• No results found

Normoverschrijding en het effect op volgerschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Normoverschrijding en het effect op volgerschap"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Normoverschrijding en het Effect op Volgerschap

Romy van den Brand

Naam begeleider: F. Wanders Studentnummer: 10536469 Bachelorscriptie

(2)

De invloed van het overtreden van normen op volgerschap werd onderzocht bij een groep van 113 studenten. De deelnemers werden willekeurig ingedeeld in vier verschillende condities, waarin de maatschappelijke norm of de groepsnorm werd geschonden of juist aan werd voldaan. Volgerschap werd gemeten door middel van een taak en een vragenlijst. Het schenden van groepsnormen had tegen de verwachtingen in geen effect op volgerschap. Het schenden van maatschappelijke normen had echter volgens de vragenlijst wel een positief effect op volgerschap. Op basis van dit onderzoek is er dus alleen de relatie tussen het schenden van sociale normen en volgerschap gevonden, maar verder onderzoek is nodig om deze relatie te bevestigen.

De mens is een sociaal dier, hij is niet gemaakt om alleen te leven (Aristoteles). Dikwijls dagelijks bevindt men zich in de aanwezigheid van anderen. De mens maakt niet alleen deel uit van de maatschappij, maar ook van groepen. Zowel de maatschappij als de groepen waarvan men deel uitmaakt kennen normen. Mensen kunnen ervoor kiezen om zich aan deze normen te houden, of juist om deze normen te schenden. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van het schenden van normen binnen de groep, en binnen de samenleving, op volgerschap. Onder volgerschap worden de individuele kenmerken,

gedragingen en processen verstaan in relatie tot leiders (Uhl-Bien, Riggio, Lowe, & Carsten, 2014). Om te begrijpen wat normschending inhoudt, wordt eerst een definitie gegeven van normen in het algemeen.

Sociale normen vormen de fundering van onze samenleving (van Kleef, Wanders, Stamkou, & Homan, 2015). Onder sociale normen worden impliciete of expliciete regels verstaan die worden nageleefd door leden van groepen, en die gedrag van mensen bepalen zonder hierbij formele wetten in acht te nemen (Cialdini & Trost, 1998). Daarnaast is er een verschil tussen descriptieve en injunctieve normen. In dit artikel wordt gekeken naar

descriptieve normen. Descriptieve normen zijn normen die gebaseerd zijn op het geobserveerde gedrag van anderen in de sociale omgeving (Cialdini, Reno, & Callgren, 1990). Men heeft niet alleen met sociale normen te maken in de maatschappij, maar ook binnen groepen. Groepsnormen gelden voor alle leden binnen een bepaalde groep. Echter verschillen maatschappelijke normen van groepsnormen, omdat maatschappelijke normen gelden voor alle groepen, ongeacht van welke groep men deel uitmaakt (Marques, Abrams, & Serodio, 2001). Daarom wordt er in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen groepsnormen en maatschappelijke normen, ook al vallen beide normen onder sociale normen. Sociale normen spelen dus een rol in de gehele sociale omgeving van de mens.

(3)

Zoals gezegd komen groepsnormen niet altijd overeen met de normen van de

maatschappij. Zo kan de groepsnorm binnen een groep studenten van een studentenvereniging zijn dat het gebruikelijk is om twee keer per week alcohol te drinken op een borrel, terwijl de maatschappelijke norm is dat men maandelijks een borrel heeft (bijvoorbeeld van het werk) waarbij men drinkt. De vraag rijst wat de invloed is van het schenden van normen op het individu. Eerder onderzoek wees uit dat mensen boosheid ervaren naar normovertreders die sociale normen overtreden. Opvallend was dat het schenden van groepsnormen vaker

gevoelens van boosheid opwekte dan het overtreden van maatschappelijke normen (Ohbuchi, Tamura, Quigley, Tedeschi, Madi, Bond, & Mummendey, 2004). Dit onderzoek suggesteert dat het overtreden van zowel maatschappelijke normen als groepsnormen invloed heeft op de reactie van het individu. Echter lijkt het overtreden van groepsnormen een negatievere reactie op te wekken bij mensen dan het overtreden van maatschappelijke normen. Een ander

onderzoek wees eveneens uit dat het schenden van de normen van een groep waarmee men zich identificeert, een schuldgevoel kan veroorzaken bij de normovertreder (Giguère,

Lalonde, & Taylor, 2014). Blijkbaar heeft het overtreden van groepsnormen een grote impact, waarbij het overtreden van groepsnormen een schuldgevoel als gevolg heeft bij het individu die de norm overtreedt en boosheid opwekt bij groepsleden. In de volgende paragraaf wordt een mogelijke verklaring gegeven voor deze bevindingen.

Het Belang van Groepen en Social Idenitiy Theory

Waarom hebben groepsnormen zo’n grote impact? Om dit beter te begrijpen dient men eerst te begrijpen waarom groepen zo belangrijk zijn voor mensen. In meerdere onderzoeken komt naar voren dat men groepen belangrijk vindt. Dit blijkt onder andere uit de gegevens dat mensen hun eigen groepsleden meer gunnen (Ben-Ner, McCall, Stephane, & Wang, 2009), positiever beoordelen (Brewer, 1979) en harder werken voor hun groepsleden om doelen te behalen (Ellemers, 2012). In de volgende paragraaf wordt de Social Identity Theory

aangehaald om een mogelijke verklaring te geven voor de bevinding dat groepen belangrijk zijn voor mensen.

