• No results found

Interview 4

In document Bijlagen Inhoudsopgave 1 (pagina 68-80)

Alles wat ik weet over HOF is vanuit de praktijk, zoals ik dagelijks hier werk, dan krijg ik af en toe van anderen te horen, ja, maar dat is natuurlijk iets HOF dit.

U weet er eigenlijk weinig van?

Heel kort mijn achtergrond, ik werk pas anderhalf hier, daarvoor heb ik en ik ben in 2006 hier komen werken, dat was op zich wel een goed moment, dat was het moment dat de opleiding

zich aan het voorbereiden was om in september de HOF propedeuse mee te gaan draaien. En vanaf dat moment is de hele domino cyclus gaan vallen en zijn we gaan ontwikkelen voor het tweede jaar, dat zijn we nu dus aan het doen. Daarna komen het derde en het vierde jaar, wat dat betreft precies met mijn neus in de boter, want ik kan daar nu over meedenken.

Precies, u bent er ook bij betrokken?

Ja, precies, ik heb meer met het nieuwe onderwijs dan met het oude onderwijs, ik geef ook bijna geen les in het oude onderwijs. Dus ik geef geen vakjes, maar ik werk mee in de grote onderwijsmodule die in het kader van HOF worden aangeboden.

U geeft wel lessen in het propedeusejaar in HOF?

Ja, in het a cluster geef ik les, de gemeenschappelijke propedeuse van de faculteit economie en management, en in het kader van HOF hebben we daar een casus , waar studenten mee aan de slag moeten,

Dat past wel bij uw oude werk?

Ja, dat sluit wel goed aan. En ik geef daar een klein vakje in, in al die vakken,

En ik begeleid dan ook projecten. Een klas met vijf projectgroepjes en die begeleid ik dan.

Die doen het grote project en die begeleidt u dan?

Ja, met al die kennisgebieden moeten ze dus iets gaan doen. Dus ik ben enerzijds docent van een kennisgebied en anderzijds ben ik begeleider van projectgroepen. En het begeleiden van projecten is dus niet vakinhoudelijk, maar meer procesgericht. Ik moet dus ook begeleiden dat ze

, dus al die elementen in het project verwerken, maar ik weet daar zelf natuurlijk niks van.

Maar u kunt het proces wel begeleiden zodat zij dat op een juiste manier doen?

Ja, dat is wel de bedoeling.

En binnen uw eigen vakgebied, kunt u veel van uw eigen kennis kwijt bij die studenten?

Ja, in de propedeuse is dat lastig. De beroepspraktijk nog vrij ver van de student af, maar bij het ontwikkelen van het onderwijs kan ik wel veel kwijt, dat is ook wel wat ze aan mij veel vragen, hoe werkt dat nou in de praktijk, ik bedoel, ik heb natuurlijk jarenlang in de praktijk gewerkt en er zitten hier heel veel docenten die alleen maar vanuit hun eigen schoolbanken les zijn gaan geven en nooit de praktijk hebben gezien. En die weten alles van onderwijs en onderwijsontwikkeling, daar weet ik natuurlijk heel weinig van en ik breng dan de praktijk in, van hoe ik dat de afgelopen jaren heb ervaren en waar vanuit de beroepspraktijk behoefte aan is en dat probeer ik dan bij de onderwijsontwikkeling van nieuwe modules, probeer ik daar mijn bijdrage aan te leveren.

Dus u zit in een ontwikkelgroep?

Ja, voor het tweede jaar, dat is een module die in september gaat draaien, dus na de zomer. We gaan drie modules geven, en ik zat in het ontwikkelteam van een van die modules. Dat was het c cluster, dat is het eerste halve jaar na de zomer, en dan het d cluster wat dan daarna gaat draaien, zit ik ook weer in een ontwikkelteam, van nieuw onderwijs, maar dat gaat pas in februari 2008 draaien.

