• No results found

Bijlagen Inhoudsopgave 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlagen Inhoudsopgave 1"

Copied!
228
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Bijlagen

Inhoudsopgave

1 Organogram HAN ... 3 2 Het Interview... 5 3 Interview uitwerkingen ... 9 3.1 Inleiding ... 9 3.2 Interview 1 ... 10 3.3 Interview 2 ... 28 3.4 Interview 3 ... 48 3.4 Interview 4 ... 68 3.6 Interview 5 ... 80 3.7 Interview 6 ... 97 3.8 Interview 7 ... 115 3.9 Interview 8 ... 137 3.10 Interview 9 ... 156 3.11 Interview 10 ... 178 3.12 Interview 11 ... 198

4 Samenvatting van de data ... 222

4.1 Summarize ... 223

4.2 Descriptives... 224

4.3 Gemiddelde Motivatie... 225

(3)

1

Organogram

HAN

Figuur 1. Organogram van de HAN

(4)

Figuur 2. Voorbeeld van de structuur binnen een faculteit (Gezondheid, Gedrag en Maatschappij)

(5)

2

Het

Interview

In het interview zal eerst verteld worden in welk kader het onderzoek plaatsvindt en of de docent problemen heeft met het opnemen van het gesprek. Vervolgens zullen de algemene vragen gesteld worden. Vanaf dat moment draait het om de optiek van de docent en zal geprobeerd worden zoveel mogelijk in te gaan op de antwoorden van de docent.

Een aantal vragen zijn bijgevoegd tijdens het afnemen van de interviews. Hieronder is eerst het originele interview te zien, waarna de toegevoegde vragen komen.

Tijdens de interviews zijn soms vragen weggelaten, omdat bleek dat de docent geen ervaring had met bepaalde facetten van de HOF.

Algemene vragen

Wat is uw leeftijd?

Hoe lang bent u als docent aan de HAN (of voorgangers) werkzaam? Hoeveel uur werkt u per week aan de HAN?

Waarom hebt u gekozen voor het leraarschap? Ervaart u dit nog steeds zo?

Wat is uw algemene idee over de onderwijsvernieuwing? Bent u er goed van op de hoogte?

Heeft u zelf informatie gezocht of bent u geïnformeerd vanuit de HAN?

Uit de literatuur komt naar voren dat een aantal factoren van belang zouden kunnen zijn bij de motivatie. Hierover gaan de volgende vragen.

Algemeen

Factoren van belang bij deze vragen: • Sturingsgebieden

• Leiderschapstijl • Extrinsieke beloning

Hoe ervaart u de manier waarop het HOF-project is ingevoerd?

(6)

Bent u actief betrokken in het proces? Op welke wijze wel/niet?

Waarom wel/niet?

Heeft u het gevoel dat u serieus genomen bent?

Waarom wel/niet?

Op welke wijze heeft de onderwijsvernieuwing volgens u invloed gehad op de randvoorwaarden voor uw baan (lesroosters, email, websites HAN, etc.)?

Is uw baan hierdoor verbeterd (bv. meer tijd voor lesvoorbereidingen, makkelijker contact met studenten, etc.)?

Rollen

Factoren van belang bij deze vragen: • Groeibehoeften

• Belang van de taak • Variatie in kwalificaties • Functie-identiteit

• Intrinsieke en extrinsieke beloning

Welke rollen (assessor/SLB/onderwijsontwikkelaar/les gever) heeft u op zich genomen?

Hoe ervaart u deze rollen? (groeibehoeften, variatie in kwalificaties, intrinsieke motivatie) Welk verschil ervaart u in vergelijking met voor het HOF-project?

Meer mogelijkheden wat betreft persoonlijke invulling?

Nieuwe aspecten voor u?

Haalt u hierdoor meer voldoening uit uw werk? Heeft u hiervoor trainingen gevolgd?

Wat vond u van deze trainingen?

Heeft u het gevoel dat uw taak door deze expliciete rollen zwaarder is geworden?

Ontvangt u hierdoor meer beloning?

Voelt u zich door de persoonlijke keuze die u heeft gemaakt belangrijker voor de organisatie? (Uitleg)

Les geven (zelfde doen bij andere rollen)

Factoren van belang bij deze vragen: • Autonomie

(7)

• Sociale behoeften • Oorspronkelijkheid

Hoe heeft de onderwijsvernieuwing invloed gehad op de manier waarop u uw lessen voorbereid?

Meer/minder autonomie?

Meer/minder creativiteit?

Meer/minder contact met studenten? Hoe ervaart u deze verschillen?

Hoe heeft de onderwijsvernieuwing invloed gehad op het contact met uw collega’s?

Meer/minder tijd?

Beter/slechter contact?

Hoe ervaart u dit?

Toegevoegde vragen

Spelen elders of eerder verworven competenties (EVC’s) een rol, waardoor u meer moeite had met het volgen van de ontwikkeling van de studenten?

Welke rol speelde de opleidingscoördinator/curriculumvoorzitter/curriculumcommissie bij de invoering van de HOF binnen uw opleiding?

Wat is uw ervaring met HAN-SIS?

Hoe denkt u in het kader van de HOF over uw taakbelasting?

Heeft de HAY inschaling invloed gehad op uw loon?

Op welke wijze is omgegaan met het bijgesteld toetskader?

(8)

Gesloten vragen na afloop van het interview

1. Bent u door de verandering in onderwijsuitvoering meer tevreden met uw werkzaamheden aan de HAN?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

2. Heeft u het gevoel dat u door verandering in onderwijsuitvoering een belangrijkere rol speelt binnen de HAN?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

3. Haalt u als docent verbonden aan de HAN meer/minder voldoening uit uw werkzaamheden door de onderwijsvernieuwing?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

4. Bent u sinds de onderwijsvernieuwing meer/minder tevreden over het uw loon?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

5. Bent u sinds de onderwijsvernieuwing meer/minder tevreden over het contact met uw collega’s?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

6. Hoe tevreden bent u wat betreft de hoeveelheid creativiteit die u kwijt kan in uw lessen sinds de onderwijsvernieuwing?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

7. Hoe tevreden bent u wat betreft de hoeveelheid autonomie in uw lesvoorbereiding sinds de onderwijsvernieuwing?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

8. Hoe tevreden bent u met invloed die de onderwijsvernieuwing heeft gehad op de randvoorwaarden voor uw baan (lesroosters, email, websites HAN, etc)?

Veel meer Meer Iets meer Neutraal Iets minder Minder Veel minder

9. Heeft u het gevoel actief betrokken te zijn geweest bij de onderwijsvernieuwing aan de HAN? Zeer

betrokken

Betrokken Redelijk betrokken

(9)

3

Interview uitwerkingen

3.1 Inleiding

De interviews die zijn gehouden verhullen meer van de docenten dan zijzelf soms zouden willen. Daarom is de uitwerking hier in de bijlage beperkt tot zaken waaruit de identiteit van de docenten niet naar voren kan komen. Bepaalde functies typerend voor een persoon zijn weggelaten, alsmede de opleidingen en faculteiten waaraan zij verbonden zijn. Als laatste zijn ook vakken weggelaten, omdat sommige docenten vakken geven waardoor zij makkelijk herkenbaar kunnen zijn. Hierdoor is deze uitwerking onvolledig, echter in de analyse in Hoofdstuk 3 is uitgegaan van de volledig uitgewerkte interviews, niet van deze beschrijving. Daar waar delen van het interview zijn weggelaten om deze reden is een open stuk te vinden, zodat duidelijk is waar in het gesprek delen open zijn gelaten en hoe vaak dit is voorgekomen.

De interviews zijn allen opgenomen op recorder en vervolgens hier verwerkt. Soms was onduidelijk wat werd gezegd tijdens het interview. De onduidelijke woorden staan tussen aanhalingstekens, deze onduidelijkheden hebben geen effect gehad op de interpretatie van de interviews.

(10)

3.2 Interview 1

Oké, eerst zal ik even wat vertellen over mijn onderzoek. Het gaat om de motivatie van docenten aan de HAN. Mijn onderzoek is begonnen met een bepaald idee, dat de onderwijsvernieuwing, het HOF-project zoals dat bij jullie wordt genoemd, dat dat in gang is gezet en dat daardoor veranderingen zijn gekomen voor de docenten. Dus wou ik kijken wat die veranderingen hebben gedaan met de motivatie van docenten.

Vanuit de literatuur heb ik wat factoren benoemd die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn op de motivatie van docenten en dit interview is erop gericht te kijken welke factoren ook werkelijk invloed hebben op de motivatie voor u.

Nou goed, ik neem het dus ook op recorder op, zodat het gesprek duidelijk, de gang van zaken in het gesprek duidelijk is, zodat ik het beste beeld naar voren kan brengen.

En dan wou ik nu beginnen met een aantal algemene vragen. Wat is uw leeftijd?

Achtenvijftig

Hoe lang bent u als docent verbonden aan de HAN?

Dit is mijn negenentwintigste jaar.

Hoeveel uur per week werkt u als docent aan de HAN?

Op dit moment halftime, meeste jaren fulltime gewerkt.

U heeft dus echt compleet de switch gemaakt van eerst het een en daarna het ander?

Ja, dat mag je wel zeggen ja.

En hoe is het in de jaren veranderd voor u? Is uw baan veranderd als docent in de loop van de tijd?

Ja, zowel inhoudelijk als in de vorm zijn er een hoop veranderingen geweest in al die jaren.

Op welke manier?