Deel uitmaken van een groep vormt de identiteit van mensen. De Social Identity

Theory verklaart waarom men het belangrijk vindt om deel uit te maken van een groep. Deze

theorie stelt dat het lidmaatschap van een groep deels bepaalt hoe mensen zichzelf zien, en dit ervoor kan zorgen dat mensen positieve emoties verkrijgen door deel uit te maken van een groep. Dit maakt ook dat mensen leden van hun groep stellen boven anderen groepen en over het algemeen hun eigen groep prefereren (Tajfel, 1982). In conflict tussen groepen is dit

(4)

duidelijk terug te zien. In conflict met een andere groep mensen zijn gemotiveerd om hun eigen groep te helpen, mensen geven hier de voorkeur aan boven het aanvallen van de andere groep (Halevy, Weisel, & Bornstein, 2012). Wanneer men een link legt tussen Social Identity Theory en groepsnormen, wordt verwacht dat mensen gemotiveerd zijn om groepsnormen te volgen, om op deze manier hun groep te gehoorzamen en een goed gevoel over de groep en daarmee hun eigen identiteit te verkrijgen (Christensen, Rothgerber, Wood, & Matz, 2004). Mensen zijn dus gemotiveerd om groepsnormen na te streven.

Het nastreven van normen binnen groepen wordt dus verklaard door de Social Identity Theory. In eerder onderzoek is echter wel gebleken dat mensen alleen groepsnormen

nastreven wanneer zij zich identificeren met de desbetreffende groep. Zo werd in een studie gevonden dat groepsnormen alleen invloed hadden op het gedrag van groepsleden wanneer deze zich identificeerden met de groep (Terry & Hogg, 2001, aangehaald in Christensen et al., 2004). Mensen zijn dus gemotiveerd om groepsnormen na te streven en hun gedrag hierop aan te passen wanneer zij zich identificeren met de desbetreffende groep. Wanneer mensen binnen een groep wel groepsnormen overtreden, wekt dit negatieve reacties op binnen een groep. In de volgende paragraaf wordt een theorie aangehaald die de negatieve reacties van groepsleden kan verklaren.

Het Black Sheep Effect

Wanneer groepsleden groepsnormen schenden, beoordelen andere groepsleden die zich identificeren met de groep dit als negatief (Abrams, Marques, Brown, & Dougill, 2002) en wordt de normovertreder negatiever beoordeeld dan een groepslid die wel volgens

groepsnormen handelt (Wenegrat, Castillo-Yee, & Abrams, 1996). De behoefte om een goed gevoel over de groep te behouden wanneer men zich identificeert met de groep, kan ertoe leiden dat men groepsleden afwijst die zich niet conformeren aan groepsnormen en daardoor afwijken. Dit verschijnsel heet het black sheep effect (Eidelman & Biernat, 2003). Uit onderzoek blijkt dat groepsleden informatie over groepsleden systematischer en dieper verwerkt wordt dan informatie over niet-groepsleden. Wanneer een groepslid de

groepsnormen schendt, wordt deze informatie ook dieper verwerkt. Dit maakt dat groepsleden negatiever zijn over een groepslid dan een willekeurig persoon die groepsnormen schendt (Reese, Steffens, & Jonas, 2013). Er is dus zowel een cognitieve als motivationele verklaring voor het black sheep effect.

Het black sheep effect veroorzaakt dus negatieve reacties van groepsleden. Het schenden van groepsnormen lijkt daarom een nadelig effect te hebben op reacties van

(5)

groepsleden. De Social Identity Theory demonstreert waarom groepen belangrijk zijn voor mensen, en stelt dat mensen gemotiveerd zijn om groepsnormen na te leven. Eerder

onderzoek laat ook zien dat mensen gemotiveerd zijn om groepsnormen na te streven (Goette, Huffman, & Meier, 2006, Terry & Hogg, 2001) maar afkeurend zijn tegenover het schenden van groepsnormen (Abrams et al., 2002, Wenegrat et al., 1996). De vraag rest wat voor invloed het schenden van groepsnormen heeft op volgerschap. Voordat er gekeken wordt naar de mogelijke invloed van groepsnormen op volgerschap, wordt er besproken het effect is van het schenden van maatschappelijke normen binnen een groep.

Maatschappelijke normen

Zoals gezegd verschillen maatschappelijke normen van groepsnormen.

Maatschappelijke normen betreffen niet slechts de normen van een groep, maar die van alle groepen binnen de maatschappij. Het overschrijden van maatschappelijke normen kan gunstige effecten te hebben. Zo bleek uit een onderzoek dat mensen die maatschappelijke normen overschrijden als meer competent worden gezien en een hogere status kregen toegeschreven door anderen dan mensen die conformeerden aan maatschappelijke normen (Bellezza, Gino, & Keinan, 2014). Het toeschrijven van meer competentie en status aan een normoverschrijdend individu lijkt invloed te hebben op hoe machtig normoverschrijdende individuen lijken in de ogen van anderen. Individuen die sociale normen overschrijden

worden als machtiger gezien dan individuen die conformeren aan sociale normen (Van Kleef, Homan, Finkenauer, Gündemir, & Stamkou, 2011). Mensen die normen overtreden, lijken in de ogen van anderen te handelen volgens hun eigen wil (van Kleef et al., 2011). Mensen zien individuen die handelen volgens hun eigen wil als machtig (Magee, 2009). Deze bevindingen zouden dus kunnen verklaren waarom mensen die normoverschrijdend gedrag vertonen als machtiger worden gezien.

