.1).

(8)

8

Fig. 2.1: Het plangebied op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl).

2.2.2 Bodem

Volgens de bodemkaart (bijlage 5) komen in het plangebied kalkhoudende poldervaaggronden voor die zijn ontwikkeld in sterk siltige of zwak zandige klei met een homogene profielopbouw (Rn95A).

Bij vaaggronden heeft er nog weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden, omdat het sediment jong is. De poldervaaggronden worden gekenmerkt door een iets donkere bouwvoor (Ap-horizont), die nauwelijks in kleur verschilt van de onderliggende C-horizont (De Bakker en Schelling 1989).

2.3 Archeologie

Binnen het plangebied zelf zijn geen archeologische monumenten of waarnemingen of

onderzoeksmeldingen aanwezig. In een straal van 500 m rondom het plangebied zijn archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen bekend (bijlage 6, Tab. 2.1). Uit de

gegevens van de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) blijkt dat binnen het plangebied geen bekende (ondergrondse) bouwhistorische resten aanwezig zijn.

Monument/Waarneming Ligging Aard monument Datering

11598 40502 390 m ten NW Nederzetting ROM-LME

Waarneming/

Onderzoeksmelding

Ligging

Aard waarneming Datering

12332 - 310 m ten ZO Munt ROMMB

25822 - 340 m ten ZW Keramiek ROMM

424980 43487 180 m ten Z Organisch ROM-LME

431821 46887 240 m ten ZO Keramiek LMEA-LMEB

Onderzoeksmelding Ligging Aard melding Advies

5697 460 m ten ZO BO+IVO-K AAO

14283 490 m ten O BO+IVO-K Geen vervolg

24858 330 m ten ZO BO+IVO-K Begeleiding

(9)

9

Onderzoeksmelding Ligging Aard melding Advies

33314 460 m ten ZO BO+IVO-K Vervolgonderzoek

39091 0 m ten N BO+IVO-K Geen vervolg

43717 480 m ten ZO Begeleiding Proefsleuven

44424 460 m ten ZO Proefsleuven Behoud in situ

47753 450 m ten ZO Opgraving n.v.t.

48184 200 m ten ZO Proefsleuven Geen advies

Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied.

Op de leidende gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.2) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting.

Fig. 2.2: Uitsnede van de beleidsadvieskaart gemeente Overbetuwe.

2.4 Historische geografie

Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd. Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Fig. 2.3) staat langs de noordgrens van het tracé bebouwing aangegeven en is het plangebied in gebruik als bouwland. Het tracé raakt de aangegeven bebouwing niet. Deze oude bebouwing verdwijnt op de historische kaarten vanaf 1957 langzaam om in 1967 geheel te zijn verdwenen. De huidige situatie met flatgebouwen aan de oostzijde van het plangebied staat pas op de topografische kaart uit 1972 aangegeven (Fig. 2.4). Het noordelijk uiteinde van het plangebied ligt relatief dicht bij de historische bebouwing, waardoor hier mogelijk resten van voorgangers te verwachten zijn, die kunnen teruggaan tot in de Late-Middeleeuwen.

(10)

10

Fig. 2.3: Ligging van het plangebied op de kaart uit begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut (bron: www.watwaswaar.nl).

Fig. 2.4: Ligging van het plangebied op de topografische kaart 1:25.000 uit 1972 (bron: www.watwaswaar.nl).

2.5 Bodemverstoring

Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan (www.bodemloket.nl).

(11)

11 2.6 Specifieke archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in Tab. 2.2.

Op de leidende gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.2) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting.

In het plangebied ligt de Santacker Driel stroomgordel in de ondergrond (Berendsen/Stouthamer 2001), die actief is geweest van 900-347 v. Chr., Late-Bronstijd tot en met Midden-IJzertijd. Deze is afgedekt door komklei afkomstig van de Waal en/of Nederrijn. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf de Late Bronstijd tot en met de Nieuwe tijd.