U kunt daar veel in kwijt, van de beroepspraktijk, uw eigen ervaringen. Wordt dat veel meegenomen in de beslissingen?

Ja, als het gaat om de invulling van vakken wel.

Er wordt echt naar u geluisterd?

Nou laat ik het zo zeggen, ik lever een bijdrage, ja er wordt naar mij geluisterd, maar het is niet zo, dat wat ik zeg, dat dat zo een op een wordt overgenomen, dat verweven we in het totale pakket. Soms moet je concessies doen, soms wordt het wel overgenomen, soms zijn het dingen die allang in het

onderwijs, een deel van het onderwijs uitmaakten, dan nemen we dat ook over. Dat is natuurlijk bij het HOF onderwijs, HOF zoals ik daar tegen aankijk, HOF onderwijs zijn geen zuilen meer, maar het is horizontaal aangeboden onderwijs. Studenten moeten zelf de rode lijn gedurende een bepaalde periode in een bepaald blok zien aan te treffen, en dat is natuurlijk heel anders, dat je gewoon een vakje had, tentamen doen, volgend vakje, tentamen doen, klaar, en wat dat ene vakje nou met het andere te maken had, dat was absoluut niet altijd helder. Dus dan had je een heel jaar vakken gedaan en dan had je allemaal losse puzzelstukjes, had je verzameld, maar de puzzel zelf was niet helder.

Naarmate je studie vordert leer je dat wel steeds beter, dat merk ik aan mezelf.

De bedoeling is natuurlijk dat je aan het einde van de rit wel hetzelfde kunt als in het oude onderwijs, als het gaat over de kennis die je opdoet, er zitten natuurlijk houdingen, vaardigheden, de andere competenties die we proberen studenten aan te leren, die zitten daar bij in, die zaten wat minder in het oude onderwijs. Maar het oude onderwijs zaten bij ons ook presentatietechnieken in en projecten, het is maar helemaal hoe je het bekijkt.

Wat dat betreft is er weinig veranderd?

Nee, er is veel veranderd, maar de opleiding was al heel erg bezig met competenties in het oude onderwijs al. Wij hadden bijvoorbeeld in het oude onderwijs een module , in het eerste jaar, en dat was een module, zoals die nu ook in HOF zou kunnen aangeboden zijn. Met een aantal vakjes en een projectcasus waar studenten gezamenlijk aan kunnen werken, studenten sloten dat project af met een werkstuk en een soort verdediging, een presentatie, tegenwoordig noemen we dat in HOF assessment, maar het was min of meer hetzelfde. Het was wat minder geformaliseerd, zoals dat natuurlijk binnen HOF wel is, maar de essentie, zoals ik er tegenaan kijk, was wel hetzelfde, we willen

studenten niet alleen leren hoe ze , maar ook . Dat vond ik heel goed.

En er zijn ook geen tentamens meer voor individuele vakken, kennistoetsingen, er is meer een overkoepelend geheel wat getoetst wordt, klopt dat?

Dat verschilt weer, in de propedeuse bij toetsen we, krijgen studenten van zeven vakken tentamens. En die zeven vakken, bij elkaar opgeteld, gedeeld door zeven, de cijfers, die leveren 1 cijfer op en dat is het eindcijfer dat je krijgt voor dat totaal aan tentamens. Dus eigenlijk krijg je maar 1 cijfer. De truc voor studenten is, dat ze, dingen waar ze minder goed in zijn, want iemand die niet goed beheerst en , kan daar twee 4-en voor halen, maar kan dat compenseren met een 8 voor bijvoorbeeld , omdat ze daar goed in zijn. Dat is volgens mij ook waar competentiegericht onderwijs over gaat. Je moet ook dingen waar je minder goed in

bent, kunnen compenseren met dingen waar je goed in bent, zodat je over de hele linie op een voldoende uitkomt. Dat is wat er in de propedeuse gebeurt. En naarmate je verder komt in het onderwijs, komt het minder gauw voor dat je ergens helemaal niet goed in bent, want je gaat steeds meer divergeren, steeds meer specialiseren. Dus eigenlijk alles waar je verder in komt, zijn eigenlijk dingen die je leuk vindt en ook dingen die je liggen.

