• No results found

nationale veiligheid en crisisbeheersing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "nationale veiligheid en crisisbeheersing"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Magazine

nationale veiligheid en crisisbeheersing

jaargang 11 | nummer 3 | juni 2013

Thema: Consumenten en productveiligheid

@julianrubenNL - nieuwsduiding en luisterend oor A bad day for Boston

Terugblik op troonswisseling

(2)

Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing is een tweemaandelijkse uitgave van de Nationaal Coördinator Terrorisme- bestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing.

De uitgever is het niet noodzakelijkerwijs eens met de inhoud van gepubliceerde bijdragen.

De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs.

Thema: ConsumenTen en produCTveIlIgheId

03 | Verschillende perspectieven op voedselveiligheid (Ira Helsloot) 06 | De grootste bedreiging zijn wij zelf

10 | Wanneer veiligheid echt betekenisvol wordt 13 | Veiligheid in nationale en internationale normen 16 | Productveiligheid bevorderen: inspectie in de hele keten 18 | Veiligheid prevaleert binnen de levensmiddelenindustrie 20 | Voedselveiligheid: vertrouwen komt te voet en gaat te paard

22 | Voedselvoorziening in Nederland onder buitengewone omstandigheden 24 | Naar een meer samenhangend Europees voedsel- en productveiligheidsbeleid 26 | Rapid Alert System for Food and Feed succesvol model in strijd tegen

gezondheidsrisico’s

27 | Actieplan Taskforce Voedselvertrouwen

60 | Vier vragen aan: Kristina Johansson, directeur IKEA Nederland

overIge onderwerpen

32 | @julianrubenNL – Nieuwsduiding en een luisterend oor 33 | A bad day for Boston

34 | Terugblik op troonswisseling

36 | Nieuw Europees Centrum voor rampenbestrijding 37 | Schaliegas en veiligheid (Rob de Wijk)

38 | Behoorlijk omgaan met onzekere risico’s 40 | Europese rechters en het voorzorgsprincipe 42 | In actie na een ontplofte goederentrein 43 | Eén zin op Teletekst, maar een wereld erachter 44 | Oefening Overstromingen 2012

46 | Zeeland Veilig, tot op zekere hoogte

48 | Acht principes van goede psychosociale hulpverlening

50 | Kwaliteit psychosociale dimensie rampencultuur verdient aandacht 52 | EU project CIPRNet

53 | Handreiking sociaal woningbrandrisicoprofiel 54 | Leren van Dicky Woodstock

55 | Oefening Cyber Storm IV

56 | Internationale politiesamenwerking begint op hoek van de straat 58 | Derde actieplan Senningen 2013-2016

Omslagfot0:

Flessen zuivel productielijn (FNLI)

(3)

Consumenten en productveiligheid

Ira Helsloot,

hoogleraar Besturen van veiligheid Radboud Universiteit en voorzitter Stichting Crisislab

op voedselveiligheid

Verschillende perspectieven

De eerste cruciale vraag is wat voedselveiligheid eigenlijk precies is. Die vraag klinkt misschien triviaal gezien het incident waar we nu op reageren, namelijk een ‘verontreiniging’ van voedsel, maar voedselveilig- heid begint welbeschouwd met het überhaupt hebben van voedsel. Nog niet eens zo heel lang geleden was het binnenkrijgen van voldoende calorieën in de Westerse

Consumenten en productveiligheid lijkt opeens weer in het middelpunt van de politieke belangstelling te staan.

Verwonderlijk is dat niet, het recente schandaal rondom het vermengen van paardenvlees met rundvlees, in Nederland gepersonifieerd door de Brabantse vlees- handelaar Selten, heeft immers tot veel commotie geleid. Commotie die op zijn beurt weer tot veel ‘beweging’ leidt zoals dit special issue over consumenten en productveiligheid. Voedsel is het basis- product voor elke consument en daarom verdient voedselveiligheid bijzondere aandacht. Voedselveiligheid is echter meer dan het voorkomen van consumenten- bedrog. Het is daarom goed verschillende mogelijke perspectieven op voedsel- veiligheid de revue te laten passeren.

wereld niet alleen een probleem in verpleeghuizen. In 1937 stelden de League of Nations, de voorloper van de VN, nog een soort Kyoto-programma op om te zorgen dat (ook) in de Westerse wereld iedereen voldoende calorieën zou binnen krijgen. En dat we ons nu vooral zorgen maken over obesitas bij vooral de lagere inkomensgroepen kon over niet al te lange tijd ook wel eens historie worden als de verwachte stijging van voedselprijzen doorzet. Nederland is netto-importeur van voedsel geworden en daarmee kwetsbaar. Dat in dit themakatern onderzoekers van HCSS pleiten voor meer onderzoek naar de voedselvoorziening is daarom niet alleen maar een reflex van onderzoekers: de kwetsbaar- heden van de continuïteit van onze voedselvoorziening verdienen beleidsmatige aandacht. Het is in dit verband goed dat de Landbouw Universiteit Wageningen in opdracht van het ministerie van EZ heeft uitgerekend dat we met omschakeling van tulpen naar aardappelen in onze eigen calorieën kunnen voorzien (zie elders in dit nummer). Zelf vind ik het wel geruststellend, hoewel waarschijnlijk politiek-incorrect, om vast te stellen dat we nog heel wat snippernatuur hebben dat als de calorieënnood aan de man komt, snel weer in gebruik kan worden genomen voor landbouw.

Terug naar ons ‘kleine’ probleem van voedselverontrei- niging. Het huidige Westerse controlesysteem werkt goed als je dat beoordeelt op de voortdurende afname van verontreinigingen in voedsel. Een incident moet daarom meteen alertheid voor het optreden van de risico-regelreflex op roepen: nieuwe maatregelen die meer kosten dan ze aan veiligheidsbaten opleveren. Zo is meer certificering, waarover hierna geschreven wordt, niet altijd alleen maar een deugd. Certificering heeft

(4)

principiële voordelen boven overheidstoezicht omdat het duidelijk is waar de primaire verantwoordelijkheid ligt voor kwaliteit: bij de producerende sector en niet bij de overheid. Certificering kost echter ook geld en dient daarmee als elke veiligheidsmaatregel goed bekeken te worden op kosten en baten. Sommige kosten zijn niet direct in geld te vangen. Zo is een van de nadelen van het huidige complexe kwaliteitssysteem dat kleine ondernemers geen kans meer hebben om voedsel te produceren. Waar is bijvoorbeeld de ambachtelijke slager gebleven? Daarmee doel ik niet op het zelf

‘draaien’ van worsten zoals de huidige zogenaamd ambachtelijke slagers nog doen, maar op het daad- werkelijk zelf slachten van vee. De afweging tussen de waarde van kleinschaligheid van productie, bijvoor- beeld om het platteland ‘levend’ te houden, en de waarde van (nog meer) voedselveiligheid is er een die wat mij betreft te belangrijk is om alleen door voedsel- veiligheidsexperts in Brusselse vergaderkamers te worden gemaakt. Een dergelijke afweging vergt een bewust democratisch debat waarin de baten van meer voedselveiligheid worden vergeleken met de waarde van een vrije keus voor het ‘landleven’.

Onze zorg voor minder voedselverontreiniging hier in het Westen is ook niet zonder gevolgen voor de voedselcontinuïteit elders. Ons voedselveiligheids- systeem is nu gebaseerd op het voorzorgsprincipe: als niet kan worden aangetoond dat een toevoeging ongevaarlijk is dan is het per definitie verboden. Het voorbeeld van Chloramphenicol kan dienen om de effecten daarvan te illustreren.1 Chloramphenicol is een goedkoop antibioticum dat behalve tegen ziektes als typhus ook zeer effectief is gebleken bij de tropische kweek van vissen om die vissen te beschermen tegen vissenziektes. Als menselijk geneesmiddel raakte het uit de gratie omdat het een zeldzaam, 1 op de 10 miljoen patiënten, maar vaak dodelijk bijeffect had namelijk aantasting van het beenmerg resulterend in onvol- doende productie van witte en rode bloedlichaampjes.

Over het effect op mensen van de blootstelling van Chloramphenicol in een miljoenen keer lagere dosis als residu in tropische kweekvissen is formeel niets bekend. De betrokken landen zoals Vietnam en Cambodja hebben geen geld om dat uit te laten zoeken.

Voor antibiotica-producenten is er geen commercieel belang voor dat onderzoek vanwege de lage opbrengst van het medicijn. Import in Europa van vis behandeld met Chloramphenicol is echter vanwege het voorzorgs- principe niet meer toegestaan zodat er moet worden gekweekt zonder Chloramphenicol en daarmee met een lagere opbrengst. Dit geldt ook voor de binnenlandse consumptie in de betrokken tropische landen omdat de

huidige meetmethodes elke molecuul Chloramphenicol kunnen aantonen: zelfs voor binnenlandse kweek wordt het gebruik van Chloramphenicol als gevolg van de financiële noodzaak tot export verboden. Onze voor- zorgscultuur leidt daarmee elders in de wereld tot lokale voedseltekorten en daarmee tot gezondheidsschade.

Uiteindelijk zijn de macroperspectieven van voedsel continuïteit en voedselverontreiniging ook weer verweven op het microniveau van de individuele burger.

VeiligheidNL schrijft: ‘de grootste bedreiging zijn we zelf’. ‘Meestal komt dat niet door onveilige producten, maar door onveilig gedrag’ merkt VeiligheidNL daarbij terecht op. In hun bijdrage gaat het vooral om onveilige individuele omgang met allerhande gebruiksartikelen zoals vuurwerk, maar dezelfde redenering gaat op voor zowel voedselverontreiniging als voedselcontinuïteit.