De perceptie van macht staat niet gelijk aan het toekennen van macht. Daarbij stelt de social engagement hypothese voortvloeiend uit het Reciprocal Influence Model of Social Power (Keltner, Van Kleef, Chen, & Kraus, 2008) dat mensen meer macht toekennen wanneer iemand handelt ten gunste van de groep. Deze hypothese lijkt ook te verklaren waarom mensen iemand meer macht toekennen aan iemand die normen overschrijdt, maar daarbij alsnog handelt ten gunste van de groep. Uit onderzoek blijkt inderdaad dat mensen daadwerkelijk meer macht toekennen aan individuen die de sociale norm overtreden maar daarbij hun groep ten goede komen dan mensen die conformeren aan de normen (Van Kleef, Homan, Finkenauer, Blaker, & Heerdink, 2012). Het zou kunnen dit effect niet zozeer

(6)

voortvloeit uit het handelen ten gunste van de groep, maar uit het handelen volgens de groepsnormen. Als men handelt volgens de groepsnormen is de kans groot dat het individu wordt geaccepteerd in de groep. Door geaccepteerd te zijn binnen een groep wordt het goede gevoel van het individu over de groep behouden (Social Identity Theory) en wordt de groep niet geschaad.

Uit de theorie is duidelijk geworden dat men gemotiveerd is om groepsnormen te volgen (Goette et al., 2006, Terry & Hogg, 2001) en dat het schenden van groepsnormen wordt afgekeurd (Abrams et al., 2002, Wenegrat et al., 1996). Echter lijkt het schenden van maatschappelijke normen een positief effect te hebben. In de huidige studie wordt daarom de mogelijkheid onderzocht dat het overtreden van maatschappelijke normen een versterkend effect heeft op het gedrag van groepsleden wanneer men zich houdt aan de groepsnormen. Het effect van het overtreden van normen waar deze studie op gericht is, is volgerschap. Dit wordt in de volgende paragraaf besproken.

Volgerschap

Dit onderzoek heeft als doel om in kaart te brengen hoe de overschrijding van normen de reacties van anderen beïnvloedt. Zoals in de vorige paragrafen besproken werd,wordt voorspeld dat het overtreden van groepsnormen en het overtreden van maatschappelijke normen verschillende gevolgen heeft. Waarbij het overtreden van groepsnormen negatieve reacties zoals boosheid opwekt, kan het overtreden van maatschappelijke normen juist

positieve gevolgen hebben zoals het toekennen van meer macht aan de normovertreder. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van het overtreden van normen op anderen. Er wordt hierbij specifiek gekeken naar volgerschap.

Onder volgerschap worden de individuele kenmerken, gedragingen en processen verstaan in relatie tot leiders (Uhl-Bien et al., 2014). Zonder volgerschap kan er geen

leiderschap bestaan, want zonder mensen die volgen is er geen leider (Uhl-Bien et al., 2014). Volgerschap wordt gezien als een actieve manier van volgen, volgerschap is ook wel de mate waarin een individu iemand wilt volgen (Hollander, & Webb, 1955).

Haslam en Platow (2001) stellen dat mensen meer geneigd zijn om volgerschap te vertonen wanneer iemand dezelfde identiteit bezit (Social Identity) en handelt volgens het collectieve belang van de groep. Hieruit kan worden afgeleid dat de persoon die de keuze maakt om de norm te overtreden, moet handelen in het belang van de groep en daarmee handelt volgens de normen van de groep. Op basis van deze bevinding zou er verwacht

(7)

worden dat groepsleden meer geneigd zijn om volgerschap te tonen wanneer iemand gedrag volgens de groepsnormen vertoont dan wanneer iemand de groepsnormen overschrijdt.

Wanneer er groepsnorm-overschrijdend gedrag wordt vertoond wordt verwacht dat dit een negatieve invloed heeft op volgerschap doordat groepsleden normoverschrijdende

groepsleden afwijzen (Abrams et al., 2002, Wenegrat et al., 1996, Reese et al., 2013). Op basis van de eerdere literatuur wordt er daarom in dit onderzoek verwacht dat het

overschrijden van groepsnormen een negatieve invloed heeft op volgerschap. Hieruit volgt de volgende hypothese:

H1: Het voldoen aan groepsnormen leidt tot meer volgerschap.

Er is nog geen eerder onderzoek verricht waarin de relatie tussen het voldoen aan groepsnormen en volgerschap wordt onderzocht waarbij het schenden van maatschappelijke normen wordt meegenomen als moderator. Op basis van de eerdere onderzoeken die positieve effecten van het overtreden van maatschappelijke regels laten zien en de theorie van Haslam en Platow (2001) wordt verwacht dat het schenden van maatschappelijke normen de positieve relatie tussen het volgen van groepsnormen en volgerschap versterkt. Het volgen van de normen zou een positief effect op volgerschap hebben, maar wanneer een groepslid dan ook nog de maatschappelijke norm overtreedt zou dit positieve effect versterken. Iemand die de maatschappelijke norm durft te overtreden laat namelijk zien aan de groep dat de groep erg belangrijk voor hem of haar is, dit wordt ook wel costly signaling genoemd. Dit zou

coöperatie van groepsleden verklaren (Gintis, Smith, & Bowles, 2001). Uit deze theorie volgt de volgende hypothese:

H2: De positieve relatie tussen het voldoen aan groepsnormen en volgerschap wordt sterker wanneer men de maatschappelijke normen schendt.

