• No results found

Conclusies Uitgaande van het oordeel van het college over de deugdelijk van de meetsystematiek d.d

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conclusies Uitgaande van het oordeel van het college over de deugdelijk van de meetsystematiek d.d"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

OORDEEL NORM OVERKOMSTDUUR BRIEVEN EN ONDERLIGGENDE MEETSYSTEMATIEK VAN 19 DECEMBER 2002

SAMENVATTING

Inleiding

Met de inwerkingtreding van het Besluit algemene richtlijnen post (hierna: Barp) per 1 juni 2000 dient TPG, als houder van de concessie, ervoor te zorgen dat losse brieven en partijenpostbrieven tot en met 100 gram per kalenderjaar in tenminste gemiddeld 95% van de gevallen worden besteld op de dag, niet zijnde een zon- of officiële feestdag, volgende op de dag van aanbieding (onderdelen 2.18 en 2.19 van het Barp). Dit gemiddelde is een gewogen gemiddelde van beide poststromen. Hierbij moet de

concessiehouder, volgens onderdeel 2.19 van het Barp, over elke maand metingen laten uitvoeren over deze poststromen. Dit dient te gebeuren door een onafhankelijke instantie. In onderdeel 2.20 van het Barp is bepaald dat TPG voor 1 april van het daarop volgende kalenderjaar de algehele uitkomsten van die onderzoeken aan het college moet overhandigen, vergezeld van een nauwkeurige omschrijving van de toegepaste meetsystematiek. Het college controleert of deze meetsystematiek deugdelijk is en of TPG aan de 95%-norm voldoet. Hij maakt elk jaar zijn bevindingen van die controle bekend. Het eerste jaar waarover TPG de algehele uitkomsten heeft overgelegd en waarover het college zijn controle heeft uitgevoerd, betreft het jaar 2001.

Conclusies

Uitgaande van het oordeel van het college over de deugdelijk van de meetsystematiek d.d. 31 mei 2001, komt het college tot de conclusie dat de meetsystematiek voor de overkomstduur van brieven door TPG gaandeweg sterk is aangepast en beter is gemotiveerd. Hierbij is met name van belang dat TPG voor de diverse onderdelen nu uitgaat van het werkelijk gebruik.

Desalniettemin oordeelt het college dat de meetsystematiek voor het jaar 2001 op een aantal punten niet voldoet, te weten:

1. Handgeschreven adressen. Het college constateert dat voor 2001 niet aangetoond is dat

handgeschreven brieven in de hogere gewichtsklassen niet hoeven te worden meegenomen. Getoetst aan zijn oordeel van 31 mei 2001, waarin is opgenomen dat handgeschreven adressering

overeenkomstig het werkelijk gebruik in de metingen meegenomen dient te worden, concludeert het college dat op dit punt TPG’s meetsystematiek niet voldoet. In dit verband merkt het college op dat de machinegeschreven adressen wel in de drie gewichtsklassen vertegenwoordigd zijn. Hij acht het van belang dat TPG in 2002 wel meet met handgeschreven brieven in de hogere gewichtsklassen en dat aan de hand hiervan voor 2003 bepaald zal worden of dit kenmerk voldoende discriminerend is.

TPG dient hieromtrent bij haar rapportage over 2002 aan het college te rapporteren.

2. Rode brievenbussen in december. Het college is, zoals aangegeven in zijn oordeel van 31 mei 2002, van mening dat TPG de verschillende soorten aanbiedingspunten overeenkomstig het werkelijk gebruik gedurende het gehele jaar moeten worden meegenomen in de meetsystematiek. Het college is van mening dat rode brievenbussen ook in de gehele maand december in de metingen moeten worden betrokken, omdat onderdeel 2.19 van het Barp bepaalt dat de in onderdeel 2.18 beschreven

(2)

2

norm geldt voor losse brieven die op voor het algemeen publiek bestemde aanbiedingspunten zijn aangeboden (waaronder dus ook rode brievenbussen in december vallen). TPG’s meetsystematiek voldoet op dit punt niet.