De Santacker Driel stroomgordel heeft afzettingen ouder dan de Late-Bronstijd opgeruimd, waardoor er geen vindplaatsen meer van Jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum en van landbouwculturen uit het Neolithicum tot en met de Midden-Bronstijd te verwachten zijn. Vanwege de relatief hoge ligging van de stroomgordel ten opzichte van het

komgebied en de aanwezigheid van water is de stroomgordel een gunstige bewoningsplek. Ook nadat de stroomgordel niet meer actief is blijft deze door de hogere ligging een gunstige

woonlocatie. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die vaak diep in de grond gefundeerd waren. Waterputten werden gegraven voor de watervoorziening terwijl in en nabij de nederzetting afvalkuilen werden gegraven om afval te begraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken. Sporen en vondsten worden onder het afdekkende kleidek in de top van de

stroomgordelafzettingen oen/of onderzijde van het kleidek verwacht. Gezien de gunstige landschappelijke ligging wordt aan het plangebied een hoge verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf de Late-Bronstijd tot en met de Vroege-Middeleeuwen aan te treffen.

Vanaf de Late-Middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen, steden en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In deze periode is een hoge ligging van het gebied niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat ter plekke van het noordelijk uiteinde van het tracé historische bebouwing in de buurt aanwezig is geweest.

Binnen dit deel van het plangebied kunnen mogelijk nog resten van voorgangers van deze

bebouwing aanwezig zijn die mogelijk teruggaan tot in de Late-Middeleeuwen. Daarom wordt aan het noordelijk uiteinde van het plangebied een hoge verwachting toegekend om vindplaatsen vanaf de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen. Voor de rest van het plangebied geldt een lage verwachting om vindplaatsen vanaf de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen. Vondsten en sporen worden vanaf het maaiveld verwacht.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen Laat-Paleolithicum -

Mesolithicum

Zeer laag Bewoningssporen, tijdelijke kampementen: vuursteen artefacten, haardkuilen

N.v.t., geërodeerd

Neolithicum – Midden-Bronstijd

Zeer laag

Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, glas, metaal, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen, zoölogische en botanische resten

N.v.t., geërodeerd

Late-Bronstijd- Vroege-Middeleeuwen

Hoog Onder afdekkende

kleidek in de top van de stroomgordelafzettingen en/of onderzijde kleidek Late-Middeleeuwen –

Nieuwe tijd, noordelijk uiteinde tracé

Hoog

Vanaf Maaiveld Late-Middeleeuwen –

Nieuwe tijd

Laag

Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied.

(12)

12

3 Booronderzoek

3.1 Werkwijze

De gemeente heeft aangegeven dat uitgegaan moet worden van 11 boringen per hectare. Dit komt ongeveer overeen met een boorgrid van 30 x 35 m. Vanwege het feit dat het tracé een lijnelement is met een breedte van ruim 3 m en lengte van 250 m is gekozen voor een boorafstand tussen de boringen van 35 m, wat ongeveer neerkomt op een totaal van 8 boringen. Vanwege de

aanwezigheid van klei in de bovengrond is een boordiameter van 12 cm gebruikt. Gezien de verstoringsdiepte van 1,8 m beneden maaiveld zijn de boringen tot een diepte van 2 m beneden maaiveld uitgevoerd. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een meetlint. Het opgeboorde sediment is verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989).

3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens

Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar bijlage 7, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in bijlage 8. In het terrein zijn geen hoogteverschillen waargenomen. Het terrein is dus relatief vlak.

3.2.1 Sediment

De ondergrond in de meeste boringen bestaat uit zwak siltige tot matig siltige klei, waarbij in de boringen 5-8 een inschakeling van een sterk siltige tot matig zandige kleilaag is aangetroffen. Het onderste deel van de zwak siltige tot matig siltige klei is zwak tot matig humeus en donkerder gekleurd. De zwak siltige tot matig siltige klei betreft een komafzetting en de inschakeling van sterk siltige tot matig zandige klei duidt op meer oeverachtige afzettingen van een rivier die in de buurt heeft gelegen (Ressen stroomgordel ten zuiden van het plangebied). In boring 2 is vanaf een diepte van 165 cm beneden maaiveld grof zand aangetroffen. Bovenop de komklei is in de boringen 1-7 een opgebracht pakket klei (waarschijnlijk bij de aanleg van de wijk opgebracht) met een dikte van 20-80 cm aangetroffen dat in noordelijke richting in dikte afnam. Er werden op grond van het bureauonderzoek zandige afzettingen van de Santacker Driel stroomgordel afgedekt door een kleilaag verwacht. De zandige afzettingen van de stroomgordel zijn niet aangetroffen. Uit de zandbanenkaart van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl – zandbanenkaart) blijkt, dat de Santacker Driel stroomgordel ongeveer 600 m ten oosten ligt van de locatie die op de

stroomgordelkaart van Berendsen en Stouthamer (2001)staat aangegeven, waarop de

verwachtingskaart van de gemeente is gebaseerd. De zandbanen kaart geeft aan dat op de plek van het plangebied komafzettingen voorkomen, waarbij het Pleistoceen zand op een diepte van 3-4 m beneden ligt. Het in boring 2 aangetroffen grof zand ligt ondieper, maar betreft waarschijnlijk toch Pleistoceen zand behorend tot een verwilderd riviersysteem. Dit is mede gebaseerd op de onderin boring 3 voorkomende kalkconcreties in de klei (worden vaak aangetroffen in riviersedimenten op overgang van koud naar warm klimaat)en het lemige karakter van de klei (leemlaag afgezet in warmere periode die het Pleistoceen zand afdekt).

