• No results found

Nationale veiligheid en crisisbeheersing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nationale veiligheid en crisisbeheersing"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Magazine

Nationale veiligheid en crisisbeheersing

Strategische

Monitor 2014 Thema:

OTOTEL Economische

Veiligheid Een nieuwe

Crisisbeheersingswet

12e jaargang 2014 nr. 3

(2)

2 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2014 - nr. 3

INHOUD

Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheer- sing is een tweemaande- lijkse uitgave van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing.

De uitgever is het niet noodzakelijkerwijs eens met de inhoud van gepubliceerde bijdragen.

De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs.

Foto Omslag:

Crisis Oekraïne zet voorzieningszekerheid hoog op energie-agenda

Strategische Monitor 2014

3 Strategische Monitor 2014 – Column Rob de Wijk 4 Assertieve grootmachten en nationale veiligheid

6 Een wankele wereldorde; de Clingendael Strategische Monitor 2014

Thema: OTOTEL

9 Wat men moet leren doen, leert men door te doen – Dick Schoof, NCTV 10 Visie OTOTEL Rijk

12 Jaardag Nationale Academie voor Crisisbeheersing 13 Opleiden, trainen, oefenen, evalueren en leren bij de EPAn

14 Versterking Civiel – Militaire Samenwerking: Gezamenlijk opleiden, trainen en oefenen 16 OTO IenM bouwt professioneel netwerk van adviseurs

17 Hebt u de 3 K’s van crisisbeheersing?

18 Opleiden, oefenen en ontwikkelingen in het crisismanagement van een wereldluchthaven 19 Gasunie: je zit samen in de ellende, samen moet je er weer uit

20 Voorbereid zijn is een keuze

21 NOS Nieuws in de hoogste versnelling

22 Dé CrisisCommunicatieGame - Landelijke oefening SIS 23 Mediaplatform communicatieoefeningen Rijk

24 Ontwerpprincipes van educatieve spellen voor crisisbeheersing 25 War games ‘on the loose’

26 Trainen en oefenen voor de rampen en crises van de toekomst 28 Reliable Sword – NAVO oefent civiel-militaire samenwerking 29 Rampoefening zonder grenzen

30 Crisisroltrainingen: praktisch handvat voor succesvolle crisisteams!

31 Evalueren = construeren 32 Online van en met elkaar leren?

33 Crisiscoaching: de weg naar effectief crisismanagement!

34 Verbeteren door te Doen: De bijdrage van trainen en oefenen aan de preparatie van de Nationale Politie

Overige onderwerpen

35 Wereldwijde actie tegen antibioticaresistentie - Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014-2016 36 Tussen paranoia en naïviteit: Economische Veiligheid - Beter beschermen telecominfrastructuur 38 Geheime diensten vergelijkenderwijs – Bob de Graaff

40 Veiligheid in een improvisatiemaatschappij – Hans Boutellier 42 Grensoverschrijdende misdaad: het sluipende gevaar 44 Werken aan continuïteit van veiligheid

46 Continuïteit in verscheidenheid: Crisisbeheersing in 22 Europese landen vergeleken 48 Rode Kruis maakt ondersteuning burgerhulpverlening tot topprioriteit

50 Evenement: een georganiseerde crisis?

52 Een nieuwe Crisisbeheersingswet – Erwin Muller 53 Herziening van het staatsnoodrecht

54 Civiel-militaire samenwerking bestrijding natuurbranden versterkt 55 Bijstand en ondersteuning aan de politie

56 Maak rekennormen minder bepalend in het risicobeleid 57 WRR: Risico- en veiligheidsbeleid vereist consistent maatwerk

58 Psychosociale ondersteuning bij geüniformeerde beroepen Werkt men volgens de richtlijn?

59 Colofon

60 Vier vragen aan Henk Kamp, minister van Economische Zaken

(3)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2014 - nr. 3 | 3

INHOUD

Geopolitiek keert teruG – wereldorde wankel

Strategische Monitor 2014

Prof. dr. Rob de Wijk

Hoogleraar aan de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden, verbonden aan het HCSS en algemeen directeur van

The Hague Security Delta.

De Strategische Monitor verschaft inzicht in de internationale betrekkingen en de risico’s en kansen die deze met zich mee- brengen. Jaarlijks schrijven de kennisinstituten Clingendael en het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) voor de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Veiligheid en Justitie zo’n monitor.

Soms wordt er kritisch naar dit soort exercities gekeken. Voorspellen is toch onmogelijk? Wie had bijvoorbeeld de Oekraïne crisis aan zien komen? Och, in de Prioriteitennota 1993, het belangrijkste richtinggevende document van Defensie, werd dit scenario al beschreven. Want als de belangrijkste Russische marinebasis (Sebastopol) door een speling van de geschiedenis (de Europese Revolutie van 1989) in een ander land (Oekraïne) terechtkomt, is een crisis bijna onvermijdelijk. Westerse regeringen schoven dit scenario terzijde omdat een conflict met Rusland “ondenkbaar”

zou zijn en bezuinigden fors op hun defensie.

De kwestie Oekraïne was relatief simpel te voorspellen. Net zo als crises tussen China en de landen rond de Zuid Chinese Zee. Deze crises passen in de veranderende wereldorde waarin opkomende landen zich assertiever gaan gedragen. Want als het Westen zwakker wordt, zullen deze landen hun positie in het mondiale krachtenveld trachten te versterken. Voor China en Rusland komt daarbij dat er sprake is van sterke nationalistische en antiwesterse tendensen.

Dit kan een katalyserende werking op hun assertiviteit hebben.

Uit de Strategische Monitor van HCSS1 blijkt dat de assertiviteit van deze landen daadwerkelijk een stijgende lijn vertoont. Dit is in lijn met de theoretische inzichten van de Realistische denkschool die dominant is bij wetenschappers die zich met internationale betrekkingen bezighouden. Assertiviteit wordt gemeten in termen van diplomatieke, economische en militaire activiteiten. Er is sprake van positieve assertiviteit als een land iets goeds voor elkaar wil krijgen, zoals een klimaatverdrag, en negatieve assertiviteit als eigenbelang prevaleert en een land bijvoorbeeld protectionistisch wordt, zijn gebied uitbreidt of zich toegang verschaft tot schaarse hulpbronnen, zoals China in de Zuid Chinese Zee. Interessant is dat de Russische assertiviteit harder stijgt dan de Chinese en dat Chinezen eerder bereid zijn met wapens te dreigen dan Russen.

Wat moeten we met dit soort wijsheid? Inzicht in de werking van de internationale betrekkingen helpt kansen en risico’s te identificeren en beleidsopties te bepalen. Zo wordt een wereld die multipolair wordt omdat nieuwe spelers de Amerikaanse hegemonie uitdagen, instabieler. Instabiliteit uit zich in diplomatieke, economische en militaire crises die minimaal de economie schaden als die fricties het vertrouwen in de toekomst bij de burger ondermijnen.

Voorspellen van het soort conflict is ook mogelijk, bijvoorbeeld omdat voor opkomende machten geo-economie belangrijker wordt. Om hun economische ontwikkeling veilig te stellen, eisen opkomende machten verzekerde toegang tot grondstoffen en energie en zullen protectionistischer worden als het om hun eigen grondstoffen gaat. Het is dus waarschijnlijk dat grondstoffen- conflicten vaker zullen voorkomen.

Maar beleidsmakers en journalisten willen weten waar precies, wanneer en hoe die crises uitbarsten. Dat lukt helaas niet. Vergelijk het klimaat met het systeem van de internationale betrekkingen.

Door klimaatverandering neemt extreem weer toe. Extreme stormen en regenbuien worden waarschijnlijker. Het is verstandig daar beleidsconclusies uit te trekken, ook al weet je niet wanneer dat extreme weer losbarst. Als het zo is dat conflicten steeds vaker over grondstoffen gaan, is het verstandig om nu de voorzienings- zekerheid te regelen.

De Strategische Monitor helpt discussies te structureren, conclusies te trekken en beleid te maken. Het is bovendien een prachtig voorbeeld van Publiek Private Samenwerking dat Rijksbreed navolging verdient.

1 The Hague Centre for Strategic Studies, Strategic Monitor 2014:

Four Strategic Challenges, Den Haag, 2014.

(4)

Assertieve grootmachten en nationale veiligheid

Joris van Esch en Stephan de Spiegeleire The Hague Centre for Strategic Studies

De laatste tijd halen steeds meer uitingen van spierballentaal en -gedrag de krantenkoppen. We waren dit gewend van de dominante wereldmacht - de VS. Maar de laatste maanden lezen we ook meer gelijkaardige berichten van twee ‘uitdagers’ met eigen grootmachts- tradities en –ambities: China en Rusland. Alleen al in de afgelopen maanden betrof dit onder meer de Blitzanschluss van de Krim, een Russische vliegdekschip dat op 8 mei voor het eerst in twintig jaar voor de Nederlandse kust voer of het optreden van China’s kust- wacht in de Zuid-Chinese zee.

