• No results found

Interview 5

In document Bijlagen Inhoudsopgave 1 (pagina 80-97)

Dit interview is telefonisch afgenomen, dit was de keuze van de docent.

Goedemiddag, u spreekt met Morris Oosterling. Ik bel voor het interview.

Prima, mooi op tijd belt u. Goed, brand maar los, zou ik zo zeggen.

Ik zal beginnen met wat te vertellen over mijn onderzoek, het gaat om de motivatie van docenten aan de HAN, in combinatie met het HOF project. Ik heb vanuit de literatuur wat factoren benoemd, wat motivatietheorieën, die mogelijk een invloed zouden kunnen hebben op de docenten en aan de hand van deze interviews wil ik achterhalen in hoeverre deze factoren ook werkelijk een invloed hebben gehad en welke invloed eigenlijk.

Dat is duidelijk. Jouw betrokkenheid, in het kader van je studie of op een andere manier?

O, ja, dit is mijn afstudeerproject inderdaad.

Aha, en wat voor studie doe je?

Ik doe economie in Groningen, en mijn afstudeerrichting is Management en Organisatie. Ik heb een docent gesproken aan de HAN en die heeft mij een beetje wat vertelt over de HOF en aan de hand van gesprekken met mijn begeleider zijn we erop gekomen eigenlijk, het is een vernieuwing, een

verandering in een organisatie eigenlijk, de HOF en dat in combinatie met motivatie van werknemers, motivatie van docenten, op die manier wordt het economisch.

Ik zou verwachten eigenlijk, dat vanuit pedagogische hoek, iemand daar onderzoek naar zou doen, maar goed, vanuit economisch point of view kan het natuurlijk ook.

Heb ik nog een vraag, om een zo goed mogelijk beeld te krijgen, zou ik dit gesprek willen opnemen, heeft u daar bezwaren tegen?

Nee, dat vind ik goed, alleen, is nog even eventjes de vraag, krijg ik daar nog inzage in, wat u nu allemaal heeft genoteerd.

Ja, ik zal in de bijlage het hele gesprek uitschrijven, en ik zal mijn scriptie, als u dat wilt, naar u opsturen.

Wat mij nu interesseert, is of je wat je nu opneemt, of dat wordt uitgeschreven en dat dat wordt opgenomen in uw verslag of ga je dat nog verwerken. Bent u bezig met een matrix waarin u allerlei aspecten aan de hand waarvan u mijn antwoorden gaat wegen of gaat invullen?

Het is zo, ik heb meerdere interviews, die ga vergelijken met elkaar. En aan de hand van kleine stukken tekst, aan de hand van die verschillende dingen, die zal ik interpreteren en in mijn conclusies verwerken, eventueel ook passages of dingen die zijn gezegd in dit gesprek, maar de hele tekst is terug te vinden in de bijlage, zodat ook verantwoord wordt waarom ik bepaalde zaken uit de gesprekken haal.

Dan stel ik een inzage nog wel op prijs, voordat u dat indient.

Voordat het ingediend wordt, ja, natuurlijk. Helemaal geen probleem. Dan wou ik nu in eerste instantie beginnen met uw leeftijd?

Negenenvijftig.

En hoe lang bent u al verbonden aan de HAN als docent?

22 jaar.

Waarom heeft u ooit gekozen voor het leraarschap?

Omdat ik in mijn vorige baan af en toe groepen jongeren moest vertellen over mijn werk en dat vond ik eigenlijk wel interessant en daarnaast had ik toch ook wel aandacht en interesse in zaken die wat buiten de techniek lagen, en ja, bij het halen van mijn didactische aantekening destijds, diende dus, vroegen ze me les te geven aan de , en die was toch al stevig, die interesse in het onderwijs, en zo is het eigenlijk gekomen.

Oké, wat is uw algemene idee van de HOF, in het kader van de vakken die u geeft?