3.2.2 Bodem

Onder het opgebrachte pakket klei is de oorspronkelijke bouwvoor (A-horizont) aangetroffen, die bestaat uit zwak humeuze klei. Deze ligt direct op de kleiige C-horizont. De bodem die zich in de klei heeft gevormd betreft conform de verwachting uit het bureauonderzoek een poldervaaggrond.

Onderin de boringen is een zogenaamde laklaag aangetroffen die gekarakteriseerd kan worden als een Ahb-horizont aangetroffen (de b staat voor begraven). Laklagen zijn donkergrijze horizonten en komen regelmatig voor in komkleipakketten. Aangenomen wordt dat deze horizonten zijn ontstaan onder invloed van de vegetatie gedurende perioden met een sterk verminderde, of zelfs geheel opgehouden, opslibbing (Berendsen 2004). Als deze begroeiingshorizonten duidelijk zijn ontwikkeld, worden ze aangeduid met de term laklaag.

(13)

13 3.3 Archeologische indicatoren

Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren

aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De in de bouwvoor (A-horizont) onder het opgebrachte kleipakket aangetroffen baksteenresten en resten van verbrande steenkooltjes zijn van subrecente datum en zijn te beschouwen als bemestingsafval.

3.4 Archeologische interpretatie

Binnen het plangebied komen alleen komafzettingen voor en is de op grond van het

bureauonderzoek verwachtte Santacker Driel stroomgordel niet aangetroffen. Dit betekent dat de gunstige bewoningsplek voor het plangebied vanwege de aanwezigheid van een stroomgordel nu een ongunstige bewoningsplek wordt door de ligging in een komgebied (laag en nat). Daardoor kan in combinatie met het ontbreken van archeologische indicatoren de hoge verwachting voor

vindplaatsen vanaf de Late-Bronstijd tot en met de Vroege-Middeleeuwen worden bijgesteld naar laag.

In het noordelijk deel van het plangebied zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats uit de Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Daardoor kan de hoge verwachting voor deze perioden worden bijgesteld naar laag. De lage verwachting voor de rest van het plangebied voor deze perioden kan gehandhaafd blijven.

Aangezien de ondergrond niet geërodeerd is door de Santacker Driel stroomgordel moet de zeer lage verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Midden-Bronstijd worden bijgesteld. Voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum moet deze worden bijgesteld naar onbekend, omdat niet bekend is hoe het landschap er toen heeft uitgezien. Voor de perioden Neolithicum tot en met Midden-Bronstijd kan deze vanwege de ligging in een komgebied worden bijgesteld naar laag.

(14)

14

4 Conclusie en aanbeveling

4.1 Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. In de volgende paragrafen wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen zoals die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd en wordt een advies gegeven ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek.

4.2 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen

 Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?

De ondergrond in de meeste boringen bestaat uit zwak siltige tot matig siltige klei, waarbij in de boringen 5-8 een inschakeling van een sterk siltige tot matig zandige kleilaag is aangetroffen. Het onderste deel van de zwak siltige tot matig siltige klei is zwak tot matig humeus en donkerder gekleurd. De zwak siltige tot matig siltige klei betreft een komafzetting en de inschakeling van sterk siltige tot matig zandige klei duidt op meer oeverachtige afzettingen. In boring 2 is vanaf een diepte van 165 cm beneden maaiveld grof zand aangetroffen. Bovenop de komklei is in de boringen 1-7 een opgebracht pakket klei (waarschijnlijk bij de aanleg van de wijk opgebracht) met een dikte van 20-80 cm aangetroffen dat in noordelijke richting in dikte afnam.

Onder het opgebrachte pakket klei is de oorspronkelijke bouwvoor (A-horizont) aangetroffen, die bestaat uit zwak humeuze klei. Deze ligt direct op de kleiige C-horizont. De bodem die zich in de klei heeft gevormd betreft conform de verwachting uit het bureauonderzoek een poldervaaggrond.