Maar hoe weten we dat deze krantenkoppen niet opgeklopt zijn door overijverige journalisten? Zou het kunnen dat beide landen dit gedrag al langer vertonen en dat we een vertekend beeld hebben van de werkelijkheid? En is Rusland nu assertiever dan China of omgekeerd? Of hoe verhoudt feitelijk gedrag zich tegenover de retoriek?

Om antwoord te vinden op deze vragen heeft HCSS, in het kader van de Strategische Monitor van de overheid, onderzoek gedaan naar de assertiviteit van twee grootmachten: China en Rusland. Assertiviteit definiëren we als een waarneembare stijging in feitelijke of retorische (of beide) uitingen van nationale ‘macht’, in welke vorm dan ook. Om deze twee dimensies van assertiviteit te kunnen analyseren hebben we verschillende bronnen en methodes gebruikt, die ons een systematische en gebalanceerde blik bieden.

Een van de bronnen was een nieuwe dataset (GDELT), waarin voor de afgelopen vijfendertig jaar per dag zo’n 150.000 gebeurtenissen op basis van grote hoeveelheden nieuwsberichten uit de hele wereld automatisch geïdentificeerd worden. Een andere bron was de nieuwe HCSS Off-Base, een database die alle webpagina’s bevat van de ministeries van Buitenlandse Zaken van zeven belangrijke grootmachten. Deze multi-perspectivistische analyse leidt tot nieuwe en soms onverwachte bevindingen. We lichten er hier drie uit.

Het belangrijkste inzicht is dat zowel China als Rusland zich in het afgelopen decennium inderdaad ontegenzeggelijk veel assertiever zijn gaan opstellen. Interessant daarbij is dat China’s assertiviteit in deze periode in woord en in daad meer is toegenomen dan die van Rusland, maar dat de absolute aantallen voor Rusland nog steeds hoger liggen dan die voor China.

Een tweede bevinding is dat in beide landen daden (feitelijke assertiviteit) van beide landen luider spreken dan woorden (verbale assertiviteit), wat de internationale stabiliteit niet ten goede komt.

Tegelijkertijd moeten we hierbij vermelden dat we in beide landen meer positieve of neutrale dan negatieve manifestaties van assertiviteit waarnemen.

De derde bevinding is dat op het gebied van militaire assertiviteit de gegevens een flinke toename van Chinese macht laten zien. Hoewel voor Rusland het basisniveau van militaire assertiviteit hoger blijft dan dat van China, is de trend hier minder eenduidig.

HCSS maakt zich sinds haar oprichting hard voor een balans tussen de vaak onderschatte positieve en de (vaak beter bekende) negatieve ontwikkelingen in de internationale veiligheidsomgeving. Deze studie is waarschijnlijk de meest verontrustende die we tot nu toe Russische assertiviteit (rode lijn) en Chinese assertiviteit (gele lijn)

(5)

gepubliceerd hebben. De veiligheidsimplicaties van de toename in grootmachtsassertiviteit zijn namelijk aanzienlijk. Grootmachten hebben historisch een buitenproportionele rol gespeeld in internationale betrekkingen. Ze hebben de neiging meer deel te nemen aan gemilitariseerd conflict, kernwapens te bezitten, meer militaire bondgenootschappen te vormen en meer te bemiddelen of te interveniëren in burgeroorlogen en internationale conflicten.

De afgelopen decennia leek het alsof er een einde was gekomen aan openlijke militaire confrontaties tussen de grootmachten. De laatste keer dat dit gebeurde was meer dan 60 jaar geleden, in de Koreaanse oorlog. Zelfs waar belangen met elkaar in conflict kwamen, uitten geschillen zich niet in directe militaire confrontatie. Er waren natuurlijk internationale spanningen. Geografisch gezien bijvoor- beeld met Rusland over de Balkan, Irak, Afghanistan en Syrië en met China over Taiwan, Japan, de Zuid-Chinese Zee en Noord-Korea.

Inhoudelijk gezien over controversiële onderwerpen zoals valuta- waardering, vrijhandel en protectionisme, olie en gas, mensenrech- ten, mineralen en grondstoffen. Al deze spanningen werden echter (en worden ook nog grotendeels) getemperd door krachtige corrigerende dynamieken en gedeelde belangen, zoals terrorisme- bestrijding, wederzijdse economische afhankelijkheid

(‘Chinamerica’), wederzijdse nucleaire afschrikking, uitwisselen van belangen (‘quid pro quo’), maar ook verdragen en afspraken. Dit alles heeft potentiële ‘uitdagers’ van de bestaande wereldorde er tot nu toe van weerhouden teveel ‘op de rand te lopen’ van conflic- tescalatie – in het Engels aangeduid met de term ‘brinkmanship’.

Onze analyse wijst echter op enkele tendensen, feiten en gebeurte- nissen die dit precaire evenwicht onder druk zetten. In het afgelo- pen jaar is gebleken dat China en Rusland bereid zijn, meer dan in het verleden, ‘brinkmanship’ aan de dag te leggen. Dit blijkt duidelijk uit de data in dit rapport (voor eind 2013), maar meer nog uit recentere ontwikkelingen zoals de crisis in Oekraïne, dat direct grenst aan de Europese Unie. Sinds het einde van de Koude Oorlog is Rusland nooit zó ver gegaan in het riskeren van internationale – zelfs mogelijks militaire – crises. De sterke toename van Russische assertiviteit in het laatste decennium, óók op militair gebied, versterkt het risico dat conflicten in de toekomst – opnieuw – gewild of ongewild escaleren tot het niveau van openlijk geweld.

Ook in Oost-Azië zien we gelijkaardige trends. Het gevaar van een

‘21ste-eeuwse Cubacrisis’ neemt sterk toe en het is de vraag of en hoe de escalatie van zulke conflicten beheerst kan worden.

Een intrinsiek gevaar bij assertiviteit is een vicieuze cirkel van opruiende retoriek. Deze creëert een mist van onzekere informatie, vermoedens en speculaties, waarin het moeilijker wordt feiten van fictie te onderscheiden. Vandaar dat we het belang benadrukken van bewijsvoering op basis van harde – en ook vergelijkende – data:

alleen dit stelt waarnemers en spelers, zowel de betrokkenen zelf als het bredere publiek, in staat zaken in perspectief te blijven zien.

Maar er is meer aan de hand dan alleen retoriek. Zowel China als Rusland laten een stijgend niveau van feitelijke assertiviteit in hun gedrag zien. Deze manifesteert zichzelf niet alleen in toenemende

defensiebudgetten, maar ook in nieuwe wapenwedlopen in specifieke regio’s of domeinen zoals cyberspace en het in vraag stellen van allerlei fundamentele veiligheidsspelregels. Dergelijke vormen van assertiviteit roepen pijnlijke vragen op voor Europa als geheel en voor kleinere en middelgrote Europese landen in het bijzonder. Hoe moet Europa omgaan met assertieve grootmachts- politiek, de politiek die wij al zeventig jaar lang proberen te onderdrukken – ook in onszelf? Kan zulk gedrag überhaupt worden ingedamd – en zo ja: hoe? Zal dit uiteindelijk overwaaien, omdat het (vanuit onze optiek) gezonde verstand zal zegevieren? Of moeten we ons als ‘Europa’ toch weer meer moeten gaan gedragen als een traditionele grootmacht? Moeten we onze veiligheidscapaci- taire ‘portfolio’ nu gaan hercalibreren in het licht van deze toch wel gevaarlijke scenario’s ? Of moeten we de banden met China en Rusland juist aanhalen?

Wat voor ons vast staat, is dat we het debat rond deze vragen niet langer kunnen ontwijken. Nederland heeft dankzij de Strategie Nationale Veiligheid een ook internationaal nog steeds vrij uniek instrumentarium om het gehele scala aan veiligheidsrisico’s op een zo inclusief en apolitiek mogelijke manier in kaart te brengen en op basis daarvan te bezien wat dat betekent voor de portfolio aan capaciteiten. Wij hopen dan ook dat deze scenario’s op korte termijn in de Nationale Risicobeoordeling opgenomen zullen worden.

STRATEGIC MONITOR 2014

FOUR STRATEGIC CHALLENGES

The Hague Centre for Strategic Studies The Hague Centre for Strategic Studies

Lange Voorhout 16 info@hcss.nl 2514 EE The Hague HCSS.NL The Netherlands

SECURITY

STRATEGIC MONITOR 2014

(6)

Een wankele wereldorde;

de Clingendael Strategische Monitor 2014

Jan Rood

Senior-onderzoeker bij Instituut Clingendael en bijzonder hoogleraar Europese integratie in en mondiaal perspectief aan de Universiteit Leiden. Hij is eindredacteur van de Clingendael Strategische Monitor.

In juni van dit jaar is de nieuwste editie van de Clingendael Strategische Monitor verschenen onder de titel ‘Een wankele wereldorde’.1 De Clingendael Strategische Monitor vormt een voortzetting van het interdepartementale project ‘Verkenningen;

houvast voor de krijgsmacht van de toekomst’ dat in 2010 zijn eindrapport opleverde. De nu gepubliceerde derde Clingendael Strategische Monitor heeft evenals de ‘Verkenningen’ tot doel om toekomstige ontwikkelingen binnen het internationale bestel in kaart te brengen, in het bijzonder ontwikkelingen die een bedrei- ging kunnen vormen voor de Nederlandse (en Europese) veiligheid en stabiliteit. De Clingendael Monitor – geschreven in opdracht van de Ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie – heeft daarbij expliciet tot doel om beleidsmakers te ondersteunen bij het formuleren van toekomstige beleidsopties.

