• No results found

Landelijke Commissie voor Geschillen WMS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Landelijke Commissie voor Geschillen WMS"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaarverslag 2014

Landelijke Commissie voor Geschillen WMS

Wet medezeggenschap op scholen

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Woord vooraf... 5

1 Inleiding ... 7

2 Samenstelling van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS ... 9

3 Stichting Onderwijsgeschillen: secretariaat, Expertisecentrum en meer ... 11

4 Ontwikkelingen in 2014 ... 15

4.1. Passend onderwijs ... 15

4.2. Wijzigingen in de Wms... 16

4.3. Mediation ... 17

4.4. Deskundigheidsbevordering ... 18

4.5. Publiciteit ... 18

5 De geschillen ... 19

5.1 Aantal en wijze van afhandelen van geschillen ... 19

5.2 Soorten geschillen ... 20

5.3 Indieners van de geschillen ... 21

5.4 Onderwerpen van de geschillen ... 21

5.5 Overzicht van de uitspraken in 2014 ... 22

5.6 Procedures bij de Ondernemingskamer ... 24

5.7 Enkele bepalende overwegingen en beslissingen in de uitspraken ... 24

6 Samenvattingen van de uitspraken van de Landelijke ... 27

Colofon ... 35

(4)
(5)

5

Woord vooraf

In het voorliggende jaarverslag van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS is een totaal aantal in 2014 behandelde geschillen van 25 vermeld. Wat zegt dat aantal over de bijdrage die de Commissie levert aan het goed verlopen van medezeggenschap op scholen en, algemener, aan goede verhoudingen op scholen tussen bestuur, medewerkers, ouders en leerlingen? Ofwel: wat is eigenlijk de impact van de Commissie?

Een aantal punten vraagt bij het overwegen van deze vraag aandacht. In de eerste plaats: de gang naar de geschillencommissie is het sluitstuk van

een regeling. Aannemelijk is dat de regeling in vele gevallen wordt nageleefd, zonder dat daar de Commissie aan te pas komt. Maar waarbij de drang tot naleving versterkt wordt doordat partijen zich van de afdwingbaarheid van rechten en plichten, onder meer door een beroep te doen op de Commissie, bewust zijn.

In de tweede plaats moet men bedenken dat achter de medezeggenschapsorganen en besturen die zich voor de Commissie vonden, in vele gevallen grote organisatori- sche eenheden schuilen. De uitspraken die in 2014 werden gedaan, hebben invloed op een veelvoud van scholen. De uitspraak van de Commissie in een geschil raakt het belang van vele werkenden, ouders en leerlingen.

In de derde plaats hebben uitspraken, met name in interpretatiegeschillen, invloed op de medezeggenschapsverhoudingen op scholen die niet rechtstreeks bij het geschil betrokken waren. In verband daarmee is het goed dat de Stichting Onderwijsgeschillen het als haar taak ziet aan de uitspraken van de Commissie bekendheid te geven.

Met dit laatste punt kom ik tot de overige activiteiten die samenhangen met de werkzaamheden van de Commissie. Met de Stichting Onderwijsgeschillen en het Expertisecentrum worden veel activiteiten ontplooid die samenhangen met de taken van de Commissie. Het gaat, naast het ondersteunen van de Commissie in de geschilbeslechtende taak, om het bekend en toegankelijk maken van de uitspraken van de Commissie op de website en in de literatuur. Het Expertisecentrum bevordert de wetenschappelijke bewerking en publicatie van uitspraken, en daarmee de discussie over de Wms. Ook leiden de uitspraken en ervaringen van de Commissie tot pogingen de wetgeving aan te passen. Dit heeft onder meer geleid tot het voor- nemen de Wms te wijzigen, waarover u meer leest in dit jaarverslag. Wij zijn de Stichting dank verschuldigd voor de zorg die zij op deze punten aan de dag legt.

Ik nodig u graag uit van dit verslag, ook een bron van kennis van het recht op dit gebied van medezeggenschap, kennis te nemen en uw reacties op het daarin vermelde aan ons ter kennis te brengen.

prof. mr. I.P. Asscher-Vonk voorzitter

(6)
(7)

7

1. Inleiding

In dit jaarverslag brengt de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS) u op de hoogte van haar activiteiten in 2014.

Waar de invoering van passend onderwijs van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs grote inspanningen heeft gevergd, bracht dit voor de LCG WMS slechts een beperkt aantal geschillen met zich. Een van de verklaringen daarvoor is mogelijk dat de samenwerkingsverbanden en de ondersteuningsplanraden ervoor hebben gekozen om de ondersteuningsplannen geleidelijk vast te stellen. In de enige uitspraak in een instemmingsgeschil over de vaststelling van het ondersteuningsplan heeft de Commis- sie niettemin de eerste lijnen uitgezet, waarlangs zij dit soort geschillen beoordeelt.

In dit jaarverslag ook aandacht voor een verwachte wijziging van de Wms waarvan de contouren in 2014 steeds zichtbaarder zijn geworden. Momenteel buigt de Raad van State zich over deze wijzigingsvoorstellen die, als zij in de wet worden opgenomen, ertoe zullen leiden dat alle medezeggenschapsgeschillen in eerste instantie aan de LCG WMS zullen worden voorgelegd. Voor de medezeggenschapsorganen bevat het voorstel belangrijke bepalingen over de faciliteitenregeling en het rechtstreeks kunnen beschikken over middelen voor scholing. Over het verloop van de wetgevings- activiteiten wordt op de site www.infowms.nl up-to-date-informatie verstrekt. De site is een van de manieren waarop de LCG WMS en de Stichting Onderwijsgeschillen belanghebbenden informeren over ontwikkelingen op het gebied van medezeggen- schap in het funderend onderwijs.

De noodzaak voor een krachtige positie voor medezeggenschap binnen scholen bleek in 2013 al uit de inrichting van het Steunpunt Medezeggenschap Passend Onder- wijs. Ook naar aanleiding van de evaluatie van de Wms werken onderwijsorganisaties samen aan versterking van de medezeggenschap. In eerste instantie heeft dat geleid tot het rapport ‘Goede Medezeggenschap’, met daarin een groot aantal aanbevelingen voor bevoegde gezags- en medezeggenschapsorganen. Met steun van het ministerie van OCW is daarna het project Versterking Medezeggenschap gestart. Tot 1 januari 2016 zal de projectgroep actief blijven. Tezamen met de projectgroep en het steunpunt organiseerde Stichting Onderwijsgeschillen ook dit jaar het wederom goed bezochte WMS congres.

Zoals inmiddels te doen gebruikelijk treft u aan het eind van dit jaarverslag een beschrijving aan van de geschillen die in 2014 bij de LCG WMS aanhangig waren.

Deze hebben geleid tot 12 uitspraken, waarvan u de samenvattingen in het laatste hoofdstuk aantreft.

(8)
(9)

9

2. Samenstelling van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS

De leden van de LCG WMS worden op bindende voordracht van de landelijke organisaties van bestuur, personeel, ouders en leerlingen in het onderwijs benoemd door de minister van OCW. De voorzitters zijn door de minister benoemd op voordracht van de leden van de Commissie.

De LCG WMS was gedurende het verslagjaar als volgt samengesteld:

prof. mr. I.P. Asscher-Vonk voorzitter

mr. D.J.B. de Wolff plaatsvervangend voorzitter

mr. W.J.J. Beurskens lid, voorgedragen door de besturenorganisaties

prof. mr. D. Mentink lid, voorgedragen door de personeelsvakorganisaties en ouder/leerlingenorganisaties

drs. K.A. Kool plaatsvervangend lid, voorgedragen door de besturenorganisaties

mr. J.M. Vrakking plaatsvervangend lid, voorgedragen door de

personeelsvakorganisaties en ouder/leerlingenorganisaties (tot juni 2014)

mr. J. Sperling plaatsvervangend lid, voorgedragen door de

personeelsvakorganisaties en ouder/leerlingenorganisaties (vanaf juli 2014)

Als gevolg van de invoering van passend onderwijs is de LCG WMS bevoegd een instemmingsgeschil te behandelen, indien de ondersteuningsplanraad geen instemming verleent aan het voorgestelde ondersteuningsplan van een

Samenwerkingsverband. Gebleken is dat over de eerste vaststelling van de ondersteuningsplannen slechts zeer weinig instemmingsgeschillen aanhangig zijn gemaakt. Uitbreiding of tijdelijke uitbreiding van de LCG WMS en de ondersteunende capaciteit, waarop de Commissie wel was voorbereid, bleek daarom niet nodig.

(10)
(11)

11

3. Stichting Onderwijsgeschillen:

secretariaat, Expertisecentrum en meer

Het secretariaat

De ondersteuning van de LCG WMS is ondergebracht bij Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht. De stichting vormt het landelijke en onafhankelijke loket voor geschillen van allerlei aard binnen het gehele onderwijs in Nederland. In het kader van de invoering van passend onderwijs biedt Stichting Onderwijsgeschillen sinds 2014 ook ondersteuning aan een aantal geschillencommissies die op grond van nieuwe wet- en regelgeving zijn ingericht.

Stichting Onderwijsgeschillen beschikt over een professioneel bureau met een team van deskundige medewerkers, met daarin ervaren onderwijsjuristen. Het bureau is bereikbaar op werkdagen en de medewerkers beantwoorden jaarlijks veel vragen over de Wms, over de uitspraken en de werkwijze van de Commissie.

