• No results found

Eén zin op Teletekst, maar een wereld erachter

René Bol,

projectleider Oefening Overstromingen 2013, Rijkswaterstaat (rene.bol@rws.nl)

ketenpartners kan nog verbeteren. Het kennen van elkaar en elkaars werkwijze, rollen en taken is belangrijk voor een effectieve samenwerking. Het investeren in de samenwerking tussen de partijen verdient een extra impuls opdat de effectiviteit van de crisisbeheersing kan toenemen. Waterbeheerders en veiligheidsregio’s moeten daarin samen optrekken.

Het actualiseren van plannen als het Landelijk Draai-boek Hoogwater en Overstromingen en de coördinatie-plannen voor de dijkringen 14, 15 en 44 is als actiepunt naar voren gekomen. Daarbij moeten de recente ontwikkelingen in bovenregionale samenwerking meegenomen worden.

Oefenen is een ‘must’

Oefenen is noodzakelijk om in een werkelijke crisis effectief te kunnen handelen. Plannen en processen zijn daarvoor niet voldoende; menselijk gedrag is immers niet in plannen te vatten. De ervaringen met crises rond grootschalige overstromingen zijn beperkt (en dat willen we natuurlijk zo houden), maar de problematiek is veelomvattend met verschillende effecten en belangen. Ervaring opdoen en bewustwording van ieders rol is essentieel voor effectieve uitvoering.

Belangrijk is om regelmatig kleinschalig multidiscipli-nair te oefenen. Dan kan er effectief worden toegewerkt naar een nieuwe landelijke oefening over vier jaar.

Doorgaan met verbeteren

De voorbereiding en uitvoering van de Oefening Overstromingen 2012 hebben de betrokken partijen een grote stap verder gebracht op het gebied van planvorming en informatie-uitwisseling. De oefening maakt zichtbaar dat de organisatorische voorbereiding op grootschalige overstromingen in Nederland nog niet klaar is. De impuls die de oefening aan het verbeter-Het scenario startte met de signalering door het KNMI

van een zware noordwester storm die over zes dagen tot gevaarlijk hoge waterstanden langs de Nederlandse kust zou kunnen leiden. Deze dreiging, hoewel nog onzeker, is door de Landelijke Coördinatiecommissie Over-stromingsdreiging (LCO) beoordeeld. Dit leidde op de eerste oefendag tot een Landelijk Waterbeeld en het advies om conform het Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen op te schalen naar niveau 2:

landelijke alarmering, kleurcode oranje.

Op de tweede oefendag zijn alle waterbeheerders van Zeeland tot Noord-Holland opgeschaald en de effecten en maatregelen in beeld gebracht. Dat gaf veel uit-wisseling van informatie tussen de 18 organisaties die deze dag actief waren. Aan het eind van de dag lagen er diverse beheerders- en dijkringwaterbeelden en een nieuw Landelijk Waterbeeld. Tussen operationeel leiders en dijkgraven is overleg gevoerd gericht op afstemming.

De derde dag omvatte twee onderdelen die tegelijkertijd plaatsvonden: de departementale opschaling binnen het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de regio-nale coördinatie vanuit de zeven veiligheidsregio’s binnen de dijkringen 14, 15 en 44. Bij de veiligheids-regio’s is in de ochtend het regionale beleidsteam (RBT) beoefend. In de middag is een interregionale bestuur-lijke bijeenkomst gehouden waarbij over de werkbaar-heid van de huidige plannen en werkwijzen is gesproken.

De deelnemers kijken terug op een intensieve, nuttige en leerzame oefening. Het doel van de oefening – het beoefenen en toetsen van de werkwijzen en procedures van signalering, alarmering, opschaling, coördinatie en informatie-uitwisseling bij een dreiging van een grootschalige overstroming – is behaald.

Samenwerking intensiveren

In de Oefening Overstromingen kwam naar voren dat de processen van crisisbeheersing binnen de organisaties naar behoren verlopen. De samenwerking tussen de

Op 13, 14 en 15 november 2012 vond de landelijke ‘Oefening Overstromingen 2012’ plaats. Gedurende drie dagen zijn zo’n 700 professionals en bestuurders actief betrokken geweest in deze oefening. Zij vertegenwoordigen ruim 25 overheidsorganisaties uit zowel de waterkolom als de algemene kolom.

