- Openbare versie -
Oordeel van het college van de OPTA over de Postconcessierapportage 2005 van TNT NV
Ons kenmerk : OPTA/IPB/2007/201442 Datum : 20 juli 2007
TNT N.V. (hierna: TNT) is op grond van onderdeel 7 van het Besluit algemene richtlijnen post (hierna:
Barp) verplicht jaarlijks middels de concessierapportage aan het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) te rapporteren over de mate waarin is voldaan aan de Postwet en het Barp. In het navolgende geeft het college zijn oordeel over de concessierapportage over het jaar 2005.
Verloop van de procedure
Het college heeft op 25 september 2006 de brief van TNT ontvangen met als bijlage de bedrijfsvertrouwelijke versie van de concessierapportage inclusief de goedkeurende accountantsverklaring van PricewaterhouseCoopers (hierna: PwC)
1.
Naar aanleiding van de concessierapportage heeft het college op 20 februari 2007 vragen gesteld aan TNT en aan PwC
2. De vragen aan TNT hadden betrekking op de financiële rapportage en op de
accountantsverklaring, met name op de berekening van de pensioenkosten en de toepassing van IFRS.
De vragen aan PwC hadden betrekking op de door haar afgegeven accountantsverklaring.
PwC
3en TNT
4hebben het college op 5 maart 2007 hun antwoorden op de gestelde vragen gestuurd.
Naar aanleiding van beide antwoordbrieven heeft het college bij brief van 25 april 2007 aanvullende vragen aan TNT gesteld
5. TNT heeft deze aanvullende vragen schriftelijk beantwoord bij brief van 16 mei 2007
6. Vervolgens heeft naar aanleiding van de schriftelijke antwoorden op 29 mei 2007 een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van het college en medewerkers van TNT om mondeling de laatste onduidelijkheden weg te nemen.
Bevindingen van het college
Te beginnen met de concessierapportage over het jaar 2002 heeft er een discussie plaatsgevonden tussen het college en TNT over de vraag welke methode van vaststellen van de jaarlijkse
pensioenkosten van toepassing is voor de concessierapportage. Deze discussie was mede aanleiding
1
Brief van TNT d.d. 21september 2006 met kenmerk PA/06/U/091.
2
Brief van het college aan TNT d.d. 20 februari 2007 met kenmerk OPTA/IPB/2007/200258 en brief van het college aan PwC d.d.
20 februari 2007 met kenmerk OPTA/IPB/2007/200261.
3
Brief van PwC d.d. 5 maart 2007 met kenmerk 00514684001.
4
Brief van TNT d.d. 5 maart 2007 met kenmerk 07/PA/U/016.
5
Brief van het college d.d. 25 april 2007 met kenmerk OPTA/IPB/2007/200731.
6
Brief van TNT d.d. 16 mei 2007 met kenmerk 07/PA/U/030.
voor de vakgenootschappelijke toetsing (ofwel peer review) die werd uitgevoerd op de
accountantscontrole op de concessierapportage over het jaar 2004. Deze toetsing heeft niet tot een eenduidig oordeel geleid.
Er bestaan twee principieel verschillende methoden voor de vaststelling van pensioenkosten in een bepaald jaar. Volgens de bijdragemethode (ook wel defined contribution-methode genoemd) dienen de uitgaven die de onderneming in een bepaald jaar doet aan pensioenpremies en andere stortingen in het pensioenfonds, te worden beschouwd als de pensioenkosten van dat jaar. Volgens de
nettokostenmethode (of defined benefit-methode) daarentegen, dient op basis van actuariële
berekeningen een economisch gemiddelde van de pensioenuitgaven gedurende de resterende looptijd van de pensioencontracten te worden bepaald. Dit gemiddelde wordt ook wel nettokosten genoemd en deze moeten worden beschouwd als de jaarlijkse pensioenkosten. De boekhoudvoorschriften bepalen welke methode in welke situatie dient te worden gehanteerd. Dat is onder andere afhankelijk van de aard van de pensioenregeling.
Er zijn twee soorten pensioenregelingen:
Toegezegde-bijdragenregelingen (ook wel defined contribution-regelingen) zijn regelingen waarbij de werkgever vaste bijdragen afdraagt aan een pensioenfonds en geen verplichting heeft om verdere bijdragen te betalen.
Toegezegd-pensioenregelingen (ook wel defined benefit-regelingen) zijn alle andere
pensioenregelingen dan toegezegde-bijdragenregelingen. Bij toegezegd-pensioenregelingen verplicht de werkgever zich bijstortingen te doen indien het fonds niet over voldoende activa beschikt om aan alle verplichtingen te voldoen.