(8)

Deze hypotheses resulteren in het onderstaande model:

Schenden (vs. voldoen) aan maatschappelijke norm

Voldoen (vs. schenden) +

van groepsnorm Volgerschap

+ Figuur 1. De verwachte relaties in dit onderzoek.

Maatschappelijke relevantie

Dit onderzoek zou kunnen bijdragen aan een verklaring voor de toename in

normoverschrijdend gedrag in bepaalde groepen. Ter illustratie wordt hier de toename in het gebruik van ecstasy onder jongeren uitgelicht. Uit cijfers blijkt dat jongeren steeds meer ecstasy gebruiken (CBS, 2015). Het gebruiken van drugs overschrijdt sociale normen, maar past mogelijk binnen de groepsnormen van jongeren. Jongeren zijn dus blijkbaar gemotiveerd om zich te conformeren aan de groepsnorm, om daarbij de maatschappelijke norm te

overtreden.

Het conformeren aan de groepsnormen en de toename in het gebruik van ecstasy getuigt van volgerschap, omdat mensen het gedrag van maatschappelijke normovertreders binnen hun groep overnemen. De uitkomsten van dit onderzoek zouden bruikbaar kunnen zijn in het ontwikkelen van preventiemethoden die gericht zijn op het verminderen van

volgerschap, om daardoor het ecstasy probleem onder jongeren te verminderen (zie discussie).

Methode Deelnemers

Honderddertien Psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam deden mee aan dit onderzoek. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 21,6 jaar (SD = 3.6) Bij het selecteren van deelnemers werd erop gelet dat de studenten momenteel bezig zijn met de opleiding psychologie ofwel kort geleden Psychologie gestudeerd hebben. De deelnemers werden random toegewezen aan de vier condities die deel uitmaakten van het 2

(groepsnormschending of groepsnormvoldoening) x 2 (maatschappijnormschending of maatschappijnormvoldoening) design. Na afloop ontvingen de deelnemers €10 of één

(9)

proefpersoonpunt voor hun deelname aan deze studie en twee andere studies die samen een onderzoekssessie vormde.

Procedure

Nadat deelnemers zich hebben ingeschreven via de UvA site of langs zijn gekomen in het lab, nemen zij deel aan het onderzoek wat plaatsvindt in het UvA lab. De deelnemers nemen plaats achter een computer in een van de cubicles. Het onderzoek wordt vervolgens afgenomen via de computer.

De deelnemers worden willekeurig ingedeeld in een van de vier condities. Deze condities staan hieronder weergegeven.

Tabel 1:

Weergave van de condities en verwachtingen

Sociale norm overschrijden Sociale norm volgen

Groepsnorm volgen Maatschappelijke normschender Universele normvolger

(++) (+)

Groepsnorm overschrijden Universele normschender Groepsnormschender

(-) (-)

Het onderzoek bestaat uit een taak en een vragenlijst. Om het construct volgerschap te meten wordt er gebruik gemaakt van een taak genaamd de ‘muntjestaak’ en een vragenlijst. De muntjestaak is de eerste meting van volgerschap, in deze taak verdelen deelnemers muntjes tussen twee goede doelen.Na het voltooien van de muntjestaak beantwoorden de deelnemers de vragenlijst die bestaat uit vier vragen met betrekking tot de muntjestaak. De vragenlijst is de tweede meting van volgerschap.

Na de taak en de vragenlijst volgt er nog een validiteitscheck, bestaande uit één item. Na het afronden van het onderzoek meldden de deelnemers zich bij de onderzoeker en ontvangen zij de gekozen beloning.

(10)

Materiaal

Muntjestaak (gedragstaak)

Om het construct volgerschap te meten werd gebruik gemaakt van een ‘muntjes taak’. Deze taak is gebaseerd op de definitie van volgerschap volgens Uhl-Bien, Riggio, Lowe, en Carsten (2014) en wordt in deze studie voor het eerst gebruikt om volgerschap te meten. De deelnemers krijgen elk honderd fictieve muntjes toegewezen met een waarde van één cent. Deelnemers uit alle condities werd verteld dat zij de muntjes kunnen toewijzen aan twee boxen, één box voor Unicef en één box voor Warchild. Vervolgens werd er een

voorbeeldvraag gesteld om te controleren of de deelnemers de instructie juist hadden

begrepen. Wanneer hun antwoord op deze controlevraag juist was, gingen de deelnemers door met de taak.

Voordat de deelnemers hun muntjes verdeelden, kregen zij te zien hoe UvA studenten in het algemeen hun muntjes verdeelden tussen de twee boxen (maatschappelijke norm). Hierna zagen zij hoe Psychologie studenten hun muntjes verdeelden tussen de twee boxen (groepsnorm). De groepsnormen en maatschappelijke normen waren gelijk (UvA studenten verdelen muntjes hetzelfde als Psychologie studenten) of tegengesteld aan elkaar (UvA studenten en Psychologie studenten verdelen de muntjes anders).

In elke conditie zag de deelnemer hoe de target (een Psychologie student) zijn of haar muntjes verdeelt. Zoals in tabel 1 te zien is, kan de target zowel de groepsnormen als de maatschappelijke normen schenden of aan de maatschappelijke normen en groepsnormen voldoen. Ook kan de target bijvoorbeeld voldoen aan de maatschappelijke norm maar de groepsnorm schenden. Nadat de deelnemer heeft gezien hoe anderen hun muntjes verdeelden, verdeelt de deelnemer ook zijn of haar muntjes over de twee boxen.