In de Clingendael Strategische Monitor 2014 wordt op vier thema’s in het bijzonder ingegaan. Als eerste is een ‘scan’ gemaakt van het mondiale systeem. Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen geweest sinds het verschijnen van de vorige editie van de monitor en welke zijn de belangrijkste verwachtingen ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen? Ten tweede is ingegaan op de relatie tussen externe en interne veiligheid, waarbij de vraag centraal stond welke externe dreigingen de komende jaren een doorwerking zullen hebben op de Nederlandse interne veiligheid. Het derde thema betreft de toekomst van vredesoperaties in het licht van het zich ontwikkelende mondiale dreigingsbeeld en de instabiliteit in de omgeving van Europa. Tot slot is ingegaan op de positie van Nederland binnen een veranderend wereldbestel.

In deze bijdrage zal vooral het eerste thema – de brede doorkijk op het mondiale bestel – worden besproken. Die doorkijk is gericht op een viertal dimensies:

1. de ontwikkeling van de mondiale machtsverhoudingen;

2. het patroon van internationale/regionale multilaterale samenwerking;

3. de verhouding tussen statelijke en niet-statelijke actoren;

4. het mondiale dreigingsbeeld.

1 Zie: Jan Rood (eindredactie), Een wankele wereldorde; Clingendael Strategische Monitor 2014. Den Haag: Instituut Clingendael, juni 2014.

De uitkomsten van deze doorkijk zijn vervolgens afgezet op de scenario’s die ontleend zijn aan de genoemde ‘Verkenningen’. In deze ‘Verkenningen’ is indertijd een viertal scenario’s geformuleerd, die elk een denkbaar beeld van de internationale verhoudingen schetsen. Als eerste een multilateraal scenario waarin staten georganiseerd met elkaar samenwerken. Als tweede een multipolair scenario, waarin de grote mogendheden domineren, en dat door scherpere wedijver wordt gekenmerkt. Als derde een scenario waarin de wereld fragmenteert en door conflict wordt beheerst.

Tot slot, een netwerk scenario waarin niet staten domineren, maar een veelheid aan niet-statelijke actoren – al dan niet gewelddadig – de overhand heeft.

De 2014-editie van de Clingendael Monitor laat enerzijds continuï- teit zien indien het huidige mondiale bestel wordt afgezet op deze scenario’s. Het mondiale systeem bevindt zich nog steeds binnen het multilaterale scenario. Staten pogen hun onderlinge conflicten nog altijd op georganiseerde wijze door middel van overleg en afspraken op te lossen. Maar in navolging van de eerdere edities van de Clingendael Strategische Monitor constateert deze editie een verdere verschuiving richting het multipolaire scenario, dat wil zeggen een wereldbestel waarin de machtspolitiek van de grote

Een wankele wereldorde

Jan Rood

eindredactie

Clingendael

Strategische Monitor 2014

(7)

mogendheden beslissend is voor de vraag of conflicten vreedzaam worden beslecht. Deze verschuiving betekent ook dat de onzeker- heid binnen het internationale systeem toeneemt en daarmee de onveiligheid en het dreigingsniveau. Op basis hiervan concludeert deze monitor dat de mondiale orde ‘wankel’ is, dat wil zeggen in toenemende het vermogen ontbeert om dringende vraagstukken betreffende veiligheid, stabiliteit, duurzaamheid en welvaart aan te pakken, weg en er als gevolg zelfs een gevaar van fragmentatie (scenario 3) bestaat.

Deze conclusie plus verwachting zijn gebaseerd op de volgende overwegingen. Alle voorspellingen duiden er, als eerste, op dat het proces van mondiale machtsverschuiving als gevolg waarvan het Westen zijn naoorlogse dominantie zal verliezen, doorzet.

Tegelijkertijd kampen veel opkomende landen – o.a. Brazilië en Turkije – met interne problemen c.q. teruglopende – o.a. China – economische groei. De mondiale machtsverschuiving zal dan ook schoksgewijs verlopen. Bij dit alles zijn de VS nog immer de machtigste natie, wat vooral voor het militaire domein geldt. Maar de VS zijn minder in staat en bereid om het mondiale leiderschap op zich te nemen. Verontrustend is echter dat bij een ontbrekend leiderschap de spanningen tussen de grote mogendheden toene- men. Dat geldt voor Azië/Pacific waar sprake is van groeiende rivaliteit tussen de VS, China en Japan (met India op de achtergrond) en in Europa, waar als gevolg van het Russisch optreden tegen Oekraïne de relaties tussen Rusland, de VS en de EU en haar lidstaten onder druk zijn komen te staan. In de vorige edities van de monitor werd in dit verband nog gesteld dat de kans op een gewapend conflict tussen de grote mogendheden zeer klein was.

In deze editie wordt een dergelijk conflict, o.a. als gevolg van incidenten en miscommunicatie, niet langer uitgesloten.

Een tweede overweging is dat als gevolg van de oplopende spannin- gen tussen de grote mogendheden en het ontbreken van collectief leiderschap het mondiale multilaterale bestel, waaronder de VN, steeds moeizamer als kader van overleg en samenwerking fungeert.

Meer dan in het verleden is overeenstemming tussen de grote mogendheden een voorwaarde om tot de aanpak van problemen te komen. Die overeenstemming wordt belemmerd door directe conflicten, maar ook door tegengestelde opvattingen over de inrichting van het mondiale multilaterale bestel en de waarden en beginselen die er aan te grondslag liggen.

Als derde factor moet op de sterker manifestatie van niet-statelijke actoren als ‘spoilers’ binnen het internationale bestel gewezen worden. Dit geldt voor jihadistisch geïnspireerd terrorisme in grote delen van het Midden-Oosten en Noord- en sub-Sahara-Afrika, georganiseerde criminaliteit en het misbruik van technologie, waaronder cyber, als middel tot ontregeling van samenlevingen.

Een belangrijke katalysator bij deze externe dreigingen vormt de totale ontwrichting waaraan grote delen van het Midden-Oosten en Afrika ten prooi zijn gevallen als gevolg van het ineenstorten van staatsstructuren, interne etnische en religieuze conflicten en externe interventie door tal van statelijke en niet-statelijke actoren.

Als gevolg hiervan dreigt de directe zuidelijke omgeving van de

Dit beeld, met de broeders Kie, Schek, Horiv en hus zus Libed, nu versierd met Oekraïense vlaggen, staat op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev. Dit plein speelde een belangrijke rol tijdens de opstand van de Pro-Europese protestbeweging Foto: Christiaan Triebert

In april van dit jaar ontvoerden leden van de islamitische terreurgroep Boko Haram ruim 200 schoolmeisjes in Nigeria. Als gevolg van de strijd tussen de terreurgroep en de Nigeriaanse overheid vielen er in de eerste maanden van 2014 al meer dan 1500 doden. In mei besloot de VNVR de terreurbeweging op haar zwarte lijst te zetten.

Foto: Michael Fleshman

(8)

Europese Unie te vervallen tot één grote, samenhangende conflict- zone c.q. boog van instabiliteit, en daarmee tot een bron van externe dreiging voor de interne veiligheid van Nederland.

Daarmee is ook, als vierde, het mondiale dreigingsbeeld geschetst.

Naast oplopende spanningen tussen de grote mogendheden, wordt dit immers gekenmerkt door een complex conflictspectrum in wat bekend staat als de ‘Gordel van Instabiliteit’, met als risico dat de spanningen tussen de grote mogendheden verknoopt raken met dit intrastatelijke en regionale conflictspectrum (zie Syrië).

Deze overwegingen leiden tot de conclusie dat de mondiale orde ‘wankel’ is, en dat er een gevaar van fragmentatie bestaat.

Beslissend daarvoor zal vooral zijn of de grote mogendheden (VS, China, Rusland, etc.) in staat zullen zijn tot gemeenschappelijk optreden.

Voor de EU is bij dit alles de destabilisering van de eigen directe omgeving verontrustend. De interne veiligheid van de Unie en haar lidstaten staat als gevolg hiervan scherper bloot aan externe dreigingen. In antwoord daarop is betere afstemming tussen de lidstaten vereist. Daarnaast zullen de lidstaten een grotere verant- woordelijkheid op zich moeten nemen bij de aanpak van dreigin- gen buiten het eigen grondgebied (o.a. via vredes- en

stabilisatiemissies).

De conclusies uit de eerdere versies van de Clingendael Monitor dat Nederland niet in directe zin militair wordt bedreigd, geldt ook voor de Monitor 2014. Maar daartegenover staat een groeiend gevaar van niet-conventionele, niet-militaire, en indirecte dreigingen in de vorm van (jihadistisch geïnspireerd) terrorisme en van internatio- naal georganiseerde criminaliteit in combinatie met het gebruik van o.a. cyber, en van massale migratiestromen, en de effecten ervan op de fysieke veiligheid, de rechtsorde en de maatschappelijke infrastructuur. Op het vlak van de economische veiligheid is Nederland als open economie kwetsbaar voor oplopende internatio- nale spanningen en conflicten, piraterij, cybercriminaliteit, etc. als het gaat om de internationale handel in het algemeen, het financiële verkeer en de aanvoer van (zeldzame) grondstoffen en van energie.