3. Postkantoren in de periode januari tot en met november. In het oordeel van 31 mei 2001 is aangegeven dat de diverse soorten aanbiedingspunten conform het werkelijk gebruik in de

meetsystematiek moeten worden meegenomen. Het meten van de poststroom in de maanden januari tot en met november via de postkantoren moet volgens het college dus een onderdeel zijn van de meetsystematiek, tenzij TPG aantoont dat de invloed van de brievenstromen via de postkantoren buiten de KNJ-periode geen significante invloed heeft op het eindpercentage. Aangezien TPG in 2001 postkantoren in de maanden januari tot en met november niet heeft meegenomen in de

meetsystematiek, voldoet naar het oordeel van het college de meetsystematiek op dit punt niet. TPG dient de meetsystematiek op dit punt aan te passen of aan te tonen dat de invloed van de

brievenstroom via de postkantoren buiten de KNJ-periode op het eindpercentage van de

overkomstduur van brieven niet significant is. TPG heeft aangegeven dat zij het laatste zal doen.

4. Eenlingbrievenbussen. In het oordeel van het college van 31 mei 2001 is opgenomen dat de verschillende soorten aanbiedingspunten overeenkomstig het werkelijk gebruik in de metingen meegenomen dienen te worden. Aangezien eenlingbrievenbussen niet zijn meegenomen in de meetsystematiek, concludeert het college dat TPG’s meetsystematiek op dit punt niet voldoet. TPG dient de meetsystematiek op dit punt aan te passen of aan te tonen dat de invloed van de

brievenstroom via de eenlingbrievenbussen op het eindpercentage van de overkomstduur van brieven niet significant is. TPG heeft aangegeven dat zij het laatste zal doen.

5. Postbussen. Het college is van oordeel dat TPG onvoldoende heeft gemotiveerd waarom postbussen uit de metingen kunnen worden gelaten. Immers, het gehouden spotlightonderzoek is statistisch onvoldoende onderbouwd, omdat niet aangetoond is dat het spotlightonderzoek qua

steekproefomvang een adequate afspiegeling is van de werkelijkheid. Om deze reden zijn de resultaten onvoldoende valide. Ook de kwalitatieve onderbouwing is niet voldoende. Dit omdat eventuele vertraging bij bezorging in postbussen aanwezig kan zijn in het laatste deel van het bezorgproces, te weten het deel waarin de post in de postbussen wordt gelegd nadat de post is afgegeven aan de balie van het postkantoor. Dit is, ten opzichte van bezorging aan particuliere adressen, een extra handeling die in de kwalitatieve beschrijving van TPG wat betreft tijdsbeslag en werkinstructie onvoldoende is benoemd. Getoetst aan zijn oordeel van 31 mei 2001 is het college dan ook van mening dat de meetsystematiek op het punt van postbussen niet voldoet. Zolang TPG niet aantoont dat postbussen uit de metingen kunnen worden gelaten, dienen postbussen opgenomen te worden in de meetsystematiek.

Gezien het bovenstaande heeft TPG in 2001 een niet deugdelijke meetsystematiek gehanteerd. Hierdoor kan het college niet beoordelen of TPG in 2001 de wettelijke norm van 95% heeft gehaald.

Wel acht het college het aannemelijk dat TPG de wettelijke norm van 95% in 2001 niet heeft gehaald. Dat heeft met name te maken met het feit dat TPG de brievenstroom via de rode brievenbussen niet in de gehele maand december heeft gemeten. Gelet op de piekdrukte vanwege de kerstkaarten acht het college het aannemelijk dat, wanneer wel rekening gehouden wordt met de brievenstroom via de rode

brievenbussen, de kwaliteitsscore voor de overkomstduur in december aanmerkelijk lager ligt vergeleken met de overige maanden. Naar alle waarschijnlijkheid zal de overall kwaliteitsscore hierdoor aanmerkelijk

(3)

3

lager uitvallen dan thans door TPG wordt gerapporteerd. Het college wijst er op dat de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat, na kritiek van de Tweede Kamer, expliciet heeft besloten dat ook de maand december meegenomen moet worden in de metingen (brief van 11 mei 2000 van de Staatssecretaris aan de Kamer).