Als het goed wel inderdaad. Voor uzelf, hoe ervaart u de lessen, geeft u ook nog net zoveel les als voor de HOF?

Dat is voor mij heel lastig, want ik gaf daarvoor geen les. Ik heb wel, ik gaf wel een vak in het oude onderwijs in het eerste jaar, maar dat deed ik niet op een andere manier dan dat ik nu lesgeef. Dus mijn individuele vakje, binnen de grote module van het h cluster, doe ik niet veel anders dan bijvoorbeeld wanneer het solistisch vak zou zijn, waar studenten een tentamen voor doen en het haalt. Maar dat is volgens mij ook niet de essentie van het HOF onderwijs. HOF zit meer op een hoger niveau, een hoger abstractieniveau, dat al die vakken op de een of andere manier bij elkaar komen in dat project, dat zie ik dus ook gebeuren, als je die projectrapporten krijgt, dan maken de studenten een , waarin al die vakjes herkenbaar terug moeten komen, dus ze moeten iets zeggen over de

en dat moet bij elkaar verweven worden in een rapport.

dat is de truc voor studenten, dat ze dat zien, dus dat ze aan de ene kant roepen,

dan moeten ze dus beseffen, En dat is voor studenten wel lastig.

Dat was inderdaad mijn volgende vraag, hoe gaat dat bij studenten, kunnen ze dat?

Dat vinden studenten heel moeilijk, dat blijkt.

En u probeert daarin te begeleiden?

In dat project zou de procesbegeleider dan moeten zeggen, hé jongens, als er aan die kant wat gebeurt, dan gebeurt aan de andere kant ook wat, ik weet niet precies wat, maar daar moet je wel rekening mee houden. En dan moeten studenten dat zelf weer gaan uitzoeken. Maar, ik vind het veelgevraagd van studenten.

Te veel of veel?

Nou, studenten komen hier bij ons binnen en die zijn 17 of 18, die komen net van de HAVO en die worden ineens geconfronteerd met een heel groot project met allemaal vakken en voordat ze het weten zijn ze drie weken verder en zitten ze er midden in en de week daarna moet het eerste beroepsproduct ingeleverd worden. Dus dat gaat in een soort sneltreinvaart.

Het gaat er hard doorheen?

Voordat ze weten waar ze precies mee bezig zijn en hoe dat allemaal in elkaar zit, dus dat moet op een soort spelenderwijs aangeboden worden.

En hoeveel kennis hebben ze van tevoren en hoeveel kennis krijgen ze aangeboden om dat beroepsproduct te leveren?

Dat is de truc natuurlijk hè, hoe gedetailleerd geef je opdrachten om dat te doen. Je zou kunnen zeggen in HOF onderwijs, of competentiegericht onderwijs moet je er zelf achter komen wat belangrijk is. Het is een beetje de slogan die ze in ontwikkelingswerk gebruiken, als mensen honger hebben, geef ze een hengel, maar geen vis. Want als je ze een vis geeft, dat is korte termijn denken, even hebben ze hun honger gestild, maar daarna drie dagen later hebben ze hetzelfde probleem. En als je ze een hengel geeft en je leert ze vissen, dan kunnen ze zichzelf in hun voedsel voorzien. En dat is de truc bij onderwijs ook, je moet studenten leren hoe ze iets moeten doen, zodat ze het de volgende keer zelf kunnen doen.

Werkt dat ook, lukt dat ook?