(11)

Ja, dan schiet me van alles te binnen. De onderwijsvormen, het aantal uren dat je concreet met studenten werkt. De organisatievorm waarin je functioneren moet, de betaling die je ervoor krijgt, en dan is dat laatste niet het meest spectaculaire, maar als je het vergelijkt met toen ik er net zat, zijn we van een systeem wat heel erg lijkt op de traditionele middelbare school gegaan naar een systeem wat lijkt op hoe het gaat op een universiteit. Ja, zo was het toch wel de afgelopen jaren. En nu komt het competentiegerichte onderwijs, ik weet niet of dat iets exclusiefs van het HBO is, ik denk dat je dat ook wel in het universitair onderwijs aantreft.

Nou, minder, daar is het eigenlijk altijd wel zo geweest dat studenten zelf het initiatief moeten nemen om zichzelf te ontplooien en ik merk dat in het universitair onderwijs een omgekeerde wending neemt, omdat je steeds strakker aan de hand wordt genomen bij het inleveren van opdrachten en het volgen van college, etcetera, etcetera.

Ja, maar dat is bij ons ook wel, ook in het nieuwe onderwijs zijn er wel allerlei opdrachten, maar om die dingen uit te voeren worden studenten erg vrij gelaten. Het staat wel op papier, maar wat het inhoudt en waar gezocht moet worden, ja, dat is voor veel mensen ontzettend vaag.

U heeft het idee dat dat niet werkt voor studenten, kan ik dat zo zeggen?

Nou ja, als ik mijn mening op tafel moet leggen, dan denk ik dat voor dit beroep, voor de manier waarop wij studenten dit beroep moeten leren, het competentiegericht onderwijs niet de meest ideaal is. Integendeel, ik denk, ik mis, wil je iemand leren goed werken, dan moet je niet een coach op afstand zijn, maar dan moet je als rolmodel kunnen functioneren. Je moet, een aantal zaken heel goed kunnen oefenen en de betekenis van die dingen die je oefent moet je op methodisch en theoretisch niveau heel grondig met studenten doornemen en we doen wat we kunnen als docenten, maar de tijd die we daarvoor hebben en de vorm waarin we dat moeten doen, echt ontoereikend.

Ja?

En wat door iedereen gesignaleerd wordt, zowel door studenten als door docenten is dat de theorie er helemaal bij inschiet. Het competentiegericht onderwijs is helemaal gericht op leren evalueren, leren reflecteren, assertief leren zijn, je eigen route leren uitzetten, het is constant kijken naar je zelf, verslagen maken, maar een grondige theoretische en methodische aanpak is hiermee ook verdwenen. Je kunt zeggen dat de prioriteiten anders zijn komen te liggen.

En in een aantal zaken vind ik het dan ook nog eens een ordinaire bezuinigingsoperatie. Want het is natuurlijk bij deze onderwijsverandering allemaal een stukje minder geworden.

(12)

Het geld wat naar docenten gaat?

Het geld wat in de primaire sector gestoken wordt, dus in het onderwijs zelf. Dat is in de loop van al die jaren afgenomen, ik weet het niet precies, ik sla er een slag naar, maar zo’n beetje van ongeveer 60/70 % wat naar het directe onderwijs ging, is het afgenomen tot ongeveer 30 %, ruim 30 %.

Betekent dat dat er minder docenten zijn op hetzelfde aantal studenten?

Ja, inderdaad, als je kijkt naar de lump sum kun je dat zo omrekenen, vroeger had je 1 docent op pakweg 12 studenten, nu heb je er eentje op dertig/33. Trouwens, dat is getalsmatig allemaal na te vragen.

En hoe ervaart u dat voor uw eigen lessen?

Nou ik merk wel dat doordat ik zo veel routine heb opgebouwd en zoveel ervaring heb opgedaan, dat die dingen ook wel in minder tijd kunnen. Vroeger had ik bijvoorbeeld een groep, die had ik 2 ½ uur een groepje van 3, soms 4 mensen, nu doe ik dat in 1 ½ uur en dat is ook genoeg.

Maar dat betekent automatisch dat uw studenten meer zelf zouden moeten doen tijdens deze lessen?

Nou noem ik het voorbeeld van die , dat betekent dat ik minder om de zaak heen praat en sneller tot de kern kom. En, vroeger moest ik meer zoeken en nu kan ik veel sneller werken en dus heb ik minder tijd nodig. Maar gaat het om leerprocessen van studenten bijvoorbeeld binnen het

, en waarmee ze ook hun werk moeten doen, ja dan kan ik die processen niet forceren, want studenten zijn zelf aan het werk, ik intervenieer wel, dus ik praat wel met hun over wat ze aan het maken zijn, en hoe ze daarin aan het zoeken zijn en hoe ze daarin veranderen, want je reflecteert ook van tijd tot tijd op die zaken in het perspectief van hun persoonlijke veranderingen maar dat bespreken van dat werk, dat reflecteren veroorzaakt niet dat zij sneller gaan werken en minder begeleidingstijd nodig hebben.

En dat krijgen ze wel, u geeft minder begeleiding?

Ja veel minder. Toen ik begon hadden studenten bijvoorbeeld in hun tweede jaar 9 klokuren in de week en dan nog drie uur van een andere docent, dus ze hadden 12 klokuren. Op dit moment hebben ze drie keer 3 kwartier van mij. Nou 3 keer 3 kwartier is wel wat minder dan 9 klokuren.

(13)

Wat betreft de inhoud, is die veranderd?

Ja, zo’n vak evolueert natuurlijk zoals de hele psychiatrie veranderd is de laatste pakweg 40 jaar, zo is zoals ik hem in de opleiding gekend heb die 30 jaar ook echt veranderd is. Het heeft veel meer handen en voeten gekregen.

En in vergelijking voor en na het HOF-project, zoals het voor de onderwijsvernieuwing was en nu?

Ja, daar moet ik wat bij vertellen, zo ga ik wat dingen vertellen die in mijn interview wat anders geordend moeten worden, maar laat ik de dingen maar gewoon op tafel leggen.

Toen we begonnen met de opleiding had je in de organisatie een horizontale en een verticale lijn. In de verticale lijn praatte je in de vakgroep met je collega docenten en er was nog een ander overleg en dan praatte je met je collega’s maar dan ook nog met , enzovoort, die werkten met dezelfde groepen studenten, dus er was heel veel overleg horizontaal over de inhoud, dat ging echt over de inhoud. Er werden ook wel dingen geregeld, maar je praatte over wat het vak precies was, over visie .

Daarnaast had je de verticale lijn in de organisatie. Je had de directeur en je had ook later wat coördinatoren en dan had je de mensen op de werkvloer. En je had nog onderwijsassistenten

enzovoort. Een jaar of 10 geleden en misschien al wel een beetje langer is dat veranderd. Vakgroepen zijn opgeheven, ook andere vergadervormen zijn opgeheven en nu heb je eigenlijk alleen nog maar een topdown organisatie. Dat heet dan een onderwijs manager en je hebt een paar coördinatoren, en die zijn eigenlijk alleen maar regelend bezig. En in de wandelgangen zie je elkaar nog wel eens en heb je het wel over wat je moet uitvoeren en wat je daarvan vind, maar dat is onsamenhangend, niet doelgericht.

Daar moet ik nog iets anders bij vertellen, vroeger was je veel meer baas in je eigen lessen. Dus je ontwikkelde je lessen, je ontwikkelde je denken, je las dingen, je wisselde informatie uit, je

discussieerde met elkaar, dus je had het gevoel dat je het vak kon verdiepen. Nu het allemaal verticaal is georganiseerd zijn we allemaal uitvoerders geworden van vaste programma’s, want dat is ook iets wat de laatste jaren moest, alles moest gelijk geschakeld worden, zowel door de media heen, als sowieso is er een hele strakke structuur in het onderwijs gekomen, volgens een bepaald model

, waar je alles aan moest aanpassen. Waardoor je alleen nog maar bezig bent met uitvoeren van zaken, zonder dat je het nog een beetje ontwikkelen kunt. Als ik het mezelf nu hoor zeggen, denk ik dat is wel erg zwaar gezegd, maar, je bewegingsvrijheid is in elk geval nou met 70 % verminderd. En dat is ook een van de redenen voor mij om te stoppen, omdat ik niet meer kan spelen met de dingen en nieuwe dingen, en dat weer naar de studenten kan brengen en het gevoel heb dat ik leef in mijn vak.

(14)

Dat is ooit een beweegreden geweest om te beginnen, het zo opleiden van studenten en dat gevoel heeft u nu niet meer? Dus het heeft met de creativiteit en de autonomie te maken?

Ja, zowel door de vorm waarin de onderwijsprogramma’s moeten worden gegoten als de vorm van de organisatie, wordt je enorm aan banden gelegd en wordt er in feite een aantal beslissingen genomen voor jou, die jou beletten om als vakman te kunnen functioneren. Nou ja, oké, dan liggen er een aantal zaken vast die gebeuren moeten en daarin ben je natuurlijk vakman en dat doe je dan ook met

studenten, maar ja dat herhaald zich iedere keer en je zou meer willen of anders willen en je zou ook meer overleg willen en onderzoek doen en natuurlijk is er ook voor docenten de mogelijkheid om onderzoek te doen, maar daarvoor moet je een perfect plan hebben en dan krijg je een beperkt aantal uren voor, misschien als ik dertig jaar jonger was zou ik er misschien inspringen, eigenlijk weet ik dat wel zeker, dan zou ik er in springen, maar nu denk ik bekijk het maar, ik ga er niet drie keer zo veel tijd in stoppen dan je er voor krijgt om dan een lullig deelonderzoekje te doen, dat gaat dan eigenlijk om hele kleine dingen die dan heel verantwoord onderzoeksmatig moeten worden uitgevoerd, ja natuurlijk moet dat, dat snap ik ook wel, maar ja dat wringt verschrikkelijk.

En het contact met collega’s daarbinnen?

Ja, dat is minimaal, er zijn een aantal die doen dan een onderzoekje en dan verschijnt er een dun boekje waar dat onderzoekje dan in staat en dat is het dan.