Daarbij laat deze monitor zien dat bij uitstek Nederland gebaat is bij het bestaan van een rule based mondiale orde met sterke multilaterale en regionale instituties (VN, EU, NAVO, etc.). Het belang van een dergelijke orde ligt in het direct verlengde van de positie als relatief klein, open en daarmee kwetsbaar land. Gegeven deze positie is internationale samenwerking, bij voorkeur in multilateraal kader, cruciaal met het oog op de behartiging van de Nederlandse belangen, waarbij de noodzaak van samenwerking in Europees verband (EU, bi-, trilateraal, etc.) voorop staat. Dit alles juist om te voorkomen dat de ‘wankele wereldorde’ nog verder uit het lood slaat.

Nederlandse militairen van de ISAF-missie gaan op patrouille richting de West-Bank bij het plaatsje Ferosia ten zuiden van Khorma. Zij assisteren hierbij de Provincial Reconstruction Team bij het leveren van beveiliging.

Foto: Ministerie van Defensie, Arief Rorimandey.

Toeareg-strijders in het noorden van Mali. Ondanks de inspanningen van Frankrijk en een aantal West-Afrikaanse landen om de stabiliteit in deze regio te herstellen, houden de gewelddadigheden tussen de Toearegs en het Malinese leger tot op heden aan. Foto: Magharebia

(9)

Wat men moet leren doen, leert men door het doen

Bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) gaan we uit van de kracht van samenwerking om Nederland te beschermen. Die samenwerking strekt zich uit over meerdere beleidssectoren en voorbij geografische grenzen. En naast publieke partijen zoals departementen en veiligheidsregio’s, spelen vitale en private partijen een steeds grotere rol in de respons op (dreigende) crises. Het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrich- ting staat daarbij voorop, zowel bij klassieke dreigingen als overstromingen, terrorisme en epidemieën, als bij ‘nieuwere’

dreigingen zoals klimaatverandering of cyberaanvallen. We leggen verbinding tussen overheid, bedrijven en kennisinstituten om een schat aan kennis en ervaring te delen. Om samen te werken op de momenten dat dat nodig is. Want zoals Aristoteles al zei: Wat men moet leren doen, leert men door het te doen.

Het moge duidelijk zijn: een crisis manage je niet alleen. Dat geldt ook voor een crisisopleiding en –oefening. Dat vindt u terug in de breedte van het hierna volgende themakatern, dat is gewijd aan Opleiden, Trainen, Oefenen, Testen, Evalueren en Leren (OTOTEL). Bijdragen vanuit de wetenschap, media, vitale sectoren, private partijen, veiligheidsregio’s, nationale politie en departementen. Bijdragen die

variëren van bestuurlijke ervaringen, innovatieve ontwikkelingen en internationale oefeningen tot opleidingsinstrumenten binnen en buiten de overheid. U vindt die gezamenlijkheid ook terug in het brede aanbod van de Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC), onderdeel van de NCTV. De kracht van dit opleidingen-, trainingen- en oefenaanbod is dat het niet alleen is opgesteld vóór u – betrokkenen bij de nationale crisisorganisatie – maar vooral door u en met u.

Daar wil ik u hartelijk voor bedanken. Er wordt meer geïnvesteerd in gezamenlijk opleiden, trainen en oefenen en daarvan leren. Met uw hulp en uw suggesties houden we dat zo.

We zetten in op korter, vaker en kleinschaliger oefenen, voor een flexibele en professionele nationale crisisorganisatie. De tijd van de grote op zichzelf staande oefeningen is voorbij. We gaan mensen eerst individueel opleiden en vervolgens leiden we de teams op en trainen we deze. Pas daarna gaan we aan de slag met deze teams in de interne keten door middel van korte, kleinschalige oefeningen en trainingen en tenslotte zijn de oefeningen in de externe keten aan de orde. Dit evalueren we door onszelf en anderen te vragen: wat ging goed? Wat kan worden verbeterd? En met die leerpunten gaan we aan de slag om de crisisorganisatie nog beter te maken. Kennisdeling, netwerken en innovatie, zijn kenmerkend voor onze inzet op dit terrein en zullen dan ook centraal staan op de Jaardag van de NAC op 24 september a.s. Ik hoop u te zijner tijd daar mogen begroeten.

Henry Ford zei ooit over leren: “Anyone who stops learning is old, whether at twenty or eighty. Anyone who keeps learning stays young”. Met dat in gedachten, wens ik u de eeuwige jeugd toe.

En veel leereffect en plezier met het lezen van dit themakatern.

Dick Schoof

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

thema: ototel

(10)

Visie OTOTEL Rijk

Hoe zorg je ervoor dat de crisisorganisatie op nationaal niveau wordt opgeleid, geoefend en ook leert van getrokken lessen? En waarom doe je dat eigenlijk? De Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC) staat voor deze uitdagende taak en legt haar visie uit op professionalisering van de crisisorganisatie, het netwerk en de functionarissen.

Drs. Mirella M.C. Tijhaar

Programmamanager Nationale Academie voor Crisisbeheersing, NCTV

visie

Doordat crises diverser en complexer zijn geworden, is niet op voorhand aan te geven hoe deze aangepakt moeten worden. De organisaties en mensen die bezig zijn met een crisis kun je wel duiden. Het is dan ook de kunst om de juiste mensen op de juiste crises in te zetten. Maar hoe krijg je die mensen dan toegerust om de klus te klaren van het beheersen van een crisis waarbij de nationale veiligheid in het geding is?

Ter waarborging van de nationale veiligheid is het de verantwoordelijk- heid van de minister van VenJ om zorg te dragen voor een kwalitatief goede nationale crisisorganisatie, met professioneel toegeruste crisisfunctionarissen en een sterk en flexibel (rijksbreed) crisisnetwerk.

De Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC), onderdeel van de NCTV van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, focust op de verdere professionalisering van de nationale crisisorganisatie, zoals beschreven in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (zie schema), van dreiging tot nafase. Het gaat met name om bestuurlijke en communi- catieve advisering en besluitvorming.

De NAC doet dat door crisisfunctionarissen van alle departementen en bij vitale, publieke en private partners die betrokken zijn bij crises – waarbij de nationale veiligheid in het geding is – adequaat op te leiden, te trainen en te oefenen, door te testen, te evalueren en betrokkenen te laten leren van de getrokken lessen. Daarnaast vervult de NAC een adviserende, faciliterende en innoverende rol naar zowel het ministerie van VenJ als naar de partners in de crisisbeheersing op het terrein van opleiden, trainen, oefenen, testen, evalueren en leren van lessen (OTOTEL).

Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb)

Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb)

Nationaal Crisiscentrum (NCC)

Binnenlands bestuur Veiligheidsregio’s

Landelijke Operationele Staf (LOS)

Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) Nationaal Kernteam

Crisiscommunicatie (NKC)

Departementale Coördinatiecentra (DCC’s)

Vitale sectoren

Rijks- diensten

Adviesteam (AT) Crisisbeheersingsstelsel op hoofdlijnen

(11)

De gedachte hierachter is dat, door deze mensen op eenzelfde manier op te leiden, te trainen en te oefenen, een gelijk denk- en handelingscultuur en eenduidig esprit de corps wordt ontwikkeld.

Tegelijkertijd wordt hierdoor de basis voor een flexibel netwerk van crisisfunctionarissen en organisaties versterkt, waar mensen elkaar in de zogenaamde koude fase in een veilige leeromgeving al hebben leren kennen. Tijdens de crisis kan gezamenlijk, maar wel ieder met zijn eigen kennis, expertise en verantwoordelijkheid op een hoogwaardig en gelijk niveau de crisis worden afgehandeld.

De OTOTEL-cyclus ziet er als volgt uit.

leerprogramma

De NAC biedt een leerprogramma aan op de volgende niveaus:

1. individueel: opleidingen voor het verkrijgen van kennis en ontwikkelen van competenties voor de verschillende crisisrollen;

2. team: opleidingen en trainingen per team gericht op samenwer- king, werkwijze en processen, bijvoorbeeld teams gericht op besluitvorming, informatievoorziening of communicatie;

3. teams binnen de interne keten: oefeningen en trainingen binnen de interne keten, gericht op samenwerking, inhoudelijke aansluiting en het gebruiken van elkaars output/product;

4. de externe keten: oefeningen met vitale, publieke en private partners in binnen- en buitenland.

Individuen en teams doorlopen de OTOTEL-cyclus waarbij de leerdoelen van de nationale crisisorganisatie vooral zijn gericht op informatievoorziening (tussen rijk en partners [vitaal, privaat en publiek], tussen de departementen en operationeel versus bestuur- lijk), crisiscommunicatie, advisering en besluitvorming.