Bij de ene wel, bij de ander niet, dat hangt er helemaal vanaf hoe studenten leren. De ene leert op een andere manier dan de ander, de ene is gericht op doen, de ander is gericht op denken. De ene moet eerst het hele boek doorgelezen hebben, voordat hij voor zichzelf het idee heeft, nu ben ik klaar om wat te gaan doen, de ander zegt van, dat boek, ik ga later wel kijken of ik het goed heb gedaan. Of waarom het niet lukt bijvoorbeeld.

Er wordt gewerkt in een groep, wordt daar rekening gehouden met de stijlen van leren?

Vast wel.

Maar daar weet u te weinig van?

Ik ben geen didacticus, maar ik weet wel dat studenten op een verschillende manier leren en als je ze bij elkaar in een groepje zet, dat is natuurlijk het mooie van een groepsproces, dat de lamme de blinde kan helpen, de een zegt, ik ga wel in het boek opzoeken hoe het moet, de ander zegt, ik begin wel vast, dan treffen we elkaar aan het eind wel, dan kun jij mij vertellen waarom het niet ging, of waarom het wel ging zoals ik het doe.

Ik vraag het eigenlijk omdat ik zelf een vak heb gevolgd, projectmanagement, in het derde jaar, daarin moesten wij een vragenlijst moesten invullen, waaruit kwam wat voor stijl jij hebt in een groep. Vervolgens werden een x aantal mensen samengevoegd op basis van stijlen, dat idee. Dan vorm je ook een groot team dat effectief kan functioneren. Waarbij discussies ontstaan, et cetera, etcetera.

Een beetje van, bij Ajax kun je 11 goede spitsen opstellen, maar daar win je geen wedstrijd mee.

Precies dat, of daar rekening mee wordt gehouden?

De teamrollen van Belbin zijn dat hè.

Inderdaad Belbin, dat was het.

Dat is natuurlijk een basis van het werken in teamverband en dat is ook het leuke waar studenten mee geconfronteerd worden, die worden gewoon in een groepje gezet, je kijkt helemaal niet naar wie welke rol speelt, als je zo’n groepje begeleidt, zie je wel dat er iemand opstaat, die taken gaat verdelen en je hebt ook altijd mensen die achterover gaan zitten leunen en wachten tot ze een taak krijgen. Dat is ook in de werkelijk grote boze buitenwereld, daar speelt dat natuurlijk ook, als je gaat werken krijg je dat ook, kom je ook mensen tegen die trekken en mensen die hangen en die moeten wel samen wat realiseren. Dus ik vind het goed dat studenten dat ervaren, maar heel vaak zien studenten dat wel als ballast, die werken in een projectgroepje waar twee mensen heel hard werken en twee mensen of drie mensen zich er met een Jantje van leiden vanaf maken.

Maar ze krijgen allemaal hetzelfde cijfer?

Ja, dat wel, ze krijgen dus voor het beroepsproduct een cijfer, bijvoorbeeld voor rapport x wat ze gemaakt hebben, krijgen ze een 7. Maar wij werken hier met peer assessments, ik weet niet of die term je iets zegt, maar dat is een soort 360 graden beoordelingsmethode, studenten in dat projectgroepje beoordelen elkaar op een aantal criteria, bijvoorbeeld, ben je op tijd, lever je producten op tijd in, doe

je ook wel eens iets wat je niet gevraagd wordt, dat soort criteria, daar scoren studenten elkaar op, dan zou het er dus uit moeten komen, dat een aantal mensen in die projectgroep meer doen dan de ander. Het mooist zou natuurlijk zijn als iedereen elkaar op dezelfde manier beoordeeld, we zijn zo’n goed team, we hebben allemaal een evenredig aandeel gehad in het project, we zijn met z’n vijven en iedereen heeft evenveel gedaan, en dit is ons groepsresultaat. Maar de praktijk leert dat er dan twee mensen in plaats van 20%, 25% hebben gedaan, en dat die andere 50% door drie mensen wordt gedeeld. Dat peer assessment leidt tot een vermenigvuldigingsfactor tussen de 0 en 1, die