Onderin de boringen is een zogenaamde laklaag aangetroffen die gekarakteriseerd kan worden als een Ahb-horizont aangetroffen (de b staat voor begraven).

 Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.

Op grond van de beantwoording van de bovenstaande vraag zijn de twee onderstaande onderzoeksvragen niet meer van toepassing.

 Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten?

 Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?

 Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?

Op basis van het bureauonderzoek was een zeer lage archeologische verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met de Midden-Bronstijd opgesteld. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting voor de perioden Laat-Paleolithicum en

Mesolithicum moet worden bijgesteld naar onbekend en voor de perioden Neolithicum tot en met de Midden-Bronstijd naar laag.

De hoge verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Late-Bronstijd tot en met de Vroege-Middeleeuwen moet op grond van het booronderzoek worden bijgesteld naar laag.

De hoge verwachting uit het bureauonderzoek voor het noordelijk uiteinde van het plangebied voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd moet op grond van het booronderzoek worden bijgesteld naar laag en de lage verwachting voor de rest van het plangebied voor deze perioden kan op grond van het veldonderzoek worden

gehandhaafd.

 In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden?

Aangezien er geen vindplaatsen worden verwacht vormen de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging voor het archeologische bodemarchief.

(15)

15 4.3 Advies

Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Overbetuwe), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden.

(16)

16

Literatuur

Alterra (Vries, F. de / W.J.M. de Groot / T. Hoogland / J. Denneboom), 2003: De bodemkaart van Nederland digitaal, Toelichting bij de inhoud, actualiteit en methode en korte beschrijving van additionele informatie, Wageningen (Alterra-rapport 811).

Alterra (Koomen, A.J.M. / G.J. Maas), 2004: Geomorfologische kaart Nederland (GKN), achtergronddocument bij het landsdekkende digitale bestand, Wageningen (Alterra-rapport 1039) Bakker, H. de/J. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen

Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, Assen.

Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen.

Berendsen, H.J.A. /E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands, Assen.

Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda.

Gemeente Overbetuwe, 2004: Archeologische Beleidsadvieskaart, RAAP rapport 1074.

Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen.

Kadaster, 2009: Topografische kaart 1: 25.000, Apeldoorn.

NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2009: Handleiding voor de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden 3e Generatie & Toelichtingen op: De Globale Archeologische Kaart van het Continentale Plat / De Kaart van Hoog Nederland met Afgedekte Pleistocene Sedimenten, Amersfoort.

Websites

http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland) http://www.watwaswaar.nl (diverse historische kaarten)

http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (diverse kaarten, waaronder AMK) http://www.kich.nl (Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie)

http://www.bodemloket.nl (Bodemloket) https://c14.arch.ox.ac.uk

http://www.gelderland.nl

Lijst van afbeeldingen

Fig. 1.1: Het plangebied op de topografische kaart 1:25.000 (bron: kadaster 2009). ... 6  Fig. 2.1: Het plangebied op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron:

www.ahn.nl). ... 8  Fig. 2.2: Uitsnede van de beleidsadvieskaart gemeente Overbetuwe. ... 9  Fig. 2.3: Ligging van het plangebied op de kaart uit begin van de 19e eeuw, kadastrale minuut

(bron: www.watwaswaar.nl). ... 10  Fig. 2.4: Ligging van het plangebied op de topografische kaart 1:25.000 uit 1972 (bron:

www.watwaswaar.nl). ... 10 

(17)

17

Lijst van tabellen

Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied. ... 9  Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied. ... 11 

(18)

Bijlage 1: Periodentabel

(19)

Bijlage 2: Afkortingenlijst

a f k o rt ing be t e k e nis a f k o rt ing be t e k e nis a f k o rt ing be t e k e nis