De verdeling van de muntjes hangt af van de conditie van de deelnemer. De

muntverdeling van de Psychologiestudenten en de UvA studenten in het algemeen verschillen per conditie, de verdeling van de target blijft hetzelfde. Als voorbeeld: in de universele

normvolger conditie (het volgen van zowel de groepsnorm als de maatschappelijke norm) is de muntjesverdeling van de Psychologiestudenten (groepsnorm) en UvA studenten

(maatschappelijke norm) hetzelfde. De target voldoet in deze conditie aan beide normen en verdeelt daarom zijn muntjes precies hetzelfde als de Psychologie en UvA studenten.

(11)

Muntjestaak (vragenlijst)

Daarna volgen er een viertal vragen over de keuze van de Psychologiestudent van de verdeling van muntjes. Deze vragen zijn eveneens een meting van volgerschap en zijn

gebaseerd op de definitie van volgerschap volgens Uhl-Bien et al., (2014). Een voorbeeld van een item is: ‘Het is een goede keuze’. De items worden gescoord op een zeven-punts Likert schaal (1= helemaal mee oneens, 7= helemaal mee eens). De betrouwbaarheid van deze schaal was goed (Cronbach’s α = .82).

In het onderzoek is een manipulatiecheck opgenomen die controleert voor descriptieve normen (Morris, Hong, Chiu, & Liu, 2015). De manipulatiecheck omvat een drietal vragen voor zowel descriptieve groepsnormen als descriptieve sociale normen, gescoord op een zeven-punts Likert schaal (1 = helemaal mee oneens, 7 = helemaal mee eens). Een voorbeeld van een item is: ‘Deze persoon gedraagt zich in overeenstemming met UvA studenten in het algemeen’. De betrouwbaarheid van deze schalen was zeer goed (Cronbach’s α = .96 voor descriptieve maatschappelijke normen en Cronbach’s α = .97 voor descriptieve

groepsnormen).

Validiteitscheck

Tenslotte wordt gebruik gemaakt van een validiteitscheck waarin deelnemers aangeven in welke mate zij zich identificeren met UvA studenten in het algemeen en met Psychologie studenten. De score wordt aangegeven op een zeven-punts Likert schaal (1 = helemaal wel, 7 = helemaal niet). Een voorbeeld van een item is: ‘In hoeverre identificeer je je met UvA studenten in het algemeen?’.

Data analyseplan

De metingen van volgerschap worden geanalyseerd door middel van een

between-subjects ANOVA in SPSS. De manipulatiechecks worden eveneens geanalyseerd met deze

berekening. Als validiteitscheck wordt er een analyse uitgevoerd met een paired sample t-test. Daarnaast moeten er standaardisatiechecks worden uitgevoerd voor demografische variabelen zoals leeftijd en geslacht.

Resultaten

In totaal hebben er 121 deelnemers deelgenomen aan het onderzoek. Er waren 3 deelnemers die door technische problemen het onderzoek niet konden voltooien, de data van deze deelnemers is niet meegenomen in de verdere dataverwerking.

(12)

Verder waren er 5 deelnemers die de controlevragen onjuist beantwoorden. De gegevens van deze deelnemers is eveneens niet meegenomen in de verdere dataverwerking.

In totaal zijn er dus gegevens van 113 deelnemers meegenomen in de analyse. Om te controleren of de manipulatie van de condities geslaagd was, is er een factoriële

ANOVA uitgevoerd. Uit deze analyse bleek dat de manipulatie geslaagd is. Deelnemers in de condities waarin werd voldaan aan de maatschappelijke norm (de universele normvolger en groepsnormschender conditie) scoorden significant hoger (F(1,109) = 88.2, p < 0.01) op het ‘voldoen aan de maatschappelijke norm’ (M = 5.1, SD = 1.1) dan deelnemers in de condities waarin maatschappelijke normen werden geschonden (M = 4.1, SD = 1.6).

Deelnemers in de condities waarin werd voldaan aan groepsnormen (maatschappelijke normschender en universele normvolger) scoorden significant hoger op ‘voldoen aan

groepsnorm’ (M = 5.5, SD = .99) dan deelnemers in de condities universele normschender en groepsnormschender, waarin groepsnormen werden geschonden (M = 3.1, SD = 1.4), F(1, 109) = 121.3, p < 0.01. De rest van de resultaten was niet significant. Deze resultaten geven aan dat de manipulatiecheck voor de verschillende condities is geslaagd.

Om te controleren voor de invloed de demografische variabelen van leeftijd en

geslacht is voor beide variabelen een Chi-Square Test uitgevoerd. De resultaten lieten zien dat er meer vrouwen hadden deelgenomen aan het onderzoek (78.28% vrouw t.o.v. 21.2% man), maar de verdeling van geslacht tussen de condities verschilde niet significant van elkaar, p = .37. Ook de verdeling van leeftijd verschilde niet significant tussen de condities (p = .80). Dit betekent dat de standaardisatie van demografische variabelen geslaagd is en deze variabelen geen bedreiging vormen voor de volgende analyses.

De meting van identificatie met de groep en de maatschappij diende in dit onderzoek als validiteitscheck. Deze data werd geanalyseerd met behulp van een paired sample t-test. Uit de analyse blijkt de deelnemers zich significant meer identificeerden met de groep (M = 4.9, SD = .13) dan met de maatschappij (M = 4.6, SD = 1.2), t(112) = -2.01, p <0.05. Alleen het effect van groepsnorm op groepsnormidentificatie was significant, de rest van de

resultaten niet (p > 0.05).