Ik had het meer over de lessen, de lesvoorbereiding.

De werkcultuur en de opleidingscultuur die je vroeger had, ja dat is finito, dat is verleden tijd. Je bent uitvoerders geworden, en parallel daaraan zie je ook dat er voortdurend freelancers uit de praktijk gehaald worden die dan even snel een jaartje invallen of een paar klussen doen, het onderwijs wordt echt gemanaged, je werkt niet meer samen en dat is gewoon niet fijn. Verder is het wel gezellig met collega’s, op het moment dat je ze ziet, maar het gaat nergens meer over.

En voor het beroep en de beroepsontwikkeling vind ik dat een erg slechte zaak. Naar mijn idee denkt het management gewoon, we halen wat mensen uit de praktijk, die zijn op de hoogte want zo gaat dat in de praktijk en die kunnen dat aan de studenten presenteren en dan is het klaar. Maar ik ga ervan uit dat het vak van docent anders is dan het vak van . Zo was ik van de week nog op , waar een aantal werken en die riepen mijn hulp in omdat ze een beetje vastlopen en dan praat ik met die lui en dan merk ik zoals zij praten over het vak, en de problemen waar zij in zitten, hoor ik mijzelf terug dertig jaar geleden toen ik nog werkte, namelijk dat je heel sterk over je vak denkt binnen de beslommeringen en de begrenzingen waarin je op dat moment gevangen zit, de discussies die je voert met de andere disciplines, de eisen die gesteld worden ten aanzien van . En

(15)

ik kwam met hun praten als docent en ik denk veel meer vanuit modelletjes en methoden, dus ik wil het eigenlijk veel meer abstraheren, die situatie waarin zij zitten en de dingen die zij doen en dat helpt hen ook op dat moment even afstand te doen van de situatie. Ik denk dus ook dat dat een belangrijke taak is van het onderwijs in , in elk vak trouwens, dat juist docenten binnen de opleiding,

eventueel wel in samenspraak met mensen uit de praktijk, maar toch ook vanuit hun specifieke situatie het vak verder ontwikkelen en dingen schrijven en dingen onderzoeken en mensen begeleiden die dingen onderzoeken en dat je dus ook een ontwikkelfunctie hebt en dat gaat toch voor 80 % verloren nou.

Met het HOF-project?

Ja, dat is sowieso de laatste jaren, dat de condities daarvoor verloren zijn gegaan met de nieuwe managementstructuur. En de HOF, het competentiegerichte onderwijs, dat biedt daarin niks nieuws, dat gaat op dezelfde voet verder.

Hoe denkt u over de verschillende rollen die u nu aan kunt nemen, want er is nu een duidelijk verschil aangegeven tussen studieloopbaanbegeleider, assessor, onderwijsontwikkelaar, gever van onderwijs?

Dan gaan we het echt over het vak hebben hè?

Ja, precies.

Dat is nog wat anders, wat ik toch ook echt een verlies vindt. Om studenten te helpen zich te

ontwikkelen heb je echt een vertrouwensrelatie nodig met ze, want je hebt het over heel persoonlijke dingen, studenten ondergaan soms confrontaties die er niet om liegen, als je dat moet doen met ze vanuit je werk, als je dat moet doen, dan moet je dus een goede band hebben met ze. Er moet

onderling vertrouwen zijn, vertrouwen in dat je allebei zoekt naar waar het werkelijk om gaat. En als je alleen nog maar coach kunt zijn, dan accepteren studenten niet zo maar dingen van je. Bovendien het gevaar dat je er naast zit is hartstikke groot, omdat je te weinig ziet dat studenten zich ontwikkelen, omdat het iets te fragmentarisch is.

Verder vind ik dat je als docent ook rolmodel bent . Je laat zien hoe je met mensen omgaat. Je definieert je rol ook, je moet je permanent heel expliciet maken voor studenten, zodat ze ook snappen, dat is een begeleider en dat is iemand die je leert en onderzoekt. Ik weet niet of je bijvoorbeeld op de hoogte bent van Rogeriaanse therapie

Nee…

(16)

Roger heeft een boek geschreven: Cliënt centered therapy, maar hij heeft ook een boek geschreven over het onderwijs en daarin maakt hij de vergelijking tussen die manier van begeleiden in therapie en de manier van begeleiden in ontwikkelsituaties, zoals het onderwijs.

In elk geval, als je coach bent, dan sta je op een veel grotere afstand en bovendien kun je veel minder eisen stellen aan studenten, want studenten zijn vrij, ze kunnen in dat HOF-onderwijs ook bepaalde competenties in Groningen, of in Amsterdam of in Maastricht gaan halen en dan ben jij het zicht op hun ontwikkeling kwijt. Maar evenzogoed, als zij na een paar maanden terug komen, moet jij er wel in een keer weer midden in springen en kijken waar ze gebleven zijn en dat werkt niet. In dit onderwijs, vind ik het niet werken. Kijk, als studenten op een autotechnische school zitten, kan ik me voorstellen dat het veel makkelijker is, want de leerboekjes die voorzien toch wel in wat geleerd moet worden en de dagelijkse problemen met de studenten zijn van een andere aard, dan bij ons.

Dus in uw specifieke situatie is het niet goed voor de studenten dat er een onderscheid is gemaakt in die verschillende rollen en de docent zou eigenlijk het totaalpakket op zich moeten kunnen nemen.

Ja, daarover hebben wij in de loop van de tijd ook heel veel over gediscussieerd. Bijvoorbeeld, in de eerste jaren van de opleiding, 9 uur beeldend door de ene docent en 3 uur door de andere, dat is ook bedoeld om studenten meer benaderingsmogelijkheden te laten zien. Dus daarom ook dat ze twee docenten kregen voor het vak. Toen we begonnen, gaf ik aan dezelfde groep ook methodiek. Zodat je wist wat je in methodiek deed en wat je in deed, want dat was eigenlijk direct aan elkaar verbonden. Later is gezegd dat we dat toch uit elkaar moesten halen, maar dat de docenten wel veel contact met elkaar moesten houden. Dus er moest een andere docent komen voor methodiek. Op dit moment is het zo dat met ongeveer dezelfde argumenten ik aan in het derde jaar weer methodiek en

tegelijk geef aan dezelfde groep, maar dat is nog in het oude onderwijssysteem.

Hoe het straks in het competentieonderwijs gaat, ik weet het niet. Ik hou me er ook niet meer mee bezig.

U geeft geen lessen in het eerste en tweede jaar op dit moment?

Ja dat wel. Ik heb een deelvakje gegeven in het eerste jaar en ik geef in het tweede jaar. Maar daar kom ik straks dan nog wel op terug.

Maar we zijn ons voortdurend bewust geweest al die jaren van die voorbeeldfuncties van docenten, het op de hoogte zijn van die groeiprocessen van de studenten en de mensen die eigenlijk buiten dat systeem stonden, , die hadden een wat zakelijker positie ten opzichte van die studenten, die gaven gewoon lessen, begeleiden alle scripties, zoals die andere docenten dat ook deden. Dus dat is de rol van coach.

(17)

Dan de rol van assessor. Ik heb nu twee jaar assessment gesprekken gedaan, juist met studenten die niet ken. Nou als zij moeten uitvoeren, dan kan ik daar commentaar op geven, ik geef feedback, ik praat wat met studenten. Dat gaat redelijk goed, ook als je studenten niet kent. Goed in die zin, dat je studenten echt dingen terug kan geven, dat je over hun functioneren als kunt praten, dat je kunt koppelen aan de dingen die ze hebben geleerd. Ik heb nu ook assessment gesprekken gedaan waarbij ik op basis van hun portfolio een gesprek moet voeren en een oordeel moet uitspreken over het gesprek en de portfolio en juist wanneer je dat moet doen met mensen waar je geen band mee hebt, merk ik, is dat eigenlijk heel lastig, want studenten accepteren niet zomaar dat je zegt, je hebt die of die dingen niet goed , of je bent daar nog niet aan toe en dus moet je dat overdoen. Ik denk als een SLB zoiets met hen zou doen en die band was er wel met die student, dan zou de student kunnen horen zonder in verzet te gaan, zonder in de afweer te gaan. Nu is er snel een houding van wie ben jij dat jij dat allemaal tegen mij kan zeggen. Het rare is dat zij van mij afhankelijk zijn, als ik dat goedkeur krijgen zij alle studiepunten van het afgelopen halve jaar.

Denk je dat je daarin genoeg inzicht kunt hebben binnen zo’n assessment?

Dat is de grote vraag. Want als je kijkt naar de portfolio’s, zijn dat soms hele plakboeken met een verantwoording wat alleen een stuk administratie is, dan denk ik mijn god, waar moet ik het in godsnaam over hebben, maar ik lees de reflectieverslagen heel goed, en de persoonlijke evaluatie en dan vorm ik me toch wel een beeld van de studenten en in het gesprek merk ik al gauw waar de schoen wringt, want echt waar, dat is zonder arrogant te zijn, ik heb in een half uurtje door waar de studenten zitten, gewoon op basis van mijn dertigjarige ervaring. En ik weet, wat ze moeten leren en ik weet waar ze afhaken. En ik heb dat snel in de smiezen, trouwens, die gesprekken doen wij met een uit het werkveld erbij en dan zitten we met zijn tweeën tegenover de student en dan merk ik dat die soms nog strenger zijn dan dat ik zelf ben. Gewoon omdat ze vanuit de eisen die de praktijk stelt harder zijn tegen studenten.

Hoe denk je dat dat zal gaan als er straks assessoren komen die een stuk jonger zijn en minder werkervaring hebben?