Overstromingen

2012

“Bij veiligheid tegen overstromingen komt meer kijken dan het werken aan sterke dijken, dammen en storm-vloedkeringen alleen. Overheidsorganisaties moeten goed voorbereid zijn op crisissituaties. Als de nood aan de man is, moeten we samenwerken als een geoliede eenheid. De basis is er wat dat betreft. Tijdens de oefening heb ik een grote betrokkenheid ervaren bij alle partijen. De juiste informatie kwam snel op tafel zodat we vlot, goed afgestemde besluiten konden nemen. De samenwerking verliep collegiaal. Dat is enorm belangrijk, want als het er echt op aankomt moet je elkaar kennen en vertrouwen.

De oefening laat zien dat we moeten blijven investe-ren in samenwerking om ons nog beter voor te bereiden op overstromingen. Eén van de acties die we gaan oppakken is het opstellen van een 4-jarig oefenprogramma. Daarin komen ieders oefendoelen aan bod. Bovendien biedt dat programma ruimte voor multi-disciplinaire oefeningen, samen met de veilig-heids-regio’s. Ook communicatie blijft een belangrijk aandachtspunt tijdens crisissituaties. Burgers en bedrijven verwachten snelle, eenduidige informatie over risico’s en maatregelen. Maar ook over wat hen te doen staat: het handelingsperspectief. Gegeven het toenemende gebruik van social media is dat geen eenvoudige opgave. Het verbeteren daarvan kan alleen lukken als de communicatie tussen overheden onderling goed werkt.

Kortom: deze oefening heeft ons een helder beeld gegeven van waar we staan als samenwerkende overheden. Er is veel bereikt, maar we staan nog voor enkele belangrijke uitdagingen. Daar gaan we nu mee aan de slag.”

“In september 2012 heb ik de hoop en verwachting uitgesproken dat we na de drie oefendagen kunnen terugkijken op een realistische oefening, die ongetwij-feld de nodige leermomenten oplevert en aanleiding geeft de plannen en afspraken op onderdelen aan te passen. Ik stel vast dat ik toen niet te veel heb gezegd.

Er ligt het nodige huiswerk op het spreekwoordelijke bordje van de veiligheidsregio’s, de waterbeheerders, de provincies en de ministeries.

Ik voel mij als voorzitter van de Stuurgroep Dijkringen 14, 15 en 44 verantwoordelijk om daaraan in dit samen-werkingsverband voortvarend invulling te geven.

Kernbegrippen zijn daarbij: urgentie hoog houden van het thema (dreigende) overstroming, verbeteren van de coördinatie en afstemming tussen de water- en algemene kolom en het actief opzoeken en delen van kennis en inzichten, bijvoorbeeld over (grootschalige) evacuatie. Er is een plan van aanpak 2013-2016 vastgesteld. Aan de hand daarvan wordt de plan-vorming herzien met aandacht voor opschaling en sturing, het advies van de commissie Noordanus over de bovenregionale samenwerking en werkbare informatievoorziening tussen de water- en de alge-mene kolom. Ook worden interregionale master-classes en een OTO-programma georganiseerd. Dit alles gericht op een grootschalige(r) oefening in 2016.

Ik zoek met de stuurgroep ook nadrukkelijk de samen-hang met het Deltaprogramma en met name de invulling van laag 3 van meerlaagsveiligheid. Ik zal daarover spreken met de Deltacommissaris en de voorzitter van het Veiligheidsberaad. Als commissaris van de Koningin ben ik ook rijksheer. Vanuit die rol roep ik ook andere ministeries dan Veiligheid en Justitie en Infrastructuur en Milieu op om aan te haken. Samenwerking vanuit de diverse verantwoor-delijkheden blijft immers hét devies om letterlijk en figuurlijk ‘het hoofd boven water te houden’”.

Jan Franssen, voorzitter Stuurgroep Dijkringen 14, 15 en 44 en commissaris van de Koning provincie Zuid-Holland:

Jan Hendrik Dronkers, voorzitter Stuurgroep Management Overstromingen en directeur-generaal van Rijkswaterstaat:

proces gegeven heeft moet behouden blijven. Een samenhangende regie op de verbeteringen is gewenst.

Ook is aandacht nodig voor heldere afspraken over de crisiscommunicatie. De adviezen uit de Oefening Overstromingen 2012 zijn op 18 april in zowel de

Stuurgroep Management Overstromingen (SMO) als in de Stuurgroep Dijkringen 14, 15 en 44 besproken. Beide stuurgroepen waren opdrachtgever voor de oefening.

Aan de voorzitters is gevraagd hoe zij het vervolg zien.

Hanneke Blok, provincie Zeeland