Uit een daaropvolgende one-sample t-test bleek dat de deelnemers hoger scoorde dan het gemiddelde (M = 4) van de schaal en zich inderdaad identificeerden met de groep (t(112) = 37.2, p < 0.01), en ook met de maatschappij (t(112) = 39.3, p < 0.01). De rest van de resultaten was niet significant. Er is volgens deze analyse dus voldaan aan de check voor validiteit.

(13)

Analyse van de muntjestaak en vragenlijst

De eerste meting van volgerschap was de muntjestaak. De data werd geanalyseerd door middel van een factoriële ANOVA. Uit deze analyse bleek dat het schenden of voldoen aan de groepsnorm geen significant effect had op de muntjesverdeling, F(1,109) = .133, p = .72. Ook het schenden of voldoen aan de maatschappelijke norm had geen significant effect op de muntjesverdeling, F(1,109) = 1.31, p = .26. Ook was de interactie niet significant, F(1, 109) = 3.1, p = .09. Dit betekent dat de resultaten geen bewijs leveren voor hypothese 1 en 2; er is geen sprake van een hoofdeffect of een moderatie.

De tweede meting van volgerschap was de vragenlijst met betrekking tot verdeling van de muntjes. De analyse werd uitgevoerd door middel van een factoriële ANOVA. Uit deze analyse bleek dat het schenden of voldoen aan de groepsnorm geen significant effect had op de meting van volgerschap, F(1,109) = 3.3, p = .07.

Dit betekent dat de uitkomsten van de vragenlijst niet overeenkomen met hypothese 1: het volgen van groepsnormen heeft geen positief effect op volgerschap volgens de uitkomsten van deze vragenlijst. Het schenden of voldoen aan de groepsnorm had geen effect op

volgerschap volgens de resultaten van de vragenlijst. Ook de interactie was niet significant, F(1,109) = 1.28, p = .26.Opvallend was dat het schenden van maatschappelijke normen volgens de analyse wel een positief effect had op volgerschap. Deelnemers in de

maatschappelijke normschender conditie en de universele normschender conditie scoorden significant hoger op de vragenlijst (M = 4.2, SD = 1.1) dan deelnemers in de universele normvolger conditie en de groepsnormschender conditie waarin maatschappelijke normen werden gevolgd (M = 3.9, SD = 1.2), F(1,109) = 15.9, p < 0.01.

(14)

Figuur 2. Gemiddelde scores van de vier condities op de volgerschap vragenlijst.

Alle twee de metingen van volgerschap leveren dus geen bewijs voor de hypothese dat het volgen van groepsnormen leidt tot meer volgerschap. Doordat deze relatie niet bevestigd is, is er ook geen sprake van een moderatie. Op basis van de uitkomst van deze metingen is er dus geen sprake van bevestiging van de hypotheses.

Discussie

Uit de resultaten blijkt dat de onderzoeksresultaten de hypotheses niet bevestigen. Op basis van onze onderzoeksbevindingen is geen sprake van een moderatiemodel waarbij het schenden van maatschappelijke normen de positieve relatie tussen het voldoen aan

groepsnormen en volgerschap versterkt. Wel is gebleken uit de meting van volgerschap door middel van de vragenlijst dat het overtreden van maatschappelijke normen een positief effect heeft op volgerschap. Een mogelijke verklaring van dit gevonden effect is dat de deelnemers minder moeite hadden met het schenden van de maatschappelijke normen omdat zij zich ook meer identificeerden met de groep. Echter was de manipulatie (de muntjestaak) wellicht niet helemaal juist geoperationaliseerd wat ook bij kon dragen aan het ontbreken van significante resultaten in de richting van de hypotheses. Dit punt wordt verderop in deze discussie verder toegelicht.

De manipulatie van de condities was wel geslaagd, en eveneens identificeerden de deelnemers zich met de groep en de maatschappij, een belangrijk element van de Social

Identity Theory. Ondanks de geslaagde manipulatie in dit experiment komen de resultaten niet 0 1 2 3 4 5 6 VoldoenMnorm SchendenMnorm Sc ore o p vra ge nl ijs t

Maatschappelijke norm (voldoen vs. schenden)

VoldoenGnorm SchendenGnorm

(15)

overeen met de verwachte hypotheses. Onderstaand volgen er twee aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

Allereerst is de operationalisatie van de muntjestaak wellicht niet helemaal juist. De muntjestaak is voor het eerst gebruikt om volgerschap te meten in ons onderzoek. De

resultaten van de muntjestaak zijn niet significant gebleken voor volgerschap. Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van een significant resultaat in de richting van de

verwachtingen zou kunnen liggen aan het feit dat de taak duidelijk fictief was. Zo waren de muntjes weergegeven als gele cirkels, was de waarde van de muntjes onbekend voor de deelnemer (niet duidelijk of het ging om eurocenten) en was de totale waarde van de muntjes laag (100 cent). Er is een kans dat een deelnemer de taak hierdoor niet serieus genoeg nam. De geringe waarde van het verschil in muntjes tussen de verdeling van de UvA studenten en de Psychologie studenten ‘triggert’ de deelnemer wellicht niet genoeg om een andere

verdeling te maken dan een verdeling die bestaat uit een gelijke verdeling over de twee goede doelen. In vervolgonderzoek zou dit mogelijke probleem ondervangen kunnen worden door de muntjestaak realistischer te maken. Dit zou gedaan kunnen worden door de deelnemer een hoeveelheid muntjes toe te wijzen met een duidelijke waarde die samen een aanmerkelijk bedrag vormen, bijvoorbeeld honderd muntjes van €1. Dit maakt de taak realistischer, en het verschil tussen muntjesverdelingen explicieter (een verschil van €40 maakt meer indruk dan een verschil van 40 cent). Deze operationalisatie zou ervoor kunnen zorgen dat de deelnemer de taak serieuzer neemt en beter na laat denken over zijn/haar verdeling. Deze verandering zou mogelijk betrouwbaardere resultaten opleveren dan de huidige operationalisatie van de muntjestaak.