vermenigvuldigen we met het eindcijfer voor dat beroepsproduct, dus die 7, dan zie je dus dat de mensen die harder gewerkt hebben, die krijgen een hoger cijfer, nee, het is niet tussen 0 en 1, maar hoger, dus studenten die bijvoorbeeld 10% meer hebben gedaan dan anderen, die krijgen dus in plaats van een 7, krijgen ze een 7,7, dat is bijna een 8. Maar dat betekent dat de andere mensen wat minder hebben gedaan en die krijgen maar een 6,2 bijvoorbeeld. Zo zie je dus dat ze wel hetzelfde eindcijfer hebben voor het product, maar individueel toch met een ander cijfer de kamer uitgaan. Gewoon omdat ze een andere bijdrage hebben geleverd aan het product.

En dat werkt wel, er is geen handen boven hoofden houden?

Ja, dat is de eerste keer wel zo, ja, vriendjes en dat kun je toch niet maken, maar dat gaat heel snel over als studenten merken dat ze zelf in de avonduren allerlei dingen zitten te doen, terwijl de anderen in de kroeg hangen. En dan is dat handen boven hoofden houden heel snel weg. Dan denken ze, ja, maar wacht even, ik heb daar heel hard voor gewerkt en ik krijg er geen credits voor, dus ik wil daar wel voor beloond worden. Dus dat is de peer assessment, dat hoort bij het HOF onderwijs.

Dat is wat het assessment is eigenlijk?

Het assessment is volgens mij wat meer, wat groter, dat is als je het hebt over het digitale portfolio, maar daar zit ik niet zo helemaal in, dus dat weet ik heel weinig van. Dan verzamelen studenten producten en op basis van hun verzameling laten ze zien aan hun assessor dat ze dus goed bezig zijn. Het is eigenlijk die grote puzzel weer en studenten bepalen zelf welk puzzelstukje ze wanneer in die vier jaar dat ze studeren neerleggen. En daar hebben ze een assessor voor en daar bespreken ze dat mee. Ik wil nu die rechterbovenhoek van de puzzel gaan maken, daar ga ik de komende tijd dit en dit en dit voor doen, en dat gaan ze dan weer verantwoorden in hun portfolio. Maar daar zit ik dus niet zo in.

Dat is uw rol dan niet, wilt u dat nog wel gaan doen?

Dat is denk ik geen kwestie van willen, dat is een kwestie van daar komt iedereen mee in aanraking.

Dus in de loop van dat HOF ingevoerd wordt, zal dat automatisch zo worden?

Wij kennen het principe van studieloopbaanbegeleiding, elke student die binnenkomt hier komt in een klas en elke klas heeft een studieloopbaanbegeleider. Dus elke student heeft een

studieloopbaanbegeleider waar hij zijn studieloopbaan mee bespreekt. In het begin is dat een

introductiegesprekje, van hoe gaat het nou, waarom heb je deze keuze gemaakt en waarom zit je hier en hoe gaat het met je studie, en net had ik bijvoorbeeld een gesprek met een student, daar ging het helemaal niet goed mee, en dan probeer ik die dus te helpen, om te kijken of hij niet beter een andere studie kan doen of aan welke vakken hij moet gaan werken zodat hij zijn studie nog kan halen.

U heeft dus wel de rol van studieloopbaanbegeleider?

Ja, die heb ik nu wel. Van eerstejaars studenten en volgend jaar ga ik met die studenten mee naar het tweede jaar en uiteindelijk komen ze in het vierde jaar en dan zwaai ik ze uit. Nu doen we dat, die gesprekken, die studieloopbaanbegeleiding nog aan de hand van cijferlijstjes en dat soort dingen, maar op termijn moet dat meer naar een digitaal portfolio gaan. Dat studenten dus, die moeten tijdens hun

In document Bijlagen Inhoudsopgave 1 (pagina 68-80)