Dat zijn twee verschillende vragen, het idee van de HOF en de vakken die ik geef, maar het algemene idee is dat het dus een gigantische onderwijsvernieuwingsoperatie is, die bedacht is door het

management, om zo goed mogelijk te sturen, maar die in de praktijk nog wel wat problemen heeft, dat de praktische implementatie op de werkvloer, dus dan hebben we het over hoe implementeer ik mijn vakken, nogal wat problemen met zich meebrengt. Dat is het enige wat ik daarover wil zeggen. Met name is bij HOF een sterk uitgangspunt dat de student, zelfsturend autonoom is ten aanzien van zijn studie, voortgang, en dat is een uitgangspunt dat in de praktijk nou niet helemaal waar is, ja dan kun je natuurlijk zeggen, de opleiding moet zorgen dat die houding ontstaat, maar daar ligt het probleem.

Oké, dat is duidelijk, ervaart u dan nog steeds dat hetgeen waarvoor u voor het leraarschap heeft gekozen, ervaart u dat u dat nog steeds over kunt brengen aan studenten?

Nou, dat is dus aan ontwikkelingen onderhevig, in die zin dus, dat ik van overbrenger van inhoudelijke kennis iets meer coach/begeleider van die studenten ben geworden, dus er zijn tutorvergaderingen, waar ik tutor ben, er zijn SLB, dus studieloopbaanbegeleiders, die ik dus ook ben. Want dat is dus ook een probleem, dat er allerlei nieuwe rollen voor docenten zijn geconstrueerd en dat die rollen, als je die allemaal wil uitvoeren, gewoon geld kosten en dat voor , zoals de opleiding waar ik werk, gewoon niet te bekostigen zijn. En dat betekent dat die rollen worden verenigd in een docent. Dus ik ben tegelijkertijd docent, kennisoverdrager nog steeds, ik ben coach/begeleider, tutor, ik ben vakdocent, ik ben studieloopbaanbegeleider. Dat betekent dus dat de zaak steeds verder versnippert en allerlei andere zaken dus aandacht vragen in vergelijking met vroeger, waarbij je veel meer kon concentreren op de kennis component. Die is dus dan ook wat mij betreft nogal onder druk gekomen door die onderwijsvernieuwing, er is een grote verschuiving van pure aandacht voor het inhoudelijke naar steeds meer aandacht voor het proces, waarbij die inhoud steeds zelfstandiger door de studenten moet worden verworven en ook daar zit dus een probleem.

Dus u heeft verschillende rollen op u genomen, dat is waar het op neer komt.

Nou ja, op me genomen…

U moest. De eerste rol, les geven, daarin heeft HOF invloed gehad, op welke manier kunt dat het beste omschrijven?

Onze opleiding, Ten opzichte daarvan hebben gezegd,

we gaan dus de helft project gestuurd maken, dat wil zeggen, dat de helft van het curriculum, dat die dus door studenten in groepen van zeg een student of vijf/zes, en moeten ze projecten doen en de ander helft bestaat dus uit de meer klassieke vakinhoud, maar ook daar zie je dus steeds meer dat er

praktische vaardigheden, oefeningen moeten worden gedaan. En dat is nogal een flinke verandering. En het lijkt erop dat de student die veranderingen niet goed aankan, of dat wij niet in staat zijn om het ‘leersysteem niet goed’ in elkaar steken, dat is voor mij nog af en toe een vraag.

En voor uzelf, kunt u in uw lessen nog net zoveel creativiteit kwijt?