Een ander punt van discussie is de deelnemersgroep. In dit onderzoek bestaan de deelnemers uit Psychologiestudenten. De uitkomsten van dit onderzoek zijn dus niet te

generaliseren naar de gehele Nederlandse bevolking in het algemeen. Het is aan te bevelen om dit onderzoek uit te voeren binnen andere groepen (sportverenigingen, bedrijven, middelbare scholen) om te onderzoeken of dezelfde resultaten zich voordoen en om uit te sluiten dat bijvoorbeeld leeftijd ook een voorspellende variabele kan zijn voor volgerschap. Binnen het huidige onderzoek waren de deelnemers namelijk grotendeels van dezelfde leeftijd. Mogelijk zijn mensen van jongere leeftijdsgroepen ontvankelijker voor groepsdruk en laten zij zich meer leiden door groepsnormen dan mensen die ouder zijn. Uit onderzoek van Constanzo en Shaw (1966) bleek ook conformiteit aan groepsnormen verschilt per leeftijdsfase. Het is dus aan te raden om dit onderzoek te repliceren binnen verschillende groepen binnen de

(16)

Terugkoppeling naar maatschappelijke relevantie

Zoals aangegeven in de inleiding is de uitkomst van dit onderzoek mogelijk bruikbaar voor het ontwikkelen van nieuwe preventiemethoden om bijvoorbeeld het ecstasygebruik onder jongen te verminderen. Dit onderzoek heeft laten zien dat het schenden van

maatschappelijke normen mogelijk leidt tot meer volgerschap. Wanneer er in de toekomst vervolgonderzoeken zouden komen die ditzelfde resultaat aantonen, kan men deze bevinding gebruiken in het ontwerp van preventiemethoden. In de huidige maatschappij lijkt het gebruik van ecstasy minder een taboe te zijn dan vroeger, maar lijkt er alsnog weinig openheid te zijn. Het afkeurende en verbiedende karakter van de maatschappelijke normen overheerst. De maatschappelijke normen met betrekking geven eigenlijk voornamelijk een verbiedend signaal af, wat maakt dat deze norm erg eenzijdig en sterk is. Bij het ontwikkelen van nieuwe preventiemethoden zou de manier van uitdragen van de maatschappelijke norm aangepast kunnen worden. Preventiemethoden die openheid en eerlijkheid uitdragen, en niet zozeer de strenge norm van de maatschappij weerspiegelen, zouden mogelijk effectief kunnen zijn omdat jongeren dan minder de neiging kunnen hebben om iemand te volgen die de maatschappelijke normen overtreedt.

Dit onderzoek geeft aanleiding tot het verder onderzoeken van het effect van

normoverschrijding op volgerschap. De bevinding dat het overtreden van maatschappelijke normen mogelijk een positief effect heeft zal in vervolgonderzoek verder bevestigd moeten worden.

(17)

Literatuurlijst

Abrams, D., Marques, J., Bown, N., & Dougill, M. (2002). Anti-norm and pro-norm deviance in the bank and on the campus: Two experiments on subjective group

dynamics. Group Processes & Intergroup Relations, 5(2), 163-182.

Abrams, D., Randsley de Moura, G., & Travaglino, G. A. (2013). A double standard when group members behave badly: Transgression credit to ingroup leaders. Journal of personality and social psychology, 105(5), 799.

Bellezza, S., Gino, F., & Keinan, A. (2014). The red sneakers effect: Inferring status and competence from signals of nonconformity. Journal of Consumer Research, 41(1), 35-54.

Ben-Ner, A., McCall, B. P., Stephane, M., & Wang, H. (2009). Identity and in-group/out- group differentiation in work and giving behaviors: Experimental evidence. Journal of Economic Behavior & Organization, 72(1), 153-170.

Brewer, M. B. (1979). Ingroup bias in the minimal intergroup situation: A cognitive- motivational analysis. Psychological Bulletin, 86, 307–324. doi:10.1037/0033- 2909.86.2.307

Brown, R. (1988). Group processes: Dynamics within and between groups. Basil Blackwell.

Cialdini, R. B., Reno, R. R., & Kallgren, C. A. (1990). A focus theory of normative conduct recycling the concept of norms to reduce littering in public places. Journal of personality and social psychology, 58(6), 1015.

Cialdini, R. B., & Trost, M. R. (1998). Social influence: Social norms, conformity and compliance.

Crane, M. F., & Platow, M. J. (2010). Deviance as adherence to injunctive group norms: The overlooked role of social identification in deviance. British Journal of Social

(18)

Christensen, P. N., Rothgerber, H., Wood, W., & Matz, D. C. (2004). Social norms and identity relevance: A motivational approach to normative behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 30(10), 1295-1309.