…g1 zwak grindig Kz1 zwak zandige klei TUF Tufsteen

…g2 matig grindig Kz2 matig zandige klei v vo ndst

…g3 sterk grindig Kz3 sterk zandige klei VKL Huttenleem/verbrande leem

…h1 zwak humeus L leem VKT Vierkant

…h2 matig humeus l licht VM E Vro ege-M iddeleeuwen

…h3 sterk humeus LB K Lineaire bandkeramiek VM EA Vro ege-M iddeleeuwen A

-1L 1-ledig LEE Leer VM EB Vro ege-M iddeleeuwen B

-2L 2-ledig LIN Lineair VM EC Vro ege-M iddeleeuwen C

-3L 3-ledig LM E Late-M iddeleeuwen VM ED Vro ege-M iddeleeuwen D

-4L 4-ledig LM EA Late-M iddeleeuwen A vnr vo ndstnummer

-5L 5-ledig LM EB Late-M iddeleeuwen B VST Vuursteen

-6L 6-ledig Lz1 zwak zandige leem W west

A D A nno Do mini (datering na Christus) Lz2 sterk zandige leem WA B O Wet A lgemene B epalingen Omgevingsrecht

afb. afbeelding m meter WI Wit

A HN A ctueel Ho o gtebestand Nederland vierkante meter WITB A K witbakkend

A M K A rcheo lo gische M o numenten Kaart M A M aster o f A rts WRO Wet Ruimtelijke Ordening

A M S versnelde C14-metho de M A G zilver X M E M iddeleeuwen

A M Z A rcheo lo gische M o numenten Zo rg M A U go ud XXX o nbekend

A RCHIS A rcheo lo gisch Info rmatie Systeem M B R bro ns Z zand

art. artikel M C14 M o nster vo o r C14-datering Z zuid

A SB A rcheo lo gische Standaard B o o rbeschrijving M CU ko per Zkx kleiig zand

A W A ardewerK (o ndetermineerbaar) M ESO M eso lithicum ZND Zand

A WC A ardewerkco ncentratie M ESOL Laat-M eso lithicum Zs1 zwak silitig zand

A WG gedraaid M ESOM M idden-M eso lithicum Zs2 matig siltig zand

A WH handgevo rmd M ESOV Vro eg-M eso lithicum Zs3 sterk siltig zand

B C B efo re Christ (datering vo o r Christus) M FE ijzer Zs4 uiterst ziltig zand

B E B eige M FOS Fo sfaatmo nster ZW Zwart

bijv. bijvo o rbeeld M HK ho utsko o lmo nster

B L B lauw M HT Ho utmo nster

blz bladzijde M ICRO micro mo rfo lo gisch o nderzo ek

B OT B o t M LIT Litho genetisch mo nster

B P B efo re P resent (datering t.o .v. 'heden', zijnde 1950) mm millimeter

B R B ro ns M M E messing

B R B ruin M N M angaan

B RONS B ro nstijd M P P o llenmo nster

B RONSL Late-B ro nstijd mp meetpunt

B RONSM M idden-B ro nstijd M P B lo o d

B RONSM A M idden-B ro nstijd A M P F B o tanisch mo nster

B RONSM B M idden-B ro nstijd B M sc M aster o f Science

B RONSV Vro ege-B ro nstijd M SN tin

B S B aksteen M TL M etaal

B TO Onverbrand bo t mv maaiveld (het lando ppervlak)