Die moeten veel meer aan het zoeken, want ik heb vorig jaar ook een aantal gesprekken met zo’n jonkie gedaan en dat is dan wel een afgestudeerd , en die zit te zoeken, ja, wat voor vraag zal ik nou eens stellen, terwijl vanuit het vak dat ik ken en de dingen die de studenten wel of niet geleerd hebben, kan ik heel snel aan elkaar verbinden. Ja, dat is gewoon alleen maar mazzel omdat ik dat al zo lang gedaan heb. Maar wat als je de evaluaties leest, want er zijn altijd enquêtes over hoe vond je het onderwijs het afgelopen half jaar en heb je daar kritiek op, en zo nog een heleboel vragen, zo zijn er ook studenten die dan zeggen ja, dan krijg ik zo’n assessor tegenover me en dan moet ik mijn hele

(18)

hebben en houden op tafel leggen en dan ben ik tot tranen toe bewogen, wat heb ik ook een paar keer meegemaakt, dat mensen in huilen uitbarsten omdat wij precies prikken waar de problemen zitten, en dan baal ik achteraf dan heb ik tegenover volkomen vreemden mijn hele hebben en houden op tafel moeten leggen, waar dient dat eigenlijk allemaal voor? Dat lees ik terug in die enquêtes en ik ben het er eigenlijk helemaal mee eens. Ik vind het eigenlijk een bezopen systeem.

Maar jij neemt de taak op je want het is nu eenmaal zoals het op dit moment gaat?

Nou daarom denk ik ook, wil ik mij hiermee committeren? En ik merk dat ik dat eigenlijk niet meer wil. Dat ik niet onder dit systeem zo met studenten wil omgaan. Kijk als de ontwikkelingen nou de andere kant op zouden gaan, dan had ik geen reden om weg te gaan daar. Maar dat, dat je zo in een keurslijf gedwongen bent en niet zo met studenten kan werken zoals ik dat zou willen, en het feit dat ik mijn onderwijs niet meer kan uitbouwen en verdiepen, dat dwingt me gewoon om me te zeggen, jongens, het is mooi geweest.

Heb je ook de rol van studieloopbaanbegeleider op je genomen?

Heb ik niet, wilde ik niet.

Waarom niet?

Ook al uit weerzin tegen dit competentiegerichte onderwijs. Ik dacht, dat is dan dat je moet inschatten waar studenten zitten, je moet praten over hun ontwikkeling, je moet ze er toe brengen dat ze gaan reflecteren, maar ik zie ze niet in de lessen, ik heb te weinig stof waarop ik mij kan baseren. Ik heb wel die studenten tegenover mij die een aantal verhalen vertelt, maar ik wil dat ook kunnen zien in de lessen. Als dat niet kan dan wil ik dat vak niet. Zo heb ik ook al eerder lessen geweigerd, waarvan ik de vorm onverantwoord vond. Toen heb ik gezegd, sorry, niet om lullig te doen, maar ik wil dat werk gewoon niet meer doen, geef mij maar een andere les. Goed, geen probleem, dan krijg je een andere les. Maar dat lost het probleem natuurlijk niet op hè?! Maar goed, nu dwaal ik af.

Ja, ik begrijp het wel.

Maar, zo zeg ik dus nogmaals, als het een ander vak betrof, misschien HEAO betrof, dat ik zou kunnen zeggen, ach, dat is zo gek niet, studenten kunnen een hele hoop dingen zelf en we geven een duidelijke structuur aan en dan moeten ze het maar uitzoeken, er staat genoeg in de leerboekjes, maar zo’n vak van therapeut moeten een heleboel dingen in de lessen gedemonstreerd en doorgepraat worden, er moet echt goed op de ontwikkeling van studenten worden ingegaan en het moet weer

(19)

worden verbonden aan methodiek en theorie. En dat gebeurt nu veel te weinig, ook al door alle bezuinigingen, want dat maakt ook nog eens dat ik me helemaal onthand voel.

Het is gewoon, we willen te veel en er kan te weinig.

Dat is specifiek voor jouw opleiding.

Ik beklaag mijn jonge collega’s. Kijk, nu zijn we dat aan het opbouwen, dat nieuwe onderwijs en o ja, dat is beslist in die en die overleggroep of die coördinatiegroep dat dit dan zoveel uren worden voor

het hoofdvak, dus voor en dan moet er hier nog een vakje komen tussen in,

. En hoe vullen we dat in? Nou, dan worden er zo wat dingen verzonnen. Waar ik dan ook wel aan meedoe, maar dan wordt het zo’n soort lappendeken en het ontbreekt ons ook aan een duidelijke visie en dat is nog iets anders, maar dat heeft eigenlijk met jouw interview niks te maken, maar uiteindelijk ontbreekt het zich ook dat we als docenten te weinig op een lijn zitten, de docenten

zijn heel erg gericht op de , ik vind dat ze studenten te veel als robots opvoeden en ik zeg dat nu ook nadrukkelijk omdat de studenten dat ook vinden. Ik heb een supervisiegroep, dat zijn ook

en af en toe vertel ik ze hoe wij dingen doen en dan hoor ik hoe ze hun eigen lessen beleven, dat ze eigenlijk alleen maar receptmatig een aantal dingen aangereikt krijgen en veel te weinig dat kunnen verbinden aan wat dat ze op gevoelsniveau doet en want dat is wat wij wel doen. Er is ook nog zoiets als en dat komt af en toe ook in het vizier bij ons, waardoor wat er gebeurt met de student veel meer zakt en hier (in de buik, red.) komt. Die hele persoonlijke ontwikkeling van de student, beginnen wij al op te bouwen in het eerste jaar, terwijl bij komt dat pas aan het einde van het derde jaar in zicht en dan hebben ze eerst al een heleboel dingen geleerd en geoefend, dingen die ze dan receptmatig in de kunnen toepassen.

En dat komt vanuit de praktijk?

Dat komt vanuit de verschillen in visie tussen de docenten. Naar de praktijk dat is gewoon iets waar wij in de opleiding alsmaar mee bezig zijn geweest, daarover gediscussieerd hebben en we komen als docenten ook niet in lijn en ik denk dat je dat maar buiten je onderzoek moet laten, maar dat is ook iets wat…

Maar hoe is het HOF-project bij jullie ingevoerd, hoe is dat begonnen?

Een aantal jaren geleden, laten we zeggen een jaar of zeven geleden kwamen de eerste geluiden dat wij als studierichting moesten opgaan in de faculteit . En dat betekende ook dat we ons onderwijs anders moesten opbouwen. Hoe dan, en ja, er waren ook een paar mensen van ons bij betrokken die dan in een werkgroep daarover discussieerden en dan werd daar een verslag over uitgebracht aan ons

(20)

over hoe dat dan ging en toen was die organisatieverandering al gebeurd en toen kwamen een hele hoop dingen alleen nog maar in het co-team aan de orde en dat kwam niet meer terecht bij de mensen in de basis, dus die dachten ook niet meer mee. En dan af en toe was er een docentenoverleg waarin alleen maar dingen geregeld moesten worden en af en toe ook nog eventjes gepraat werd over dit soort zaken en kortom, uiteindelijk hebben die mensen, die vertegenwoordigers van ons in dat overleg binnen de HAN een soort mandaat gekregen om daarin te beslissen. En uiteindelijk bleek dan dat we in dat HOF-onderwijs terecht kwamen. En ja, dat is een keuze geweest van het hoger management, van het onderwijsmanagement geweest, van de HAN en ik heb de indruk dat we als studierichting uiteindelijk niet zo veel over te zeggen hebben gehad. Het is gewoon ingevoerd voor ons hele HBO, voor de HAN punt en alle studierichtingen moeten mee.

Je hebt niet het idee dat docenten daar actief betrokken bij zijn geweest?

Een paar, maar veel te weinig.

En jij zelf niet?

Nee, ik had me actiever kunnen opstellen, maar dan had ik me op moeten werpen als kandidaat voor de MR misschien of voor weet ik veel wat voor studiegroep, maar daar had ik geen zin in, ook met het idee, als er wat veranderd wordt, dan wordt dat wel met de docentengroep besproken, maar niet dus. Dat is misschien ook de fout van onze directeur geweest, want het is een schat van een man, maar hij heeft te weinig visie en dit soort dingen is hij erg slecht in. Maar ik denk dat ook goede directeuren bij andere studierichtingen, hen is het ook niet gelukt om die dingen grondig door te nemen met docenten, want ik hoor als ik wat hoor hoe collega’s reageren op het nieuwe onderwijs dan voelen ze alleen dat het ze in de maag is gesplitst. Dat het ze is opgedrongen. Ik hoor geen andere dingen. Het is bij andere studierichtingen misschien wel anders, maar ik hoor niet anders.

Heb je het idee dat je genoeg informatie hebt gekregen over hoe het de andere weg zal gaan?

Nee, vind ik niet, nee.

Heb je het idee dat je meer moeite had kunnen doen om aan die informatie te komen?

Ja, eerlijkheidshalve moet ik vermelden dat ik meer moeite had kunnen doen. Maar ja dan moet je ambtelijke stukken gaan lezen. Het wordt allemaal in hele ondoorzichtige, bureaucratische taal naar je toegebracht. En wat het werkelijk inhoud, ja dat krijg je pas naar je toe als je het moet gaan uitvoeren.

(21)

En om terug te komen dat er eigenlijk twee groepen bestaan binnen de studie,

Hebben zij allen een verschillende visie op hoe zij de studenten moeten opleiden?

Ja, maar dat onderlinge verschil is niet te vergelijken met het competentiegerichte onderwijs.

Nee, oké, maar is er een visie vanuit de directeur?

Nee, maar de taak van de directeur zou zijn, is om ons in gesprek te laten komen met elkaar, juist over die visie, maar dat is dan de visie op , en vervolgens de vertaling naar didactische

werkvormen. Dan zou je kunnen zeggen, dan hadden we vanuit die inzichten gewapend het overleg in kunnen gaan en dan hadden we het waarschijnlijk nog verloren hoor, dan was dat HOF-onderwijs nog ingevoerd. Dat is gewoon een beslissing vanuit de HBO-Raad geweest en een aantal directies van de Hogeschool hebben zich gecommitteerd daaraan en dat vervolgens erin gedouwd.