Per 1 januari 2005 is de International Accounting Standard 19 (IAS 19) van kracht, die de volgende alinea’s bevat:
Toegezegd-pensioenregelingen die risico’s delen tussen verschillende entiteiten onder gemeenschappelijke zeggenschap
34 Toegezegd-pensioenregelingen waarbij risico’s worden gedeeld tussen verschillende entiteiten onder gemeenschappelijke zeggenschap, bijvoorbeeld een moedermaatschappij en haar dochterondernemingen, zijn geen collectieve regelingen van meer werkgevers.
34A Een entiteit die aan een dergelijke regeling deelneemt, dient informatie over de
regeling in haar geheel te verkrijgen, bepaald in overeenstemming met IAS 19 op
basis van de veronderstellingen die op de regeling in haar geheel van toepassing
zijn. Als er een contractuele overeenkomst of een vastgelegde grondslag is voor
het belasten van individuele entiteiten voor de nettokosten uit hoofde van de
toegezegd-pensioenregeling in haar geheel, bepaald in overeenstemming met
IAS 19, dient de entiteit deze nettokosten op te nemen in haar (enkelvoudige)
jaarrekening. Als een dergelijke overeenkomst of grondslag niet bestaat, dienen
de nettokosten in verband met de toegezegd-pensioenregeling te worden
opgenomen in de (enkelvoudige) jaarrekening van de groepsentiteit die in
juridische zin als sponsor van de regeling optreedt. De andere groepsentiteiten dienen in hun (enkelvoudige) jaarrekening kosten op te nemen die gelijk zijn aan hun bijdrage die over de periode verschuldigd is.
34B De deelname aan een dergelijke regeling is voor iedere individuele groepsentiteit een transactie tussen verbonden partijen. Een entiteit dient derhalve in haar
(enkelvoudige) jaarrekening de volgende informatie te verstrekken:
(a) de contractuele overeenkomst of de vastgelegde grondslag voor het
belasten van de entiteiten voor de nettokosten uit hoofde van de toegezegd-pensioenregeling of het feit dat een dergelijke grondslag niet bestaat.
(b) de grondslag voor het bepalen van de bijdrage die door de entiteit moet worden betaald.
(c) als de entiteit een toerekening van de nettokosten in verband met de toegezegd-pensioenregeling administratief verwerkt in overeenstemming met alinea 34A, alle informatie over de regeling in haar geheel in overeenstemming met alinea 120 en 121.
(d) als de entiteit de voor de periode te betalen bijdrage administratief verwerkt in overeenstemming met alinea 34A, de overeenkomstig alinea’s 120A(b) tot en met (e), (j), (n), (o), (q) en 121 vereiste informatie over de regeling in haar geheel. De overige informatie die op grond van alinea 120A moet worden vermeld, is niet van toepassing.
De hoofdregel voor toegezegd-pensioenregelingen is dus de nettokostenmethode. Onder bepaalde omstandigheden echter, wordt in de enkelvoudige jaarrekening van dochterondernemingen de bijdragemethode voorgeschreven. Samengevat stelt met name alinea 34A: als er sprake is van een groepspensioenplan op toegezegd-pensioen-basis, waarbij de moedermaatschappij als sponsor optreedt en er geen objectieve basis is voor het belasten van de werkmaatschappijen op basis van de
nettokosten, dan verantwoordt de moedermaatschappij de pensioenkosten op basis van nettokosten en de dochtermaatschappijen op basis van hun bijdrage voor het betreffende jaar
7.
De artikelen 34 t/m 34B, welke aanvankelijk anders luidden en bij amendement deze vorm hebben aangenomen, lijken in eerste instantie ondubbelzinnig te impliceren dat de methode van bepalen van de pensioenkosten die TNT vanaf 2002 in de concessierapportage hanteert, met ingang van 1 januari 2005 de aangewezen methode is. Op grond van het vorenstaande is TNT NV immers verplicht om met ingang van 1 januari 2005 in de geconsolideerde jaarrekening de pensioenkosten te verantwoorden op basis van de nettokosten, terwijl Koninklijke TNT Post BV in haar enkelvoudige jaarrekening de
pensioenkosten dient te verantwoorden op basis van de bijdragemethode.
7
Bij verantwoording op basis van de bijdragemethode, verantwoordt de entiteit in de jaarrekening van een bepaald jaar, de in dat jaar gestorte bijdragen (waaronder premies en bijstortingen). Bij verantwoording op basis van de nettokostenmethode worden niet de bijdragen van dat betreffende jaar als basis genomen, maar de op grond van actuariële berekeningen bepaalde geschatte
‘gemiddelde’ (structurele) kosten voor de resterende looptijd van het pensioencontract.
Het door het college goedgekeurde Toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten van het opgedragen postvervoer (hierna: Toerekeningssysteem) voorziet erin dat de financieel-administratieve organisatie van TNT voldoet aan de wettelijke eisen inzake nationale en internationale accounting normen
8. Deze eis geldt vanzelfsprekend ook voor de concessierapportage, waarvan het financiële deel immers gebaseerd is op het toerekeningssysteem.