Zelf zijn we de grootste microbiële verontreiniger van voedsel door onzorgvuldig bewaren of bereiden. Ouders zelf geven hun eigen kinderen te weinig fruit zodat er een rijksprogramma als Schoolgruiten aan te pas moet komen om de noodzakelijke continuïteit van vitaminen en mineralen te waarborgen.

Met deze verschillende perspectieven in het achter- hoofd is het goed om eens naar het ‘actieplan voedsel- vertrouwen’ van 13 juni jl. te kijken dat is opgesteld door voedselproducenten en de overheid. De titel zegt eigenlijk al genoeg: al zal het niet zo bedoeld zijn, het actieplan lijkt vooral gericht op het waarborgen van het publiek vertrouwen in de voedselveiligheid. De

1 Zie het proefschrift Utopia and gospel: unearthing the good news in precautionary culture dat dit jaar verschijnt van Jaap C. Hanekamp voor een diepgaande beschouwing hierover.

Linear non-threshold versus hormese

Het genoemde voorbeeld van Chloramphenicol is eigenlijk een voorbeeld van een technische kwestie die veel meer aandacht verdient dan zij nu krijgt: de modelering van voedselverontreiniging is momenteel volgens EU-richtlijnen gebaseerd op het zogenaamde linear non-threshold model. In het LNT-model wordt er vanuit gegaan dat de schadelijkheid van een stof lineair afneemt met de dosis zonder dat er met grenswaarden mag worden gerekend. Dus van een schadelijke stof blijft elke kleine aanwezigheid altijd een negatief effect hebben. We weten natuurlijk dat dit niet waar kan zijn: zo gaan we dood aan bijvoor- beeld grote doses vitamine C, zout of water, maar hebben we kleine hoeveelheden van deze stoffen echt nodig, dit verschijnsel heet hormese. Loslaten van de idee-fixe dat voor schadelijk stoffen een LNT-model gebruikt moet worden zou miljarden schelen aan voedselveiligheidsmaatregelen.

(5)

voedselveiligheid is immers zo hoog als nooit te voren, merkt ook het actieplan terecht op en incidenten zijn nooit te voorkomen. Toch stelt het actieplan al in de eerste regels dat ‘de zorg over voedselveiligheid wereldwijd toeneemt’. De remedie is daarom volgens het actieplan: meer veiligheidsmaatregelen en meer geruststellende communicatie richting de samenleving over alle getroffen (extra) voedselveiligheidsmaatrege- len. Zo moet er naar ‘nul ongevallen worden gestreefd’.

Zowel bij de diagnose als de remedie zijn echter kant- tekening te plaatsen. Die ‘toenemende zorg’ lijkt vooral te duiden op de media- en Tweede Kamer-commotie.

De Nederlandse burger blijft echt dezelfde risicorealist zoals ook onlangs weer naar voren kwam uit een groot onderzoek dat verricht is door het ministerie van BZK.2 Een heel andere oplossingsrichting zou daarmee kunnen zijn om de Nederlandse burger realistisch voor te lichten over het kleine restrisico, ook in vergelijking met het risico dat we zelf veroorzaken, en juist geen beloftes te doen die onvermijdelijk vals blijken. Ook voedselveiligheidsbestuurders moeten durven te besturen en daarmee durven een brede afweging te maken tussen de verschillende perspectieven op voedselveiligheid!

2 Zie Nieuwe perspectieven op de omgang met risico’s en verantwoordelijkheden, 2012.

De bestuurlijke netwerkkaart gaat in op zowel voedselcrises door verontreiniging als door schaarste. Zichtbaar is dat dit verschillende crisisketens zijn.

Bestuurlijke Netwerkkaart Crisisbeheersing Voedsel

(6)

Marco Brugmans, directeur VeiligheidNL (voorheen Consument en Veiligheid)

grootste

bedreiging zijn wij zelf

Het zijn alarmerende cijfers. Als deze onveiligheid door externe factoren zou worden veroorzaakt, dan zou de maatschappelijke verontwaardiging enorm zijn en was er een Nationaal Veiligheidsplan in werking gesteld, met strenge regulering en intensieve handhaving.

Maar bovenstaande bedreigingen voltrekken zich in de privésfeer en worden daarom vooral toegeschreven aan ‘pech’ of ‘eigen schuld’. De cijfers over ouderen betreffen valongevallen in de privésfeer. En bij de kinderen tot 15 jaar zijn het privéongevallen die veruit de belangrijkste bron van ziektelast vormen. Als we kijken naar maatschappelijke kosten, dan veroorzaak- ten in 2011 privé-ongevallen € 2,6 miljard, waarvan

€ 1,5 miljard voor directe medische kosten en

€ 1,1 miljard aan kosten voor arbeidsverzuim.

Sportblessures veroorzaakten daarbij nog eens

€ 1,3 miljard aan maatschappelijke kosten (€ 0,5 miljard Eigen schuld?

2011 was een gevaarlijk jaar voor ouderen. Onder 65+ers waren maar liefst 2.165 dodelijke slachtoffers te betreuren. Ruim 80.000 ouderen moesten zich in het ziekenhuis op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) laten behandelen aan letsels die vaak resulteren in blijvende fysieke beperkingen en verlies van zelfstandig- heid. Dit herhaalt zich jaarlijks. En zo lang als we dit veiligheidsprobleem niet echt aanpakken neemt ieder jaar het aantal slachtoffers toe.

De jeugd heeft de toekomst. Met de vergrijzende bevolking is een gezonde jeugd ook maatschappelijk van levensbelang. Maar ook onder onze kinderen en jongeren vallen slachtoffers. De voornaamste oorzaak van gezondheidsverlies bij onze jeugd tot 15 jaar is onveiligheid.

Een ramp met een giftrein, een terroristische aanslag op een marathon, een doodgeschopte grensrechter, een vrachtwagen die inrijdt op een file: onze veiligheid wordt continu door anderen bedreigd. Tenminste, dat denken we, en onze angst hiervoor wordt steeds gevoed door de overvloedige media-aandacht voor deze incidenten. Maar als we naar de objectieve slachtoffergegevens kijken, dan zien we iets heel anders. De meeste onveiligheid komt door ons eigen gedrag, in onze eigen omgeving. Niet iets om bang voor te zijn, want we kunnen er zelf iets aan doen.

1 Privéongevallen zijn ongevallen in en om huis, in de wijk, in openbare gelegenheden, tijdens vrije tijd en andere ongevallen die geen arbeidsongeval, verkeersongeval of sportblessure zijn.

2 Ziektelast wordt uitgedrukt in DALYs, Disability Adjusted Life Years, de volksgezondheidsmaat om sterfte en ongezondheid door verschillende ziekten en aandoeningen objectief met elkaar te kunnen vergelijken.

(7)

Consumenten en productveiligheid

medisch en € 0,8 miljard arbeidsverzuim). Ter verge- lijking: letsels ten gevolge van geweld kostten de maatschappij in 2011 ‘slechts’ € 100 miljoen.

De regulering voorbij

In het vorige millennium waren onveilige consumen- tenproducten een belangrijke oorzaak van ongevallen.

Toen bestonden er bijvoorbeeld nog geen kinderveilige sluitingen op schoonmaakmiddelen en andere gezond- heidsbedreigende huishoudchemicaliën. Sinds het begin van dit millennium is de Europese productveilig- heidsrichtlijn in Nederland verankerd in de Warenwet.

De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) houdt daar toezicht op. Er is daarmee veel verbeterd in de productveiligheid, maar toch vallen er nog onnodig veel slachtoffers door ongevallen in de privésfeer.

Meestal komt dat niet door onveilige producten, maar door onveilig gedrag. Dat is goed nieuws, want dat gedrag doen we zelf en dus kunnen we zelf onze veiligheid vergroten. Maar het is ook slecht nieuws, want niets is zo taai om te veranderen als (gewoonte) gedrag. Toch hebben we in het verleden laten zien dat voortdurende aandacht en het bieden van concrete handelingsperspectieven op het juiste moment aan de juiste mensen leidt tot veiliger gedrag, minder ongevallen, minder letsels, minder maatschappelijke kosten en meer kwaliteit van leven. Deze aanpak van gedragsbeïnvloeding die VeiligheidNL in het privédo- mein heeft ontwikkeld zetten we inmiddels ook met succes in bij meer gereguleerde sectoren zoals arbeids- veiligheid en verkeersveiligheid, waar de veiligheids- winst die te bereiken is met regulering en handhaving grotendeels is behaald.

Veiligheid voor de allerkleinsten

Afgelopen decennium heeft VeiligheidNL voor de overheid kinderveiligheidscampagnes gevoerd. In die campagnes vroegen we afwisselend aandacht voor een ander aspect van kinderveiligheid: het voorkómen van

verdrinkingen, vergiftigingen, verbrandingen en valongevallen bij kleine kinderen tot 4 jaar. Daarbij onderzochten we steeds welke ongevallen er gebeuren en hoe deze te voorkomen zijn, maar vooral ook hoe het zit met de kennis, houding en gedrag van jonge ouders hierbij. Zo kwamen we er achter dat ouders zich onvoldoende bewust zijn hoe een klein kind reageert als het onder water raakt. Ouders gaan er automatisch vanuit dat hun kindje van zich laat horen in een bedreigende situatie en realiseren zich vaak niet dat een klein kind geruisloos en snel kan verdrinken, zelfs in een ondiep badje. Door ouders hiervan bewust te maken en zich te laten voornemen hun baby/peuter geen moment alleen te laten in bad, ook niet als de telefoon of deurbel gaat, hebben we het aantal verdrinkingen van kleine kinderen kunnen terug- dringen. Met de kinderveilige sluitingen en het veilig opbergen van chemisch schadelijke stoffen thuis is het aantal vergiftigingen bij kleine kinderen weliswaar afgenomen, maar ligt het resterende risico vooral in het gebruik – dan zijn de spullen binnen handbereik van ouders, maar ook van hun kleine kinderen. Dat besef, in combinatie met het handelingsperspectief om de waarschuwingssymbolen op het etiket op te volgen en tijdens gebruik de middelen niet onbeheerd te laten, leidt tot minder vergiftigingen bij kinderen.