B TV Verbrand bo t M XX metaal

B UIK tussen bo dem en scho uder o f rand M ZF Zo ö lo gisch mo nster, 0.25mm

B UITEN buitenkant N nee

B V B o uwvo o r N no o rd

bv. bijvo o rbeeld NA P No rmaal A msterdams P eil

C 14 Ko o lsto fdatering NEN Nederlandse No rm

CA kalk NEO Neo lithicum

ca. circa NEOL Laat-Neo lithicum

CA A Centraal A rcheo lo gisch A rchief NEOLA Laat-Neo lithicum A

CA D Co mputer-aided Drafting (o f Design) NEOLB Laat-Neo lithicum B

CCvD Centraal Co llege van Deskundigen NEOM M idden-Neo lithicum

CHA L Chalcedo o n NEOM A M idden-Neo lithicum A

Chr. Christus NEOM B M idden-Neo lithicum B

CHW Cultuur-Histo rische Waardenkaart NEOV Vro eg-Neo lithicum

CIS Centraal Info rmatie Systeem NEOVA Vro eg-Neo lithicum A

cm centimeter NEOVB Vro eg-Neo lithicum B

CM A Centraal M o numenten A rchief nr. nummer

CRI Crino iden kalk NT Nieuwe tijd

D do nker NTA Nieuwe tijd A

DA O Defintief A rcheo lo gisch Onderzo ek NTB Nieuwe tijd B

DIORIET Dio riet NTC Nieuwe tijd C

DIST Distaal (verst weg van bewerking) NV Natuurlijke versto ring

DOLERIET Do leriet O o o st

drs. do cto randus o .a. o nder andere

e .d. en dergelijke OD o uder dan

e.v. en verder ODB bo t, dierlijk

ECO eco lo gische mo nsters ODS schelp

et al. et alii (en anderen) OM B bo t, menselijk

etc. etcetera ONR Onregelmatig

F E Ijzer/o er OR Oranje

FeO2 ro est (ijzero xide) ORG Organisch

FF Fo sfaat OTE textiel

FG Fysisch Geo graaf/ Fysische Geo grafie OVL Ovaal

Fig. Figuur OXB bo t, o nbekend

G A N G Gangkwarts OXX o rganisch

GE Geel p. pagina

gem. gemiddeld P A P aars

gew. gewicht pag. pagina

GIS Geo grafisch Info rmatie Systeem P A LEO P aleo lithicum

GLD Glad(wandig) P A LEOL Laat-P aleo lithicum

GLS Glas P A LEOLA Laat-P aleo lithicum A

GN Gro en P A LEOLB Laat-P aleo lithicum B

GP S Glo bal P o sitio ning System P A LEOM M idden-P aleo lithicum

GR Grijs P A LEOV Vro eg-P aleo lithicum

ha . hectare P HK Ho utsko o l

HK Ho utsko o l P HT Ho ut

HL Hutteleem P STG pro to -steengo ed

HT Ho ut P vE P ro gramma van Eisen

HU Humus R D Rijksdrieho ek systeem

id identiek aan (landelijk co ö rdinatensysteem)

IJZ IJzertijd REC Recente versto ring

IJZL Late-IJzertijd RHK Rechtho ekig

IJZM M idden-IJzertijd RND Ro nd

IJZV Vro ege-IJzertijd RO Ro o d

IKA W Indicatieve Kaart van A rcheo lo gische Waarden ROM Ro meinse tijd

INDET Ondetermineerbaar ROM L Laat-Ro meins tijd

ing ingenieur ROM LA Laat-Ro meins tijd A

IVO Inventariserend Veldo nderzo ek ROM LB Laat-Ro meins tijd B

IVO-O Inventariserend Veldo nderzo ek Overig ROM M M idden-Ro meinse tijd IVO-P Inventariserend Veldo nderzo ek P ro efsleuven ROM M A M idden-Ro meinse tijd A

(20)

Bijlage 3: Verklarende woordenlijst

A llerød tijd Ko rte, relatief warme perio de uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden.

antro po geen Ten gevo lge van menselijk handelen (do o r mensen vero o rzaakt/gemaakt).

A RCHIS-melding Elke melding bij het centraal info rmatiesysteem (A RCHIS).

artefact A lle do o r de mens vervaardigde o f gebruikte vo o rwerpen.

bio turbatie Versto ring van de o o rspro nkelijke bo demstructuur en/o f transpo rt van materiaal do o r plantengro ei en dierenactiviteiten.

B ølling tijd Ko rte, relatief warme perio de uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden.

B o reaal Tijdvak, o nderafdeling van het Ho lo ceen, gekarakteriseerd do o r een gematigd en co ntinentaal klimaat en een bebo st landschap gedo mineerd do o r lo o fbo men (datering ca. 6800-5500 vo o r Chr.).

B uitendijks Gro nden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden.

14C-datering

(o o k wel C14- o f C14-datering) B epaling van gehalte aan radio -actieve ko o lsto f 14C van o rganisch materiaal (ho ut, ho utsko o l, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C- o uderdo m kan wo rden afgeleid. Deze o uderdo m wo rdt o pgegeven in jaren vó ó r 1950 na Chr. (jaren B P ) met daaraan to egevo egd de aan de meting verbo nden mo gelijke afwijking (standaarddeviatie).

castellum Ro meins legerkamp.

castra Ro meins legerkamp vo o r legio enen

co nservering M ate waarin gro ndspo ren, ano rganische en o rganische archeo lo gische resten bewaard zijn.

co uperen Het maken van één o f meer verticale do o rsneden do o r een spo o r o f laag o m de aard, diepte, vullingen, vo rm en relaties met andere feno menen vast te stellen.

crematie B egraving met gecremeerd menselijk bo t.

crevasse Do o rbraakgeul do o r een o everwal.

cultuurdek 30 to t 50 cm dikke cultuurlaag, so ms o pgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), so ms o ntstaan do o r diepplo egen.

dagzo men A an de o ppervlakte ko men, zichtbaar wo rden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.).

debiet Het aantal m3 water dat o p een bepaald punt in een rivier per seco nde passeert.

dekzand Fijnzandige afzettingen die o nder periglaciale o mstandigheden vo o rnamelijk do o r windwerking o ntstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vo rmen in gro te delen van Nederland een 'dek' (Saalien: Fo rmatie van Eindho ven; Weichselien: Fo rmatie van Twente).