Stichting Onderwijsgeschillen heeft een bestuurder en een Raad van Toezicht.

Directeur/bestuurder van de Stichting Onderwijsgeschillen is mr. H.E. Mertens.

De directeur/bestuurder is tevens ambtelijk secretaris van de LCG WMS.

De samenstelling van de Raad van Toezicht is als volgt:

- mr. H.T. van der Meer, voorzitter

- mr. drs. C.W.M. Dullaert, lid

- B.J.F. Fransen MSc, lid

Het Expertisecentrum Onderwijsgeschillen

De Stichting Onderwijsgeschillen houdt een Expertisecentrum in stand met als doel de kwaliteit van de geschilbeslechting in het onderwijs naar inhoud, organisatie en werk- wijze te bevorderen. Het werk van het centrum is om ontwikkelingen op het gebied van geschillen en geschilbeslechting in het onderwijs te monitoren en het maatschappelijk debat daarover te organiseren en te faciliteren. Dit gebeurt onder meer door het laten doen van onderzoek naar de werking van de geschillen- en klachtenregelingen en het organiseren van het maatschappelijk debat rond de praktijk van geschilbeslechting in het onderwijs.

Op het gebied van medezeggenschap is in het verslagjaar vanuit het Expertisecentrum de pilot ‘mediation bij klachten en medezeggenschapsgeschillen’ geëvalueerd.

Over die evaluatie en de presentatie daarvan op een symposium, vindt u meer informatie in hoofdstuk 4 van dit verslag.

Publicaties

Een aantal van de activiteiten van het Expertisecentrum vindt zijn weerslag in publicaties1 in de reeks van het Expertisecentrum Onderwijsgeschillen. Op gebied van medezeggenschap verschenen in 2014 het evaluatierapport van de pilot

‘Mediation bij klachten en medezeggenschapsgeschillen’ en twee herdrukken van het Zakboek medezeggenschap.

1 De publicaties van het Expertisecentrum zijn terug te vinden op www.onderwijsgeschillen.nl en kunnen via deze

website besteld worden.

(12)

12

Het WMS congres

Medezeggenschap: sterker, beter, passend was de titel van het WMS congres dat op 12 november 2014 plaatsvond te Ede.

In het plenaire gedeelte zijn de vernieuwde website infowms.nl alsmede het landelijke project Versterking medezeggenschap gepresenteerd. Vervolgens heeft ontwikke- lingspsycholoog Steven Pont de zaal meegenomen naar de wonderlijke wereld van samenwerking die ook zo noodzakelijk is in de medezeggenschap. Daarna volgden 46 workshops waaraan de onderwijsorganisaties weer bereidwillig hebben meegewerkt.

De titel van het congres is in al deze momenten verder uitgediept. ‘Sterker’ door dat- gene dat tot nu toe is bereikt nog eens onder de aandacht te brengen of aan te bieden aan nieuwe geïnteresseerden in medezeggenschap. ‘Beter’ door op het congres de aftrap mede te laten verzorgen voor het project Versterking medezeggenschap.

In het kader van dit project is een aantal handreikingen geschreven om de mede- zeggenschap op scholen verder te ontwikkelen. In verschillende workshops werden de thema’s van de handreikingen2, waaronder het voorkomen en oplossen van geschillen, verder uitgediept. ‘Passend’ omdat ook ruim aandacht werd besteed aan de eerste ervaringen met passend onderwijs. In lijn met het gekozen thema was de organisatie niet alleen in handen van Stichting Onderwijsgeschillen, maar ook van het Steunpunt medezeggenschap passend onderwijs en het project Versterking medezeggenschap.

Naast de onderwijsorganisaties hebben enkele medewerkers van Stichting Onderwijs- geschillen op het congres een workshop verzorgd, onder meer over mediation als mogelijk middel om conflicten en geschillen op te lossen.

Uit de door de deelnemers ingevulde evaluatieformulieren bleek dat zij ook dit jaar het aanbod hoog waardeerden. Het congres was weer vroeg volgeboekt en blijkt in een behoefte aan verdieping van MR-leden en bestuurders te voorzien3.

2 De handreikingen kunt u downloaden van www.infowms.nl

3 Verslag met foto’s van het Congres en de presentaties van de workshops zijn te vinden op http://www.onderwijs- geschillen.nl/over-ons/symposia-en-congressen/wms-congres/wms-congres-2014-dd-12-november-2014/

(13)

13

4 http://www.infowms.nl/toolkit-en-publicaties/advies-goede-medezeggenschap/

Infowms

Na de evaluatie van de Wms in 2012 hebben de belangrijkste stakeholders in het funderend onderwijs de handen ineengeslagen. Organisaties van leerlingen, ouders, werknemers, schoolleiders en bestuurders hebben het ‘Advies goede medezeggen- schap in het onderwijs’4 uitgebracht. Het advies bevat onder meer een groot aantal ankerpunten aan de hand waarvan tot versterking van de medezeggenschap in het funderend onderwijs kan worden gekomen. Het project Versterking medezeggenschap heeft tot doel scholen en MR’s te helpen deze verbeteringen te realiseren. Het project loopt tot 1 januari 2016 en wordt financieel ondersteund door het ministerie van OCW.

Om ook na afloop van het project de vruchten ervan te kunnen plukken worden deze opgenomen op de website infowms. Deze, door Onderwijsgeschillen onderhouden, website is in 2014 gemoderniseerd en aangepast en biedt nu ook onderdak aan het project. Daarnaast worden op de site ontwikkelingen op het gebied van medezeggenschap gepubliceerd. Ook staan op de site voorbeelden van mede- zeggenschapsreglementen en -statuten, terwijl ook de wetgevingsactiviteiten nauwkeurig worden weergegeven. Uiteraard wordt de site regelmatig bijgehouden zodat u daar steeds de actuele versie van wet- en regelgeving aantreft.

(14)
(15)

15

4. Ontwikkelingen in 2014

4.1 Passend onderwijs

Per 1 augustus 2014 is de Wet passend onderwijs in werking getreden. De wet bracht grote wijzigingen in het stelsel van (primair en voortgezet) onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Een belangrijke rol is weggelegd voor de nieuw ingerichte samenwerkingsverbanden. Een van de taken van het samenwerkingsverband is het opstel- len van een ondersteuningsplan. Dit plan dient een dekkend aanbod van voorzieningen voor de extra ondersteuning aan leerlingen te bevatten. Ter waarborging van de medezeg- genschap op de inhoud van de werkzaamheden heeft elk samenwerkingsverband een ondersteuningsplanraad (OPR) ingesteld (artikel 4a Wms). De OPR wordt afgevaardigd door de medezeggenschapsraden en is eveneens paritair samengesteld. Daarnaast heeft ieder samenwerkingsverband dat personeel in dienst heeft een eigen MR.

De OPR heeft instemmingsrecht ten aanzien van het ondersteuningsplan, dat in beginsel vier jaar geldt (artikel 14a Wms). Indien de OPR geen instemming verleent aan het voorgenomen besluit tot vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan, kan het bevoegd gezag (het bestuur van het samenwerkingsverband) een instemmingsgeschil voorleggen aan de LCG WMS. Een en ander betekent dat de samenwerkingsverbanden (77 in het po, 75 in het vo) alle in 2014 een ondersteuningsplan hebben vastgesteld.

Geschillen eerste ondersteuningsplan

Binnen drie samenwerkingsverbanden zijn het bevoegd gezag en de OPR er in eerste instantie niet in geslaagd in onderling overleg tot vaststelling van het eerste onder- steuningsplan te komen. In deze drie gevallen heeft het bevoegd gezag een instemmings- geschil bij de LCG WMS aanhangig gemaakt.

In één geval hebben de partijen na indiening van het geschil verzocht om de behandeling aan te houden in afwachting van het resultaat van een mediation. Met behulp van een mediator hebben partijen alsnog het ondersteuningsplan vastgesteld. Het geschil is daarop ingetrokken.

Beide andere geschillen heeft de Commissie ter zitting behandeld. Op de zitting bleek dat instemming onder meer onthouden was, omdat de OPR’s het ondersteuningsplan nog onvolledig achtten.

De Commissie heeft partijen in deze geschillen in overweging gegeven verder te overleggen over het ondersteuningsplan, aan welke suggestie partijen gehoor hebben gegeven. Dat heeft er in één geval toe geleid dat partijen zijn overeengekomen het eerste ondersteunings- plan alsnog vast te stellen, zij het met een looptijd van vooralsnog een jaar. In het andere geschil zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen, zodat de Commissie dat geschil met een bindende uitspraak heeft beslecht (LCG WMS, 12 juni 2014, 106185).

De Commissie had in haar uitspraak wel begrip voor het feit dat het eerste ondersteunings- plan nog niet alle voorgeschreven elementen bevatte, maar overwoog niettemin: ‘Dit neemt niet weg dat een ondersteuningsplan wel aan de minimaal daaraan te stellen concrete eisen zal moeten voldoen. De scholen binnen het samenwerkingsverband, noch de ouders en leerlingen, noch degenen die werkzaam zijn bij of voor het samenwerkingsverband kunnen uit het thans voorliggende concept-ondersteuningsplan opmaken wanneer een leerling in aan- merking komt voor extra ondersteuning en welke financiële gevolgen dat voor het samen- werkingsverband en de scholen heeft. Evenmin is in het concept-ondersteuningsplan opge- nomen welke ondersteuning de scholen van het samenwerkingsverband kunnen bieden.’