Onveilige situaties voor kleine kinderen ontstaan door onoplettendheid van ouders, maar meer nog door onderschatting van wat de kleine allemaal al kan, in combinatie met onderschatting wat hij allemaal begrijpt. De baby kan ineens omrollen, misschien wel als hij even alleen gelaten is op de commode. En zou de peuter bij oma echt begrijpen dat ze vandaag niet in de buurt van het trapgat mag komen omdat dat gisteren van papa ook niet mocht? Hoe snel het mis kan gaan zien we bij de loopstoeltjes: daarmee zijn kleine kinderen hun ouders te snel af en brengen ze zichzelf in gevaar – een voorbeeld van een product dat in het gebruik vaak tot ongevallen leidt.

Door gewoontegedrag lopen ouders veelal achter de feiten aan bij de ontwikkeling van hun kinderen.

Voorlichting en attendering is nodig om jonge ouders op tijd voorzorgsmaatregelen te laten treffen. Dat doen wij onder andere in goede samenwerking met consultatiebureaus waar jonge ouders, afhankelijk van de leeftijd van hun kinderen, voorlichting over kinderveiligheid krijgen met behulp van kinderveilig- heidskaarten. Ook kunnen ouders gebruik maken van de app ‘Veilig Groot’ voor een veilig huis en zorgen we dat de veiligheidstips worden verstrekt via media die jonge ouders raadplegen.

Deze campagnematige aanpak in samenwerking met vele partners heeft in de periode 2000 t/m 2009 geleid

(8)

Veilig vuurwerk?

Jongeren veilig met vuurwerk om laten gaan stimuleer- den we jarenlang met online virale campagnes, die via sociale beïnvloeding jongeren tot slim en veilig gedrag moesten aanzetten. Toen echter tijdens de jaarwisseling 2010-2011 twee doden vielen door zelfgemaakte vuurwerkbommen, deed het OM een beroep op VeiligheidNL om onze gedragsbeïnvloeding hierop te richten. Dat doen we binnen de Taskforce Opsporing Vuurwerk Bommenmakers, een samenwerking tussen VeiligheidNL, politie, ministerie van I&M, het OM en Meld Misdaad Anoniem. De Taskforce spoort op het internet filmpjes op van vuurwerkbommen en verzoekt de makers klemmend deze te verwijderen, met verwijzing naar de strengere straffen voor het delict (in 2011 geclassificeerd als misdrijf ). Het doel hiervan is om de jongeren het podium te ontnemen en hen duidelijk te maken dat deze strafbare feiten aangepakt worden.

Bij de jaarwisseling 2012-2013 ging de Taskforce verder, door een online Waarschuwingskaart van Nederland te maken, met de locaties waar de filmpjes van vuurwerk- bommen gemaakt zijn, inclusief beelden van de makers.

Ook zijn burgers opgeroepen te helpen bij het vinden van de daders, door melding te maken bij Misdaad Anoniem of de politie. Door de Taskforce is onder meer bereikt dat ouders betrokken raakten bij het stoppen van dit strafbare gedrag van hun kinderen en dat 60%

van de 683 filmpjes door de makers is verwijderd. Deze aanpak laat zien dat een zo persoonlijk mogelijke benadering het meeste effect sorteert bij het bereiken van gedragsverandering. Zeker als deze versterkt wordt door de sociale omgeving erbij te betrekken: sociale druk is een effectiever pressiemiddel dan straf- vervolging.

Recept voor succesvolle preventie

Een Europese vergelijking voor het jaar 2010 laat zien dat Nederland qua veiligheid voor de jeugd onder de 20 jaar voorop loopt in Europa: er is becijferd dat als in alle andere Europese landen de jeugd hetzelfde risico op een dodelijk ongeval zou hebben als in Nederland, het aantal jonge dodelijke ongevalsslachtoffers ruim 40%

lager zou zijn, dan zouden jaarlijks bijna 4.000 jonge levens gespaard worden. De basis van het Nederlandse succes wordt toegeschreven aan de jarenlange kwali- tatief hoogstaande registratie van ongevallen op basis waarvan specifieke gedragsinterventies worden ingezet.

Die registratie wordt continu gevoerd op een steekproef van SEH-afdelingen, waar voor VeiligheidNL de oor- zaken van alle binnenkomende letsels worden vast- gelegd. Als je weet wat, wanneer en waar er aan ellende gebeurt, dan kun je gericht en effectief aan preventie doen.

tot afname met 27% van het aantal kinderen van 0-4 jaar dat na een privé-ongeval behandeld moet worden op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis.

Deze reductie zit ‘m vooral in de preventiespeerpunten vergiftigingen (-32%), verdrinkingen (-41%) en verbran- dingen (-35%); het heeft geleid tot een jaarlijkse besparing van € 6 miljoen aan medische kosten.

Van beschermd via handig naar slim, en weer terug De allerkleinsten moeten we beschermen tegen onveilige situaties, bijvoorbeeld voor een val van de commode. Maar kleintjes worden snel groot en gaan erop uit, de wereld ontdekken. Dat gaat met vallen en opstaan; opgroeien zonder vallen is niet gezond, maar vallen zonder opstaan ook niet. Voor een goede ontwikkeling zijn fysieke vaardigheden nodig, zoals balans, motoriek en coördinatie. Zeker nu kinderen veel minder buitenspelen dan vroeger komen deze basis- vaardigheden niet vanzelf: kinderen moeten die leren.

Dat is goed te trainen, bijvoorbeeld op zwemles, bij bewegingsonderwijs en bij basissporten (denk aan valtechnieken van judo), mits de training van goede kwaliteit is. De handigheid die op jonge leeftijd is aangeleerd beklijft en voorkomt sportblessures en ongevalsletsels, ook op latere leeftijd.

Bij jongeren en volwassenen kan veiligheid dan verder worden gestimuleerd door ze te leren slim met risico’s om te gaan. In de paragraaf hieronder wordt het voorbeeld gegeven van veilig omgaan met vuurwerk.

Aan het eind van het leven verschuift de benodigde preventie-focus in omgekeerde volgorde. Van het slim met risico’s omgaan, wordt het behoud van fysieke vaardigheden bij ouderen weer van levensbelang.

Door meer te bewegen zijn ernstige valongevallen te voorkomen. Trainingsprogramma’s gericht op balans, coördinatie en kracht voor ouderen zijn zelfs bewezen kosteneffectief en zouden gemeengoed moeten zijn. En de allerkwetsbaarste ouderen aan het eind van het leven verdienen weer de bescherming van een veilige woonomgeving.

(9)

Deze informatie-gebaseerde aanpak passen we nu ook toe in een driejarige pilot ter preventie van geweld in de regio Amsterdam-Amstelland, ondersteund door het ministerie van V&J in samenwerking met het Landelijk Programma Aanpak Geweld van de politie. Bij deze pilot pakken politie en gemeente geweld preventief aan op basis van anonieme gegevens van de zeven SEH- afdelingen van ziekenhuizen in de regio. Als de politie weet waar en wanneer de geweldsincidenten plaatsvin- den kan ze er preventief surveilleren. En als de gemeen- te weet waar welk soort geweld veel voorkomt, kan ze gericht een community-aanpak inzetten. Deze methode heeft in Cardiff geleid tot 40% minder ziekenhuisop- namen door geweldletsels ten opzichte van controlere- gio’s. Ook hier geldt: een gerichte aanpak gebaseerd op goede monitoring is de basis voor succesvolle preventie.

Tegelijk wordt in Europa gesignaleerd dat wij ons veiligheidsniveau behalen met minder verplichtingen dan elders. Zo hebben wij op gebied van kinderveilig- heid geen verplichte fietshelm, geen wetgeving voor hekwerken rondom publieke en privé-zwembaden, geen wettelijke maximumtemperatuur voor warmwater in huis noch een verbod op producten die tot verstik- king kunnen leiden. Daar waar strenge Europese kinderveiligheidsexperts pleiten voor meer wetgeving, vinden wij juist dat Nederland er heel goed in slaagt om veiligheidswinst te behalen met voorlichting en vrijwillige stimulering van veilig gedrag. Ook voor de toekomst ziet VeiligheidNL goede mogelijkheden om deze successen verder door te zetten, op gebied van kinderveiligheid (op naar nul dodelijke ongevalsslacht- offers bij kinderen!), motorische handigheid bij de jeugd, valpreventie bij ouderen, veilig en verantwoord sporten, veilig gedrag op de werkvloer en het bevor- deren van sociale veiligheid (voorkómen van pesten, kindermishandeling, geweld en het ontstaan van psychotrauma’s).

Met overtuiging blijven wij ons dus inspannen (in nauwe samenwerking met alle partijen die hieraan kunnen bijdragen) voor het bevorderen van veilig gedrag, zodat we over een tiental jaren hebben bereikt dat het overlijdensrisico voor ongevallen in de privé- sfeer in Nederland bijna net zo laag is als dat voor

‘externe ongevallen’ (ontploffingen/gevaarlijke stoffen in de omgeving). Dan hebben we, zonder Nationaal Veiligheidsplan, een prestatie van formaat geleverd en veel menselijk leed bespaard.