Uitgangspunt bij het NAC-aanbod is dat we oppakken wat gezamen- lijk moet, om een gezamenlijke nationale crisisorganisatie te kunnen vormen met dezelfde taal, processen en werkwijze. Partners organiseren hun eigen specifiek inhoudelijke OTO-activiteiten.

Aan de hand van thema’s wordt het leerprogramma vormgegeven.

In de afgelopen periode waren dat de troonswisseling en de Nuclear Security Summit 2014. Er wordt met thema’s gewerkt omdat alle betrokkenen dan een beeld hebben waar ze naar toe werken en waarom ze dat doen. Een thema, gelinkt aan de actualiteit, geeft urgentie en belang aan en maakt het bovendien gemakkelijker om consistentie in het leerprogramma aan te brengen en te bewaken.

De komende periode komen meerdere thema’s aan bod die zijn gelinkt aan het Nederlands voorzitterschap van de EU (in 2016), aan de Gezamenlijke Agenda (met de veiligheidsregio’s) en aan de Nationale Risico Beoordeling. Denk aan thema’s als cyber en vitaal.

Hoe ziet het leerprogramma er concreet uit? Op individueel niveau (1) wordt de interdepartementale basisopleiding crisisbeheersing aangeboden (theorie en crisissimulatie). Herhaling is binnenkort mogelijk via e-learning. Verder worden trainingen aangeboden voor negen rollen die bij crises worden vervuld, zoals voorzitter, secretaris, inhoudelijk adviseur en evaluator. Ook worden opleidingen als politiek-bestuurlijke crisissensitiviteit, scenario’s onder tijdsdruk en psychologie van crisisbeheersing aangeboden.

Verder worden masterclasses georganiseerd, bijvoorbeeld aansluiting rijk-regio, internationaal crisismanagement, nucleair, etc. Indien gewenst kan een individueel crisiscoachingstraject worden ingezet.

(12)

Naast niveau 1 worden op teamniveau (2), intern ketenniveau (3) en extern ketenniveau (4) trainingen en oefeningen georganiseerd.

Hier spelen met name thema’s een rol, niet perse als inhoudelijk kennisdoel maar vooral als instrument om de werkwijze van teams te verbeteren. Deze teams zijn in- en extern samengesteld en variëren van het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie, de Sectie Informatie Management en het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum/Landelijke Operationele Staf tot het Adviesteam, de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing en de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing. Ook wordt het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding beoefend.

Bij het NAC-leerprogramma staan behoefte, flexibiliteit en maatwerk voorop, bijvoorbeeld door opleidingen toe te voegen of aan te passen door het parallel aanbieden van één of meer leer- niveaus en door mogelijk te maken dat op meerdere momenten op verschillende niveaus kan worden ingestroomd. Naast opleidingen op basisniveau (voor nieuwe medewerkers) worden verdiepende of herhalingsopleidingen aangeboden. Er wordt altijd gezocht naar de meest efficiënte en effectieve inzet van tijd en middelen tegen een zo groot mogelijk leereffect.

netwerk

Het leerprogramma wordt opgesteld en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de partners, waaronder departementen, vitale, publieke – bijvoorbeeld nationale politie en veiligheidsregio’s – en private partners. Een crisis kan immers niet alleen worden gemanaged, daar zijn vele partners en een flexibele crisisorganisatie voor nodig. Deelname is dan ook op alle niveaus van het NAC- leerprogramma mogelijk.

Het kennisnetwerk van de NAC bestaat uit verschillende OTO- coördinatoren, zowel (inter)departementaal als regionaal. Er wordt samengewerkt met kennisinstituten en opleidingsacademies.

Jaarlijks wordt de NAC-Jaardag georganiseerd waar netwerken, kennisuitwisseling en innovatie centraal staan. De NAC-Jaardag 2014 is op 24 september a.s. en zal geopend worden door Minister Opstelten. Het thema van de Jaardag 2014 is de flexibele crisisorga- nisatie mede in relatie tot vitale sectoren. Betrokkenen bij crises op nationaal niveau zijn van harte welkom!

tot slot

Daadwerkelijke inzet bij een crisis waarbij de nationale veiligheid in het geding is gebeurt - gelukkig - niet elke dag, maar als het gebeurt is het juist van groot belang om voorbereid te zijn op professionele afhandeling. De ambitie om te komen tot verdere professionalise- ring kent verschillende dimensies. Hiervoor is een gericht en adequaat aanbod van opleidingen, trainingen en oefeningen noodzakelijk. We dienen gericht te zijn op continue procesverbete- ring door evalueren en lessen leren in koude én warme fase en te komen tot een lerende organisatie met – veel meer dan nu – gebruik te maken van lessen. Ook moeten innovatie en technologie toegepast worden. Leren van nationale en internationale keten- en netwerkpartners zorgen voor verbeteringen. Deze zaken zijn cruciaal om het netwerk, de organisatie en de functionarissen in nationale crisisbeheersing nog verder te professionaliseren.

VooraankondiGinG

Jaardag Nationale Academie voor Crisisbeheersing

24 september 2014

Wilt u met uw partners in de nationale crisisbeheersing van gedachten wisselen over flexibilisering van de crisisorganisatie?

Kom dan op 24 september 2014 naar de Jaardag van de Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC) in het Auditorium van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Hét moment om vooruit te kijken naar het nieuwe leer- programma van de NAC, nieuwe inzichten op te doen en te netwerken. Het belooft een interactieve dag te worden met inspirerende sprekers en publiek van departementen en (vitale) publieke en private partners.

Reserveer nu alvast woensdag 24 september van 12.00 tot 17.00 uur in uw agenda.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de NAC via nac@nctv.minvenj.nl

(13)

Opleiden, trainen, oefenen, evalueren en leren bij de EPAn

Als bestuurder moet je tijdens incidenten kunnen beschikken over een goed opgeleide en getrainde crisisorganisatie. Voor stralingsin- cidenten is een speciale eenheid ingericht voor de beoordeling van een situatie en om te adviseren over de te nemen maatregelen – de zogenaamde Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn). Leden van EPAn beschikken over kennis voor het uitoefenen van hun functie als bijvoorbeeld onderzoeker, beleidsmedewerker of inspecteur en daarnaast over specifieke expertise op het gebied van stralingsbescherming en nucleaire veiligheid. Verder nemen zij deel aan een opleiding-, training- en oefen- (OTO-) programma gericht op de beheersing van stralingsongevallen.

Ervaringen in zowel oefening als incident kunnen het functioneren van de crisisorganisatie verbeteren. Zo vond in oktober 2013 een dreigend stralingsincident plaats waarbij het risico moeilijk was in te schatten en dat mogelijk tot een ongeval zou kunnen leiden waarbij radioactiviteit en straling vrij zouden kunnen komen. Dit leidde tot een (ongebruikelijke) melding van het incident vanuit de handhaving en was aanleiding om de EPAn op te schalen om de radiologische situatie in kaart te brengen. Nadat dit was gebeurd, is EPAn begin november 2013 afgeschaald. Bij de interne evaluatie van dit incident waarbij ook externe partijen zijn bevraagd, kwamen naast een probleem met het informeren van burgemeester en veiligheidsregio door het bedrijf in kwestie, een aantal verbeterpun- ten voor de EPAn naar voren. Zo bleek dat de overgang van een handhavingsactie naar een opschaling van EPAn een bijzondere situatie opleverde omdat daar nog geen procedure voor was. Na deze evaluatie zijn hiervoor criteria opgesteld. Verder bleek dat de opschaling en de melding binnen de crisisorganisatie bij dit incident niet helemaal goed verlopen waren. Dit was aanleiding om extra bereikbaarheidstesten uit te voeren en de procedure voor melding, opschaling en afschaling verder uit te werken.

Het meerjaren OTO-programma van EPAn heeft tot doel alle responsfuncties binnen de EPAn tenminste eens per vier jaar te trainen en te oefenen. Dit kan aan de hand van verschillende ongevalsscenario’s. Eens per vijf jaar wordt er een nationale stafoefening georganiseerd waarbij het hele systeem van kernonge- vallenbestrijding (van brandweer tot minister) wordt getest.

Voor het beheer van het OTO-programma van het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding (NPK) is een OTO-werkgroep ingesteld. Deze werkgroep stelt jaarlijks een OTO-jaarplan voor de EPAn op. Dit jaarplan is gebaseerd op het meerjarenprogramma.

Alle EPAn leden worden jaarlijks opgeleid, getraind en geoefend. De deelname hieraan is niet vrijblijvend, iedereen moet ten minste 75%

van de aangeboden activiteiten bijwonen. Ook worden er maande- lijks bereikbaarheidstesten gehouden.

Elke oefening wordt geëvalueerd en verbeterpunten worden daarna geïmplementeerd. Voor de EPAn zijn zogenoemde prestatie-indica- toren vastgesteld. Met deze prestatie-indicatoren kan beoordeeld worden of de geformuleerde oefendoelen bereikt zijn. Een voorbeeld van zo’n indicator is: De kernleden van EPAn FO zijn binnen twee uur na de alarmering door de voorzitter of de vergunninghouder (de eerste alarmering) aanwezig. De laatste nationale stafoefening, genaamd Indian Summer, vond plaats in 2011. Een van de verbeterpunten uit de evaluatie hiervan was het harmoniseren van de adviesstructuur ten behoeve van een snellere advisering. Dit heeft ertoe geleid dat dit najaar de Back-Office Radiologische Informatie en de Back-Office Geneeskundige Informatie gaan fuseren tot het Crisis Expert Team straling.