(16)

5 Uitgave nr. 4 van het Expertisecentrum Onderwijsgeschillen, Utrecht 2011

De beslissing van de Commissie luidde daarom dat de OPR in redelijkheid instemming aan het concept-ondersteuningsplan heeft kunnen onthouden. Het bevoegd gezag diende dus een nieuw of nader ingevuld plan op te stellen en dit opnieuw ter instemming voor te leggen aan de OPR.

Hoewel de LCG WMS en het ondersteunend secretariaat voorbereid waren op een groot aantal geschillen over het eerste ondersteuningsplan, is het in het eerste jaar dus gebleven bij drie geschillen. Het is niet onderzocht, maar ook niet ondenkbaar dat veel samen- werkingsverbanden vergelijkbaar hebben gehandeld als de bovengenoemde partijen die na nader overleg een compromis sloten. Het ondersteuningsplan is veelomvattend en mogelijk zijn bevoegde gezagsorganen en OPR’s overeengekomen het plan geleidelijk op te bouwen en hebben zij niet een alles omvattend plan voor vier jaar vastgesteld.

4.2 Wijzigingen in de Wms.

Met ingang van 1 augustus 2014 is een aantal bepalingen in de Wms als gevolg van de invoering van passend onderwijs gewijzigd. Het betreft slechts redactionele veranderin- gen in verband met gewijzigde terminologie, zoals het vervangen van de term ‘regionaal expertisecentrum’ door ‘het samenwerkingsverband.’

Ingrijpender is een naderende wijziging van de Wms. Uit de evaluatie van de Wms in 2012 bleek dat er in de praktijk knelpunten worden ervaren. Deze knelpunten waren ook reeds gesignaleerd in het rapport ‘Doeltreffender en meer effect’ van het Expertise- centrum van Stichting Onderwijsgeschillen5. Hoewel de toenmalige minister zich op het standpunt stelde dat voor de oplossing daarvan geen wetswijziging nodig was, is inmiddels met het concept-wetsvoorstel Versterking bestuurskracht onderwijsinstellin- gen onder meer een wijziging van de Wms op de volgende punten in gang gezet:

1. a. De kosten die de medezeggenschapsraad redelijkerwijze noodzakelijk moet maken voor de vervulling van zijn taak komen ten laste van het bevoegd gezag. Onder die kosten vallen ook de kosten van scholing.

b. Het vereiste van een regeling in het medezeggenschapsstatuut voor de vergoeding van kosten komt te vervallen.

c. Voor vergoeding van de kosten voor het raadplegen van deskundigen en het inschakelen van rechtsbijstand is wel vereist dat de medezeggenschapsraad het bevoegd gezag vooraf van de te maken kosten op de hoogte brengt.

2. De LCG WMS krijgt de bevoegdheid om nalevingsgeschillen te beslechten.

De Ondernemingskamer zal alleen als hoger beroepsinstantie blijven functio- neren. Nieuw is dat ook het bevoegd gezag een nalevingsgeschil kan indienen.

De uitspraken van de LCG WMS worden afdwingbaar via de rechter.

3. De medezeggenschapsraad krijgt de mogelijkheid om de nietigheid van besluiten van het schoolbestuur in te roepen, waarvoor door de medezeggen- schapsraad geen instemming is verleend.

4. Het scholingsbudget voor medezeggenschap wordt rechtstreeks toegekend aan de medezeggenschapsraad.

Verder krijgen medezeggenschapsraden adviesbevoegdheid bij de vaststelling van benoemingsprofielen voor bestuurders en bij voorgenomen besluiten tot benoeming of ontslag van bestuurders. Dit wordt geregeld in de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet op de expertisecentra (WEC).

Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag ligt het wetsvoorstel voor advies bij de Raad van State. Als het wetsvoorstel tot wet wordt verheven, zullen alle medezeggenschaps- geschillen in eerste instantie bij de LCG WMS terechtkomen. Nalevingsgeschillen kunnen dan ook door het bevoegd gezag worden ingediend en worden niet langer door de Onder-

(17)

17 nemingskamer behandeld, maar in eerste instantie door de LCG WMS. Door de

nalevingsgeschillen onder de bevoegdheid van de Commissie te brengen, heeft de wetgever gekozen voor een laagdrempelige voorziening: bij de Ondernemingskamer is verplichte bijstand van een advocaat vereist terwijl dit bij de Commissie niet het geval is. De Ondernemingskamer blijft wel als hoger beroepsinstantie functioneren. Doordat ook nalevingsgeschillen in eerste aanleg door de LCG WMS zullen worden behandeld, is het niet langer nodig om in de Wms nog interpretatiegeschillen te onderscheiden:

de vraag of de MR al dan niet advies- of instemmingsrecht heeft ten aanzien van een bepaalde aangelegenheid, wordt dan immers beantwoord bij de behandeling van een nalevingsgeschil waarin de MR stelt dat het bevoegd gezag ten onrechte geen advies of instemming gevraagd heeft. Voor de nakoming van de uitspraken van de LCG WMS, is vereist dat de uitspraken afdwingbaar zijn. Daarom is in het wetsvoorstel geregeld dat medezeggenschapsraden de mogelijkheid krijgen de rechter te verzoeken een executoriale titel te verlenen aan de uitspraak van de LCG WMS. Met die titel kan de uitvoering van de uitspraak worden afgedwongen.

De LCG WMS krijgt volgens het voorstel de bevoegdheid een dwangsom te verbinden aan haar uitspraken. De dwangsom zal toevallen aan de medezeggenschapsraden en moet aantoonbaar ten bate van het onderwijs worden aangewend. De medezeggen- schapsraad kan niet veroordeeld worden tot betaling van een dwangsom. Als sanctie op het niet naleven van verplichtingen door de medezeggenschapsraad kan de LCG WMS de medezeggenschapsraad wel ontbinden en de verplichting opleggen dat een nieuwe medezeggenschapsraad wordt gekozen. De LCG WMS krijgt de mogelijkheid in haar uitspraken op te nemen op welke wijze partijen naar aanleiding van de uitspraak moeten handelen. Op die manier kan een uitspraak van de Commissie bijdragen aan het goede verloop van het medezeggenschapsproces.

Een en ander betekent een verzwaring van de taken van de LCG WMS, waarbij haar be- voegdheden meer aansluiten op die van een rechterlijke instantie. Daarom moet volgens het wetsvoorstel de voorzitter van de LCG WMS voldoen aan de vereisten die gelden voor benoeming tot rechter. Overigens voldoen de voorzitters van de LCG WMS nu ook reeds aan deze benoembaarheidsvereisten.

4.3 Mediation

In het verslagjaar heeft het Expertisecentrum van Stichting Onderwijsgeschillen de pilot

‘mediation bij klachten en medezeggenschapsgeschillen’ geëvalueerd6. Het extern evaluatierapport is tijdens een symposium op 5 november 2014 gepresenteerd aan een breed publiek7. De centrale vraag was of mediation een oplossing biedt bij conflicten in het onderwijs. De eindconclusie van het evaluatierapport is dat mediation in een be- hoefte aan alternatieve conflictbehandeling voorziet en in het algemeen leidt tot tevreden- heid bij de betrokkenen. Met name bij de afhandeling van klachten blijkt mediation een waardevolle toevoeging aan het stelsel van conflictoplossing. Omdat er op het gebied van mediation bij medezeggenschapsconflicten onvoldoende gegevens voorhanden waren, is deze buiten de evaluatie gehouden. In twee bij de LCG WMS aanhangige geschillen is op verzoek van partijen mediation ingezet. Aan het einde van het verslagjaar waren deze mediations nog niet afgerond.

De verwachting is dat het aanbod van mediation ook bij medezeggenschapsgeschillen tot meer kwaliteit van conflictoplossing leidt. In het evaluatierapport is voor de Stichting Onderwijsgeschillen en de LCG WMS een aantal aanbevelingen opgenomen, waarover de LCG WMS zich – mede in het licht van haar verwachte taak als beslechter van nalevingsgeschillen – beraadt.

6 Het evaluatierapport Mediation in het onderwijs is gepubliceerd op www.onderwijsgeschillen.nl

7 Een verslag van dit symposium kunt u vinden op . http://www.onderwijsgeschillen.nl/over-ons/symposia-en- congressen/5-november-2014-symposium-mediation-in-het-onderwijs/

(18)

18

In ieder geval is besloten om mediation blijvend aan te bieden als vorm van conflict- oplossing waar het bevoegd gezag en het medezeggenschapsorgaan gezamenlijk om kunnen verzoeken. Een aantal medewerkers van Onderwijsgeschillen is opgeleid tot MfN-registermediator. Afhankelijk van de aard en omvang van het conflict wordt daarbij samengewerkt met een externe mediator (co-mediation). Indien in de mediation niet alle geschilpunten worden opgelost, kan voor het overige en binnen de voorwaarden van de Wms alsnog een uitspraak van de Commissie gevraagd worden. Ingeval van advies- en instemmingsgeschillen is van belang dat niettegenstaande de mediation de in de Wms gestelde termijnen voor indiening van instemmings- en adviesgeschillen in acht worden genomen. In de praktijk betekent dit dat de LCG WMS de procedure aanhoudt gedurende de mediation en de behandeling van het geschil hervat als de mediation niet tot een (volledige) intrekking van het geschil leidt.