Ik las in de Sensor, dat blad van de Hogeschool, een verslag van de medezeggenschapsraad, dat daarin door vertegenwoordigers van de leerkrachten, van het onderwijs, volgens mij ook van studenten, dat een van de fouten is geweest van het management om de dingen te snel doorheen te douwen, zonder voldoende overleg met de basis. Ik zeg het nou in mijn eigen woorden, maar ik kan het je ook laten lezen hoe het dan zit.

Dat is ook jouw gevoel?

Ja, dat is gewoon zo, ja. Ja, het staat er prachtig, ik herkende me er onmiddellijk in. Ik dacht, het is heel netjes gezegd, in mooie ambtelijke taal, ik zeg het anders, maar.

De randvoorwaarden, het HOF-project heeft niet alleen betrekking gehad op het competentiegerichte onderwijs, maar ook op alle randvoorwaarden, dus lesroosters, de internetsites, dat soort zaken, die zijn ook allemaal vernieuwd, hoe denk je daarover?

Nou, ik denk gezien, zo’n enorme organisatie, we hebben 11.000 studenten nu in het gebouw, denk ik dat dat allemaal nog best redelijk verloopt. Ik heb daar verder geen klachten of opmerkingen over. Ik kan er natuurlijk nog wel iets anders over zeggen. Je had vroeger dus autonome studierichtingen en nu zit je in enen met een hele hoop studierichtingen in een groot gebouw, je zit met een aantal

studierichtingen binnen de faculteit , je hebt in een keer onderwijsmanagers en geen directeuren meer, je hebt nu voor 1 directeur die meer manager is en zorgt dat de boel

(22)

uitgevoerd wordt. Nou, dat is nog weer opnieuw een soort neerslag van dat topdown denken, zoals ook dat hele grote gebouw dat is. Het grootste gedeelte van de tijd zie ik geen collega’s, je hebt niet meer het gevoel dat je nog op een studierichting werkt, nee, je hebt een paar groepen en je voert je werk uit, punt. Beneden zijn de vaklokalen en boven zijn een paar kantoren en je ziet de mensen soms op de kantoren, en nu weet ik niet of het komt door HOF-onderwijs of door beslissingen die eerder zijn genomen, maar het HOF-onderwijs voorziet in ieder geval niet in een structuur waarin je inhoudelijk naar je onderwijs kijkt, en waarin je met elkaar overlegt en misschien moet dat ook niet, misschien moet een andere, hoe zeg ik dat, misschien moet een andere structuur, of andere aspecten van de structuur binnen de studierichting daarin voorzien.

Bedoel je daarmee de onderwijskundigen?

Nou, ja, dat de overlegstructuur veranderd moet worden, dat de organisatiestructuur binnen de studierichtingen aangepast moet worden. En hoe, ja, daar kun je verschillende modellen voor bij de kop pakken en kijken of dat iets voor ons is. Stel je voor dat er een overlegstructuur kwam waarbinnen studieloopbaanbegeleiders, docenten en coaches van 1 groep wekelijks bij elkaar zaten, ja dan kijk je misschien weer heel anders tegen de studenten aan, en de studenten tegen jou.

Wat daarin heel storend is, is dat studenten niet meer verplicht zijn lessen bij te wonen. Dus, dat betekent dat als jij een vak moet geven in een blok, dan komen ze de eerste keer en zeggen ze, ‘o, moeten we dat doen, nou, prima, ajuus.’ Ze zeggen nog net niet we zien je over 7 weken wel terug, maar ze denken het wel. En inderdaad, dan zie je ze een hele tijd niet, en dan hebben ze een hele hoop gemist in de lessen en dan maken ze een werkstuk, waaraan een hele hoop ontbreekt, omdat ze er niet waren, maar je mag niet zeggen, jullie hadden bij de lessen moeten zijn. Ja, natuurlijk, je zegt het wel. Je zegt wel, kijk, het is van grote invloed straks op jullie werkstuk als jullie er niet zijn, want jullie hebben essentiële dingen gemist, waardoor jullie je werk niet kunt doen.

Maar dat zou betekenen dat zij een onvoldoende halen en dat is dan hun eigen verantwoordelijkheid?

Ja, precies, dat is hun eigen verantwoordelijkheid.

Maar daar ben je het niet mee eens?

Nou, ik moet je zeggen dat ik dat moeilijk te verkroppen vind, want het gaat om zulke belangrijke stukken in hun studie, dat ik als docent niet meer kan zeggen, sorry, maar ik wil dat jij je committeert aan dit beroep, dus wil ik dat je deze lessen bijwoont en dat je echt wat leert. En dat ik dat met jou kan doornemen. Ja, dat stoort me verschrikkelijk ja.

(23)

Ik herken het vanuit mijn eigen studie moet ik zeggen. Bij ons zijn veel colleges ook niet verplicht, maar dan is het wel heel duidelijk, wil je echt iets leren, dan moet je aanwezig zijn. Dan wordt de druk meer op de student gelegd en ik denk ook dat dat uiteindelijk toch ook wel het idee is van het opleiden van de student, zelf de verantwoordelijkheid geven, jij bent hier om iets te leren, dus het is ook je eigen verantwoordelijkheid om iets te leren, dus kom naar die lessen, anders haal je het niet.

Ja, en dan komt er in mijn vak nog bij, als ik investeer in studenten, dan ben ik met mijn hele hebben en houden erbij betrokken. Want dat hoort bij vak. En als zij dan denken, ajuus, ik zie je straks wel terug, dan denk ik dit (middelvinger omhoog, red.). En dat heb ik ook meegemaakt toen ik van september tot november een blokje van zeven lessen moest geven, en een aantal studenten van die groep die kwamen zeg maar rustig plichtsgetrouw elke week en daar heb ik echt goed mee gewerkt en een aantal anderen die zagen mij in de verte in de gang van dat grote gebouw en die drukten de snor, ik zag ze wegrennen en ik dacht ojee, die komen niet meer en ze kwamen met hele gebrekkige werkstukken, nou, wil je dat nog even snel nakijken, dat hebben we voor onze portfolio nodig. Toen heb ik ook gewoon tegen hun gezegd, ‘jongens, jullie waren er niet in de lessen, jullie liggen bij mij onder op het stapeltje, want andere dingen gaan voor en ik hoop dat ik het red, maar ik zie nog wel.’ ‘ja, ja, natuurlijk meneer, ja natuurlijk meneer.’ Dus ik dacht, steek maar in je zak.

Maar dat is iets persoonlijks van mij, ik werk zo hard voor die lui, dan verwacht ik iets terug.

U bedoelt betrokkenheid?

Ja, betrokkenheid, maar dat mag ik niet meer vragen in dit systeem, dat is alweer een reden voor mij om te zeggen, ‘dag’. Zo kan ik niet werken, ik kan zo niet werken. Ik weet niet hoe het volgend jaar gaat als de nieuwe lichting in het derde jaar zit en krijgt. moet je gewoon bijwonen, om dat te maken. Als ze daarbij mogen wegblijven, ja dan kan er niks gebeuren, dan kunnen mensen zich niet ontwikkelen en dan krijgen ze een onvoldoende en voor moet je een voldoende halen.

(24)

En, dat betekent dat ik heel erg investeer in studenten, en als zij dat niet doen, dan houdt het voor mij op gewoon. Dan kan ik niet werken.

Daarin onderscheidt de goede student zich van de slechte, van degene die het boeit en degene die het minder boeit.

Dat zie je ook, dat in het eerste jaar de goeden ook zich onderscheiden en dat ook veel mensen afvallen, alsof er een sterkere splitsing is nu in dit nieuwe onderwijs van de goeden en de mensen die afvallen.

Vind je dat verkeerd?

Nee, dat vind ik goed. Dat vind ik prima. Maar het punt is, en dan kom ik op een heel ander punt van het nieuwe onderwijs, dat eerste jaar, daarin zijn studenten zo aan het zoeken, heel veel verhalen van met name de jonge studenten, onervaren studenten, zeventienjarigen, achtienjarigen, negentienjarigen jaar, die weten niet waar ze naar toe moeten, die weten niet wat er van ze gevraagd wordt, die

zwemmen en die haken af, en dat is jammer, want er gaan ook talenten verloren op die manier.

Omdat ze te weinig begeleiding krijgen in…

Ja, er zit gewoon te weinig structuur in het onderwijs, en te weinig begeleiding. En misschien komt dat ook omdat we er net mee beginnen, misschien kan dit systeem verbeterd worden, waardoor het toch gaat voldoen op den duur, maar er worden ook een paar fundamentele keuzen gemaakt, in de systematiek, waar ik op tegen ben, zoals de grote distantie van de coach en de plaats van de assessor en de principiële keus dat de studenten hun eigen route moeten plannen, ook als ze nog niet weten wat dat betekent. Ik had een student in het tweede jaar in januari en die zei, ik heb nu de dingen op een rijtje gezet en er zijn me een aantal dingen duidelijk geworden het afgelopen halve jaar, ik heb het gevoel dat ik nu begin met de studie.’ En dat was een hele perfectionistische, serieuze studente, een meisje dat een jaar of 22 was al.

Dat is dus na anderhalf jaar.

Ja, dus ik pleit er ook sterk voor dat het eerste jaar een meer traditionele leerroute wordt en dat als ze dat competentiegerichte onderwijs willen handhaven, ze daar pas in het tweede jaar mee beginnen, bijvoorbeeld. Ik vind dit competentiegerichte onderwijs eigenlijk hartstikke goed voor de

mastersopleiding.