Deze voorbeelden laten zien dat de opgedane ervaringen het functioneren van de crisisorganisatie kunnen verbeteren door te leren van deze ervaringen en zo de Opleiden, Trainen, Oefenen, Evalueren en Leren (OTOTEL-)keten te sluiten.

Drs. M.E.P. Dierikx

Directeur-Generaal Energie, Telecom en Mededinging, Ministerie van Economische Zaken

(14)

Versterking Civiel – Militaire Samenwerking:

Gezamenlijk opleiden, trainen en oefenen

Lkol. Ing. Wytze van der Velde EMSD

Directie Aansturen Operationele Gereedheid, Defensiestaf, Ministerie van Defensie

Drs. Mirella M.C. Tijhaar

Programmamanager Nationale Academie voor Crisisbeheersing, NCTV

Simulatie, ‘gaming’ en kunstmatige omgevingen worden steeds belangrijker bij het trainen en opleiden van personeel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat eind 2012 bij de interdepartementale werkgroep – die belast is met het onderzoeken en verder uitwerken van mogelijkheden en programma’s voor het Versterken van de bestaande Civiel Militaire Samenwerking (VCMS) – het thema gezamenlijk opleiden en trainen, oefenen en simulatie wederom op de agenda staat.

VCMS is een interdepartementaal project van de ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie (VenJ) om samenwerking tussen Defensie en crisispartners verder vorm te geven. Het zwaartepunt voor VCMS ligt in de zogenaamde koude fase: voorbereiding, kennisdeling, planvorming en oefenen en trainen zijn hierin aangrijpingspunten. Voor de warme fase werkt onder verantwoor- delijkheid van de NCTV de Nationale Academie voor

Crisisbeheersing (NAC) aan de interdepartementale ambitie op het gebied van opleiden, trainen, oefenen, testen, evalueren en leren van lessen. Tijdens het bestuurlijk overleg op 30 januari jl. hebben de ministers van Ven J en Defensie het belang onderkend van structurele samenwerking op het terrein van OTO en ingestemd met de oprichting van een civiel-militaire taskforce OTO waarin ten behoeve van VCMS concrete werkafspraken over gezamenlijke inspanningen in 2014 en 2015 worden gemaakt.

wat is er tot nu toe gebeurd?

De eerste fase richtte zich op het genereren en uitwerken van ideeën om de huidige civiele militaire samenwerking verder te versterken. De ideeën zijn besproken in samenwerking met onder anderen de Politie Academie, Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), Nederlandse Defensie Academie (NLDA), Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en diverse defensieonderdelen. De ideeën hadden onder meer betrekking op:

• het gezamenlijk opleiden en trainen van sleutelfunctionarissen (waaronder toekomstige leiders binnen de crisisbeheersing en rampenbestrijding). Binnen Defensie is bijvoorbeeld een opleiding ontwikkeld voor de officier veiligheidsregio (OVR). De NAC biedt opleidingen aan voor de nationale crisisorganisatie, waaraan Defensie al deelneemt. Inzicht in elkaars opleidings- systemen is een voorwaarde om opleidingen wederzijds aan te bieden.

• Ondersteuning van de Veiligheidsregio’s (VR) door Defensie bij het organiseren en opzetten van systeem- of multidisciplinaire oefeningen. VR’s hebben de wettelijke verplichting om periodiek integraal te oefenen. Voorstel is om voor algemeen gebruik een database met generieke oefenscenario’s te vullen. Defensie ondersteunt de VR met een staf, het IFV ondersteunt met een oefenstaf en borgt de onderwijskundige impact.

• Oprichting van een Landelijke Oefen Ondersteuningsorganisatie (LOOO). Voorstel is om opnieuw te onderzoeken of het oprich- ten van een LOOO levensvatbaar is. Het IFV is bezig met een verkenning van dit initiatief.

• Samenwerking tussen de OTO-activiteiten binnen Defensie en de Brandweer, zoals de opzet van een trainingscarrousel bij de Brandweer. Binnen Defensie worden ook verschillende soorten brandweeropleidingen gegeven. Het ligt voor de hand om nader onderzoek te verrichten naar mogelijke synergiewinst.

• Het inzetten van Defensie-simulatiemiddelen en serious gaming voor civiele partners. Defensie beschikt over unieke simulatie- middelen geschikt voor training van besluitvormers in de crisisbeheersing en specifieke eenheden zoals Arrestatieteams en de Dienst Speciale Interventie (DSI);

• Kennisoverdracht op het terrein van de ondersteuning van commandovoering en informatievoorziening, maar ook over evalueren, innovatie en internationaal.

• Het ontwikkelen van een gezamenlijke Unité de Doctrine. De noodzaak voor eenheid van opvatting wordt benadrukt in het rapport Eenheid in Verscheidenheid.

(15)

De vraagsturing vanuit het veld (de veiligheidsregio’s) is in de koude fase divers en ongecoördineerd. Naast bovengenoemde ideeën is dan ook behoefte gebleken aan de inrichting van een loketfunctie/

coördinatiepunt voor vraagsturing regio’s – rijk; vooral, maar niet uitsluitend, op het gebied van oefeningen. De bewindslieden hebben hiermee ingestemd. Daarbij heeft het rijk behoefte om met regio’s te oefenen en komt dit nog niet voldoende van de grond. De niet op elkaar afgestemde vraag vormt een knelpunt bij het efficiënt ondersteunen van het veld door bijvoorbeeld Defensie. Verbetering wordt mogelijk geacht bij het gezamenlijk voorbereiden van (crisis) plannen en het houden van multidisciplinaire en interbestuurlijke oefeningen, ook met de Kustwacht. Ook is er nog een slag te maken in het afstemmen van de behoefte van andere departementen op oefeningen met regio’s. Een loketfunctie/coördinatiepunt kan dit probleem ondervangen. Het loket vervult dan een trechterfunctie, waarbij het onder meer door afstemming en planning kan helpen zorgdragen voor een betere verdeling van schaarse rijkscapaciteit (waaronder Defensiecapaciteit) over alle vragende regio’s en andersom. Op het scheidsvlak waar taken en verantwoordelijkhe- den elkaar raken.

hoe nu verder?

De civiel militaire samenwerking gaat op veel terreinen al goed, maar voor de nationale crisisorganisatie en haar professionals is het borgen en verder ontwikkelen van de kwaliteit essentieel. Een belangrijk onderdeel van VCMS is dan ook het verder versterken van de samenwerking op het gebied van opleiden, trainen en oefenen.

Er is besloten tot intensievere samenwerking tussen VenJ en Defensie op dit dossier door gebruik te maken van elkaars kennis en

kunde. Om de samenwerking concreet te maken heeft VenJ/NCTV bij Defensie een medewerker gedetacheerd voor dit project. Ook wordt nadrukkelijk samenwerking met de veiligheidsregio’s gezocht en wordt gestreefd naar een coalition of the willing.

De komende periode vindt met alle relevante civiele en militaire partners nadere uitwerking van bovengenoemde ideeën plaats, waarbij tot concrete werkafspraken wordt gekomen. Op het gebied van cyber is er reeds een samenwerkingsconvenant afgesloten (met DEFCERT). Voor de crisisorganisatie ligt het accent vooral op nadere uitwerking van bovengenoemde ideeën, waarbij tot concrete werkafspraken wordt gekomen. De gevormde (VCMS) Taskforce OTOTEL Sim is hiermee aan de slag.

Foto-impressie van de Oefening Samen Sterker © Ministerie van Defensie

(16)

OTO IenM bouwt professioneel netwerk van adviseurs

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu zet nieuwe activiteiten in om de organisatie op te leiden, te trainen en te beoefenen. De verantwoordelijkheid voor het crisisbeheersingsbeleid en OTO is belegd bij het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing IenM (DCC-IenM). Programmacoördinator OTO Sonja Kaskens legt uit hoe het OTO-programma bijdraagt aan het bouwen van het professioneel netwerk van adviseurs om 24/7 een IenM-crisis beheersbaar te maken.

“Wij hebben een centraal budget voor de OTO-activiteiten.

Voor een passende invulling werkt het DCC-IenM nauw samen met de regionale onderdelen van RWS, ProRail, KNMI, LVNL, ILT en het kerndepartement. Een centraal budget heeft veel voordelen, zoals de kortingen bij de inkoop van trainingen, maar het bevordert ook bijna vanzelfsprekend de samenwerking tussen organisatieonder- delen. En betere samenwerking kan in een ideale situatie weer leiden tot het uniformeren en verbeteren van het

crisisbeheersingsproces.”