[Voor bronnen zie http://www.veiligheid.nl/.

De factsheet ‘Letsels: kerncijfers 2011’ is te downloaden van http://www.veiligheid.nl/cijfers/

ziekten-vergeleken-met-uitwendige-oorzaken-van- letsel]

(10)

prof. Matthijs van Dijk,

partner KVD Reframing Amsterdam, hoogleraar Applied Design Sectie Design Aesthetics, Afd. Industrial Design Faculteit Industrieel Ontwerpen TU Delft, hoogleraar Strategic Design Department Industrial Design NTNU Trondheim, Noorwegen

MSc. Nynke Tromp,

sr. reframer KVD Reframing, PhD (promoveert op 12 juli 2013), Faculteit Industrieel Ontwerpen TU Delft

Wanneer veiligheid

echt betekenisvol wordt

klem kunnen komen te zitten. In deze ontwerpprojec- ten is ‘veiligheid’ een randvoorwaarde naast alle andere eisen en wensen waar het product aan moet voldoen.

Maar veiligheid bewerkstelligen kan ook het doel op zich zijn, in plaats van een noodzakelijke randvoor- waarde. Zo kan een ontwerper gevraagd worden om een ‘corridor’ te ontwerpen met ondersteunend straatmeubilair, om kinderen veilig van de ene naar de andere plek door een drukke stedelijke omgeving te kunnen leiden.

Natuurlijk kunnen ontwerpers vanuit deze expertise een belangrijke bijdrage leveren aan het tot stand brengen van doelstellingen die op een nationaal veiligheids- niveau gedefinieerd zijn. Het gaat dan met name om het realiseren van fysieke veiligheid van burgers door het ontwikkelen van producten voor de publieke omgeving.

Maar het ontwerpen van veiligheid op basis van ontwerp- uitgangspunten van het ding in isolatie kan ook tot schijnveiligheid of zelfs gevaarlijke situaties leiden.

Vaak zijn de eisen die gesteld worden aan een ontwerp namelijk niet (meer) relevant, of worden gecontroleerd met onrealistische of achterhaalde testprocedures.

Producten en het voorkomen van ongelukken Consumentenveiligheid is een gegeven randvoorwaarde voor elke ontwerper. In het ontwikkelen van een kinderwagen kan dit bijvoorbeeld betekenen dat de ontwerper voorkomt dat vingers van de ouder of het kind bij het inklappen tussen verschillende onderdelen

Het ontwerpen van veiligheidseffecten op gebruikers- en samenlevingsniveau

Het vakgebied Industrieel Ontwerpen heeft zich lang geconcentreerd op kennisontwikkeling van de transitie van het idee naar het ding. Ontwerpers materialiseren met hun ontwerp de optimale synthese tussen vorm, techniek en marktpositionering. Natuurlijk is een belangrijk aandachtspunt hierin te komen tot producten die, zowel bij kortstondig als langdurig gebruik, geen negatieve consequenties hebben voor de veiligheid van de eindgebruiker. Het beeld dat daar de verantwoordelijkheid van de ontwerper ophoudt als het veiligheid betreft, is echter allang achterhaald. Het gegeven dat producten ons namelijk tot allerlei gedragingen in staat stellen of ons er zelfs toe verleiden is namelijk misschien wel veel belangrijker in het licht van veiligheid. Gedrag kan gevaar voorkomen of veiligheid bewerkstelligen voor zowel de gebruiker als de samenleving als geheel. In dit essay laten we zien dat met het kunnen sturen van gedrag, design niet alleen relevant is in het domein van fysieke veiligheid, maar evengoed in het domein van sociale en

politieke stabiliteit.

(11)

Een mooi voorbeeld in het consumentenproducten domein is het ontwerp van ‘veilige’ deurpanelen van auto’s uit de 80-er jaren. De crash test dummies (testpoppen) die worden gebruikt om auto’s op veiligheid te testen maar ook om ontwerpuitgangs- punten te kunnen definiëren waren in die tijd nog lang niet zo state-of-the-art als nu. De eigenschappen van de crash test dummies moeten representatief zijn voor de eigenschappen van het menselijke lichaam. Om deze biofidelity te realiseren en te garanderen (in elke situatie bij elke testinstantie over de hele wereld) is er destijds voor gekozen de crash test dummies gecontro- leerd in fasen te ontwikkelen, en om telkens meer eigenschappen van het menselijk lichaam in het ontwerp te integreren. De eerste testpoppen hadden bijvoorbeeld nog een starre verbinding tussen bekken (pelvis) en ruggenwervel. Uit proeven met deze poppen bleek dat om de versnellingen op de pop (gemeten in het hoofd) bij een zijdelingse impact op een auto te minimaliseren (en –zo was de aanname- zodoende ook blijvend letsel te minimaliseren bij de mens) het goed zou zijn de inzittende op de plaats van het bekken zijdelings weg te duwen. Daartoe werd er een hard schuimelement geplaatst op het deurpaneel dat de afstand tussen deur en de heup van de inzittenden overbrugde (de klassieke Rover van één van de auteurs is hiermee uitgevoerd). Het effect in de echte wereld was schokkend. Het bleek dat het menselijk lichaam in werkelijkheid op die plek heel kwetsbaar is. Waar veiligheid het doel was, was de pelvis-crusher geboren, vele onnodige verwondingen veroorzakend.

Veilig gedrag gemedieerd door betekenisvol design We zijn ons als vakgebied daarom dan ook steeds meer gaan verdiepen in de mens. En naast een ergonomisch perspectief, wordt het ook steeds belangrijker om mensen te begrijpen vanuit psychologisch en zelfs

sociologisch perspectief. Deze benadering zie je mooi terug wanneer fietsers het stoplicht kunnen zien aftellen naar groen. Door de fietser een gevoel van controle en zekerheid te geven over de situatie (“ik weet waar ik aan toe ben”), in plaats van onzekerheid in het wachten (“wie weet hebben ze me niet gedetecteerd”), vergroot het ontwerp de kans dat fietsers wachten op groen. Om onveilig gedrag te voorkomen, of veilig gedrag uit te lokken is het dus nodig om te begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. Om een effectieve transitie van het gewenste effect naar het ontwerp van het ding te maken, is het onderzoek naar de achter- liggende belangen van gebruikers en de samenleving in context een cruciale stap, alsmede het onderzoek naar welke specifieke kwaliteiten van het ding een voor- spelbaar gewenst gedrag teweeg brengt. De ontwerper wordt daarmee niet alleen betrokken bij de vraag hoe we een (veiligheids)effect willen bereiken (transitie van idee naar ding), maar ook bij de vraag waarom we dat willen bereiken. Ontwerpen gaat daarmee niet meer over het ding alleen, maar over het tot stand brengen van specifieke acties (of reacties), ervaringen en emoties bij de eindgebruiker. We spreken van een betekenisvol ding wanneer het binnen de context een relevant belang van de eindgebruiker adresseert (zoals ‘controle’) en tot ‘gepast’ gedrag leidt (zoals ‘het wachten voor rood licht’).

De ontwerper is door de mens centraal te gaan zetten nu veel meer een ‘transitie regisseur’ aan het worden. We zullen dan ook de volle verantwoordelijkheid moeten nemen voor het beoogde effect van design, i.e. het gedrag van eindgebruikers binnen een specifieke huidige of toekomstige context. Het design van het ding is ‘slechts’ instrumenteel, is een interventie om het huidige gedrag naar toekomstig gedrag te doen trans- formeren. Maar het moge duidelijk zijn dat als het design niet uitdrukking geeft aan de door de eindge- bruiker vereiste waar te nemen kwaliteit, dat het niet als betekenisvol wordt ervaren en dan alles in het water valt. Het mooie is dat het ontwerpen van beleid of diensten met dezelfde theoretische basis net zo effectief is. Het ontwerpen van nieuwe betekenisvolle (veilige) sociale systemen behoort nu tot de mogelijkheden.

Design voor een veilige samenleving

Deze manier van ontwerpen is onder meer toegepast voor het doorgronden van het systeem burger, politie- man (met ondersteunende diensten en producten) en politieorganisatie. Door de toekomstige betekenis van de ‘politie’ voor de burger in Nederland te ontwerpen werd duidelijk welke instrumenten (als in een nieuwe set aan specificaties voor de toekomstige politieauto) De Nido - concept auto met betere botsperformance dan grotere auto’s

(12)

ten opzichte van de burger: de overheid kan perspectief bieden, de overheid stelt zich op als ‘spiegel van de samenleving’ en vertegenwoordigt daardoor de (hernieuwde) interpretatie van de ‘democratie’, of de overheid neemt de verantwoordelijkheid voor het creëren van sociaal collectief en solidariteit.

Interessant is dat de overheid een specifiek doel nastreeft met beleid en overheidsdienstverlening.

Vaak is het beoogde doel gerelateerd aan de politieke stellingname van de regering. Dit doel kan nu op basis van de twee dimensies, ‘vrijheidsbeleving van de burger’ en ‘positie van de overheid’ expliciet worden gemaakt. De twee dimensies beschrijven in gezamen- lijkheid een nieuwe begripsruimte, een nieuw frame- work voor de diversiteit aan betekenisvolle burger overheidsrelaties.

Het framework maakt duidelijk dat wanneer we huidig beleid en overheidsdienstverlening analyseren op consistentie tussen beoogd doel en ervaarbare kwaliteiten het doel vaak niet, of helemaal niet aansluit bij de wijze waarop het beleid of de dienst is ‘vorm- gegeven’. De burger kan daardoor niet begrijpen (onbewust of bewust) wat de betekenis van beleid of een dienst is in relatie tot de Nederlandse samenleving als geheel. Beleid of overheidsdienstverlening is dan nutteloos in de ogen van de burger.