(25)

Voor studenten die al wel weten wat ze willen?

Ja, voor studenten die hun bachelor achter de rug hebben. Die hebben leren studeren, die hebben leren reflecteren, die kunnen zichzelf sturen. Ja, dat is ook zo’n woord, de student moet leren zichzelf aan te sturen, ja leer ze dat dan ook eerst denk ik dan.

Dat is het idee van de tweede fase op het middelbaar onderwijs, eigenlijk. Er wordt vanuit gegaan dat ze dat leren, dus dan is het eigenlijk niet meer dan een soort vervolgtraject.

Ja, maar het zichzelf leren aansturen voor een opleiding is natuurlijk wat anders dan jezelf leren aansturen voor een opleiding.

Nog een ander punt, heb je het idee dat studenten je meer waarderen, krijg je bijvoorbeeld meer complimenten?

Ik vind dat studenten mij wel met respect benaderen, maar dat tref ik ook vooral aan bij de mensen met wie ik zo’n goede docentstudent verhouding opbouw. Zoals nu mijn tweedejaars, dat is wel competentiegericht onderwijs, maar daar investeer ik veel in, dus dat kan. Maar, die studenten waar ik net over praatte, dat blok van zeven lessen waarbij ze weg blijven, ja die studenten hebben ook schijt aan mij. Maar ik heb ze ook niks kunnen leren, dus je weet ook niet wat ik ze te zeggen heb, wat ik ze te leren heb en ik heb geen band met ze, dus zij hebben ook geen boodschap aan mij.

Is je taak als docent zwaarder geworden, omdat je minder lessen hebt om dezelfde band op te bouwen?

In het competentiegerichte onderwijs heb ik vorig jaar in het eerste jaar gegeven, nou meteen vanaf de eerste les ben ik heel gestructureerd in mijn lessen en ik expliciteer heel sterk, waar het om gaat en waar ik voor sta en wat ze van mij verwachten kunnen en ik laat ook zo duidelijk mogelijk zien dat ik hun serieus neem, dat ik probeer te volgen waar zij zitten, waar zij moeite mee hebben, ik structureer ook door lesstof aan te bieden, terwijl dit onderwijs eigenlijk zegt, ze moeten het allemaal zelf zoeken, op het werk en in de literatuur, maar ze weten niet hoe ze moeten zoeken en waar ze moeten zoeken, dus ik reik een aantal dingen aan en daar zijn ze vreselijk dankbaar voor en daar heb ik dan onmiddellijk profijt van. Dus ik weet ook wat nodig is om een goede band op te bouwen en niet om ze afhankelijk van mij te maken, want je zou juist denken daar maak je ze afhankelijk van, NEE, helemaal niet! Juist door ze een structuur te bieden, krijgen ze de vrijheid om binnen die grenzen, hun eigen onderzoek uit te bouwen. En dat wordt vergeten in het competentiegerichte onderwijs.

(26)

Dank je wel! Ik denk dat ik overal wel ongeveer een antwoord op heb gekregen. Even om een conclusie op alles wat jij hebt verteld te krijgen, heb ik hier een aantal gesloten vragen, als je die nog zou willen invullen.

1. Bent u door de verandering in onderwijsuitvoering meer tevreden met uw

werkzaamheden aan de HAN?

Minder

2. Heeft u het gevoel dat u door verandering in onderwijsuitvoering een belangrijkere rol

speelt binnen de HAN?

Neutraal

3. Haalt u als docent verbonden aan de HAN meer/minder voldoening uit uw

werkzaamheden door de onderwijsvernieuwing?

Veel

minder

4. Bent u sinds de onderwijsvernieuwing meer/minder tevreden over het uw loon?

Neutraal

5. Bent u sinds de onderwijsvernieuwing meer/minder tevreden over het contact met uw

collega’s?

Veel

minder

6. Hoe tevreden bent u wat betreft de hoeveelheid creativiteit die u kwijt kan in uw

lessen sinds de onderwijsvernieuwing?

Minder

7. Hoe tevreden bent u wat betreft de hoeveelheid autonomie in uw lesvoorbereiding

sinds de onderwijsvernieuwing?

Veel

minder

8. Hoe tevreden bent u met invloed die de onderwijsvernieuwing heeft gehad op de

randvoorwaarden voor uw baan (lesroosters, email, websites HAN, etc)?

(27)

Neutraal

9. Heeft u het gevoel actief betrokken te zijn geweest bij de onderwijsvernieuwing aan de

HAN?

Helemaal

niet

betrokken

(28)

3.3 Interview 2

Record en dan vertel ik wat over mijn onderzoek. Ik ben in contact gekomen met een docent en die heeft mij een beetje wat vertelt over het nieuwe leren, het competentiegericht onderwijs, bij jullie heet dat dan HOF, het HOF-project. Daar heb ik het met mijn begeleider over gehad en daar is dit

onderzoek uit gekomen. Uit de literatuur heb ik een aantal factoren benoemd die een mogelijke rol spelen bij de docenten en nu wil ik aan de hand van een aantal interviews met docenten erachter komen hoe zij over het HOF-project denken en hoe dit hun motivatie heeft beïnvloedt.

En je kijkt ook naar de implementatie daarvan, hoe dat is gelopen en hoe de beleving daarbij is?

Ja, die beleving binnen de lessen eigenlijk, de beleving bij de andere rollen die docenten op zich kunnen nemen, dus studieloopbaanbegeleider, assessor, et cetera, en inderdaad de implementatie en een algemeen beeld, zeg maar.

Oké.

Dan wou ik nu beginnen met wat algemene vragen eigenlijk. Wat is uw leeftijd?

47 jaar.

Hoe lang bent u al docent aan de HAN?

Sinds 1992.

Hoeveel uur per week werkt u?

Fulltime, dus betaald 36 uur, onbetaald een veelvoud, zo werkt dat hier.

Oké, waarom heeft u indertijd gekozen voor het leraarschap?

Ik ben gaan werken als docent, omdat ik toen de studiekosten niet hoefde te betalen als ik lesgaf en dat was zoiets als, kijken of het wat wordt. En dat bleek heel leuk te zijn, vooral dat je mensen iets aan kunt leren met trucjes. En ja, gewoon de stijging in kwaliteit onder de studenten, vond ik altijd de kick.

Dus dat heb ik gedaan, en ik geef al een heleboel jaren les nu.

(29)

Dus u bent begonnen bij een universiteit?

Ik ben begonnen bij een universiteit, , en een middelbare school heb ik nog Nederlands gegeven. En daarnaast bij diverse instituten en universiteiten. En op de universiteit heb ik hier ook gewerkt en dit is een HBO.

En ik zit hier al zo’n vijftien jaar.

Hoe ervaart u het verschil tussen die universiteiten en het HBO nu hier?

Een docent geeft bepaalde opdrachten en de studenten zijn er gemotiveerd, voor jou 10 anderen, dus als ze niet hun best doen, dan liggen ze er heel snel uit. En bij het HBO was dat ook zo hè. Wij gaven heel veel uren bijvoorbeeld, 2 uur in de week, het hele jaar door en als de mensen niet hun best deden, dan zakten ze voor hun tentamen. En in het nieuwe onderwijs, het na-HOF-se onderwijs, staat de student centraal, dat betekent dat je veel werkopdrachten moet maken. Toen ik aan de

begon in 2001 liep ik eigenlijk een beetje voor, want de cursus had ik opgebouwd waarbij de studenten lezen deden in 2 modules, 2 uur en ze moesten zelf opdrachten maken, inleveren en die opdrachten gebruikte ik weer voor vervolgopdrachten. En dat vonden zij een heel zware course. Zij hebben ook heel veel geklaagd over , dat het teveel uren waren, te veel inspanningen, maar het was wel leuk want degenen die dat ook echt deden, die konden dus na een half jaar een stap hoger zetten. Maar dat was voor er sprake was van HOF. Na de HOF zie je dat dat interactieve onderwijs, op maat gemaakt voor de student, dat dat wel erin is gekomen. Dus ik was al een beetje aan het voorlopen, in ieder geval veel meer, maar ook in de rest van het onderwijs.

Aan welke faculteit geeft u les?

Dit is de faculteit

(30)

Ja, dat klopt en dat is ook wel leuk, want dan kan je in ieder geval ook die uitdaging weer eens aan. Voor ik nu niet meer te doen, dus daar wordt nu bijna niks meer aan gedaan en dat is jammer, dat is de consequentie van het HOF ook geweest. HOF heeft een aantal gevolgen en een aantal dingen in gang gezet hè, dus studentgericht, meer op basis van beroepscompetenties in plaats van groepsprojecten en dat betekent dat die twee dingen, dat er een aantal contacturen minder moest gaan worden, want de student moet meer tijd hebben om zelf te studeren en die contacturen zijn vooral teruggebracht naar de hoofdvakken scheikunde en biologie. En dan valt af , dat is bijna helemaal verdwenen, is bijna helemaal verdwenen, is verdwenen. is bijna volledig weg en zijn ook verdwenen en worden vervangen, dus als studenten zeggen ik heb een probleempje en het is een groep die groot genoeg is, dan moet er even een workshop gegeven worden. Dus er is geen grotere lijn meer in het onderwijs.

En hoe ervaart u dat?

Ik vind dat jammer, want ik zie de studenten leiden, ik zie dat het niveau zakt, ik vind dat jammer. Je hoort van de stagebegeleiders dat ze toch niet meer zo goed zijn dan ze eerder waren, je hoort dat studenten het moeilijk hebben onderling, moeite om met elkaar om te gaan.

Er is hier gekozen om dat niet te doen en daar ga je dan in mee, tegen wil en dank, en dan hoop je maar dat er ooit een kwartje valt.

Ja, dat begrijp ik.