Quick scan voor selectie en ontwikkeling

“We willen de crisisbeheersingsorganisatie van IenM op een hoog professioneel niveau krijgen en houden, gericht op continue verbetering van individuen, teams en organisaties. Het OTO- programma gaat over een nieuwe manier van werken, zoals met de Quick Scans. Zo kunnen wij kijken of personen geschikt zijn voor de crisisrol die zij moeten vervullen, zeg maar een selectiescan. Ook kan de Quick Scan ingezet worden bij ervaren crisisfunctionarissen om te kijken waar ontwikkel- en aandachtspunten op individueel niveau liggen, de ontwikkelscan. Onze kennis en ervaringen willen wij graag delen, bijvoorbeeld via het interdepartementaal samen- werkingsverband voor alle OTO teams (KPIOTO).”

oto-programma voor ienm

“De Quick Scan is onderdeel van het bestaande OTO-programma waarbij we IenM breed zoveel mogelijk standaard opleidingen en trainingen aanbieden. Ik merk wel dat IenM een erg brede organisatie is, waarbij het DCC duidelijk een andere rol heeft dan een regionaal onderdeel van Rijkswaterstaat. Uniformiteit kan dus vaak maar deels worden toegepast. De oefeningen en incompany- teamtrainingen zijn maatwerk. Daarin wordt specifiek eerst gekeken waar de organisatie staat, wat de oefendoelen zijn en hoe we daar het beste een oefening of training op kunnen inrichten.

Een voorbeeld hiervan is het opschalings- en besluitvormingsproces rondom de uitgifte van een weeralarm. De oefening wordt door het DCC-IenM in samenwerking met het KNMI voorbereid en beoefend met de andere partners in een zogenaamd Weerimpactteam, waarin ProRail, Rijkswaterstaat, NCC en LOCC plaats hebben.

Daarnaast hebben we jaarlijks wisselende onderwerpen die we aandacht geven. Een aantal keer per jaar organiseren we een bedrijfsbezoek om onze kennis van crisisbeheersing en de contacten met de (keten)partners te verbreden. Zo hebben we de afgelopen jaren onder andere bedrijfsbezoeken gehad in de luchtvaart, bij de Shell, ProRail en het KNMI. Binnenkort bezoeken wij de NOS met de specialisten crisiscommunicatie.

goede evaluaties met mce

IenM hecht veel waarde aan een goede evaluatie van oefeningen.

Daarom worden de crisismanagers van het DCC en enkele crisis- coördinatoren opgeleid tot evaluator bij het IFV. Degenen die de MCE hebben afgerond, worden opgenomen in een landelijke pool van Evaluatoren die bij oefeningen in (bijvoorbeeld) veiligheids- regio’s gevraagd kunnen worden te evalueren. Een aantal crisis- managers heeft dit nu al gedaan en het is een mooie manier om de kennis van veiligheidsregio’s te vergroten om het netwerk te onderhouden. Binnen IenM is er tijdens een oefening naast de externe evaluator ook een crisismanager aanwezig om de evaluatie met extra kennis en expertise van de organisatie aan te vullen.”

Manon Nierkes

Senior Communicatieadviseur Ministerie van Infrastructuur en Milieu

© Ministerie IenM

(17)

Hebt u de 3 K’s van crisisbeheersing?

kennis én een leven lang leren: vakbekwaamheid

Als die melding valt waarvan je direct weet “We moeten aan de bak!”, dan is het cruciaal dat iedereen beschikt over de 3 K’s: ‘Kennis’, ‘Kennissen’

en ‘Karakter’. Of het nu gaat om een mono- of multidisciplinair

optreden, de inzet valt of staat met de vakbekwaamheid van de mensen die het uitvoeren. Uiteraard vraagt dit als basis om adequate opleidin- gen. Toch is er een tendens zichtbaar van een dalend aantal cursisten bij de opleidingsinstituten. Het actueel houden van de opgedane kennis en vaardigheden is minstens zo belangrijk. Net als voor de makelaar betekent dit voor de politieman, de brandweervrouw, de ambulanceverpleegkundige een leven lang leren. Op dit moment zien wij een toenemende roep om meer oefenen, terwijl het budget, de capaciteit en tijd om mensen op te leiden en te oefenen afneemt.

Kritisch kijken naar de wijze van oefenen is goed, maar als Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO) een sluitpost op de begroting wordt, dan dienen de risico’s hiervan bewust en bekwaam aanvaard te worden.

kennis: kent u uw eigen kennis?

Grootschalige oefeningen trekken veel aandacht en vragen vaak veel voorbereiding. Regelmatig worden gifwolken en botsende treinen beoefend en houden wij bestuurlijke oefeningen met tal van dilem- ma’s. Maar brengen zij ons echt verder? Dagelijkse dilemma’s zoals brand in een verzorgingshuis maar ook zedenzaken komen nauwelijks aan de orde. In de acute fase worden de cruciale besluiten genomen

door de operationele mensen op straat: de bestuurlijke vraagstukken en daarin gelegen dillema’s zitten veel meer in de nazorgfase.

Het is van groot belang dat de uitgangspunten van evaluaties tegen het licht worden gehouden; immers ‘een vrienden-rapportje’ levert doorgaans weinig leerpunten op. Het is minder relevant of de vastgestelde procedures wel gevolgd zijn, als de juiste maatregelen maar zijn genomen en daarmee het gewenste resultaat is bereikt. Dit betekent dat de oefeningen meer horen aan te sluiten bij de praktijk en functionarissen getraind moeten worden op rolvastheid. Goede evaluaties met duidelijke leerpunten vormen dan de sleutel om allereerst procedures aan te passen en daarna pas mensen.

kennissen: weet u elkaar te vinden?

In onze complexe maatschappij is het onmogelijk om bij elke crisis over voldoende kennis te beschikken. Dat is niet erg zolang wij maar iemand in ons netwerk kennen die wel over die kennis beschikt.

De NSS werd aanvankelijk vooral gezien als een klus van de politie en de inlichtingendiensten, waarbij veel diensten zijn aangehaakt.

Een mooie uitzondering in een tijd waar partners zich steeds meer concentreren op hun eigen taak, want tijdens de voorbereidingen en tijdens de top is weer gebleken dat diensten elkaar heel goed aanvullen. Het zou een mooi resultaat zijn als deze positieve ervaringen de opmaat zijn om de SGBO- en GRIP-structuur dichter bij elkaar te brengen of zelfs samen te voegen. Zo wordt multidisciplinair optreden meer dan de som van de monodisciplinaire delen.

karakter: bent u uit het juiste hout gesneden?

Tijdens de crisis moeten besluiten worden genomen. Na de crisis wordt het optreden geëvalueerd en dan blijkt de scheidslijn tussen

“the hero of the day” en “the fool of the year”

flinterdun. De besluitvaardigheid en het situationele leiderschap worden in diverse onderzoeken onder de loep genomen. Selectie aan de poort op “the right person for the job” maar ook bewaken van ‘vakbe- kwaam blijven’ tijdens de loopbaan, zijn elementaire bouwstenen van een goed OTO-beleid. Soms zoeken functionarissen tijdens de actie in alle hectiek naar steun en bevestiging. Zeker in de acute en chaotische fase is hier geen tijd voor. Doortastend optreden is dan van belang. Natuurlijk moet een functionaris hier aanleg voor hebben, maar daarnaast is het nodig om de vaardigheden verder te ontwikkelen. Effectief opleiden, trainen en oefenen zorgen hiervoor. Door samen te oefenen krijg je bovendien vertrouwen in elkaar; dit is de basis voor een betrouwbaar multidisci- plinair optreden. Indien wij in Nederland uitgaan van de doctrine ‘train as you fight, fight as you train’, dan is het cruciaal dat de vraag: “Beschik ik over de 3K’s?”

positief beantwoord kan worden. OTO vormt de sleutel tot het beantwoorden hiervan.

Maikel Lenssen

Regionaal Operationeel Leider Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond tevens Voorzitter landelijk netwerk Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen (MOTO)

(18)

Opleiden, oefenen en ontwikkelingen in het crisismanagement van een wereldluchthaven

Op Amsterdam Airport Schiphol kunnen relatief kleine incidenten al snel grote effecten hebben. Dit komt door de hoeveelheid mensen (op een zomerdag circa 175.000 passagiers), de strakke koppelingen tussen de diverse logistieke processen en de verschillende security-, Schengen en EU-grenzen. Naast de kleine incidenten zijn er uiteraard ook grote incidenten denkbaar met bijbehorend grotere effecten. Amsterdam Airport Schiphol bereidt zich hierop goed voor, tezamen met haar ketenpartners.

crisisorganisatie

De crisisorganisatie is vastgelegd in het Crisisbestrijdingsplan Schiphol (CBP-S) en bestaat op Schiphol uit de gebruikelijke crisisstructuur. Deze is voor de luchthaven uitgebreid met het Schiphol Team Plaats Incident (STPI) voor de incidentbestrijding en met de Commissie van Overleg (CVO) voor het zogenaamde effectmanagement. Daarnaast nemen vertegenwoordigers van Schiphol deel aan de crisisteams COPI, OT en BT, zodat de crisisor- ganisatie beschikt over Schiphol-specifieke kennis. De CVO komt bijeen bij elk incident met mogelijk significante gevolgen, en heeft als verantwoordelijkheid enerzijds het direct ondersteunen van de incidentbestrijding en anderzijds het zorgdragen voor de bedrijfs- continuïteit. Indien een OT bijeengeroepen wordt, fungeert het CVO als actiecentrum van dit gremium. De CVO wordt geleid door de Airport Manager en bestaat in de kern uit vertegenwoordigers van de operationele kernprocessen van Schiphol (Airside

Operations, Bagage, Terminal, Security). Daarnaast worden voor het incident relevante (externe) partijen gevraagd, zoals bijvoorbeeld de betrokken luchtvaartmaatschappij en de Koninklijke Marechaussee.

opleiden en oefenen

Gezamenlijk met de Veiligheidsregio Kennemerland (VRK), de Koninklijke Marechaussee en Airport Medical Services organiseert Schiphol jaarlijks verschillende opleidingsdagen. Dit zijn 12 monodisciplinaire virtuele STPI-COPI oefeningen, 8 multidiscipli- naire STPI oefeningen en 1 grote multidisciplinaire COPI-oefening.