Uiteraard blijft de Commissie ook inhoud geven aan haar wettelijke taak om zelf te bemiddelen. Dat gebeurt in de praktijk overigens vaak op een minder formele manier dan in de artikelen 32, 33 en 34 Wms wordt beschreven. Deze artikelen geven de Commissie de mogelijkheid om een bemiddelingsvoorstel aan partijen voor te leggen.

Van deze mogelijkheid heeft de Commissie tot op heden niet vaak gebruik gemaakt.

De Commissie staat bij de mondelinge behandeling van een geschil uitvoerig stil bij de oorzaken van het geschil en bij de vraag hoe partijen na de uitspraak van de Commissie op vruchtbare wijze verder kunnen samenwerken.

4.4 Deskundigheidsbevordering

Het streven van Stichting Onderwijsgeschillen is om de door haar ondersteunde commissies op een kwalitatief hoog niveau te ondersteunen. In dat kader maakt de stichting onder meer gebruik van een systeem van permanente peerreview. In 2014 hebben de medewerkers die specifiek zijn belast met de ondersteuning van de LCG WMS een opfriscursus schrijven van uitspraken gevolgd. De training werd gegeven door een externe deskundige die dergelijke trainingen ook regelmatig voor de rechterlijke macht verzorgt. Aan de hand van reeds gepubliceerde uitspraken is uitvoerig besproken waar verbeteringen mogelijk zijn. Dit heeft geresulteerd in enkele aanbevelingen aan de LCG WMS ter verbetering van de opzet van de uitspraken. De Commissie heeft deze voorstellen overgenomen, hetgeen ertoe moet leiden dat de uitspraken van de LCG WMS toegankelijker worden voor alle betrokkenen bij het medezeggenschapsproces.

4.5 Publiciteit

Maandelijks brengt Stichting Onderwijsgeschillen een nieuwsbrief uit met daarin de uitspraken van alle commissies. Uiteraard zijn daarin ook opgenomen de uitspraken van de LCG WMS van die maand.

Alle uitspraken van de LCG WMS worden verder (geanonimiseerd) gepubliceerd op de website van Onderwijsgeschillen. Ook wordt iedere uitspraak van de Commissie apart nog onder de aandacht gebracht via Uitgelicht op de homepage van Onderwijs- geschillen. Momenteel werkt Onderwijsgeschillen aan een modernisering van haar website, die in de loop van 2015 gestalte moet krijgen.

In de vakbladen wordt met grote regelmaat aandacht besteed aan uitspraken van de Commissie en de betekenis daarvan voor de medezeggenschapspraktijk.

Op de website www.infowms.nl worden alle belangrijke ontwikkelingen op het gebied van medezeggenschap in het funderend onderwijs gepubliceerd. Ook bevat de site modeldocumenten waarvan besturen en MR’s gebruik kunnen maken om de mede- zeggenschap op hun school formeel vorm te geven. In de loop van 2014 is de website aangepast om plaats te bieden aan het project Versterking medezeggenschap.

(19)

19

5. De geschillen

5.1 Aantal en wijze van afhandelen van geschillen

Aangemeld 2014: 23 nieuwe geschillen Hangend uit 2013: 2 geschillen

Totaal aantal geschillen: 25

Soorten geschillen: 12 instemmingsgeschillen, 3 interpretatiegeschillen, 7 adviesgeschillen, 1 reglementsgeschil en 2 mediations8

Uit de sectoren: 17 uit het primair onderwijs en 8 uit het voortgezet onderwijs

Aantal ingetrokken geschillen: 8

Aantal uitspraken over 2014: 12 (8 uit het primair en 4 uit het voortgezet onderwijs) Aantal mediation: 2 (1 uit het primair en 1 uit het voortgezet onderwijs) Hangend op 1 januari 2015: 5 (waarvan 2 mediations)

Totaal aantal geschillen in 2014: 25

ingetrokken voor de zitting 6

ingetrokken na de zitting waarvan 1 mediation is geworden 2 behandeld op zitting in 2013 met uitspraak in 2014 1 behandeld op zitting in 2014 met uitspraak in 2014 11

hangende geschillen op 31 december 2014 5

8 Voor een mediation wordt een apart dossier aangemaakt.

(20)

20

Soorten geschillen Primair onderwijs Speciaal onderwijs Voortgezet onderwijs

12 instemmingsgeschillen 8 4

3 interpretatiegeschillen 2 1

7 adviesgeschillen 5 2

1 reglementsgeschil 1

mediation 1 1

Mondelinge behandelingen

Ieder geschil wordt behandeld door een Commissie die bestaat uit 3 personen: een voorzitter, een lid voorgedragen door de landelijke besturenorganisaties en een lid voorgedragen door de personeelsvakorganisaties en de ouder/leerlingenorganisaties.

Zowel bij instemmingsgeschillen (artikel 32 lid 3 Wms), reglementsgeschillen (artikel 33 lid 3 Wms) als bij adviesgeschillen (artikel 34 lid 3 Wms) kan de Commissie aan partijen een bemiddelingsvoorstel voorleggen. Bij de mondelinge behandeling van het geschil beoordeelt de Commissie altijd of de verschillen tussen partijen overbrugbaar zijn door het voeren van nader overleg of door een bemiddelingsvoorstel.

De zittingen vonden alle plaats te Utrecht, op de volgende data:

31 maart 2014 1 geschil

25 april 2014 1 geschil

15 mei 2014 3 geschillen

3 juli 2014 3 geschillen

25 augustus 2014 1 geschil

5 september 2014 1 geschil

15 september 2014 1 geschil

2 oktober 2014 1 geschil

31 oktober 2014 1 geschil

5.2. Soorten geschillen

De Commissie kan de volgende soorten geschillen behandelen (artikel 31 WMS):

• instemmingsgeschillen

• adviesgeschillen

• geschillen over het onthouden van instemming aan het medezeggenschapsstatuut en het medezeggenschapsreglement

• interpretatiegeschillen

• overige geschillen voor zover het medezeggenschapreglement daarin voorziet

De 25 geschillen die in 2014 hangende waren zijn naar soort als volgt verdeeld:

(21)

21 Interpretatiegeschillen zijn geschillen waarbij partijen van mening verschillen over een

of meer bepalingen in de Wms, het medezeggenschapsstatuut of het medezeggen- schapsreglement.

Regelmatig worden nalevingsgeschillen, die thans nog tot de bevoegdheid van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam behoren, als interpretatie- geschil aan de LCG WMS voorgelegd. Door de bindende uitleg door de Commissie van een bepaling in de wet of het reglement weten partijen hoe zij verder moeten met het onderwerp van geschil.

5.3 Indieners van de geschillen

Op grond van de Wms kunnen instemmingsgeschillen alleen door het bevoegd gezag aanhangig worden gemaakt en adviesgeschillen alleen door een medezeggen- schapsorgaan. Interpretatiegeschillen en reglementsgeschillen kunnen zowel door het bevoegd gezag als door een medezeggenschapsorgaan (of door partijen gezamenlijk) worden ingediend.

De geschillen die in 2014 bij de Commissie aanhangig waren zijn ingediend:

Door het bevoegd gezag:

• 13 instemmingsgeschillen

• 1 interpretatiegeschil

• 1 reglementsgeschil

Door de GMR:

• 1 adviesgeschil

Bovenbestuurlijke MR

• 1 adviesgeschil

Door de MR:

• 4 adviesgeschillen

Door de oudergeleding van de MR:

• 2 interpretatiegeschillen

5.4 Onderwerpen van de geschillen

Uit het primair onderwijs

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de PGMR over de vaststelling van een reiskostenregeling voor ambulante begeleiders

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de ondersteuningsplanraad over het ondersteuningsplan

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de MR over een scholenfusie

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de GMR over de klachtenregeling (ingetrokken)

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de PMR over het formatieplan 2014-2015

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de MR over het schoolplan (mediation)

• Instemmingsgeschillen tussen het bevoegd gezag en de MR over een scholenfusie (hangend)

(22)

22

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de MR met betrekking tot de intentieverklaring tot fusie en het plan van aanpak gevolgen scholenfusie (hangend)

• Instemmingsgeschil tussen bevoegd gezag en de MR over het formatieplan (ingetrokken)

• Interpretatiegeschil tussen de oudergeleding van de MR en het bevoegd gezag over activiteiten buiten onderwijstijd

• Interpretatiegeschil tussen de oudergeleding van de MR en het bevoegd gezag over wijziging van het schoolplan (hangend)

• Reglementsgeschil tussen bevoegd gezag en de MR (ingetrokken)

• Adviesgeschil tussen de GMR en het bevoegd gezag over beëindiging van een experiment onderwijskundig project

• Adviesgeschil tussen de MR en het bevoegd gezag over het benoemingsbesluit van de nieuwe schoolleiding