Dryas Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden.

Eemien Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. vo o rlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden.

enkeerdgro nden Dikke eerdgro nd (=laag met do nkere, min o f meer rulle gro nd, met o rganische en ano rganische bestanddelen) o ntwikkeld o p zandgro nd o nder invlo ed van de mens; wo rden o o k wel essen geno emd.

Edelmanbo o r Een handbo o r vo o r bo demo nderzo ek.

eo lisch Do o r de wind gevo rmd, afgezet.

ex situ A chtergebleven o p andere plaats dan waar de laatste gebruiker het heeft gedepo neerd, weggego o id o f verlo ren.

esdek Dikke humeuze laag o ntstaan do o r eeuwenlange bemesting; beschermt de o o rspro nkelijke bo dem tegen plo egen en andere versto ringen

fibula mantelspeld

fluviatiel Do o r rivieren gevo rmd, afgezet.

fluvio glaciaal Do o r smeltwater (afko mstig van gletsjers) afgezet.

fluvio periglaciaal Do o r stro mend water o nder periglaciale o mstandigheden afgezet.

gaafheid M ate van (fysieke) versto ring van de bo dem, zo wel in verticale zin (diepte) als in ho rizo ntale zin (o mvang).

genese Wo rding, o ntstaan.

gro ndmo rene Het do o r het landijs aangevo erde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wo rdt vaak aangeduid als keileem.

havezate Ridderlijk go ed o f kasteel in de o o stelijke pro vincies.

Ho lo ceen Jo ngste geo lo gisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar vo o r Chr. to t heden).

ho rizo nt Kenmerkende laag binnen de bo demvo rming.

humeus Organische sto ffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bo dem.

ijzero er IJzero xidehydraat, een ijzererts dat vo o ral in vlakke landstreken, in dalen en mo erassige gebieden o p geringe diepte vo o rko mt.

inhumatie B egraving met niet gecremeerd menselijk bo t

in situ A chtergebleven o p exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedepo neerd, weggego o id o f verlo ren.

interstadiaal Een warmere perio de tijdens een glaciaal.

ko m Laag gebied waar na o verstro ming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken.

kro nkelwaard Deel van een stro o mgebied o mgeven - en gro tendeels o pgebo uwd - do o r een meander.

kwel Do o r hydro statische druk aan het o ppervlakte treden van gro ndwater

laag Een vervo lgbare gro ndeenheid die o p archeo lo gische o f geo lo gische gro nden als eenheid wo rdt o nderscheiden.

leem Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei limes Grens (meer in het bijzo nder de no o rdgrens van het Ro meinse rijk).

litho lo gie Wetenschap die zich bezigho udt met de beschrijving en het o ntstaan van de sedimentaire gesteenten.

lö ss Eo lisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnko rrelig materiaal waarvan het o vergro te deel van de ko rrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm.

lutum Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm

meander M in o f meer regelmatige lusvo rmige rivierbo cht (geno emd naar de M eander in Klein A zië, thans M enderes).

meanderen (van rivieren o f beken) Zich bo chtig do o r het landschap slingeren.

mo tte Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ro nde burcht met to ren) waarvo o r het kenmerkend is dat het is geplaatst o p een meestal kleine, kunstmatige verho ging.

o everafzetting Rug langs een rivier, bestaande uit o verwegend kleiafzettingen.

o everwal Langgerekte rug langs een rivier o f kreek, o ntstaan do o rdat bij het buiten de o evers treden van de stro o m het gro vere materiaal het eerst bezinkt.

o xidatie Reactie met zuursto f (ro esten/co rro sie bij metalen; 'verbranding' bij veen).

palyno lo gie Zie po llenanalyse.

plaggendek Oud verho o gd bo uwland, o ntstaan do o r o pho ging ten gevo lge van bemesting. Vo o r de bemesting werden plaggen o f met zand vermengde po tstalmest o pgebracht.

plangebied Gebied waarbinnen de realisering van de planvo rming het bo demarchief kan bedreigen

P leisto ceen Geo lo gisch tijdperk dat ca. 2,3 miljo en jaar geleden bego n. Gedurende deze perio de waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm to t zeer ko ud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Ho lo ceen (ca. 8800 vo o r Chr.).