Tijdens deze oefeningen wordt ook de CVO ingezet. Daarnaast worden er apart nog CVO, OT en BT oefeningen gehouden.

Schipholdeelnemers aan de CVO hebben allen een initiële opleiding gevolgd waar de structuur, kenmerken en organisatie van de crisisbestrijding wordt behandeld. Externe partijen worden ook bij deze opleidingsdagen uitgenodigd. Separate CVO oefeningen vinden 16 keer per jaar plaats. Tijdens deze oefeningen worden,

naast de scenario’s van het CBP-S, ook o.a. grote verstoringen in de bedrijfsvoering van Schiphol beoefend. De CVO oefeningen zijn er op gericht om te leren omgaan met afwijkende omstandigheden.

Jaarlijks wordt hiervoor een oefenplan opgesteld waarin zowel hoofddoelen als bijpassende scenario’s zijn vastgelegd. De afzonderlijke oefeningen worden, in detail, aangepast aan de leereffecten uit voorgaande oefeningen en incidenten. Dit om er voor te zorgen dat er een opwaartse leerspiraal ontstaat. Ook is er tijdens de oefeningen speciale aandacht voor de invloed van tijdsdruk en teamrollen op de besluitvorming tijdens crises.

ontwikkelingen

De afgelopen jaren is de variëteit in crisisscenario’s toegenomen.

Bij nieuwe dreigingen, zoals cyberterrorisme, past het traditionele systeem met o.a. COPI en OT niet altijd meer. Daar zijn nieuwe methodieken van crisismanagement voor nodig en dus ook nieuwe manieren van teamtraining. Schiphol is het programma CrisisWise gestart om deze nieuwe uitdagingen aan te pakken. Hierbij worden verschillende vernieuwingen doorgevoerd. Zo worden elementen van Crew Resource Management in de trainingen ondergebracht.

Daarnaast vindt tijdens oefeningen ‘higher & lower control’ plaats vanuit de dienstdoende

functies en piketten met als doel het onderscheid tussen oefenen en de praktijk van alledag kleiner te maken.

Uiteindelijk is het de bedoeling dat iedereen crisismanagement als normaal onderdeel van zijn werk ziet en dat de veerkracht (resilience) van de operatie zo hoog wordt dat het meren- deel van de crises afgehan- deld kan worden als business as usual.

Ir. Han van den Broek MPS

Airport Manager, Amsterdam Airport Schiphol

Drs. Ed Oomes MCDM

Senior Programmamanager CrisisWise, Amsterdam Airport Schiphol

(19)

Je zit samen in de ellende, samen moet je er weer uit

Gasunie Transport Services is als eigenaar en beheerder van het landelijk gasnetwerk rond de klok bezig met het op orde houden van de gasvoorziening. We maken deel uit van de vitale infrastruc- tuur, en dat brengt verplichtingen met zich mee: naast het streven naar een zo efficiënt mogelijk transportproces moeten we ook voorbereid zijn en acteren op verstoringen die dit proces kunnen aantasten. Die discipline beheersen we goed. Grote verstoringen zijn gelukkig zeldzaam, de Worst Case heeft zich nog nooit voorge- daan, maar we willen er wel zo goed mogelijk op voorbereid zijn.

Lokale trainingen en oefeningen met de focus op veiligheid houden we het hele jaar door. Vaak in samenwerking met brandweer, politie, GHOR, etc. Dit zijn oefeningen zoals je die bij BRZO- bedrijven kunt aantreffen. Het scenario is vaak goed te overzien en de oefenpartners zijn ervaren specialisten.

Het acteren op een calamiteit die het proces van gasvoorziening ernstig aantast is van een andere orde: We krijgen dan ook te maken met regionale en landelijke instanties, leveranciers, afnemers, politiek, etc. De aard van ons gastransportproces, de vele betrokken partijen, conflicterende belangen en korte beslistijden leiden gemakkelijk tot een zeer complex scenario met uitdagende (bestuurlijke) dilemma’s. En dan zijn er nog de onderlinge afhanke- lijkheden en keteneffecten met bijvoorbeeld de sectoren

Elektriciteit of Telecom. Storingen in die sectoren kunnen ons proces treffen, net zo als overstromingen of extreem weer.

Als je samen in de ellende zit, moet je er samen weer uit. Bij opleiden, trainen en oefenen moet je dus naast hulpdiensten en overheden ook oog hebben voor andere vitale infrastructuren. Daar ligt een grote uitdaging: hoe worden we ons nog meer bewust van

onderlinge afhankelijkheden, hoe ze kunnen veranderen in de tijd, hoe kunnen we kwetsbaarheden vinden en manieren om samen grote verstoringen te lijf te gaan?

Met de komst van de Boven Regionale Liaisons van Defensie Nationale Operaties als schakel tussen de vitale partners en het LOCC/de LOS is hiervoor een goede start gemaakt: het samenbren- gen van deze liaisons heeft geleid tot meer inzicht in onderlinge afhankelijkheden en kwetsbaarheden. Het gecombineerd kennispo- tentieel binnen deze groep is heel waardevol en heeft zich in recente grote oefeningen bewezen. De liaisongroep bestaat uit civiele specialisten van de vitale partners met ruime ervaring in calamiteitenafhandeling, die reserveofficier zijn. Dat laatste is momenteel een verplichting en dat maakt helaas het vullen van vacatures erg lastig. De gezamenlijke kennis van deze groep is echter uniek in Nederland en van cruciaal belang. Dat moeten we

koesteren, en waar mogelijk uitbouwen.

Voor mij zou de optimale oplossing zijn: een landelijk centrum waarin liaisons, ook civiele, elkaar in de koude fase in vertrouwen kunnen ontmoeten, waar wederzijds kennis kan worden opgedaan, scenario’s kunnen worden ontwikkeld, en gezamenlijke oefeningen kunnen worden voorbereid. Dit centrum zou bij grote (nationale) calamiteiten de liaisons onderdak en een veilige werkplek kunnen bieden. Wat we daarvoor nodig hebben is een facilitator die (om te acteren onder complexe omstandigheden) trainingen en oefenin- gen kan faciliteren – zoals bijvoorbeeld Defensie. Ik heb er alle vertrouwen in dat we dit kunnen realiseren. Het openstellen van de huidige liaisongroep van Defensie voor civiele deelnemers zou een mogelijke invulling kunnen zijn.

Auke Doornbosch

Coördinator Centrale Commando Post Gasunie Transport Services

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de strategische cyclus van de Nationale Veiligheid Strategie is Nederland in staat om zich te blijven beschermen tegen de ontwikkeling van dreigingen en risico’s en wordt

Deze kunnen verricht worden door het Openbaar Ministerie, de afdeling Luchtvaart van de Nationale Politie, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILenT) en andere inspecties

Zo lijkt de invloed van terroristische (jihadistische) groeperingen in het noorden van Afrika, het Midden- Oosten en Centraal-Azië toe te nemen. Voor militaire speciale eenheden en

Een ramp met een giftrein, een terroristische aanslag op een marathon, een doodgeschopte grensrechter, een vrachtwagen die inrijdt op een file: onze veiligheid wordt continu

22 | Vitale sectoren getoetst op veerkracht 24 | Beschikbaarheid van communicatie- netwerken 26 | Mobiel bellen een vitaal belang 28 | Brand bij Vodafone – grote gevolgen

seerde criminele groeperingen gebruiken maken van het internet. Het internet fungeert niet alleen als nieuw middel om “traditionele” delicten mee te plegen, maar ook als plek

1 Technologie wordt hier gebruikt als een generieke aanduiding – het betreft niet alleen harde beta- kennis, die veelal in hardware zijn toepassing vindt, maar ook onder

ŐĞŶŽĞŵĚĞŬĞƌŶĐĞŶƚƌĂůĞƐŝƐŬůĞŝŶ͘DĂĂƌĂůƐnjŝĐŚĞĞŶŬĞƌŶͲ ŽŶŐĞǀĂů ǀŽŽƌĚŽĞƚ͕ ĚĂŶ ŝƐ ŚĞƚ ǀĂŶ ďĞůĂŶŐ ĚĂƚ ĚĞ ĐƌŝƐŝƐͲ ďĞŚĞĞƌƐŝŶŐ ǀĂŶ ĚĞ ůĂŶĚĞŶ