• Adviesgeschil tussen de MR en het bevoegd gezag over de uitbreiding van de werk- zaamheden van een basisschool en m.b.t. nieuwbouw (ingetrokken na de zittingen)

• Adviesgeschillen tussen de MR en het bevoegd gezag over aanstelling van de schoolleiding

Uit het voortgezet onderwijs

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de PMR over het formatieplan

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de OPR over het ondersteunings- plan (ingetrokken)

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de OPR over het ondersteunings- plan (ingetrokken)

• Instemmingsgeschil tussen het bevoegd gezag en de PMR over functiebouwwerk en formatie (ingetrokken)

• Interpretatiegeschil tussen het bevoegd gezag en de GMR over bovenbestuurlijke medezeggenschap (kennelijk niet ontvankelijk)

• Adviesgeschil tussen de bovenbestuurlijke MR en het bevoegd gezag over het jaarplan (ingetrokken)

• Adviesgeschil tussen de MR en het bevoegd gezag over de begroting

5.5 Overzicht van de uitspraken in 2014

De Commissie heeft in 2014 uitspraak gedaan in:

• 3 instemmingsgeschillen uit het primair onderwijs

• 2 instemmingsgeschillen uit het voortgezet onderwijs

• 2 interpretatiegeschillen uit het primair onderwijs

• 1 interpretatiegeschil uit het voortgezet onderwijs

• 3 adviesgeschillen uit het primair onderwijs

• 1 adviesgeschil uit het voortgezet onderwijs

Vergelijking met 2013

• 1 instemmingsgeschil uit het (voortgezet) speciaal onderwijs

• 5 instemmingsgeschillen uit het primair onderwijs

• 1 instemmingsgeschil uit het voortgezet onderwijs

• 4 interpretatiegeschillen uit het primair onderwijs

• 2 adviesgeschillen uit het primair onderwijs

• 1 interpretatie/adviesgeschil uit het voortgezet onderwijs

(23)

23 Vergelijking met 2012:

• 2 instemmingsgeschillen uit het primair onderwijs

• 5 instemmingsgeschillen uit het voortgezet onderwijs

• 5 interpretatiegeschillen uit het primair onderwijs

• 2 adviesgeschillen uit het primair onderwijs

• 1 adviesgeschil uit het voortgezet onderwijs

• 1 interpretatie-, advies- en instemmingsgeschil uit het primair onderwijs (4 geschillen gevoegd behandeld)

Indiener Soort geschil Onderwerp Uitspraak

Bevoegd gezag Instemmingsgeschil PO Artikel 12 onder g Wms (beleid toekenning

toelagen aan het personeel) 14.01 / 105878 d.d.

6 januari 2014

Bevoegd gezag Instemmingsgeschil VO artikel 12 lid 1 onder b Wms (formatieplan) en artikel 32 lid 1 Wms (termijn indiening geschil), vereenvoudigde behandeling

14.02 / 106123 d.d.

20 maart 2014

MR Adviesgeschil PO artikel 11 onder c Wms (beëindiging werkzaam- heden school)

14.03 / 106088 d.d.

15 april 2014

Bevoegd gezag Instemmingsgeschil PO artikel 10 onder h Wms (fusie) 14.04 / 106216 d.d.

11 juni 2014

OMR Interpretatiegeschil PO Artikel 13 onder j Wms (activiteiten buiten

onderwijstijd, schoolkamp) 14.05/ 106171 d.d.

12 juni 2014

GMR Interpretatiegeschil en adviesgeschil PO

artikel 10 onder b (schoolplan) en artikel 11 onder e Wms (deelneming aan onderwijskundig project of experiment); en artikel 10 onder b Wms; PO

14.06 / 106194 d.d.

19 juni 2014

Bevoegd gezag Instemmingsgeschil PO Artikel 14a Wms (ondersteuningsplan) 14.07 / 106185 d.d.

12 juni 2014

Bevoegd gezag Instemmingsgeschil VO artikel 12 lid 1 onder b Wms (samenstelling van de formatie)

14.08 / 106249 d.d.

15 juli 2014

MR Adviesgeschil VO artikel 11 onder b Wms (hoofdlijnen meerjarig

financieel beleid) 14.09 / 106374 d.d.

30 september 2014

MR Adviesgeschil PO artikel 11 onder h Wms (benoeming en ontslag

schoolleiding) 14.10 / 106236 d.d.

16 oktober 2014

MR Adviesgeschil PO artikel 11 onder h Wms (aanstelling schoolleiding) 14.11 / 106429 d.d.

20 november 2014

BBMR en

bevoegd gezag Interpretatiegeschil VO artikel 20 lid 5 Wms (bovenbestuurlijke medezeg-

genschapsraad); vereenvoudigde behandeling 14.12 / 106553 d.d.

2 december 2014

(24)

5.6 Procedures bij de Ondernemingskamer

Artikel 36 Wms bepaalt dat partijen tegen een uitspraak van de LCG WMS beroep kunnen instellen bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Bij dit college kunnen medezeggenschapsorganen ook een vordering indienen als zij vinden dat het bevoegd gezag een verplichting op grond van de Wms of het reglement niet nakomt (naleving).

In het verslagjaar heeft de Ondernemingskamer geen geschillen, voortvloeiend uit de Wms, inhoudelijk behandeld. De geschillen die in 2014 bij de OK aanhangig waren, zijn hetzij ingetrokken (2), hetzij geroyeerd (1).

5.7 Enkele bepalende overwegingen en beslissingen in de uitspraken van de Commissie

1. Wijziging van een reiskostenregeling betreft niet een besluit met betrekking tot de toekenning van een toelage

Gelet op de plaatsing in de cao dient – ook in de Wms – onder een toelage te worden verstaan een regelmatig toegekende extra geldelijke beloning die de werknemer naast of op het salaris krijgt toegewezen. Reiskosten zijn een vergoeding voor gemaakte kosten en daarom geen toelage als bedoeld in artikel 12 aanhef en onder g Wms.

6 januari 2014, 105878

2. Beleid dat scholen die langer dan drie jaar onder de opheffingsnorm blijven, geen zelfstandig bestaansrecht hebben, is niet onredelijk

Als ook niet aannemelijk is dat het aantal leerlingen voldoende zal groeien kan het bevoegd gezag besluiten om de school - die al zeven jaar onder de opheffingsnorm zit - te sluiten.

15 april 2014, 106088

3. Andere groepen mee op schoolkamp is een besluit inzake wijziging van het beleid met betrekking tot activiteiten buiten de voor de school geldende onderwijstijd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag

In overeenstemming met de visie van de Onderwijsinspectie geldt als onderwijstijd op het schoolkamp de tijd die de leerlingen anders op school zouden hebben door- gebracht. De overige tijd van het schoolkamp valt buiten de onderwijstijd en betreft een activiteit die georganiseerd wordt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Andere groepen mee op kamp nemen dan gebruikelijk, is een wijziging van beleid waarop de oudergelding op grond van artikel 14 lid 1 aanhef en onder b Wms instemmingsrecht heeft.

12 juni 2014, 106171

4. Drie leerjaren in één groep als gevolg van krimp is in zijn algemeenheid didactisch niet onaanvaardbaar

Uit een rapport van de Onderwijsinspectie blijkt niet dat onderwijs in heterogeen samengestelde groepen leidt tot lagere opbrengsten dan onderwijs in minder heterogene of homogene groepen.

11 juni 2014, 106216

(25)

25 5. Het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband moet voldoende concreet

zijn en overlegd zijn met de OPR

In het ondersteuningsplan moet staan welke ondersteuning binnen het samenwerkings- verband voorhanden is en waar deze ondersteuning kan worden aangeboden.

Ook moet het plan criteria bevatten aan de hand waarvan wordt bepaald welke leerlingen aanspraak kunnen maken op extra ondersteuning.

Ook als met schoolbesturen, gemeente en ander betrokkenen al overeenstemming is bereikt, moet open en reëel overleg met de ondersteuningsplanraad worden gevoerd dat van invloed kan zijn op de vaststelling van het plan.

12 juni 2014, 106185

6. Wijziging van het onderwijsaanbod aan hoogbegaafden is een besluit tot wijziging van het schoolplan

Ontwikkeling van het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen in aparte klassen, dat gericht is op onderwijskundige vernieuwing, betreft een onderdeel van het onderwijs- kundig beleid dat opgenomen dient te worden in het schoolplan. Het beëindigen van het project betekent een wijziging van het schoolplan, waarvoor de (gemeenschappe- lijke) medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft (artikel 10 aanhef en onder b Wms).

19 juni 2014, 106194

7. Voordat een formatieplan wordt vastgesteld moet duidelijkheid bestaan over de begroting en het taakbeleid

Zonder voorafgaande vaststelling van de hoofdlijnen van financieel beleid en van de taakbelasting van het personeel, zou het verlenen van vervangende instemming met het formatieplan de facto ook vervangende instemming betekenen met de taak- verdeling en –belasting.

15 juli 2014, 106249

8. Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om tijdig advies te vragen Het advies van de MR op de begroting moet van wezenlijke betekenis kunnen zijn (artikel 17 Wms). Dat is niet het geval als het advies pas in het begrotingsjaar wordt gevraagd en de begroting pas maanden later wordt vastgesteld.