P leniglaciaal Ko udste perio de van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden.

po dzo l B o dem met een uitspo elingslaag (E-ho rizo nt) en een inspo elingslaag (B -ho rizo nt). Het pro ces van het uitlo gen van de E-ho rizo nt en de vo rming van een B - ho rizo nt do o r inspo eling van amo rfe humus en ijzer wo rdt po dzo lering geno emd.

po llenanalyse De bestudering van fo ssiele stuifmeelko rrels en spo ren waardo o r een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevo rmd kan wo rden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat wo rden gereco nstrueerd.

po tstal Uitgediepte veestal.

P rehisto rie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bro nnen bewaard zijn gebleven.

redo ute Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende ho eken heeft).

rivierduin Do o r uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs o ntstaan duin (in Nederland meestal Weichselien o f Vro eg Ho lo ceen van o uderdo m).

Saalien Vo o rlaatste glaciaal, waarin het landijs to t in Nederland do o rdro ng (vo rming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden.

silt Zeer fijn sediment met gro o tte 0,002-0,063 mm

site P laats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevo nden.

slak Steenachtig afval van metaal- o f glaspro ductie

so lifluctie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o .a. bij permafro st (een permanent bevro ren o ndergro nd).

spieker Op palen geplaatst o pslaghuisje vo o r granen.

strang M et water gevulde, van de ho o fdstro o m afgesneden-'do de'- meander.

stratigrafie Opeenvo lging van lagen in de bo dem.

stratigrafisch De ligging der lagen betreffend.

stro o mgo rdel Het geheel van riviero everwal-, rivierbedding- en kro nkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en).

stro o mrug Oude riviergeul die zo danig is o pgeho o gd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe lo o p heeft gekregen; blijven do o r inklinking van de ko mgebieden als een rij in het landschap liggen.

stuwwal Do o r de druk van het landijs in het Saalien o pgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten.

terras (rivier-) Do o r een rivier verlaten en daarna versneden dalbo dem.

structuur M eerdere met elkaar in ruimte, tijd en functio neel o pzicht samenhangende spo ren.

vaaggro nden M inerale gro nden zo nder duidelijke po dzo l-B -ho rizo nt, zo nder briklaag en zo nder minerale eerdlaag.

verbruining P ro ces van bo demvo rming waarbij de bo dem egaal (ro est)bruin van kleur wo rdt.

vicus Een burgelijke nederzetting uit de Ro meinse tijd met een stedelijk karakter maar zo nder stadsrechten.

vindplaats Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeo lo gische info rmatie bevindt.

Weichselien Geo lo gische perio de (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.

zavel Gro ndso o rt die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat.

zeldzaamheid M ate waarin een bepaald type mo nument schaars is (o f is gewo rden) vo o r een perio de o f in een gebied.

(21)

Bijlage 4: Geomorfologische kaart

(22)

Legenda

Plangebied

±

0 25 50 100m

3K25 : rivieroeverwal / stroomgordel 2M22 : rivierkom- en oeverwalachtige vlakte

3K25 2M22

(23)

Bijlage 5: Bodemkaart

(24)

Rd90A Rn67C

Rn44C Rn47C

Rn95A-VI/Rn95A-VII

185000

185000

186000

186000

437000 437000

438000 438000

Legenda

Plangebied

±

0 100 200 400m

Rn44C : kalkloze poldervaaggronden in zwak siltige klei

Rn67C : kalkloze poldervaaggronden in zwak zandige en sterk siltige klei Rn95A : kalkrijke poldervaaggronden in zwak zandige en sterk siltige klei Rd90A : kalkrijke ooivaaggrond in zwak zandige en sterk siltige klei

(25)

Bijlage 6: Archeologische informatie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand

Gezien de gunstige landschappelijke ligging op de overgang van een relatief hooggelegen dalvlakteterras bedekt met dekzand naar een beekdal met water, wordt aan het plangebied

Ter plaatse van boring 2 en 2b is een afdekkende kleilaag aangetroffen, die in het Holo- ceen (waarschijnlijk vanaf de Bronstijd) is afgezet. De laag heeft een dikte van 25 cm en

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het bebouwde deel van het plangebied (het AZC, deelgebied B) kunnen op basis van deze resultaten geen uitspraken gedaan worden over de gaafheid van de bodem en de aan-

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Hamaland Advies heeft in opdracht van Terra Agribusiness een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase) uitgevoerd voor