Ik kan nog steeds net zoveel creativiteit kwijt, alleen die wordt steeds meer aan banden gelegd, zodat ik steeds minder de regisseur ben van mijn eigen onderwijs, wat in het verleden veel meer was, ja, nou wil ik zeker niet het verleden helemaal idealiseren, maar zo’n hogeschool die professionaliseert, zoals we dat noemen, dat betekent dat er steeds meer ondersteunende diensten zijn bijgekomen en die moeten allemaal betaald worden uit hetzelfde budget, en dat is zeker niet toegenomen, dus je zou ook kunnen zeggen, die onderwijsvernieuwing, als je die goed zou willen realiseren dan kost dat heel veel geld en dat geld wordt daar niet voor vrijgemaakt. Wat ik net al zei, die verschillende rollen in de HOF filosofie, worden die gedacht door verschillende docenten te worden uitgevoerd, dan gaat het spel veel beter gespeeld worden. Om een voorbeeld te noemen, een assessor, dat is een docent die zich bezig houdt met de beoordeling van de student in de zin van, heeft hij de competenties verworven die beschreven staan, heeft hij dat op de juiste manier gedaan, waar zitten de fouten, enzovoorts, en zo is het bijvoorbeeld de bedoeling dat zo’n assessment met twee assessoren wordt afgenomen en ja wat ik net al zei, de rollen zijn al verdeeld, of bij een docent zijn al verschillende rollen, en een kleine afdeling kan die onafhankelijke rollen al niet betalen, laat staan dat ze twee assessoren zouden kunnen aanwijzen, maar die assessoren worden wel verondersteld kennis van zaken te hebben, dat zijn de inhoudelijke beoordelaars, en in het begin van de operatie werd dus ook gesproken over aan welke eisen assessoren moesten voldoen, en speciale scholing daarvoor bijvoorbeeld, die lui zijn verstomd toen hieruit bleek dat de meeste opleidingen die ‘campagnes’ gewoon niet kunnen betalen.

Nu ook weer, binnen uw eigen lessen, u spreekt over dat u zelf minder kan bepalen hoe uw onderwijs eruit ziet, heeft u minder autonomie?

Ja, de autonomie is duidelijk afgenomen. En doordat er zoveel ondersteunende diensten bij het onderwijs zijn ontstaan, krijg je dus dat die zich allemaal gaan bemoeien met het onderwijsproces en dus van allerlei dingen van de docent willen, die hem allemaal tijd kosten en die de autonomie aantasten en allemaal ten koste gaan van de inhoudelijke component zeg ik dan.

En hoe ervaart u het contact met de studenten, is dat nog net zo veel en net zo kwalitatief?

Dat contact met de studenten is duidelijk minder, de contacttijd is gewoon afgenomen, als je dus, je kunt niet zo maar veranderen naar de helft projectgestuurd, dan heeft dat automatisch gevolgen, dat er

minder contacttijd is, dus ik heb minder contact met de studenten als voor die onderwijsvernieuwing werd ingevoerd. En is dat net zo kwalitatief? Nou, in een zeker opzicht is dat wel zo denk ik, want door deze structuur is het wel zo dat je beter ziet hoe de student werkt, of eigenlijk, hoe die niet werkt, daar zit je nou veel beter met de neus bovenop, doordat je de wekelijkse vergaderingen bijwoont als tutor van zo’n projectgroep, vroeger was dat alleen maar dat je de studenten bij de practica beter leerde kennen, dat was kwalitatief contact, in theorielessen soms, maar veel minder, daar is de afval veel groter. En nu in de rol van SLB-er, waarbij je dus af en toe persoonlijk contact hebt met een individuele student, heb je dus veel meer kans om te kijken waar is hij mee bezig of waar is hij niet mee bezig en in dat opzicht is dat voor een deel de kwaliteit is toegenomen, maar heel gefragmenteerd, heel versplinterd. Want SLB contacten kunnen eens in de zes weken even een kwartiertje met een student, want anders kan dat ook niet uit.

Heeft u het gevoel dat u de studenten net zo goed kunt voorbereiden op de beroepspraktijk, in vergelijking met voor de HOF?