30 september 2014, 106374

9. Een adviesaanvraag over de benoeming van een lid van de schoolleiding moet vol- doende concrete gegevens bevatten

Een adviesaanvraag over de benoeming van een (interim)directeur dient, naast een (algemeen) profiel, de relevante gegevens omtrent de beoogde kandidaat te bevatten, zoals zijn of haar CV en een motivering waarom hij of zij aan het profiel voldoet.

20 november 2014, 106429

10. Geen ingang bij de LCG WMS voor geschillen van/met een bovenbestuurlijke MR De Wms biedt niet de mogelijkheid om geschillen met de bovenbestuurlijke

medezeggenschapsraad aan de LCG WMS voor te leggen.

2 december 2014, 106553

(26)
(27)

27

6. Samenvattingen van de uitspraken van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS

105878 - 14.01 uitspraak 06-01-2014

Instemmingsgeschil - artikel 12 lid 1 onder g Wms (beleid toekenning toelagen aan het personeel); PO

De PGMR heeft instemming onthouden aan een voorgenomen besluit tot vaststelling van een reiskostenregeling voor de ambulante begeleiders. Het bevoegd gezag heeft een instemmingsgeschil aan de Commissie voorgelegd, maar is bij nadere bestudering tot de conclusie gekomen dat de PGMR ter zake geen instemmingsrecht heeft, omdat de regeling met betrekking tot reiskosten uitputtend is geregeld in de cao po. Volgens de PGMR betreft het hier een wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel.

Voor de vraag of de reiskostenvergoeding een toelage is, baseert de Commissie zich op de betekenis die in de verschillende onderwijs-cao’s aan het woord “toelage” wordt gegeven. Uit de plaatsing van de toelagen in het cao-hoofdstuk dat handelt over het salaris van de werknemers en de artikelsgewijze bepaling van de situaties waarin er sprake is van een toelage, leidt de Commissie af dat onder een toelage kan worden verstaan een regelmatig toegekende extra geldelijke beloning die de werknemer naast of op het salaris krijgt toegewezen. Daarnaast bevatten de cao’s een hoofdstuk dat handelt over vergoedingen, waaronder verstaan kan worden een compensatie van door de werknemer in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden gemaakte kosten. Een regeling ter vergoeding van reiskosten kan niet anders beschouwd wor- den dan als een dergelijke compensatie, ook indien deze vergoeding ruimer is dan de in de cao geregelde vergoeding. De reiskostenregeling kan niet worden aangemerkt als beleid met betrekking tot de toekenning van toelagen aan het personeel. Omdat er geen sprake is van een te nemen besluit waarvoor op grond van de Wms of het medezeggenschapsreglement instemming van de PGMR vereist is, is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 31 aanhef en onder a Wms voor een verzoek tot behande- ling van een instemmingsgeschil.

De Commissie is niet bevoegd om kennis te nemen van het geschil, dat ontstaan is naar aanleiding van een buitenwettelijke bevoegdheidstoedeling aan de PGMR.

106123 - 14.02 uitspraak 20-03-2014

Instemmingsgeschil - artikel 12 lid 1 onder b Wms (formatieplan) en artikel 32 lid 1 Wms (termijn indiening geschil), vereenvoudigde behandeling; VO

Ten aanzien van de indiening van een instemmingsgeschil schrijft artikel 32 lid 1 Wms voor dat het bevoegd gezag binnen drie maanden na het onthouden van de vereiste instemming aan het medezeggenschapsorgaan dient mee te delen of het voorstel wordt ingetrokken dan wel wordt voorgelegd aan de Commissie. Indien deze mede- deling niet binnen drie maanden wordt gedaan of indien niet binnen zes weken na die mededeling het instemmingsgeschil aan de Commissie wordt voorgelegd, vervalt het voorstel van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft binnen de gestelde termijn van drie maanden meegedeeld dat het geschil wordt voorgelegd aan de Commissie.

Maar het geschil is daarna niet binnen zes weken aan de Commissie voorgelegd.

De termijnen voor het indienen van een instemmingsgeschil zijn blijkens de laatste

(28)

volzin van artikel 32 lid 1 Wms wettelijke vervaltermijnen. Het belang van rechtszeker- heid verzet zich hier tegen afwijking van deze bepaling. Aldus is het voorstel van het bevoegd gezag vervallen vanwege het verstrijken van de voor indiening van het geschil geldende termijn van zes weken. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.

106088 - 14.03 uitspraak 15-04-2014

Adviesgeschil - artikel 11 onder c Wms (beëindiging werkzaamheden school); PO De scholen van het bevoegd staan in een krimpregio. In een strategienota beschrijft het bevoegd gezag met welk beleid het de periode van krimp verwacht te kunnen doorstaan. De GMR heeft instemming verleend aan deze notitie. De uitwerking van de beleidsuitgangspunten is opgenomen in een aparte uitvoeringsnotitie. Het bevoegd gezag heeft in afwijking van het advies van de MR besloten over te gaan tot opheffing van de school. De MR heeft het geschil bij de Commissie aanhangig gemaakt voordat het bevoegd gezag in afwijking van het advies had besloten. Aangezien beide partijen ervan uitgaan dat het verzoekschrift (ook) gericht is tegen het besluit van het bevoegd gezag en het verzoekschrift is gehandhaafd, is de MR ontvankelijk in zijn verzoek.

De GMR heeft instemming verleend aan de beleidsnotitie en de Commissie ziet geen redenen om het daarin neergelegde beleid als onredelijk aan te merken. De school zit al zeven jaar onder de opheffingsnorm. Gesprekken met een andere basisschool hebben niet in verdergaande samenwerking geresulteerd. Het is daarom begrijpelijk dat het bevoegd gezag heeft besloten de werkzaamheden van de school te beëindi- gen. De beëindiging van de werkzaamheden van de school per 1 augustus 2014 is in overeenstemming met het vastgestelde beleid ten aanzien van de krimp. De MR heeft onvoldoende argumenten naar voren gebracht die tot afwijking van dat beleid zouden moeten leiden. Het besluit van het bevoegd gezag kan in stand blijven.

106216 - 14.04 uitspraak 11-06-2014

Instemmingsgeschil - artikel 10 onder h Wms (fusie); PO

Het bevoegd gezag bestuurt achttien scholen voor openbaar basisonderwijs in een krimpregio. In het kader van het opvangen van de gevolgen van de krimp heeft het be- voegd gezag in 2012 het voornemen geuit tot een fusie tussen twee van zijn scholen.

Grote onrust heeft er mede toe geleid dat het bevoegd gezag besloot om de fusieplan- nen onder voorwaarden op te schorten tot 1 augustus 2016. Het bevoegd gezag heeft niettemin de MR verzocht in te stemmen met een fusie per 1 augustus 2014 en met

(29)

29 de fusie-effectrapportage omdat aan één van de voorwaarden voor de opschorting,

te weten het formeren van ten minste vier groepen, niet meer kon worden voldaan.

Het bevoegd gezag heeft het voorgenomen besluit tot fusie gebaseerd op gemeente- lijk/regionaal beleid ten aanzien van de afname van het aantal leerlingen in de regio, en op de criteria die tot de opschorting hebben geleid. Niet is gebleken dat de GMR of de MR ten aanzien van genoemd beleid en de genoemde criteria enige medezeggen- schapsbevoegdheid hebben uitgeoefend. Aangezien de MR niet betrokken is geweest bij het vaststellen van de voorwaarden voor het opschorten van de fusiebeslissing, stond het de MR vrij om deze voorwaarden c.q. criteria ter discussie te stellen bij zijn reactie op het verzoek om instemming met de fusie.

De directe aanleiding voor de fusie is de daling van het aantal aanmeldingen. De MR heeft gemotiveerd betwist dat het geven van onderwijs aan heterogene groepen of drie leerjaren in één groep vanuit onderwijskundig oogpunt ongewenst is. Ook anderszins is niet gebleken dat de kwaliteit van het onderwijs onder onaanvaardbare druk komt te staan. Voorts is niet gebleken dat het openhouden van beide scholen leidt tot een onaanvaardbaar beslag op financiële middelen. De MR heeft vanwege het ontbreken van voldoende financiële, organisatorische en onderwijskundige argumenten in rede- lijkheid instemming aan het voorgenomen fusiebesluit kunnen onthouden. Van zwaar- wegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen, is niet gebleken.

106171 - 14.05 uitspraak 12-06-2014

Interpretatiegeschil - artikel 13 lid 1 onder j Wms (activiteiten buiten onderwijs- tijd, schoolkamp); PO

In geschil is of de OMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de beslissing om ook leerlingen van groep 7 te laten deelnemen aan het jaarlijks schoolkamp. Gebleken is dat ten aanzien van het schoolkamp sprake was van een jarenlange, bestendige praktijk die inhield dat alleen kinderen uit de hoogste groep deelnamen aan het school- kamp. Aldus was er sprake van beleid. Voorts betreft het geen incidentele uitzondering op de regel, maar een beargumenteerde wijziging van het beleid. Conform de visie van de Onderwijsinspectie, gelden de uren die op een reguliere schooldag voor de school als onderwijstijd gelden, ook op het schoolkamp als onderwijstijd. Het schoolkamp vindt dus voor een deel binnen onderwijstijd plaats en voor een substantieel ander deel buiten onderwijstijd. Daarom heeft de OMR op grond van artikel 13 lid 1 onder j Wms instemmingsrecht. Op het bevoegd gezag rust de plicht om de wettelijk voor- geschreven instemmingsprocedure te volgen. De wet biedt geen ruimte voor een andersoortige, informele wijze van het verkrijgen van instemming. Instemming dient afzonderlijk en expliciet te worden gevraagd en verleend. Instemming van de OMR met de schoolgids betekent niet dat er op de daarin genoemde aangelegenheden, waaronder het beleid met betrekking tot het schoolkamp, uit dien aard instemming is verleend.