Daarbij maakt het framework duidelijk in hoeverre het beoogde doel met betrekking tot bijvoorbeeld ’het orgaandonorschap’ anders zou kunnen zijn dan met betrekking tot ’belasting’. De ervaarbare kwaliteiten van deze twee zullen dan wezenlijk anders moeten zijn. Uit ervaring blijkt dat als de gewenste ervaring het ontwerpdoel is, juist economische targets gehaald kunnen worden. Het wordt namelijk duidelijk wat de

‘kern’ van het beleid of de dienst moet zijn, het maakt duidelijk om een onderscheid te kunnen gaan maken tussen het kaf en het koren van alle features die gezamenlijk het beleid of de dienst representeren. Het framework is dus een prachtige leidraad voor het ontwerpen van betekenisvol EN economisch haalbaar beleid en overheidsdiensten.

Het populistische eendimensionale advies aan de overheid ‘de burger is koning’ van een paar jaar geleden’, leidt dus niet tot een sociale en politieke stabiliteit als veiligheidsdoelstelling maar juist tot onbegrip en kan uiteindelijk onrust en egocentrisme bij de burger tot gevolg hebben.

De ontwerper van ‘nu’ kan dus mede verantwoordelijk zijn om een voor de burger betekenisvolle toekomstige (veilige) samenleving te creëren (ontwerpen).

hierin ondersteunend zijn. Het lijkt namelijk fantastisch om alle nieuwe mogelijke technologieën, zoals auto- matische kentekenbevraging, infraroodcamera, en directe toegang tot alle databases, in een voertuig te integreren. Maar wat is het effect van al deze nieuwe tools op het gedrag van de diender en daarmee zijn of haar interactie met de burger? Voor een burger is het belangrijk dat hij ervaart dat de diender zelf (en niet het voertuig met alle ingebouwde ICT) expert is op het gebied van veiligheid. Alleen wanneer wij als burgers het gevoel hebben dat de diender verstand van zaken heeft en verantwoordelijk opereert, geven wij hem het vertrouwen dat nodig is voor een goed functionerende politie.

Een ander project werd uitgevoerd voor het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Het doel van het project was antwoord te geven op de vraag wat voor een type relatie tussen burger en overheid als betekenisvol wordt ervaren door de burger. Interessant in dit project is dat juist de door onderzoek vastgestelde diversiteit (9 typen) aan relaties tussen burger en over- heid voorwaardelijk is om de diversiteit aan verschil- lende betekenissen van beleid en overheidsdienst- verlening door de burger te kunnen laten ervaren. Om een gewenste relatie tussen burger en overheid tot stand te brengen moet het beleid en/of overheidsdienst- verlening unieke ervaarbare ‘kwaliteiten’ bezitten.

De 9 typen relaties komen voort uit, dat aan de ene kant, de burger als deelnemer aan onze samenleving 3 toestanden van vrijheid kan ervaren: een burger kan zich onafhankelijk, wederzijds afhankelijk of afhankelijk voelen in relatie tot de overheid. De overheid, aan de andere kant, kan vanuit een demo- cratisch perspectief 3 verschillende posities innemen

(13)

Nicolette Drop, manager

Communicatie, NEN

nationale en internationale normen vastgelegd in Afspraken over veiligheid

Om een goede drinkwatervoorziening te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk te kunnen beschikken over hoogwaardige technieken, installaties en materia- len. Maar ook natuurrampen of terroristische aanslagen kunnen onze drinkwatervoorziening verstoren of zelfs uitschakelen. De gevolgen zijn dan niet te overzien.

De NEN-normcommissie Drinkwatervoorziening speelt een centrale rol bij het vastleggen van de eisen waaraan dergelijke voorzieningen moeten voldoen. De norma- lisatieactiviteiten voor alle drinkwatergerelateerde onderwerpen worden binnen deze commissie en haar subcommissies besproken. Voorbeelden hiervan zijn functionele eisen voor leidingwaterinstallaties, invloed van materialen op de drinkwaterkwaliteit en beveiliging tegen verontreiniging van drinkwaterinstallaties, maar ook managementnormen betreffende de bescherming van de installaties tegen bewust menselijk ingrijpen.

IT-beveiliging steeds belangrijker

Dreiging van cyberspace aanvallen, het vergeten van USB-sticks in de trein, het gebruiken van simpele wachtwoorden. Talloze voorbeelden waarin het misging met de beveiliging van data. Veel digitale informatie blijkt niet voldoende beveiligd. Het is daarom belang- rijk dat er afspraken worden gemaakt die eenduidig en helder zijn over hoe data en dataoverdracht beveiligd kunnen worden.

De afspraken zijn vaak eenvoudig: gebruik altijd een gebruikersnaam en wachtwoord om toegang te verlenen tot uw systeem, versleutel informatie indien nodig, vernietig informatie als de dataopslag niet meer wordt gebruikt en laat een pc of informatiedrager nooit ingelogd en onbeheerd achter of sluit de ruimte af waarin ze zich bevinden. Mensen moeten bewust worden van deze bedreigingen, maar ook van de oplossingen die er zijn.

Hier speelt NEN een belangrijke rol. NEN is in Nederland hét kennisnetwerk voor normontwikkeling en norm- toepassing op nationaal en internationaal niveau.

NEN helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. Als onafhankelijke, neutrale partij inventariseert NEN aan welke normen behoefte is en brengt belang- hebbenden bij elkaar. Als alle partijen het eens zijn met de afspraken worden deze vastgelegd in een norm.

Dit gebeurt niet alleen op nationaal niveau, maar ook internationaal omdat veiligheid zich niet beperkt tot de landsgrenzen.

Er zijn veel normen op het gebied van productveiligheid zoals, brandblussers, brandmeldinstallaties, camera’s en hang- en sluitwerk. Maar normalisatie gaat verder. Zo zijn er ook afspraken gemaakt over veilig drinkwater, ontruimingsplannen, het voorkomen van fouten tijdens behandeling van patiënten en verspreiding van virussen en zelfs business continuity. In dit artikel lichten we een aantal belangrijke afspraken over veiligheid toe.

Veilig drinkwater

Nederland staat bekend om de kwaliteit van zijn drinkwatervoorziening. Bijna nergens kun je zo onbezorgd en ook nog eens lekker water uit de kraan drinken. En als er een keer geen water uit de kraan komt, zijn wij verbaasd. Wat wij ons vaak niet realiseren, is dat water de levensader is van onze samenleving. Het heeft grote invloed op de gezondheid van de mens, de maatschappij en de economie.

Goede afspraken over producten en werkwijzen zijn belangrijk. Als veiligheid in het geding is, zijn ze zelfs van levensbelang. Maar hoe maak je afspraken als veel partijen met hun eigen belangen hierbij betrokken zijn?

Consumenten en productveiligheid

(14)

De afspraken over informatiebeveiliging zijn voor een deel technisch van aard. Twee van de belang- rijkste normen op het gebied van IT Beveiliging zijn NEN-ISO/IEC 27001 ‘Informatietechnologie - Beveiligingstechnieken - Managementsystemen voor informatiebeveiliging – Eisen’ en 27002

‘Informatietechnologie - Beveiligingstechnieken - Code voor informatiebeveiliging’. Bedrijven die gegevens beheren, en dat zijn de meeste, kunnen zich op NEN-ISO/IEC 27001 laten certificeren. De norm is algemeen opgezet en daardoor in alle sectoren toepasbaar. Sommige sectoren hebben de norm specifiek gemaakt door sectoreigen situaties te omschrijven, zoals de zorgsector. De Nederlandse overheid heeft deze normen opgenomen in haar lijst met open standaarden.

Veiligheid in de zorgsector

In de zorg worden fouten gemaakt. Soms grove fouten.

Bijvoorbeeld bij het toedienen van medicatie, of bij de overdracht tussen verschillende afdelingen. Soms worden ernstig zieke patiënten niet als zodanig herkend of er worden fouten gemaakt omdat er wordt afgeweken van de protocollen.

Hoewel het mensenwerk is en blijft, kunnen veel fouten worden voorkomen door het invoeren van een veilig- heidsmanagementsysteem (VMS). In de Nederlands technische afspraak (NTA) 8009 ‘Veiligheidsmanagement- systeem voor ziekenhuizen en instellingen die zieken- huiszorg verlenen’ zijn de basiseisen beschreven voor een VMS. Het VMS richt zich op het beheersen van risico’s voor de patiënt. Twee belangrijke pijlers zijn:

- de risicoanalyse vooraf en het nemen van maat- regelen om fouten te voorkomen en

- het leren van gemaakte fouten door deze te analyseren en maatregelen te nemen om te voor-

komen dat ze weer kunnen gebeuren.

Bioveiligheid, hoe veilig is een laboratorium?

Ziekten bij mens en dier veroorzaakt door gevaarlijke micro-organismen zijn een bron van grote zorg. In de zomer van 2007 bijvoorbeeld was de schrik groot toen een koe in Engeland mond-en-klauwzeer bleek te hebben. De bron was bijzonder: het dier leed aan een variant van het virus, dat verderop in een laboratorium werd vermeerderd. Juist met het doel om de ziekte te bestrijden. Een recenter voorbeeld is de commotie die in 2012 ontstond over het omstreden onderzoek naar het gemuteerde vogelgriepvirus in het Rotterdamse Erasmus MC. Onduidelijkheid over de veiligheid van dit onderzoek leidde zelfs tot directe inmenging door de Verenigde Staten. Deze incidenten onderstrepen de noodzaak om goede afspraken te maken over de veiligheid in biomedische laboratoria. Temeer omdat het aantal laboratoriumfaciliteiten voor (microbiolo- gisch) onderzoek sterk groeit, vooral in de nieuwe landen van de Europese Unie en in China.