Gegeven het feit dat de kosten in de concessierapportage moeten worden gepresenteerd in
overeenstemming met IAS 19, is echter nog steeds de vraag aan de orde of de pensioenkosten op basis van de bijdragemethode of op basis van de nettokostenmethode moeten worden gepresenteerd.
Immers, de concessie is verleend aan TNT NV. Daarom zou de concessierapportage moeten aansluiten bij de jaarrekening van TNT NV. Derhalve zouden de pensioenkosten, zoals weergegeven in de
concessierapportage moeten worden gebaseerd op de nettokostenmethode.
TNT stelt echter dat de concessie weliswaar is verleend aan TNT NV, maar dat ze wordt uitgevoerd door TNT Post BV. Het zijn ook de medewerkers van TNT Post BV die de concessie uitvoeren en de
verantwoording over de concessie vindt plaats op basis van de (financiële) administratie van TNT Post BV. Het is dus de enkelvoudige jaarrekening van Koninklijke TNT Post BV, die als basis dient voor de concessierapportage. Derhalve dient ook in de concessierapportage de bijdragemethode te worden toegepast.
TNT trekt hieruit de conclusie dat het niet meer vereist is om de vergelijkende cijfers op basis van de nettokostenmethode te verstrekken, daar nu ondubbelzinnig duidelijk is dat de bijdragemethode de voorgeschreven methode is.
Het college oordeelt daar anders over. Het blijft namelijk TNT NV die verantwoording aflegt over de concessie. Het is ook (naar het oordeel van het college terecht) TNT NV en niet TNT Post BV die de concessierapportage ter beoordeling aanbiedt aan het college. Voorts acht het college van belang dat de nettokostenmethode een reëler beeld verschaft van de structurele kosten van de concessiehouder dan de bijdragemethode. De nettokostenmethode is ook niet voor niets de hoofdregel in IAS 19.
Naar het oordeel van het college heeft TNT ten onrechte de pensioenkosten in de concessierapportage over het jaar 2005 verantwoord op basis van de bijdragemethode. Het college is aan de andere kant van mening dat deze werkwijze acceptabel zou zijn geweest indien TNT, conform de randvoorwaarde als
8
Zie bijvoorbeeld: Toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten van het opgedragen postvervoer (17-11-2000/26-4-2004) pagina 7:
“De financieel-administratieve organisatie van TPG N.V. en van haar dochtermaatschappijen is gebaseerd op dit wettelijk kader voor de jaarlijkse financiële verslaglegging door middel van de jaarrekening, en zij is verder uitgewerkt in overeenstemming met de geldende nationale en internationale verslaggevingsnormen, zoals die hiervoor zijn aangegeven.
Een in overeenstemming met de genoemde normen ingerichte financieel-administratieve organisatie is onmisbaar voor een adequate toerekening van alle kosten van en alle opbrengsten uit de bedrijfsvoering.
Slechts dan kan door TPG N.V. worden voldaan aan de wettelijke eisen, namelijk dat te allen tijde alle
rechten en verplichtingen worden gekend, en dat in de jaarlijkse financiële verslaggeving een
betrouwbaar beeld van de financiële situatie van de rechtspersoon wordt gegeven.”
gesteld in het oordeel over de concessierapportage 2002
9, tevens vergelijkende cijfers op basis van de nettokostenmethode had geleverd. TNT heeft dit echter nagelaten, ook na een expliciet verzoek van het college. Het college oordeelt derhalve dat TNT deze cijfers alsnog dient te leveren.
Voor het overige heeft het college geen opmerkingen over de concessierapportage 2005.
Conclusie
Het is naar het oordeel van het college ten onrechte dat TNT de pensioenkosten in de
concessierappportage over het jaar 2005 heeft verantwoord op basis van de bijdragemethode en geen vergelijkende cijfers heeft verstrekt op basis van de nettokostenmethode. Het college is van oordeel dat TNT, net als in voorgaande jaren
10, vergelijkende cijfers dient te verstrekken ten aanzien van de
pensioenkosten, resultaat en return on sales volgens de nettokostenmethode. Het college verzoekt TNT deze cijfers over 2005 alsnog aan het college ter beschikking te stellen binnen 2 weken na dagtekening van dit oordeel. Bovendien gaat het college ervan uit dat TNT de vergelijkende cijfers ook in toekomstige concessierapportages zal weergeven.
[Toevoeging van het college (april 2008): Het college wijst erop dat de reactie van TNT op het oordeel van het college is opgenomen op pagina 33 van de Postconcessierapportage 2006 van TNT.]
Hoogachtend,
H ET COLLEGE VAN DE O NAFHANKELIJKE P OST EN T ELECOMMUNICATIE A UTORITEIT , namens het college,
mr. C.A. Fonteijn, voorzitter
9
Brief van het college d.d. 15 oktober 2004 met kenmerk OPTA/EGM/2004/203164.
10