106194 - 14.06 uitspraak 19-06-2014

Interpretatiegeschil - artikel 10 onder b (schoolplan) en artikel 11 onder e Wms (deelneming aan onderwijskundig project of experiment); adviesgeschil - artikel 10 onder b Wms; PO

Interpretatiegeschil

In geschil is of de beëindiging van de Plusklas voor hoogbegaafde leerlingen neerkomt op de wijziging van het schoolplan, waarvoor de GMR instemmingsrecht heeft dan wel is aan te merken als de beëindiging van de deelneming aan een experiment of project, waarvoor de GMR adviesrecht heeft.

De bewoordingen, met name het woord “deelneming” in artikel 11 onder e Wms, doen

(30)

30

veronderstellen dat een bevoegd gezag of school aansluiting zoekt bij een project of experiment dat buiten de eigen organisatie wordt opgestart of uitgevoerd. Daarvan is hier geen sprake.

Ten aanzien van de vraag of de beëindiging van de Plusklas is aan te merken als een wijziging van het schoolplan geldt dat de Plusklas kennelijk was gericht op onderwijs- kundige vernieuwing, wat een onderdeel van het onderwijskundig beleid vormt, dat opgenomen dient te worden in het schoolplan. Dit betekent dat de beëindiging van de Plusklas een wijziging van het schoolplan inhoudt, waarvoor de GMR instemmings- recht heeft.

Adviesgeschil

Omdat hier sprake is van een wijziging van het schoolplan waarvoor de GMR instemmingsrecht heeft, is het verzoek tot behandeling van een adviesgeschil over de beëindiging van de Plusklas niet-ontvankelijk. Het verzoek van de GMR om het bevoegd gezag te verbieden verdere uitvoering aan het besluit tot beëindiging van de Plusklas te geven totdat alsnog instemming is verkregen, betreft een verzoek tot naleving van de verplichtingen van het bevoegd gezag jegens de GMR zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 Wms. Nalevingsvorderingen behoren ingevolge artikel 36 lid 2 Wms tot de exclusieve bevoegdheid van de Ondernemingskamer. De Commissie is niet bevoegd hierover een oordeel te geven.

106185 - 14.07 uitspraak 12-06-2014

Instemmingsgeschil - artikel 14a Wms (ondersteuningsplan); PO

Artikel 18a Wet op het primair onderwijs bevat de opdracht aan het bevoegd gezag om een ondersteuningsplan vast te stellen dat voldoende concreet bepaalt welke ondersteuning binnen het samenwerkingsverband voorhanden is en waar deze on- dersteuning kan worden aangeboden. Voorts dient het ondersteuningsplan de criteria te bevatten aan de hand waarvan wordt bepaald welke leerlingen aanspraak kunnen maken op ondersteuning. De Commissie kan begrip opbrengen voor het feit dat het eerste concept-ondersteuningsplan niet tot in detail alle door de wet voorgeschreven elementen bevat. Het gegeven dat het ondersteuningsplan nog in ontwikkeling is en dus voorlopig met regelmaat aangevuld en/of gewijzigd zal worden, garandeert dat de OPR bij de ontwikkeling van het ondersteuningsplan betrokken blijft. Dit neemt niet weg dat een ondersteuningsplan wel aan de minimaal daaraan te stellen concrete eisen zal moeten voldoen. De scholen binnen het samenwerkingsverband, noch de ouders en leerlingen, noch degenen die werkzaam zijn bij of voor het samenwerkings- verband kunnen uit het thans voorliggende concept-ondersteuningsplan opmaken wanneer een leerling in aanmerking komt voor extra ondersteuning en welke financiële gevolgen dat voor het samenwerkingsverband en de scholen heeft. Evenmin is in het concept-ondersteuningsplan opgenomen welke ondersteuning de scholen van het samenwerkingsverband kunnen bieden. Al met al moet de conclusie zijn dat dit ondersteuningsplan niet voldoet aan de vereisten die artikel 18a WPO daar aan stelt.

Dat met overige belanghebbende partijen reeds overeenstemming is bereikt, doet niet af aan de verplichting van het bevoegd gezag tot het voeren van open en reëel overleg met de OPR, dat van invloed kan zijn op de inhoud van het definitieve besluit tot vaststelling van het ondersteuningsplan. Aan deze verplichting heeft het bevoegd gezag naar het oordeel van de Commissie onvoldoende inhoud gegeven. Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat de OPR in redelijkheid instemming aan het concept-ondersteuningsplan heeft kunnen onthouden. Van zwaarwegende omstandig- heden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen is niet gebleken.

(31)

31 106249 - 14.08 uitspraak 15-07-2014

Instemmingsgeschil - artikel 12 lid 1 onder b Wms (samenstelling van de formatie); VO

De PMR heeft instemming onthouden aan het formatieplan 2014-2015. De begroting voor dat jaar bevat een taakstellende bezuiniging op de kosten van het onderwijzend personeel. Volgens het bevoegd gezag leidt niet alleen een dalend aantal leerlingen tot een afnemende behoefte aan docenten, maar zit de school ook ruim in het on- derwijzend personeel als gevolg van een ruimhartig taakbeleid. Verder is het plan gebaseerd op globale meerjarenramingen en de prognose van het aantal leerlingen.

De PMR stelt dat de meerjarenbegroting en het gewijzigde taakbeleid ten onrechte niet eerst aan haar zijn voorgelegd. Ook beschikt de school over forse reserves, neemt het leerlingenaantal op korte termijn weer toe en kan nog bezuinigd worden op het management. Er bestaat een grote mate van samenhang tussen het taakbeleid van de school en het formatieplan. Uit de toelichting op het voorgestelde formatieplan blijkt dat wijziging in de taakverdeling en de taakbelasting van het personeel vereist is om tot de voorgestelde formatie van onderwijzend personeel te kunnen komen. Deze wijzigin- gen heeft het bevoegd gezag echter nog niet ter instemming aan de PMR voorgelegd.

De facto zou het verlenen van vervangende instemming door de Commissie met het door het bevoegd gezag voorgestelde formatieplan betekenen dat ook vervangende instemming met het aan het formatieplan ten grondslag liggende - gewijzigde - taak- beleid zou worden gegeven. Daarom kan het verlenen van vervangende instemming aan het formatieplan niet aan de orde zijn. Ook voldoet het formatieplan niet aan de daaraan te stellen eisen, omdat daarin de verdeling van de functies naar aard en salarisschaal, de te verwachten of geplande ontwikkelingen daarin en de inzet van specifiek ten behoeve van de formatie ter beschikking staande middelen, niet mogen ontbreken. De PMR heeft in redelijkheid instemming aan het voorgenomen formatieplan kunnen onthouden en er zijn geen zwaarwegende omstandigheden die het voorstel rechtvaardigen.

(32)

32

106374 - 14.09 uitspraak 30-09-2014

Adviesgeschil - artikel 11 onder b Wms (hoofdlijnen meerjarig financieel beleid); VO Nadat de begroting 2014 was goedgekeurd door de Raad van Toezicht, heeft het bevoegd gezag deze op 20 februari voor advies voorgelegd aan de MR. De toelichting vermeldde dat het ging om de begroting 2014, inclusief de meerjarenbegroting tot en met 2016. De MR heeft negatief advies uitgebracht. Daarna heeft nader overleg plaatsgevonden en het bevoegd gezag heeft de begroting op 27 juni 2014 ongewijzigd vastgesteld. De MR voert aan dat de begroting te laat voor advies is voorgelegd.

Het bevoegd gezag stelt dat de begroting niet eerder kon worden aangeboden, omdat deze op verzoek van de MR vergezeld moest gaan van een overzicht van de resultaten 2013. Dat overzicht kon niet eerder klaar zijn. Het document waarover de MR om advies is gevraagd draagt als titel ‘Uitgangspunten meerjarenbegroting 2014-2016.’

De begroting 2014 is gebaseerd op deze uitgangspunten, die ook gelden voor de jaren na 2014. Dus omvat de adviesaanvraag niet alleen de begroting 2014, maar ook de vaststelling van de uitgangspunten voor de begrotingen in de daaropvolgende jaren. Dit is aan te merken als ‘het vaststellen van de hoofdlijnen van meerjarig finan- cieel beleid’, voor welke aangelegenheid de MR adviesrecht heeft. Artikel 17 Wms bepaalt dat advies dient te worden gevraagd op een zodanig tijdstip, dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Daar kon in dit geval geen sprake van zijn. Tot een duidelijke uitwisseling van standpunten heeft het niet kunnen komen door het late tijdstip van het aanvragen van het advies. Het is de verantwoordelijk- heid van het bevoegd gezag om tijdig advies te vragen en een verzoek van de MR dat daaraan in de weg staat niet te honoreren. Eenmaal zo ver in het eerste begrotingsjaar aanbeland, kunnen een advies van de MR en daarover te voeren overleg per definitie niet meer van wezenlijke invloed zijn op het besluit. Het bevoegd gezag heeft bij het niet volgen van het advies van de MR bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Het besluit kan niet in stand blijven.