Onder begeleiding van NEN is een Europees normalisa- tie document voor Laboratory Biorisk Management tot stand gekomen. In dit document staan eisen voor het beheersen van risico’s verbonden aan het hanteren, de opslag en de vernietiging van biologische agentia en toxines in laboratoria. Hiermee kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat per ongeluk een gevaarlijke stof door de gootsteen wordt gespoeld. Maar ook dat personen met kwade bedoelingen de stoffen in handen krijgen (bioterrorisme).

De CWA is geschikt als basis voor een bioveiligheids- certificaat. Het document kan gebruikt worden om aan derden aan te tonen dat het laboratorium beschikt over een adequaat veiligheidsniveau. De CWA over bioriskmanagement wordt inmiddels al toegepast door bijvoorbeeld laboratoria van de WHO die onderzoek doen naar pokken, Europese laboratoria voor mond-en-klauw- zeer en het ministerie van Gezondheid in Singapore. Het aantal toepassingen neemt nog steeds toe.

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen

PGS-publicaties hebben een grote waarde bij het vergroten van de veiligheid bij opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dit gebeurt op een integrale wijze voor arbeidsomstandigheden, milieuk- waliteit en brandpreventie. De publicaties richten zich op brandbare stoffen (LPG, propaan, aardolie, aardgas en LNG), vloeibare chemicaliën, bijzondere stoffen zoals zuurstof, ammoniak, explosieven en organische peroxiden en is de meest gebruikte publicatie voor verpakte gevaarlijke stoffen (PGS 15).

De publicaties vertalen de huidige wet- en regelgeving naar de praktijk. Voor zowel bedrijven als voor vergun- ningverleners en handhavers wordt de PGS als leidraad

(15)

kans. Dat is de kans dat een brand groter wordt dan de gekozen omvang van het brandcompartiment. Als die kans kleiner is dan de grenswaarde, dan is de omvang acceptabel. NEN 6079 legt ook de toelaatbare over- schrijdingskans vast, afnemend met de omvang. De kans op een extreem grote brand moet dan ook extreem klein zijn. De ontwerper kan de overschrijdingskans beïnvloeden door maatregelen aan de kansen-kant: het verkleinen van de kans dat een brand ontstaat, maar ook de kans dat een brand zich kan uitbreiden. Of door maatregelen aan de effect-kant: het aanbrengen van een blussysteem of van een beter brandwerende scheiding.

NEN 6079 bevat verstekwaarden voor ontstaanskansen en faalkansen, en beschrijft hoe nieuwe gegevens en modellen kunnen worden ingebracht.

Business Continuity

Onder leiding van NEN is de internationale norm ISO 22301 geïntroduceerd, de norm voor ‘business conti- nuity’. Op basis van deze norm kunnen bedrijven een

‘business continuity management system’ (BCMS) ontwikkelen. Dit helpt bedrijven zich voor te bereiden op incidenten die de primaire bedrijfsprocessen verstoren en daardoor schade veroorzaken. Denk aan brand, overstroming of ander natuurgeweld, maar ook aan het niet kunnen leveren door leveranciers, wegvallen van grondstoffen en het niet kunnen uitleveren van producten of diensten aan klanten. Op basis van ISO 22301 kan een bedrijf afspraken maken met zijn toeleveranciers. Als de toeleveranciers ook weer afspraken maken met hun leveranciers, kan de hele keten worden gedekt.

Een kleine greep uit de afspraken die door onder andere het bedrijfsleven, de overheid – waaronder ministeries, gemeenten, brandweer en waterschappen – en consumentenorganisaties zijn gemaakt. Wilt u meer weten over normen die bijdragen aan veiligheid of wilt u meedoen in normcommissies: www.nen.nl of NEN Security tel. (015) 2 690 165 of security@nen.nl gebruikt. Bovendien worden de voorschriften veelvuldig

gebruikt om naar te verwijzen vanuit zowel wetgeving (o.a. Activiteitenbesluit) als vergunningen.

Met het beleid dat is ingezet door de overheid dat het bedrijfsleven steeds meer zelf moet regelen, worden de PGS-publicaties steeds belangrijker. NEN zorgt voor de onafhankelijke coördinatie en facilitering van de PGS beheerorganisatie, gefinancierd door de rijksoverheid.

Het leeuwendeel van het werk wordt verricht door teams van experts uit bedrijfsleven en overheden (gemeente, provincie en rijksoverheid). NEN hoopt in de toekomst de mogelijkheid te krijgen deze informatie uit het bedrijfsleven uit te breiden zodat het de rijks- overheid kan helpen bij een verbeterde alertheid en signalering ter voorkoming van rampen.

Nieuwe normen voor brandveiligheid van grote brandcompartimenten

Op het gebied van brandveiligheid zijn er al veel normen. Dit jaar verschijnen twee nieuwe normont- werpen voor brandveiligheid van grote brandcomparti- menten. De benodigde brandveiligheidsvoorzieningen in grote brandcompartimenten zijn al sinds het Bouw- besluit 1992 onderwerp van veel discussie. Vanuit de bouwpraktijk is behoefte aan een op de werkelijke risico’s toegesneden beoordelingsmethode.

NEN 6060 ‘Brandveiligheid van grote brandcomparti- mentenl’ is een directe vertaling van het reken- en beslismodel Beheersbaarheid van Brand, in 2007 ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Een aantal aanpassingen komt tegemoet aan commentaar op de methode dat in de loop der tijd is verzameld. De belangrijkste aanpassingen zijn:

- uitbreiding van het toepassingsgebied naar bestaande bouw, met grotere toegestane vuurlast;

- in de bepaling van de weerstand tegen brandoverslag is meer waarde toegekend aan afstand tussen gebouwen, waardoor in veel gevallen een kleinere afstand volstaat;

- in gevallen met groot verschil tussen gemiddelde en maatgevende vuurbelasting geldt de verhoogde

WBDBO-eis alleen voor delen van de gevel dicht in de buurt van de concentratie van vuurlast;

- vluchtveiligheid is toegevoegd. De maatregelpakket- ten uit de Handreiking Grote Brandcompartimenten zijn overgenomen, zodat onder voorwaarden ten opzichte van het Bouwbesluit Niveau Nieuwbouw dubbele loopafstanden zijn toegestaan. Een alge- meen maatregelpakket is toegevoegd, dat algemene rekenmethoden combineert voor rook-vultijd en ontruimingstijd.

De andere norm betreft NEN 6079 ‘Brandbeheersing en brandbeperking’. Deze norm definieert een probabilis- tisch model met als sleutelbegrip de overschrijdings-

(16)

Miriam Swaans, (www.swaanscommunicatie.nl)

Productveiligheid bevorderen:

inspectie in de hele keten

wettelijke regels, maar ook de ongeschreven cultuur- regels goed te kennen.” DEKRA is als inspectiepartner veelvuldig actief in China voor organisaties die daar produceren en in Europa verkopen. “We zijn vaak al betrokken in het voortraject, inspecteren in de fabriek gedurende de productie en doen steekproeven. Ook inspecteren we bij vertrek naar en aankomst in het land van bestemming. Een vertegenwoordiger van DEKRA in China stelt vast dat productie en het eindproduct vol- doen aan alle eisen. In Nederland zijn professionals aanwezig die bij eventuele vragen direct kunnen handelen of onderzoek kunnen uitvoeren in het laboratorium. Op die manier zijn risico’s geminimali- seerd en is er eenduidigheid over de manier waarop inspectie plaatsvindt. Zijn er dan toch nog vragen, bijvoorbeeld van de Nederlandse douane, dan is een telefoontje naar onze Chinese vestiging voldoende om direct toelichting te geven. Het spreekt voor zich hoe veel moeilijker dat is als je moet communiceren met een inspecteur die alleen in China gevestigd is. Het wekt vertrouwen bij de autoriteiten als zichtbaar is dat je een vooraanstaande partner hebt uitgekozen voor

inspectie.”

Arbeidsomstandigheden monitoren

Niet alleen de kwaliteit van producten uit opkomende productielanden is momenteel een belangrijk onder- werp van gesprek. Ook voor arbeidsomstandigheden en het welzijn van arbeidskrachten, is steeds meer aandacht. Holtus: “Ook humanitaire aspecten van het productieproces zijn eenvoudig te objectiveren. Een organisatie formuleert zijn eisen op dit vlak en een inspecterende instantie kan ter plekke bepalen of de fabrikant hieraan voldoet. Dit soort inspecties maken Dat het niet alleen relevant is dat producten geïnspec-

teerd worden, maar dat ook belangrijk is wie de inspecties uitvoert, benadrukt Bram Holtus. Hij is Sales Director van DEKRA Certification en is vanwege zijn expertise veelvuldig betrokken bij sourcingvraagstukken van wereldwijde ondernemingen met diverse productie- locaties. “Het kunnen overleggen van een product- certificaat is vandaag de dag allang niet meer voldoen- de. De verantwoordelijkheid en ook de aansprake- lijkheid van bedrijven reikt veel verder. Dus wie een Chinese fabrikant vraagt naar een certificaat en dat netjes overhandigd krijgt, is daarbij niet verschoond van zijn verplichtingen. Met de kleinste aanpassing in functionaliteit of uiterlijk, maar ook bij het gebruik van andere grondstoffen en onderdelen, dient een certificaat aangepast te worden en moet opnieuw toetsing plaatsvinden op alle relevante aspecten. De kwaliteit van inspectie is ook van belang, want het verkrijgen van een certificaat moet geen doel zijn maar een middel. Uiteindelijk wil je dat objectief is vast- gesteld dat een product aan alle eisen van het land van bestemming voldoet. Alleen dan is er een hoge mate van zekerheid op het gebied van kwaliteit, functionali- teit en veiligheid en hou je de risico’s tot een minimum beperkt. Om deze reden is het verstandig om een inspectiepartner te kiezen die internationaal actief is en tegelijkertijd goede lokale vertegenwoordiging heeft.”