Dat is voor een deel wel zo denk ik, want door die vernieuwing is er dus laten we zeggen veel meer aandacht voor de concrete beroepspraktijk, dat proberen we in het hoger onderwijs met beroepstaken nauwer te laten aansluiten op de beroepspraktijk. Dat betekent denk ik, in dat opzicht denk ik dat we beter voorbereiden, dat die meer operationele vaardigheden meebrengt, of ontwikkelt in de opleiding, zelfredzamer is, dat is denk ik voor een deel wel ten koste gegaan, ja, van een inhoudelijke kennis component. Hoewel dat vroeger natuurlijk ook moeizaam was, maar, het gevolg is dat dat nou afgenomen is. En een ander probleem van dat veel meer projectmatige werken is de moeilijkheid die men hier heeft om de individuele bijdrage van de student te peilen, als je een tentamen afneemt, dan komt daar iets uit wat gewoon keihard op die individuele student van toepassing is. Als er een

projectgroep een presentatie houdt, dan is dat een groepsresultaat en net zo met het eindproduct, dat is ook een groepsresultaat, terwijl HOF eigenlijk wel uitgaat van individuele competenties die studenten zich verwerven tijdens de opleiding.

En daar is nog geen oplossing voor gevonden?

Voor mijn gevoel nog geen goede. We doen het nog steeds, doordat we tijdens zo’n project, ook soms een tentamen te houden, individueel, die toch de individuele noot aanbrengt in het individuele niveau. Dat is toch geen bevredigende oplossing?!

Heeft u het idee dat het in de toekomst beter gaat worden of beter kan worden, en op welke manier dan?

Ik denk dat HOF, dat is dus nu een jaar of twee in de hele HAN ingevoerd, dat alweer geleidelijk de scherpe kanten er al afgaan en er weer meer aandacht komt voor de kenniscomponent. Het is ook zo, dat kunt u ook in de media wel volgen, dat er nogal wat te doen is over het competentiegeoriënteerde onderwijs, zelfs op ministersniveau wordt dat duidelijk en volgens mij gaat dat de komende jaren wel weer, laten we zeggen, een beetje de andere kant op gaan bewegen. En zoals dat meestal gaat dan, dan houd je natuurlijk wat vast, dan neem je wat mee van uit de HOF kenmerken en dat is voor mij dus de beroepspraktijk meer dan de opleiding. En ja, misschien dat we dan toch meer teruggaan naar de individuele prestatie van de student daarin, dat is zoals ik het inschat.

En dat vindt u ook een goede ontwikkeling?

Dat is wat mij betreft een goede ontwikkeling ja, want het is volgens mij een klein beetje doorgeslagen nu en dan moeten we ergens weer naar de evenwichtsituatie toe. Meer aandacht voor de individuele kennis en concentratie van de student en wat minder voor dat, Kijk daar is ook een enorme ‘voorbeeld’ ontstaan op het proces hè, dus allerlei mensen die dus het proces begeleiden, dat is een deel van de groep, maar bij een opleiding zoals wij, die zijn gewend om een heleboel inhoudelijkheid aan te brengen, en ja, dat is flink afgevlakt. Nou is natuurlijk de vraag, in hoeverre, als je terug zou gaan naar de oude situatie, de moderne student dat überhaupt nog zou oppakken, we waren ook voor HOF al voortdurend bezig met proberen de opleiding aantrekkelijker te maken voor de havisten, want dat is onze HOF instroom, om het zo te noemen. Want het lesgeven was in dat opzicht eigenlijk toch steeds minder interessant, de spanningsboog van een havist, dus hoe lang kan die zijn aandacht erbij houden, nou ja, 20 minuten is al heel erg lang. Dus in dat opzicht stond het klassieke lesgeven gewoon onder druk. Maar goed, ik denk dus, dat mede onder druk daarvan, die hele ronde van het

competentiegeoriënteerde in onderwijsland is ingevoerd. Ja, en voor mij is ook markant in deze hele operatie dat nu voor het eerst, bij de HAN is dat zo en ik denk bij een heleboel hogescholen ook, het management het allemaal min of meer dwingend heeft opgelegd. Er zijn zelfs voorbeelden van processen die docenten hebben aangespannen tegen het College van Bestuur omdat ze verplicht zouden worden dat competentiegeoriënteerde onderwijs in te voeren, terwijl helemaal niet is aangetoond dat het beter is, want op gemeenschappelijk niveau zit men elkaar daarover in de haren, het is zeker niet zo dat er wetenschappelijk eenduidig ondersteund wordt, die verandering.