(33)

33 106236 - 14.10 uitspraak 16-10-2014

Adviesgeschil - artikel 11 onder h Wms (benoeming en ontslag schoolleiding); PO Het bevoegd gezag heeft binnen de kaders van het mobiliteitsbeleid de positie van directeur/schoolleider voor het schooljaar 2014-2015 op een aantal van zijn scholen opnieuw ingevuld. Het voornemen de schoolleider van de school (gedeeltelijk) over te plaatsen en een nieuwe schoolleider te benoemen is voor advies aan de MR voor- gelegd. De MR heeft negatief geadviseerd. Het bevoegd gezag heeft in afwijking van het advies het besluit ongewijzigd genomen. Volgens de MR kon het advies niet meer van wezenlijke invloed zijn op de besluitvorming omdat de GMR al positief had ge- adviseerd. Inhoudelijk stelt de MR dat het bevoegd gezag verzuimd heeft om aan te geven over welke specifieke kwaliteiten de schoolleider beschikt die hem zo geschikt maken voor de andere school. Ten aanzien van de benoeming van de nieuwe school- leider ontbreekt volgens de MR iedere onderbouwing. Volgens het bevoegd gezag wa- ren er ten tijde van de adviesaanvraag wat betreft de benoemingen nog geen onom- keerbare stappen gezet; de voorgenomen besluiten zijn twee keer schriftelijk toegelicht en de MR heeft afwijzend gereageerd op het aanbod van het bevoegd gezag om het voorgenomen besluit mondeling toe te lichten. Gelet op de verstrekte informatie ten aanzien van het gedeeltelijk ontslag van de directeur en de bereidheid van het bevoegd gezag om verder te overleggen met de MR, heeft het bevoegd gezag zich volgens de Commissie in voldoende mate gekweten van de in artikel 8 lid 1 Wms opgelegde verplichting tot het verstrekken van informatie aan de MR. Door niet op de uitnodigin- gen van het bevoegd gezag in te gaan heeft de MR zichzelf de mogelijkheid tot het voeren van open en reëel overleg ontnomen. Dat van overleg geen sprake meer kon zijn omdat de GMR reeds een positief advies over de benoemingen had gegeven, is onvoldoende onderbouwd. Het advies van de GMR bevatte immers nadrukkelijk de aanbeveling aan het bevoegd gezag om de individuele besluiten voor te leggen aan de MR’s van de betrokken scholen. Het besluit om de directeur voor een gedeelte uit zijn functie te ontheffen is voldoende gemotiveerd en het bevoegd gezag heeft in redelijk- heid in afwijking van het advies van de MR tot zijn besluit kunnen komen. Anders is het ten aanzien van de benoeming van de nieuwe directeur. De adviesaanvraag en de nadere motivering bieden nauwelijks inzicht in de overwegingen van het bevoegd gezag. Derhalve kan het ontslagbesluit in stand blijven en kan het benoemingsbesluit van de nieuwe schoolleider niet in stand blijven.

106429 - 14.11 uitspraak 20-11-2014

Adviesgeschil - artikel 11 onder h Wms (aanstelling schoolleiding); PO

Het bevoegd gezag heeft het voornemen om op één van zijn basisscholen een interim- directeur aan te stellen, voor advies aan de MR voorgelegd. De MR heeft negatief geadviseerd, omdat hem te weinig informatie en ook te weinig tijd voor het advies gegeven was. Het bevoegd gezag heeft in afwijking van het advies het besluit ongewijzigd genomen. Het adviesrecht van artikel 11 aanhef en onder h Wms ziet op de concrete aanstelling van een specifieke persoon. Een adviesaanvraag ter zake van deze aangelegenheid dient dus, naast een (algemeen) profiel van de aan te stellen (interim-)directeur, de relevante gegevens omtrent de beoogde kandidaat te bevatten, zoals zijn of haar CV en een motivering waarom hij of zij aan het profiel voldoet.

De adviesaanvraag die hier aan de orde is, blijft op al deze punten in gebreke.

Aldus ontbrak het de MR aan essentiële gegevens om advies uit te brengen. Alleen al daarom heeft het bevoegd gezag bij afweging van de betrokken belangen niet in rede- lijkheid in afwijking van het advies van de MR kunnen besluiten de betreffende persoon aan te stellen als interim-directeur. Het besluit kan niet in stand blijven.

(34)

34

106553 - 14.12 uitspraak 02-12-2014

Interpretatiegeschil - artikel 20 lid 5 Wms (bovenbestuurlijke medezeggen- schapsraad); vereenvoudigde behandeling; VO

Twee schoolbesturen hebben voor drie van hun vmbo-scholen een gezamenlijke bovenbouw (leerjaren 3 en 4) geformeerd. Met instemming van de medezeggen- schapsorganen van de betrokken scholen hebben de bevoegd gezagsorganen voor deze gezamenlijke bovenbouw een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad ingesteld. De Inspectie van het Onderwijs heeft geoordeeld dat in de getroffen constructie een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad niet mogelijk is. Partijen - de besturen en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapraden van de scholen en de bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad - zijn van mening dat de inrichting van de medezeggenschap volkomen in lijn is met de intentie van de Wms. De mede- zeggenschap vindt immers plaats zo dicht als mogelijk bij de plaats waar de zeggen- schap berust, te weten de directie. Partijen verzoeken de Commissie vast te stellen dat de inrichting van de bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad in overeenstemming is met artikel 20 Wms.

De Voorzitter doet uitspraak in vereenvoudigde behandeling.

Anders dan op de andere in artikel 20 Wms genoemde medezeggenschapsorganen is artikel 31 Wms niet mede van toepassing verklaard op de bovenbestuurlijke mede- zeggenschapsraad (artikel 37 Wms). Daarom is de bovenbestuurlijke medezeggen- schapsraad niet bevoegd een interpretatiegeschil aanhangig te maken bij de LCG WMS en is zijn verzoek aan de Commissie kennelijk niet ontvankelijk.

Voor het aanhangig maken van een interpretatiegeschil is voorts vereist dat partijen met elkaar van mening verschillen over het bepaalde bij of krachtens de Wms.

Partijen verschillen echter niet van mening over het bepaalde in artikel 20 lid 5 Wms, welk artikel het mogelijk maakt een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad in te stellen. Er is dus geen sprake van een interpretatiegeschil als bedoeld in artikel 31 aanhef en onder d Wms. Dat de bevoegde gezagsorganen een verschil van mening hebben met de Inspectie van het Onderwijs over de toepassing van de Wms, doet daaraan niet af. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.

(35)

COLOFON:

Uitgave: Stichting Onderwijsgeschillen

Vormgeving: Lokaal 3 - Reclamestudio, Amsterdam

Druk: Multicopy | The Communication Company, Waddinxveen

Foto’s: Cover © Nationale Beeldbank/Hans Tak - pag. 2 © Nationale Beeldbank/Brigitte Habraken - pag. 5 © Chang Fotografie, Den Haag - pag. 6 © Nationale Beeldbank/Hugo Vermonde - pag. 10 © Nationale Beeldbank/Bomboto - pag. 14 en pag. 31 © iStock/Christopher Futcher - pag. 19 en pag. 28 © Nationale Beeldbank/Koos Busters - pag. 26 © Nationale Beeldbank/

Leo de Kort - pag. 32 © Nationale Beeldbank/juulbaars

© Copyright: Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Onderwijs- geschillen.

(36)

Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191

3508 AD Utrecht Telefoon: 030 - 280 95 90 info@onderwijsgeschillen.nl www.onderwijsgeschillen.nl www.infowms.nl

Volg Onderwijsgeschillen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met dit wijzigingsbesluit is geregeld dat de inspectie niet langer verplicht is om aanvullend onderzoek te verrichten wanneer sprake is van geen of onvoldoende gegevens om

Deze elementen komen niet terug in het dossier bevoegd gezag, omdat deze in de aanvraag van de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit

tief is wel de MvT omdat daar een aantal begrippen uit de wet opnieuw zijn toege- licht (zie ook hieronder). Zo wordt over het begrip school opgemerkt dat onder het begrip school

- een adviesgeschil indien het bevoegd gezag een besluit heeft genomen waarvoor niet het vereiste advies is gevraagd of waarover door de (G)MR, de groeps-MR, een geleding, de

Dit strookt met het systeem van de Wms: in artikel 3 lid 12 is bepaald dat het bevoegd gezag er zorg voor draagt dat onder meer de leden van de MR niet benadeeld worden uit hoofde

De Commissie houdt in de regel een openbare zitting waarin partijen in de gelegenheid gesteld worden hun standpunten nader toe te lichten en vragen van de Commissie te

De OMR heeft niet in redelijkheid instemming kunnen onthouden aan het voorgenomen besluit van het bevoegd gezag. De vakantieregeling is in dit geval van gemeenschappelijk belang

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat vanwege de on- zekerheid over de mogelijke gevolgen van de fusie het bevoegd gezag onvoldoende invulling heeft gegeven aan