Het is een hele omslag geweest voor de docenten hier. , in het hele opstarttraject is door een opleidingsgroepje hier, moeten het HOF gaan aansturen en dan gaan we kijken naar ons onderwijs en dat tegen het licht houden van, wat moet een laboratoriumpersoon echt kennen? En daar zijn een aantal dingen uit gekomen, een stuk of 20, dat noemen we dan de competenties, de kerncompetenties die je als nodig hebt. En er zijn er per onderwijseenheid een aantal geselecteerd die moeten dan uitgeschreven worden in een zevenweekse projectje achtig iets.

Hoe ziet u dat zelf, hoe had die keuze moeten zijn?

(31)

Als ik nou terugkijk, dan denk ik dat het onderwijs dat wij hier hadden de laatste twee drie jaar voor het HOF kwam, was prima onderwijs, de studenten waren tevreden, de stagebegeleiders waren tevreden, afstudeerstudenten en hun begeleiders waren tevreden, we hadden een prima niveau en landelijk werden we ook erkend als een geweldige opleiding, , daar hadden we eigenlijk niks aan hoeven te doen. Wat we wel hadden kunnen doen, wat andere instituten ook gedaan hebben, is het onderwijs tegen het licht houden en het hier en daar aanpassen, maar dan houden we het erbij dat het goed was. Dat had ook gewerkt, dus je had bijvoorbeeld een , daar hebben ze iets meer studentactiverende dingen ingebouwd, maar de projecten zijn nog hetzelfde gebleven. In de projecten hebben ze de competenties soms wat aangedikt, soms weggelaten, maar er is bijna niks veranderd. Dat heeft wel een voordeel. Ze hebben al dat geld, want er is heel veel geld in omgegaan, hebben ze gestopt in toetsen, dat hebben wij hier nog niet gedaan. Dus wij hier hebben nieuw onderwijs, maar nog ouderwetse toetsen.

Dat sluit nog niet echt aan, dus is het nu dan moeilijk om te toetsen in hoeverre de studenten de competenties beheersen?

Ja, klopt.

Op welke wijze is het HOF, dat is ongeveer 2 jaar geleden begonnen, hoe is dat hier dan gegaan/ ingevoerd?

Er is toen een vergadering geweest, daarin is gezegd dat het HOF eraan komt en wij gaan gewoon meedoen, want dat is geen keuze, was de mededeling. En in dat HOF zijn de coördinatoren van de opleidingen, een stuk of 4, zijn er gezet. toegevoegd en een onderwijskundige. Die zijn gaan brainstormen over wat voor een laborant nou echt belangrijk is aan capaciteiten en aan welk niveau ze moeten voldoen. Dat zijn vrijdagmiddagbijeenkomsten geweest van vier uur met al die mensen bij elkaar, een jaar elke vrijdag, toen is er een selectie gemaakt van de docenten en gezegd, jij gaat die cursus maken en jij gaat die cursus maken, en dit zijn de competenties. En met dat lijstje van competenties zijn ze aan de slag gegaan, daar maak je, een course heet dat hier, een onderwijseenheid, van, en de onderwijskundige heeft vervolgens steeds gekeken naar die onderwijskundige eenheid, is dat consequent met de competenties die daarin zouden moeten voorkomen. En zo zijn ze dus steeds aan het schrijven, herschrijven, nog een keer herschrijven, totdat er een uitkomst is.

Daarin bent u hier niet erg betrokken geweest?

Nee, want op een gegeven moment moest er toch een keuze gemaakt worden, wat is belangrijk, de vakken, die zijn het belangrijkst, dus die moesten het eerst worden gedaan.

(32)

Dat is wel belangrijk dus.

En de onderwijskundige, die heeft voor mijn onderdeel een aantal items geselecteerd die voor

belangrijk zijn, bijvoorbeeld in jaar een, dat je leert , in het tweede jaar , in het derde jaar . En die dingen zijn allemaal opgezet, dat heet dan een HBO-kaart, daar heb je dus een aantal versies van en bij elke onderwijseenheid kunnen studenten kijken of ze daar in gaan oefenen, , noem maar op al die lijstjes, en dat kunnen ze laten afvinken door de tutor.

, maar die zijn nu uitgefaseerd, dus daar is geen geld voor, dus dat gaat er vanaf.

, heeft u het gevoel dat u serieus genomen bent daarin?

, dus er is heel veel verdwenen in het stapsgewijze opbouwen, andere dingen dan zijn gewoon verdwenen. Dat merk je ook bij de mensen van

En je ziet daar langzamerhand ook wel bijstellingen in komen in de onderwijseenheid, dat mensen in de gaten hebben, studenten doen maar wat, ze schrijven maar wat op, het lijkt op een verslag, maar ze hebben niet in de gaten hoe het nou echt werkt, hoe de procedure werkt. Nou, datzelfde heb

ik dat natuurlijk ook. , maar je staat nu heel erg aan de zijlijn. Vroeger had ik daar meer grip op. Als er dingen waren, dan kwamen die in , die regelmatig terugkwamen, die kwamen dan ook terug. Als studenten onderling ruzie hadden over de taakverdeling, dan kwam dat in zo’n college wel anoniem ter sprake en dan kon ik in de praktijk, kon ik daar wel iets aan doen. Dus je bent van begeleider, docent, ben ik probleemoplosser geworden. Als er een probleem is, dan ga ik het oplossen.

Dus studenten moeten eerst zelf bij u komen met een probleem, voordat u er iets aan kunt doen?

(33)

Ja, en de verwachting van de student, niet van de collega’s, is dan vaak, geef ze en dan is het ook goed. Maar dat is niet zo, ik kan best wel wat problemen aankaarten , maar op dit moment zal jij het toch moeten doen als student. En dat duurt dan gewoon een tijdje voordat dingen geleerd zijn. Als ik geef, kan ik ze haarfijn laten oefenen, ik kan de achtergrond geven van hoe je . Maar het echte inoefenen van het goed , dat duurt gewoon een tijdje.

Dus u heeft te weinig tijd om het ze echt goed te leren?

Er is wel tijd voor studenten om het te oefenen, maar er is geen begeleidingstijd meer. Het mooiste zou zijn, als ik dan die inleiding heb gegeven, , dat ik er dan stiekem bij ga zitten in de groep en dat ik dan achteraf feedback ga geven, maar dat kan niet, dat is jammer. Dat zie je ook bij

, is er te weinig tijd om feedback te geven. De docent leidt het in, ze doen het in het nieuwe onderwijs, het activerende onderwijs en dan moet je eigenlijk veel meer tijd hebben om feedback te geven over hoe je het goed doet en van elkaar te leren en dat is er bijna niet. Het

commentaar van de studenten is bijvoorbeeld dat als zij daar hebben gedaan, dan komt de docent het vinkje zetten,

Dat ze er zijn geweest?

Dat ze er zijn geweest en het hebben gedaan, maar of ze het ook echt goed hebben gedaan, dat missen ze, want de groepen zijn erg groot, het zijn tussen de vijftien, soms groter zelf, zeg maar vijftien, en dat betekent dat die docent steeds bezig is met brandjes blussen noemen wij dat dan, dingetjes oplossen voor anderen, maar het kijken, hoe doen ze het nou, dat is er niet meer bij. De toetsvorm die we hebben gekozen is, je hebt een onderwijseenheid gevolgd en je hebt een product gemaakt,

, vier stuks, daar krijg je allemaal een cijfer voor. Die cijfers komen allemaal in het portfolio van de student en dan zou je verwachten dat de student dan een assessment krijgt, waar beoordeeld wordt over wat ze het kunnen hè, en dan gaat het eigenlijk om de papiertjes op volgorde leggen, klopt alles een beetje, heeft hij erover gereflecteerd, aardig, dan krijgt hij een voldoende voor die assessment. Wat die studenten tegen mij zeiden, is dat ze het jammer vinden, want ze willen het liefste echt beoordeeld worden, zoals ze het doen, dus waarom kan er geen docent achter gaan staan en kijken, goh jongens, hoe doen die jongens dat? De reden is eigenlijk een managementreden, dat is onbetaalbaar. Dus, daarbinnen moeten we het doen. Het nieuwe leren, daar ben ik het helemaal mee eens, dat klopt, je moet studenten activeren, je moet ze eigenaar maken van het onderwijs en realistische dingen doen, dat klopt ook, dat werkt, dat hadden wij al voor het HOF en met het HOF zijn er een aantal dingen verdwenen in de begeleiding, dat is wat ik mis, voor de studenten mis.

(34)

HOF is een goed idee, het was er al en nu is het er, bij wijze van spreken, niet meer?

Je zou kunnen zeggen, aan de randvoorwaarden is zodanig geknabbeld, dat we het niet uit kunnen voeren zoals het op papier bedoeld is.

Welke randvoorwaarden heeft u het dan over?

Nou, uren, zeg maar geld om echt te begeleiden, uren en dus ruimte om kleinere groepjes beneden in het lab te laten werken. Uren om goede toetsen te maken, om goede assessments uit te voeren,

studenten werken toetsgericht. Ze weten dat ze voor hun beroep hier bezig zijn, maar zelfs binnen deze beroepsgerichte opleiding zijn er al parkeerstudenten gekomen. Ze doen een jaartje wat wij willen, dus ja, dat zijn studenten die toetsgericht werken, als het niet gevraagd wordt, ja dan doen zij het ook niet.

, dat was vroeger, een cijfer dat je moest hebben voor je propedeuse, en dat is het niet meer. moest je een cijfer voor hebben, en nu niet meer. Je ziet de motivatie van de studenten ook vallen. Wat voor die twee vakken voor mij geldt, is dat in latere jaren komt het wel een keer terug. Nu zijn we bezig met HOF drie en vier, dus het derde en het vierde jaar te maken, en ik denk dat

langzamerhand die dingen wel wat dikker aangezet worden.