Nee, dat is inderdaad het volgende punt eigenlijk, hoe heeft u dat ervaren, de invoering van de HOF? Hoe is dat bij gelopen, hoe bent u ermee in aanraking gekomen?

Ik heb me daar in ieder geval in een redelijk vroeg stadium toch wel in verdiept, want dat zie je dan ook bij een heleboel mensen, verandering, dat roept weerstand op, en zeker bij docenten die een hogere autonomie gewend zijn en die dan vervolgens zeggen, waarop heb je dat gestoeld, wie zegt dat

dat beter is en die keren zich er dan vanaf en laten dan op een gegeven moment de boel de boel. Als het steeds dwingender wordt, dan moeten ze op een gegeven moment mee, ik heb me er in een redelijk vroeg stadium in verdiept, wat wil men. Wat je dus dan ziet, een aantal mensen dat ook doen en een aantal andere mensen, die gaan gewoon door op de weg die ze tot dan toe bewandelden, dus het klassieke onderwijs en het management is niet bij machte om dat goed in hun opleiding te implementeren. En je ziet dus ook flinke verschillen tussen, bij

, er zijn grote verschillen in hoe het een en ander geïmplementeerd is,

en terwijl we dus bezig waren, een jaar of twee, werd gezegd, jullie zijn al half verHOFt, jullie hoeven er nauwelijks nog wat aan te doen, ja, dat is denk ik niet het geval, en nu, zijn wij een beetje op stand gaan staan, nou, laten we vooral nog een beetje constructief bezig zijn met de verdere precieze

invulling van HOF, als we misschien weten waar het naar toe gaat. Dat is natuurlijk een beetje vreemd hè, maar ook wel heel weer begrijpelijk. Dus, met name de onderwijskundigen aan de hogeschool, die proberen het proces dus te begeleiden, daar worden scholingen op gezet, maar die scholingen die zijn prachtig aangezet, maar daar zijn denk ik toch maar een deel van de mensen stevig mee aan de slag gegaan. Maar je ziet dus toch een verschil per opleiding, ik denk zelfs per docent, voor wat betreft de mate van invoering van de HOF. En, ja, het is niet zo dat er op hogeschool niveau of dat het

management heel streng controleert over hoe HOF zijn jullie nu, waardoor het best wel zo kan lopen en dat is denk ik voor studenten ook niet altijd even plezierig, want zo’n nieuw systeem geeft natuurlijk een heleboel onduidelijkheid en dan heb ik het nog niet eens over de roosterproblematiek, die heftig is nu we met HOF bezig zijn, want het was gewoon lastig om een rooster te krijgen, maar er zijn opleidingen die van week tot week een ander rooster hebben, u kunt zich voorstellen wat dat voor implicaties geeft op de roosters en dus ook op de onduidelijkheid naar de studenten ook, enzovoorts.

Ja. En bent u zelf betrokken geweest bij de invoering bij uw eigen opleiding?

Ja, dat kun je wel zeggen, wij als opleiding zijn , en we hebben dus, voordat we begonnen, hebben we de opleiding vorm gegeven en daarna hebben we een paar dingen een klein beetje

aangepast aan het HOF eisen. Dat was dus ook, HOF werd dus al jaren geleden aangekondigd, toen is er zo’n Chassisnota geschreven, daarin zouden dus de uitgangspunten van het HOF onderwijs staan en wat je dus toen zag is dat daar hele discussies over ontstonden, dus tussen onderwijskundigen en tussen docenten en tussen docenten onderling, over hoe dat geïmplementeerd zou moeten worden, tot

In document Bijlagen Inhoudsopgave 1 (pagina 80-97)