Aanwezigheid in de hele keten

Die lokale vertegenwoordiging is vooral relevant vanwege taal- en cultuuraspecten, maar ook vanwege kennis over bijvoorbeeld douanezaken en wetgeving ter plekke. “Elk land heeft zijn eigen regels en vooral in een land als China is het absoluut noodzakelijk om de

Belang internationaal netwerk en lokale vertegenwoordiging bij internationale productie

China, maar ook andere opkomende economieën, staan als productieland niet alleen bekend om de lage

productiekosten. De lage prijzen gaan niet zelden gepaard met minder goede kwaliteit. Een volle container met

producten die onder de maat zijn of niet blijken te werken, is een strop voor de afnemer. Maar problematischer

nog zijn ingevoerde producten waaraan met het blote oog niets te zien is, maar die uiteindelijk leiden tot klachten,

recalls of zelfs (levens)gevaarlijke situaties tijdens het gebruik ervan. Om veiligheid en kwaliteit te waarborgen, is

zorgvuldige inspectie en keuring gedurende de hele supply-chain van essentieel belang.

(17)

steeds vaker deel uit van het MVO-beleid van bedrijven.

Het helpt ze om op gefundeerde wijze te kiezen voor verantwoorde productielocaties in de breedste zin van het woord.”

Guanxi

In een land als China is succes over het algemeen te danken aan guanxi, oftewel goede connecties. Wie contracten en afspraken op papier heeft, maar geen quanxi, kan nergens op vertrouwen en heeft feitelijk ook weinig om op terug te vallen. Quanxi is te creëren door de eigen, Westerse aanpak te combineren met betrouwbare lokale vertegenwoordiging en samen te werken met partijen die beide culturen kennen. Deze aanpak wekt vertrouwen bij de lokale zakenpartner en schept zekerheid voor de eigen organisatie.

Feiten en cijfers

- In 2012 onderschepte de EU bij binnenkomst in een van de lidstaten 2278 gevaarlijke producten. In 34 procent van de gevallen ging het om mode- en textielproducten, 19 procent betrof speelgoed en in 11 procent was het elektrische apparatuur.

- Producten werden onder andere niet toegelaten vanwege kans op verwondingen (25 procent), chemische risico’s (18 procent), kans op wurging (17 procent), kans op elektrische schok (13 procent) en kans op verstikking (8 procent).

- In 2012 was 58 procent van de afgekeurde producten afkomstig uit China, een stijging ten opzichte van

2011, toen dit 54 procent was. Dit hoge cijfer heeft alles te maken met het hoge marktaandeel van de Chinese fabrikanten.

- Intensievere samenwerking tussen de EU en de Chinese overheid zorgt ervoor dat de traceerbaarheid van producten beter is geworden. Bij inspectie is dus beter te achterhalen wie de producent van een product is geweest, waardoor het nemen van maatregelen eenvoudiger is. Van zo’n 11 procent van de door de EU afgekeurde producten was in 2012 niet af te leiden wat het land van herkomst was.

DEKRA SE is een van de meest toonaangevende expertiseorganisaties ter wereld. De onderneming is momenteel actief in meer dan vijftig landen. Ruim 28.000 medewerkers spannen zich in voor de waar- borging van veiligheid, kwaliteit en milieubescherming op de lange termijn. De business units Automotive, Industrial en Personnel van DEKRA leveren professio- nele en innovatieve diensten op het gebied van voer- tuigtesten, deskundige beoordelingen, internationaal schadebeheer, consultancy, industriële testen en producttesten, certificeringen, milieubescherming, opleidingen en tijdelijk werk. Onderdeel van deze diensten zijn ook vele wereldwijd gerelateerde keurings- en certificatiemerken ten aanzien van veiligheid en conformiteit, zoals bijvoorbeeld KEMA-KEUR. Meer informatie over dit bedrijfsonder- deel is te vinden op www.dekra-certification.nl.

(18)

Magreet Schijvens, communicatiemanager Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI)

Veiligheid prevaleert

binnen de levensmiddelenindustrie

borgen. De Rooij: “Wij helpen onze leden met verschil- lende, vaak technische, vraagstukken. Hoe kan een producent aanwezigheid van teveel contaminanten voorkomen? Welke schoonmaakprocedures moet hij toepassen om aanwezigheid van allergenen te voor- komen? Op basis van vooraf geïdentificeerde risico’s nemen bedrijven passende maatregelen. Zo zal een verwerker van vette vissoorten nauwlettend monitoren op aanwezigheid van zware metalen en let een graanproducent op schimmels als aflatoxine.”

Geen flitspaal op elke hoek

De overheid kan leren van de risicogestuurde wijze waarop bedrijven hun productieprocessen inrichten.

“De FNLI pleit ervoor dat de NVWA haar handhavings- beleid uitvoert op basis van risicogestuurd toezicht. Ter illustratie: je kunt niet op elke hoek van de straat een flitspaal neerzetten. De NVWA kan efficiënter werken door de fictieve flitspalen daar neer te zetten, waar verwacht wordt dat men er te hard rijdt. Als de NVWA bij machte is om notoire overtreders uit de keten te verbannen, heeft zowel de samenleving als de industrie als geheel daar baat bij: het versterkt onze reputatie.”

Een sterke reputatie is vooral in het buitenland belangrijk. Nederland is de op een na grootste expor- teur van voedingsmiddelen wereldwijd. “Het feit dat Russische consumenten bij voorkeur varkensvlees uit Nederland willen en dat voor babymelkpoeder hetzelfde geldt in China, staat symbool voor de kwaliteit van onze producten en de veilige productie.”

Bij incidenten staat informatievoorziening voorop Toch moet die sterke reputatie regelmatig incidenten doorstaan: minerale oliën aangetroffen in zonnebloem- olie, koperdraadjes in croissants of aflatoxine in veevoer en melk. De Rooij: “Hoe vervelend zulke incidenten ook zijn, ze tonen aan dat de huidige traceringsystemen goed werken. Die zijn erop ingericht om problemen zo snel mogelijk te identificeren en betrokken producten van de markt te halen.” De FNLI functioneert bij dergelijke incidenten als gesprekspartner voor de autoriteiten en zorgt ervoor dat producenten snel beschikking hebben over de juiste informatie.

“Belangrijk is dat de juiste producten van de markt gehaald worden. Bij het incident rondom de salmonella Geïnternationaliseerde voedselketen

Geert de Rooij, Manager Levensmiddelenindustrie &

Voedselveiligheid legt uit dat de Nederlandse levens- middelenindustrie sinds de jaren negentig werkt met veiligheids- en kwaliteitssystemen die gericht zijn op het voorkomen van risico’s: “In Nederland liepen we voorop toen in 1995 de eerste Europese hygiënericht- lijnen werden gepresenteerd. HACCP is een goed voorbeeld van een systeem dat door de levensmiddelen- industrie zelf is geïntroduceerd en dat inmiddels wereldwijd wettelijk verplicht is gesteld.” Maar Nederland is al lang geen koploper meer. “En dat is maar goed ook”, aldus De Rooij. “De voedselketen is dusdanig geïnternationaliseerd dat veiligheidsstandaar- den niet achter kunnen blijven en geharmoniseerd zijn.” Globalisering brengt echter ook nieuwe risico’s met zich mee, denk aan een nieuwe vogelgriepvariant uit China. “Zowel de samenleving als de levensmidde- lenindustrie zijn continu onderhevig aan veranderin- gen. Daarom is de FNLI een groot voorstander van investeren in kennisontwikkeling en innovatie.”

Risicogestuurd inrichten van bedrijfsprocessen De FNLI adviseert bedrijven uit haar achterban bij het inrichten van processen om de voedselveiligheid te

Paradoxen rondom voedselveiligheid, consumentenperceptie en risicogestuurd toezicht

Salmonella in zalm, aflatoxine in veevoer en de ‘EHEC-crisis’:

incidenten waarbij het thema voedselveiligheid onder het

vergrootglas ligt. Opmerkelijk, aangezien ons voedselsysteem

nog nooit zo veilig is geweest. Optimale veiligheid is een harde

basisvoorwaarde voor een goed functionerende levensmiddelen-

industrie, de grootste industrietak van Nederland. Producten

kunnen alleen op de markt gebracht worden, wanneer processen

voldoen aan de strenge eisen, niet alleen van de wetgever, maar

vooral en daarboven van de producenten en afnemers zelf. Het

op de markt brengen van levensmiddelen in een voedselketen

die complexer is dan ooit vraagt om expertise op het gebied van

kwaliteit, hygiëne, procestechnologie en veiligheid. De Federatie

Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) – de koepel-

organisatie van en voor bedrijven en branches in de Nederlandse

levensmiddelenindustrie – heeft die kennis in huis en speelt bij

incidenten de rol van ‘verbindingsofficier’ tussen producenten

en overheid, politiek, handelspartners, NGO’s en media.

(19)

in zalm waren bijvoorbeeld producten waarbij de zalm een hittebehandeling onderging nog veilig voor consumptie.”