Omdat het een aanloop is naar hun carrière?

Ja, en omdat men er dan achter komt, na allerlei korte of langere stages of afstuderen, dat die kennis , dat die terug moeten komen, dus het is even wachten. Het is ook de ervaring die ik hoor bij andere opleidingen.

Dat ze in de latere jaren dingen gaan bijstellen.

Is er dan wel geld beschikbaar voor?

Geld is een keuze zeg ik tegen mijn baas. Er moet een keuze gemaakt worden, er is vast geld, en als het er niet is, dan moet het verkregen worden, of een andere creatieve oplossing.

(35)

Maar dat doen jullie hier nog niet?

Nee.

En dat kan wel?

Ja.

Hoe ervaart u de lesvoorbereiding, de lessen die u geeft aan de studenten?

Ik heb het zo gedaan,

in ga ik dan aan de slag door te vragen, net als voor de HOF ook, wat willen jullie leren, schrijf voor jezelf op wat je wilt leren. Op basis daarvan maak ik een selectie en die schrijf ik op het bord, en die punten ga ik doorlopen.

Bijvoorbeeld, ik heb stapsgewijze les in, , en voor elke stap licht ik dan weer aandachtspunten, die zij hebben gegeven, die licht ik toe. En vervolgens gaan we oefenen. En dat laatste is minder, want ondanks het feit dat we met een hele kleine groep zitten, maximaal 20, krijgen we niet iedereen aan de slag om ook te doen. Dan heb ik niks om feedback op te geven. Die gêne om elkaar te helpen of om echt uit te proberen, die is er nog steeds. En dat is er nog niet uitgekregen. En nadat ik dat gedaan heb, bijvoorbeeld vijf studenten hebben gedaan en de rest die wil niet of die durft niet, dan gaan we eens kijken, welke punten hebben we nu nog over van dat oorspronkelijke lijstje, heb ik jullie kunnen helpen in die punten? Als er nog wat dingen onduidelijk zijn, dan gaan we nog eens oefenen, zo probeer je op te bouwen, het zijn dus ook . Ik merk aan studenten ook, de helft wil dat graag doen, de andere helft komt gewoon een keer luisteren, achterover leunen, hoe zo’n vent vertelt hoe het werkt, dus ik vertel eigenlijk, uit het boekje, lees ik het eigenlijk voor, wat nou de bedoeling is van en dat vinden ze heel prettig. Dus je hebt twee soorten studenten, de een die zegt, ‘vertel het me nou maar eens, ik lees het niet, maar vertel maar wat en op basis daarvan ga ik verder’ en dan heb je de andere, die zegt, ik wil het graag oefenen.

Heeft u het gevoel dat u daarin nog steeds net zoveel in kwijt kan als voor het HOF?

Ik kan er met individuen net zoveel in kwijt, dus degene die echt wil, daar kan ik heel veel in kwijt. Voordat u kwam, bijvoorbeeld, had ik vanochtend even een gesprekje met een studentengroep over

, en vroeger hadden wij , een aantal uur in de week, om goed te leren en nou heb ik een beoordeeld, ik heb de criteria van te voren gegeven, en een bespreking achteraf natuurlijk, en

(36)

ja, dat heb ik doorgewerkt met hen, en dan zie je dat het kwartje valt, dat dat individuele doorspreken erg goed werkt. Hèhè zeggen ze dan, nou weet ik waarom dat verslag nooit zo goed was. Hij had er veel tijd ingestopt, maar hij schreef het maar zozo op.

Wat wij merken dat degenen die het altijd al goed doen, in het voor-HOF-se onderwijs, dat die zich in het HOF-onderwijs ook wel redden. Het zijn vooral de zwakkeren, die zich minder goed redden, want ze worden meer in het diepe gegooid en dat zijn dus de types die achterover willen leunen en in het nieuwe onderwijs is dat een doodzonde. Als je gewoon maar afwacht wat er gaat gebeuren in deze cursus, dan loop je met een tijdsplanning en met zelfstandig leren, loop je achter, dus

studievaardigheden zou dikker aangezet moeten worden in het HOF-onderwijs, hoe leer je efficiënt studeren, hoe leer je je eigen agenda maken, hoe leer je feedback krijgen van een docent. Wij dachten in het HOF-project, dachten wij dat ze dat in het studiehuis hebben geleerd, maar dat is niet zo.

Dat was ook mijn volgende vraag, zijn de studenten genoeg voorbereid.

Volgens mij niet. Degenen die sowieso wel een goede instelling hadden, die hebben het studiehuis ook overleefd en die redden dat wel. Die zijn intrinsiek gemotiveerd, die willen graag leren, maar diegene die in het studiehuis veel zijn losgelaten en geleerd hebben, dat als je maar op internet kijkt en als je maar dikke verslagen hebt, dan komt het vanzelf goed, dan is zo’n profielwerkstuk prima, die komen dan daarna bij ons en dat gaat mis. De docenten, die zien dan een eindverslag, ze zien niet al die stadia tussendoor, die zien de uitslag en die denken dan, wat moet ik hier nu mee? Wat een knip- en

plakwerk, weg met die rommel. Als ze er al serieus naar kijken, er zijn ook docenten die zeggen, goh, dat ziet er lekker dik uit, zal wel goed zijn, vijfenhalf, omdat het zo dik is. Dus de instelling die je zou moeten hebben voor een beroepsopleiding, die zie je nog niet helemaal terug.

Daar zou meer aandacht aan kunnen worden besteed in het eerste jaar? U zou daar een actievere rol in kunnen spelen?

Ja, of een decaan, of een tutor, die ze daar meer in begeleid, we hebben een studieloopbaanbegeleider, maar die heeft eigenlijk ook maar heel weinig uurtjes. Ze moeten verrekte veel in het eerste jaar, ze moeten heel veel aanpassen. En als je daar niet consequent in bent naar de student toe, dan doen ze het gewoon niet. Dat is iets wat wij in deze opleiding ook nog niet goed onder de knie hebben, dat als je bijvoorbeeld zegt, dat eindverslag, heb ik dan het lijstje voor aangeleverd, en in de vergadering besproken, jongens, eindverslagen moeten er zo uitzien en er moet minimaal dit en dit en dit instaan, wat vinden jullie ervan? Zijn er mensen die ertegen zijn, nee. Iedereen is voor, zo gaan we het doen. In de praktijk is het zo dat sommigen zeggen, dat lijstje, wat was dat ook alweer? Ik kijk het gewoon na,

(37)

ik vind het wel goed, of juist heel streng, studenten pakken dat op, bij de een moet het zus, bij de ander zo, kijken wel wat er gebeurt.

Er zijn dus geen objectieve normen?

Ze zijn er wel, ze worden alleen niet consequent toegepast.

Ja, precies.

De een wil een zus, de ander wil een zo, de een wil een met dit erin, de ander wil het zo, de ene kijkt wel na, want er is maar een aantal uren voor en die zijn lang op bij andere zaken en die zeggen, ik wil ze toch heel veel feedback geven, dus ik schrijf toch overal commentaar bij en de ander schrijft er gewoon een cijfer op.

Er is dus geen consequentie binnen de opleiding?

Nee.

Zou daar een rol kunnen liggen bij de opleidingsdirecteur?

Ja, de opleidingsdirecteur roept dat, hij zegt, jongens, we moeten vooral consequent zijn, dat roept hij al jaren.

En hoe is dat contact dan tussen collega’s dan?

Je ziet dat, een aantal ergeren zich eraan, dat de een het anders doet dan de ander, en wat we nu hebben, een aantal collega’s doen gewoon hun eigen ding en houden het geheim. Want je zou verwachten dat de ontwikkelgroep controleert of dingen gedaan worden, maar die kunnen dat niet, want ze kunnen niet overal meekijken, en wat er op papier staat klopt, maar wat in de praktijk gebeurd is anders. Dus op papier staat dat er feedback is, dat er verslagen worden nagekeken in groepsverband, et cetera, maar als er in de praktijk geen uren voor zijn en ik als docent zeg het niet, dan is er niemand die er naar piept en als ik voldoende voldoendes geef aan studenten, dan zal er toch niemand klagen?! Komt alles goed!Voel je hem? Er zijn dus mensen die werken het op een andere manier uit dan ze op papier hebben gedaan, om te overleven.

Ook voor zichzelf eigenlijk?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zou aandacht voor argumentatieve vaardigheden niet een belangrijk aspect van onderwijs in een kritisch onderzoekende houding moeten

Dat betoogde Vellinga donderdagavond op een bijeenkomst in Focus Filmtheater Arnhem die was belegd door Milieudefensie Arnhem en Stichting Kloppend Stadshart, tegenstanders van

Je wordt dus niet zozeer gevormd door je eigen keuzen maar meer door de mogelijkheden van je omgeving.. Maar er is dus blijkbaar een overgangspunt tussen het dorp en de stad

Indonesië-Oorlog Historicus Rémy Limpach concludeerde in zijn uitgebreide boek uit 2016 dat Nederland zich wel degelijk schuldig maakte aan structureel extreem geweld in

Homo-, lesbische en bi-jongeren worden vaak omringd door heteroseksuele mensen in wie zij zich niet of weinig kunnen herkennen en waarbij zij het gevoel hebben ‘anders’ te

De bekeerling krijgt een opdracht mee: met in zijn achterhoofd de essentie van de tora die Hillel hem meegaf moet hij nu zelf aan de studie om te leren, wat dit betekent voor

 Als we in detail gaan kijken naar de jongeren die eetproblemen en/of een eetstoornis rapporteren, valt het op dat deze groep zich verder in het suïcidale proces bevindt dan de

„Het zijn niet meer alleen mensen die slechts tot hun veer- tiende naar school konden gaan, maar bijvoorbeeld ook jongeren met een migratie-achtergrond.. Andere oorzaken