Costanzo, P. R., & Shaw, M. E. (1966). Conformity as a function of age level. Child development, 967-975.

Ellemers, N. (2012). The group self. Science, 336, 848 – 852

Eidelman, S., & Biernat, M. (2003). Derogating black sheep: Individual or group protection?. Journal of Experimental Social Psychology, 39(6), 602-609.

Giguère, B., Lalonde, R. N., & Taylor, D. M. (2014). Drinking too much and feeling bad about it? How group identification moderates experiences of guilt and shame

following norm transgression. Personality and social psychology bulletin, 40(5), 617- 632.

Gintis, H., Smith, E. A., & Bowles, S. (2001). Costly signaling and cooperation. Journal of theoretical biology, 213(1), 103-119.

Goette, L., Huffman, D., & Meier, S. (2006). The impact of group membership on

cooperation and norm enforcement: Evidence using random assignment to real social groups.

Halevy, N., Weisel, O., & Bornstein, G. (2012). “In‐Group Love” and “Out‐Group Hate” in Repeated Interaction Between Groups. Journal of Behavioral Decision

Making, 25(2), 188-195.

Haslam, S. A., & Platow, M. J. (2001). The link between leadership and volgerschap: How affirming social identity translates vision into action.Personality and Social Psychology Bulletin, 27(11), 1469-1479.

(19)

Hollander, E. P., & Webb, W. B. (1955). Leadership, followership, and friendship: an analysis of peer nominations. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 50(2), 163.

Keltner, D., Van Kleef, G. A., Chen, S., & Kraus, M. W. (2008). A reciprocal influence model of social power: Emerging principles and lines of inquiry.Advances in experimental social psychology, 40, 151-192.

Magee, J. C. (2009). Seeing power in action: The roles of deliberation, implementation, and action in inferences of power. Journal of Experimental Social Psychology, 45(1), 1- 14.

Marques, J., Abrams, D., & Serôdio, R. G. (2001). Being better by being right: subjective group dynamics and derogation of in-group deviants when generic norms are undermined. Journal of personality and social psychology,81(3), 436.

Morris, M. W., Hong, Y. Y., Chiu, C. Y., & Liu, Z. (2015). Normology: Integrating insights about social norms to understand cultural dynamics.Organizational Behavior and Human Decision Processes, 129, 1-13.

Ohbuchi, K. I., Tamura, T., Quigley, B. M., Tedeschi, J. T., Madi, N., Bond, M. H., &

Mummendey, A. (2004). Anger, blame, and dimensions of perceived norm violations: Culture, gender, and relationships. Journal of Applied Social Psychology, 34(8), 1587-1603.

Platow, M. J., & van Knippenberg, D. (2001). A social identity analysis of leadership

endorsement: The effects of leader ingroup prototypicality and distributive intergroup fairness. Personality and Social Psychology Bulletin,27(11), 1508-1519.

Reese, G., Steffens, M. C., & Jonas, K. J. (2013). When black sheep make us think: Information processing and devaluation of in-and outgroup norm deviants. Social Cognition, 31(4), 482.

(20)

Terry, D. J., & Hogg, M. A. (1996). Group norms and the attitude-behavior relationship: A role for group identification. Personality and Social Psychology Bulletin, 22(8), 776- 793.

Uhl-Bien, M., Riggio, R. E., Lowe, K. B., & Carsten, M. K. (2014). Volgerschap theory: A review and research agenda. The Leadership Quarterly, 25(1), 83-104.

Van Kleef, G. A., Homan, A. C., Finkenauer, C., Blaker, N. M., & Heerdink, M. W. (2012). Prosocial norm violations fuel power affordance. Journal of Experimental Social Psychology, 48(4), 937-942.

Van Kleef, G. A., Homan, A. C., Finkenauer, C., Gündemir, S., & Stamkou, E. (2011). Breaking the rules to rise to power how Norm Violators gain power in the eyes of others. Social Psychological and Personality Science, 2(5), 500-507.

Wenegrat, B., Castillo-Yee, E., & Abrams, L. (1996). Social norm compliance as a signaling system. II. Studies of fitness-related attributions consequent on a group norm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(accepted) en de meta-analyse naar fear appeals van Ruiter, Kessels, Peters en Kok (2014), kan door de lineaire regressieanalyse in het huidige onderzoek (met

The implication is that the proclamation of the Bible should be accompanied by an anointing of the Spirit that serves as a precondition for the proclamation to be effective

In tegenstelling tot de proef in voedingsfilm in de herfst van 1985, werd in deze proef geen relatie gevonden tussen de EC in de grond en de mate van bolrot. De

Het vriendenmysterie is getest met vijf leerlingen 5VWO uit Heerlen (Bernadinus Lyceum) met niveau A2. Graag zou ik nog een keer benadrukken dat deze spellen dus getest zijn in

Contrary to most prior studies of personality, sex differences in self- construal were larger in samples from nations scoring lower on the Gender Gap Index, and the Human

rotation speed for wet particles with 100% (V/V) water (case 7) and we present the data with cross red symbols in Fig. We also vary the capillary force for drum rotation speed of 25

To confirm the role of HIPK4 in K18 expression, we over- expressed a wild-type form and a kinase dead mutant of HIPK4 in hiPSCs and differentiated the cells for 10 days. In the

Then we assessed the associations of our four measures of physical activity with sociodemographic (gender, age, marital status, employment status, and SES), health-related