Consumentenperceptie

Hoewel volgens de Rooij de voedselveiligheidsystemen naar behoren werken, plaatst hij een kanttekening:

“Hoe weldoordacht de systemen in de voedselketen anno 2013 ook zijn, het blijft mensenwerk en er kan altijd iets misgaan. Dat is lastig te accepteren in een tijdperk waarin consumenten steeds meer uitgaan van nul risico. We moeten echter niet vergeten dat voeding zeer complex is. Veel uiteenlopende zaken zijn van invloed op voedselveiligheid: van de weersomstandig- heden waaronder grondstoffen geteeld worden tot het niet naleven van bewaarvoorschriften door consumen- ten thuis. Daarnaast is het voor de NVWA niet haalbaar alle producten te controleren en 100% toezicht toe te passen. De kloof tussen de risicoperceptie van consumenten en dat wat de wetenschap definieert als

‘gevaarlijk’ is groot. Het is dus belangrijk dat we de nuance en complexiteit keer op keer benadrukken.”

Paardenvleesaffaire zet productintegriteit op de agenda

De paardenvleesaffaire vormde een vliegwiel voor berichtgeving over kwaliteitssystemen in de voedsel- keten. Hoewel paardenvlees verkocht als rundvlees geen voedselveiligheidsincident maar fraude betreft, heeft het volgens De Rooij gevolgen voor de manier waarop we naar risico’s kijken. “Deze kwestie onderstreept dat we, bovenop de huidige controles in het kader van kwaliteit en voedselveiligheid, maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat producten ook zijn wat ze pretenderen te zijn. Wij onderzoeken momenteel hoe we productintegriteit als risico op kunnen nemen in de huidige kwaliteitssystemen.” Daarnaast kunnen onder andere strengere sancties en snellere informatie- uitwisseling tussen overheid en bedrijfsleven eraan bijdragen om dit soort kwesties in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. De Taskforce Voedsel- vertrouwen, die staatssecretaris Dijksma instelde naar aanleiding van de paardenvleesaffaire en waar de FNLI aan deelneemt, werkt deze oplossingsrichtingen nader uit.

Maatschappelijke acceptatie van moderne technologieën

Voedselveiligheid gaat niet alleen over het voorkomen van ongewenste aanwezigheid van stoffen of ziekte- verwekkers in producten. Het gaat ook over productin- novatie. Nieuwe technologieën kunnen een grote rol spelen bij productverbetering, grondstofefficiëntie en de productiviteitsverbetering in de primaire sector die nodig is om een groeiende wereldbevolking te voeden.

Maar ook hier speelt consumentenperceptie een rol.

Vaak ontbreekt het aan maatschappelijke acceptatie, zoals bij de toepassing van genetische modificatie.

“Terwijl innovaties er juist aan hebben bijgedragen dat ons voedsel veiliger is dan ooit. Denk aan methodes als pasteuriseren, steriliseren of het verpakken van voedingsmiddelen onder beschermde atmosfeer: nu alledaagse technieken, maar ooit onbekend terrein.

Consumenten denken vaak onterecht dat toevoegingen (e-nummers) of bijvoorbeeld doorstraling van produc- ten gevaarlijk of verkeerd zijn. Deze beeldvorming werkt vertragend op de innovatiekracht van de industrie. En die is hard nodig want nieuwe technologieën maken het mogelijk om producten langer houdbaar te maken, het zoutgehalte te verlagen, een betere vetzuursamen- stelling te bewerkstelligen of producten smaakvoller te maken.” Binnen de Topsector Agri&Food, waar de FNLI een actieve speler in is, werken bedrijfsleven, kennis- instellingen en overheid samen om maatschappelijke waardering voor nieuwe technologieën te doen toe- nemen.

De paradoxen van voedselveiligheid

Dat voedselveiligheid altijd voorop staat, schetst De Rooij aan de hand van een aantal paradoxen waar producenten uit zijn achterban regelmatig mee worstelen: “Zoutreductie is een belangrijk onderwerp voor de levensmiddelenindustrie in het kader van gezondheid. Maar zout heeft een belangrijke functie inzake de microbiologische veiligheid van producten.

Een ander voorbeeld: in het kader van voedselverspil- ling is het wenselijk om flexibeler om te gaan met houdbaarheidsdata op verpakkingen, maar ook hier staat voedselveiligheid altijd voorop. En: niet elk stuk karton of papier kan zomaar worden hergebruikt als verpakkingsmateriaal. Er kunnen namelijk stoffen, bijvoorbeeld uit de inkt, uit voortkomen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Op die manier staat onze industrie continu voor afwegingen. Daarbij gaat één regel altijd op: veiligheid prevaleert.”

Diepvries spinazie

(20)

Marjolein de Ridder en Maarten Gehem,

strategisch analisten, The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)

Voedselveiligheid:

vertrouwen komt te voet en gaat te paard

vertrouwen van de consument te herwinnen en geschonden imago’s te herstellen.

Mondialisering van de voedselaanvoerketen Alhoewel het over het algemeen dus goed gesteld is met de voedselveiligheid, is het garanderen daarvan een onverminderd grote maatschappelijke uitdaging.

Eén van de belangrijkste trends met gevolgen voor de voedselveiligheid is dat de voedselaanvoerketen steeds langer en complexer wordt. Onze supermarkten liggen vol met producten waarvan we nauwelijks weten waar ze vandaan komen en wat er precies in zit. Bij het paardenvleesschandaal bleek bijvoorbeeld de keten van een Roemeens abattoir via een Cypriotische handelaar en Franse en Nederlandse leveranciers naar super- markten in Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Noorwegen en Nederland te lopen. De internationalise- ring van de voedselaanvoerketen vergroot de kans op kwaliteitsverlies en bederf. Daarnaast liggen grote delen van de aanvoerketen buiten Nederland en kunnen deze niet door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) worden gecontroleerd. Standaarden en toezicht kunnen sterk per land verschillen. De recente schanda- len in China rondom melkpoeder en rattenvlees zijn een voorbeeld van tekortschietende kwaliteitscontroles.

Wereldwijd veranderende consumptiepatronen Voedselveiligheidsproblemen worden ook veroorzaakt door wereldwijd veranderende consumptiepatronen.

Door de mondiale bevolkingstoename en groeiende middenklasse in de opkomende economieën stijgt de vraag naar vlees. Hierdoor is de veehouderij steeds grootschaliger en intensiever geworden. De intensieve veehouderij wordt ook in de hand gewerkt door supermarkten die vlees tegen stuntprijzen aanbieden.

Om marges te vergroten zijn sommige leveranciers goedkoper paardenvlees gaan omkatten. Door de Inleiding

Het gezegde “vertrouwen komt te voet en gaat te paard”

is meer dan ooit van toepassing op voedselveiligheid.

De ‘zalmonella’ crisis en ‘paardengate’ hebben een deuk geslagen in het vertrouwen van de Nederlandse consument in de veiligheid van ons eten. Alhoewel de gevolgen voor de volksgezondheid beperkt bleven en het consumentenvertrouwen nog altijd hoog is, roepen de recente schandalen wel de vraag op hoe we in de toekomst voedselveiligheid kunnen garanderen.

Daarom publiceerde het HCSS recentelijk het rapport

“From Farm to Fork and Further. Research Tackling the Grand Challenge of Food Safety in Europe”.1 Het rapport brengt de veranderende aard van voedselveiligheids- problemen in kaart en onderzoekt hoe de wetenschap deze problemen kan aanpakken.

Consumentenvertrouwen

De huidige crisis brengt een paradoxale situatie aan het licht. De voedselveiligheid in Europa is beter dan ooit.

Grootschalige bedreigingen voor de volksgezondheid komen nauwelijks voor en de voedselkwaliteit is in het afgelopen decennium sterk verbeterd.2 In Europa hebben we daarom relatief veel vertrouwen in de kwaliteit en veiligheid van ons voedsel. Nederland scoort met een consumentenvertrouwen in voedsel- veiligheid van 80% zelfs het hoogste van Europa.3 Tegelijkertijd kunnen voedselschandalen scherpe tijdelijke dalingen in het consumentenvertrouwen veroorzaken zonder dat de veiligheid van ons voedsel daadwerkelijk verandert. De zorgen over voedselveilig- heid gaan dan ook niet uitsluitend over gezondheids- risico’s, maar ook over gesjoemel met etikettering en het doelbewust misleiden van consumenten. De verontwaardiging is groot dat bedrijven onopgemerkt en op grote schaal paardenvlees in rundvleesproducten verwerkten. Het is voor de voedselindustrie moeilijk het

1 Te downloaden op www.hcss.nl/reports.

2 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, “Kennisagenda Voedselveiligheid 2010-2013: Interdepartementaal Werkdocument,” document 2010/dk132, 2010, 8.

3 Voedsel- en Warenautoriteit, Meerjarenvisie 2007-2011: Vernieuwend met meer effect, 2007, 18.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De discussie laait nu ook bij ons opnieuw op, nu uit een rapport van het Federaal

© 2003 The Sacred Music Press, a division of the Lorenz Corporation/Small Stone Media

Daar stond de Stoom weer stil, Wat of de Stuurder ondernam, De Stoom die toch niet verder kwam, Men trok, een elk deed zyn best,. En werkten als de Paarden, Stap, stap in

Jan Schenkman, Nieuw AB boek, naar een oud rijmpje, en op een aardig

‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’... een dienst bewijst. Ik wacht nu op een brief van jou voor ik me hierover een opinie vorm, en in

Dat zal ongetwijfeld wel, want Maxim weet dat zijn oude vader nog steeds in is voor zulke evenementen, al loopt hij zelf niet

Afstemming tussen organisaties zal dan een andere vorm nodig hebben, omdat er een andere structuur moet worden ingericht voor het delen van informatie (denk aan de huidige

Echtpaar Habenix zit in het bejaar- denhuis. Het tekort wordt bijgepast door de Sociale Dienst. Na verrekening van af- trekpost ziektekostenverzekering, wordt hij