Het college acht het van belang dat TPG voor de toekomst wel een deugdelijke meetsystematiek zal hanteren. Om deze reden dient TPG uiterlijk 31 maart 2003 de meetsystematiek op onderdeel 2 te hebben aangepast. Onderdeel 1 is in de meetsystematiek voor 2002 reeds aangepast; TPG dient hierover in haar rapportage over 2002 te rapporteren (uiterlijk 31 maart 2003). Wat betreft de onderdelen 3 en 4 wacht het college de resultaten af van het spotlightonderzoek (steekproef). Indien de invloed van de

betreffende brievenstroom op het eindpercentage significant is, is aanpassing van de meetsystematiek noodzakelijk. Inzake de onderdelen 3 en 4 dient TPG uiterlijk 31 maart 2003 te hebben aangetoond dat de invloed van de brievenstroom via het betreffende onderdeel op het eindpercentage van de

overkomstduur van brieven niet significant is of uiterlijk 31 maart 2003 de meetsystematiek te hebben aangepast. Voor onderdeel 5 geldt hetzelfde als voor de onderdelen 3 en 4.

TPG is schriftelijk op de hoogte gebracht van dit oordeel. Hierbij is aangegeven dat:

! het college, om ervan verzekerd te zijn dat het college in 2004 een oordeel kan vellen over het al dan niet behalen van de wettelijke norm in 2003, op grond van artikel 5, tweede lid, onder e, tweede en derde volzin van de Postwet, per 1 april 2004 van TPG de resultaten vordert van de in 2003 verrichte metingen conform de bestaande meetsystematiek, aangevuld met de hiervoor beschreven vijf aanpassingen;

! indien TPG de gevorderde informatie niet aan het college levert, hij handhavende maatregelen zal inzetten. In dat verband is TPG verzocht binnen 6 weken aan te geven of zij de gevorderde informatie zal leveren;

! gezien het feit dat TPG’s beschrijving van de meetsystematiek bestaat uit diverse in de loop der tijd aangeleverde documenten, de beschrijving van de meetsystematiek over het jaar 2002 gebundeld dient te worden in één leesbare en overzichtelijke rapportage. Deze rapportage dient elk jaar geactualiseerd te worden;

! TPG, ten behoeve van toekomstige rapportages inzake meetsystematiek en norm, in de controle- opdracht aan de accountant moet opnemen dat hij onderzoekt of de gebruikte

managementinformatiesystemen adequaat zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de aansluiting tot stand te brengen tussen de situatie in 1997 en de situatie per 1 januari 1999 (wanneer de nieuwe tarieven moeten ingaan) heeft KPN aangegeven welke

Gelet hierop is het KPN niet toegestaan de toeslag eerder in te voeren dan het moment waarop platformaanbieders feitelijk de keuze hebben om 0800-verkeer voor hun klanten al dan niet

Het college deelt deze conclusie en is daarom van oordeel dat losse brieven aangeboden in januari t/m december via de postkantoren in het vervolg buiten de meetsystematiek

x niet beoordeeld kan worden in hoeverre TPG eind 2002 heeft voldaan aan de norm dat in woonkernen met minder dan 5.000 inwoners binnen een straal van 5 km in vrijwel alle

Naar het oordeel van het college voldoet TPG aan de afspraak met de Staatssecretaris dat in woonkernen van minder dan 5.000 inwoners in vrijwel alle gevallen een vestiging met

Het college besluit het bezwaarschrift (met kenmerk 14ip.03604) - conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften- niet- ontvankelijk te verklaren.. 141354 ONTW

Het college besluit in principe bereid te zijn medewerking te verlenen aan de bestemmingswijziging van het perceel Egmondermeer 9 in Egmond aan den Hoef. 141309 ONTW

Het college besluit de raad voor te stellen het bestemmingsplan Landelijk Gebied Zuid voor het perceel behorende bij het Lioba Klooster gewijzigd vast te stellen op grond van